Termen en begrippen | Genade van de steiger (2013)

Termen en begrippen — Bij het boek De genade van de steiger zijn verschillende termen en begrippen gebruikt, waarvan een groot deel nieuw is, doordat ze ontleend zijn aan de contemporaine kunstkritiek. Gebruik de zoektoets om ze snel te vinden of doorloop de lijsten op alfabetische volgorde!

Genade van de steiger | Afb. 15 A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | Afb. 15 A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1984. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Interbellum_0209 detail (2012).

Opmaat | A.J. Derkinderen

Het lijkt niet erg spannend, zo’n overzicht van termen en begrippen. Maar als je er doorheen scrolt, dan krijg je wel in kort bestek een indruk waar De genade van de steiger over gaat. Ongetwijfeld zitten er kwaliteiten en kwalificaties in die je nog niet kent. Dat heeft te maken met de rol die aan de contemporaine kunstkritiek is toegekend. Er was zo weinig bekend over de monumentale kunst uit het interbellum dat voor de waardering onder meer gekeken is naar hoe men die kunst destijds apprecieerde, in welke woorden men de op- en aanmerkingen in recensies omschreef en welke idealen en visies daaraan ten grondslag lagen. 

Ga eens kijken bij factuur of makelij, klassiek/klassiek-barok-modern, decorum, gestileerd, haptische modus versus optische modus en zo verder.

In het boek is deze bijlage niet geïllustreerd. Hier hebben we ervoor gekozen om dat wel te doen vanwege de afwisseling en om in de lange rol naar beneden oriëntatiepunten te creëren. Uit de serie foto’s die in het kader van dit project zijn gemaakt – en die de RCE helaas nog steeds niet allemaal on line heeft gezet – hebben we het glasraam van A.J. Derkinderen gekozen in het universiteitsgebouw van Utrecht. Sjaan van der Jagt heeft dat in in 2012 in zijn totaliteit en in verschillende onderdelen gefotografeerd die een treffend beeld geven van het verfijnde ontwerp van een van de oudste monumentale glazen van deze kunstenaar. Door de later spelende conflicten rond de ramen voor de Beurs van Berlage is dit glas in de vergetelheid geraakt. De termen en begrippen die hierop van toepassing zijn, zijn met name: ambachtelijkheid, Beuroner stijl, combinerende verbeelding, decoratief (in de zin van monumentaal), gemeenschapskunst, iconografie, stijlindicator (de gestileerde ‘boom’ links en rechts van de personificaties is typisch Beuroner stijl) en symboliek. Voor wie tijd heeft een aardige oefening om na te gaan welke begrippen en kwalificaties waarbij horen.

Waardenstellende termen en begrippen

Uitgangspunten*

In dit overzicht zijn termen en begrippen opgenomen die enerzijds een verklarende woordenlijst vormen en anderzijds bruikbaar zijn voor het stellen van waarden. In het laatste geval wordt uitgegaan van de drie hoofdcriteria van de Monumentenwet: schoonheid, betekenis voor de wetenschap en cultuurhistorische waarde. Aan het slot van ieder hoofdstuk van de canon is globaal aangegeven waar de toets van deze criteria toe leidt bij de drie hoofdstromingen. In een groot aantal gevallen zijn ze bovendien tussentijds per kunstenaar of groep geverifieerd. Hierdoor is een kapstok voorhanden om waardenstellingen op een meer gedetailleerd niveau uit te werken.

Bij een waardenstelling is het goed om enkele vuistregels aan te houden:

  • De vragen die primair moeten worden beantwoord, zijn: waar getuigt een bepaald kunstwerk of fenomeen van, waar is het de uitdrukking van, aan welke regels van de kunst voldoet het?
  • De drie hoofdcriteria kunnen worden gedifferentieerd naar gelang het type opdracht. Daarbij staan subcriteria ter beschikking zoals onder meer geformuleerd in de Handleiding selectie en registratie jongere stedebouw en bouwkunst (1850-1940) van de RCE (toen nog RdMz) uit 1991. Weliswaar zijn deze specifiek voor het gebouwde erfgoed ontwikkeld, maar verschillende ervan zijn ook bruikbaar voor de monumentale schilderkunst. Een voorbeeld is: de plaats van een werk in het oeuvre van de kunstenaar.[1]
  • Een aanvullende differentiatie kan plaatsvinden met behulp van onderstaande termen en begrippen, die enerzijds als subcriteria (ambachtelijkheid) en anderzijds als sleutelwoorden kunnen worden ingezet (Beuroner school).
  • In principe kan de onderzoeker zelf bepalen hoe de subcriteria zouden moeten worden verdeeld over de hoofdcriteria, zolang het maar eenduidig gebeurt. De esthetische, zintuiglijke waarden horen zonder meer onder schoonheid, maar bij betekenis voor de wetenschap en cultuurhistorische waarden is de grens moeilijker te bepalen. Meer cognitieve zaken als stijlaanduidingen, technieken, iconografie en typologie zouden kunnen worden gerangschikt onder wetenschap, terwijl die aspecten die een werk in een breder verband relateren aan een specifieke denkwereld of mentaliteit eerder een cultuurhistorisch cachet dragen. In dit laatste verband kan worden gedacht aan de rol van de kerk bij de acceptatie of veroordeling van een kunstsoort of de invloed van een groep als De Violier of De Gemeenschap. Overlappingen zijn daarbij onvermijdelijk.

In het overzicht is een onderscheid gemaakt tussen verklarende en verwijzende termen en begrippen. Bij het verklarende segment is met name gebruik gemaakt van de relevante paragrafen in dit boek, die vermeld worden in de bijbehorende noot, en voorts van de Nederlandse versie van de mondiale AAT (Art & Architecture Thesaurus) van het RKD.[2] De verwijzende categorie betreft de meer toegankelijke begrippen, voor de uitleg waarvan direct wordt verwezen naar de paragrafen, waarin ze aan de orde komen. Daarnaast is een aantal woorden in de uitleg aangeduid met een*: deze worden nader toegelicht in een afzonderlijk lemma en/of kunnen bij de waardenstelling worden ingezet als te beoordelen kwalificatie.

Genade van de steiger | A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie tussen attributen, emblemen en wapens. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie tussen attributen, emblemen en wapens. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1984. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort /Interbellum_0209 (2012).

Verklarende termen en begrippen

Ambachtelijkheid[1]

In het kader van de esthetica van Jacques Maritain – Art et scholastique (1920); Kunst en scholastiek (1924) – krijgt de ambachtelijkheid in de zin van technisch kunnen en meesterschap een zwaar accent, omdat alleen zo de Goddelijke schoonheid in een kunstwerk zou kunnen worden geïncarneerd. Dit speelt met name in de kunstkritiek van Pieter van der Meer de Walcheren en Jan Engelman.

Barok[2] (zie ook: nieuwe barok)

Verwijst naar een stijl en periode in de architectuur, beeldende kunst, muziek en literatuur in West-Europa en Amerika van circa 1590 (volgens de vooroorlogse literatuur vanaf 1520) tot 1750. De stijl kenmerkt zich door grote dynamische effecten door het gebruik van krachtige diagonalen, curven, getordeerde bewegingen, concaven en convexen en sterke contrasten tussen licht en donker, en massa en leegte met spectaculaire ruimte-effecten. Emoties als grootsheid en pathos werden doelbewust ingecalculeerd.

Beuroner school[3]

De Beuroner school dankt haar naam aan de benedictijner abdij van Beuron in Sigmaringen (Baden-Württemberg, Duitsland), waar de beeldhouwer Peter Lenz als pater Desiderius Lenz een nieuwe leer voor kerkelijke kunst ontwikkelde en uitdroeg. Op zoek naar de eeuwige wetten van de kunst kwam hij terecht bij de Egyptische en de Griekse cultuur. Hier meende hij een verhoudingensysteem te hebben (her)ontdekt dat gebaseerd zou zijn op de universele wetten van de geometrie. De overtuiging dat ideale verhoudingen leiden tot perfecte schoonheid, bracht Lenz ertoe om zijn ontwerpen te maken op (de onder)grond van een patroon dat met passer en liniaal was geconstrueerd. De uitgangspunten die Lenz in het verlengde hiervan hanteerde, doen behoorlijk ‘klassiek’ aan: aspecten als rust, evenwicht, sterke contourenlijnen, een eenvoudige plooival van de gewaden en vlakke, lege achtergronden werden gecombineerd met hiëratische composities, statische figuren en onpersoonlijke gelaatsuitdrukkingen. Lenz adviseerde kunstenaars om een beperkt aantal typen koppen te ontwikkelen. Thematisch valt een terugkeer op naar de voorbeelden van het vroege Christendom uit onder meer Ravenna en Rome. Uit het onderzoek voor dit boek is gebleken dat dit idioom in Nederland vooral werd gereserveerd voor het domein van de overwinnende kerk* in de apsis, het priesterkoor en eventueel een deel van het transept met de vieringskoepel. In de strijdende kerk* van het schip waren meer epische voorstellingen toegestaan uit de sfeer van de historieschilderkunst. Lenz zette daarvoor zelf de toon met zijn kruisweg in de Mariakerk van Stuttgart, waarvan hij de dramatiek zou kunnen hebben gelegitimeerd aan de hand van het meer dynamische segment van de Griekse vaasschilderkunst. De egale achtergronden zonder landschappen of architectuurverwijzingen en de smalle podia zijn daar zeker aan ontleend.

De invloed van de Beuroner school was heel groot, onder meer dankzij pater Willibrord – Jan – Verkade die als klasgenoot van Toorop, Derkinderen en Roland Holst, en als voormalige Nabis de relatie met de eigentijdse kunstenaars bestendigde. Verkade richtte ook de zaal in van de Beuroner school tijdens de Wiener Sezession van 1906. In Nederland worden zowel de kerkelijke kunstenaars als de symbolisten sterk door Beuron beïnvloed. Een belangrijke rol daarbij vervulde de katholieke kunstkring De Violier, waarin de jonge generatie kunstenaars en intellectuelen zich kort na 1900 verenigde. Uit het onderzoek voor dit boek is gebleken dat de schilders wel de principes van de Beuroner school aanvaardden, maar met behoud van hun eigen stijl. Hierdoor is in Nederland een grote diversiteit ontstaan in de door Beuron beïnvloede werken.

Biblia pauperum / biblium pauperum[4]

De biblia pauperum gaat als begrip terug op de middeleeuwse armenbijbels. Hoewel er in Nederland al langer belangstelling voor bestond, publiceerde Alberdingk Thijm in 1866 als eerste in Nederland een transcriptie van een dergelijke armenbijbel. Men meende dat deze boeken gemaakt waren voor de eenvoudige man die aan de rijke illustraties zijn bijbelkennis ontleende. Metaforisch gezien vormde de kerk met zijn uitmonstering van beelden, schilderingen en glazen eveneens een armenbijbel. In die zin is het begrip nauw verwant met dat van het ‘boek der leken’ (Gregorius van Tours, zesde eeuw), dat Alberdingk Thijm in De Heilige Linie herintroduceerde ter aanduiding van het kerkgebouw. Tijdens het interbellum komt de term biblium (enkelvoud) of biblia pauperum vaak voor, zowel in vakbladen als de dagbladpers, en wordt hij zowel gebruikt door critici als kunstenaars.

Bidimensionaal[5]

Sarcastisch bedoelde term van Joep Nicolas, met name gericht tegen Roland Holst, waarmee hij zich afzette tegen het principe dat de tweedimensionaliteit van de muur bij wandschilderingen en glas-in-lood leidend diende te zijn voor ontwerp en uitvoering.

Combinerende verbeelding[6]

In het interbellum speelde zowel de verbeelding in de zin van puur originele vondsten een rol als de verbeelding die tot een nieuwe combinatie van op zich bekende elementen leidt. Binnen de context van de geijkte christelijke iconografie was weinig speelruimte voor de introductie van volledig nieuwe beelden. Wel had de kerkelijke kunstenaar de mogelijkheid om verrassende combinaties te bedenken. De classicistische herkomst van dit concept is onder meer herkenbaar in de opvatting van Poussin dat de originaliteit in de schilderkunst in beginsel niet wordt bepaald door een nieuw onderwerp, maar door een ongekende dispositie en expressie, waardoor het onderwerp van gewoon en oud transformeert in bijzonder en nieuw. Hoe sterk dit in het interbellum leefde, blijkt uit de variant die Engelman hanteerde. Met name de kruiswegen, die aan zéér strenge regels waren gebonden, illustreren dit principe bij uitstek.

Contrapost[7]

Bij deze stijlfiguur gaat het, aldus de AAT, om de ‘evenwichtige doch asymmetrische positie van het afgebeelde menselijk lichaam, waarin het draaien of het buigen van de verticale as van het lichaam een verandering van de richting van heupen, schouders en hoofd tot gevolg heeft’. De contrapost is een stijlindicator om het barokke element op te sporen dat verwijst naar – de wisselwerking tussen – de trits gotisch-barok-expressionisme* en klassiek-barok-modern*.

Decoratief, decoratie[8]

Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw tot ver in de twintigste eeuw was het woord decoratief (werk) synoniem met monumentaal (werk) in de zin van muur- en gewelfschildering. Op deze manier werd het gebruikt door De Stuers, Joseph Cuypers, Aurier, Plasschaert en Toorop: de nadruk lag op de verheven strekking van de figuratieve voorstellingen (historieschilderkunst*) en een zo tweedimensionaal (bidimensionaal) mogelijk karakter om de ruimtewerking van de architectuur niet te verstoren. Net zoals voorheen in de geschilderde polychromie van Viollet-le-Duc en Cuypers senior gebeurde, hadden de omlijstende siermotieven een abstracte, vaak geometrische opzet, ook daar waar ze ingezet werden ter benadrukking van de constructie (kolommen, gewelfribben) of van de architectonische opbouw (de neggen van ramen, boogvelden). In het laatste geval vond – in het voetspoor van Cuypers senior – afstemming plaats op de materiaalpolychromie, zoals te zien is in het werk van de gebroeders Dunselman in Lisse. Op de kalligrafie na zal zowel het aantal als de uitwerking van de siermotieven lopende het interbellum steeds sterker afnemen. Tegenwoordig wordt onder decoratie nauwelijks nog het figuratieve, maar vrijwel uitsluitend het sierende deel van een uitmonstering begrepen.

Decorum[9]

Decorum is een begrip uit de klassieke retorica dat tijdens de renaissance in – de theorie van – de beeldende kunsten (met name de historieschilderkunst) werd overgenomen: het staat voor het principe dat bij een bepaald onderwerp ook een bepaalde stijl hoort en dat met name verheven thema’s op een waardige manier dienen te worden uitgedrukt. In de loop van de achttiende eeuw wordt dit principe overgebracht op de architectuur: dan gaat het om het type gebouw dat de stijl bepaalt. Het stijlpluralisme in zowel de architectuur als in de schilderkunst is dan ook in sterke mate door het decorum bepaald. Doordat de monumentale schilderkunst sterk schatplichtig was aan de historieschilderkunst en zich bij voorkeur richtte op verheven taferelen, speelde het decorum in dit genre een grote rol. Dat gold al helemaal voor kerkelijke kunst, die immers moest passen bij de waardigheid van de liturgie* die in de kerk werd gevierd. Het katholieke decorum werd daarom niet alleen gerelateerd aan de (beheersing van) gevoelsuitdrukking, maar ook aan de correcte vorm. De discussie daarover leidde tot de veroordeling van de kruisweg van Albert Servaes, de veroordeling van het expressionisme voor de kerkelijke kunst en uiteindelijk na de oorlog nog tot de verwijdering van de kruisweg van Aad de Haas uit de kerk van Wahlwiller op last van Rome.

Expressionisme[10]

Het expressionisme (van Latijn: expressio, uitdrukking) is een stroming in de Europese kunst en de literatuur, die zich manifesteerde vanaf circa 1910 tot 1940. In tegenstelling tot het impressionisme waarbij de weergave van de indruk van de werkelijkheid op de schilder centraal staat, gaat het bij het expressionisme om de uitdrukking van wat de kunstenaar voelt bij diens ervaring van de werkelijkheid. In principe wordt daarbij voortgeborduurd op het symbolisme, omdat opnieuw het innerlijke, het on(der)bewuste en het intuïtieve van de kunstenaar een dominante rol spelen. Anders dan bij het symbolisme zoekt deze echter niet meer naar een corresponderend teken, maar wordt de weergave zelf het teken waarin hij zijn – vaak met emoties beladen – visie neerzet. Het persoonlijke handschrift dat tijdens het symbolisme al aan betekenis had gewonnen, en de factuur* of makelij worden dan ook steeds belangrijker. Tegelijkertijd gaan de kleurtransposities, die met name te herleiden zijn tot Gauguin en Van Gogh, als uitdrukkingsmiddel een toonaangevende rol spelen. Deze ontwikkelingen zijn weer nauw verbonden met een van de aspecten die uiteindelijk als hét kenmerk van het expressionisme geldt: de vervorming van de werkelijkheid, in het interbellum vaak aangeduid met het adjectief gedefigureerd of gedenatureerd.

Vanuit de R.K. Kerk is het expressionisme tot tweemaal toe sterk veroordeeld: de eerste keer in het kielzog van de veroordeling van de kruisweg van Albert Servaes in 1921, de tweede keer als reactie op de tentoonstelling Religiöse Kunst der Gegenwart in het Folkwang-Museum, Essen 1932. Juist het misvormen van de werkelijkheid was, zoals Maritain in 1925 in De Gemeenschap uitlegde, volgens de Una sancta* een zonde tegen de katholieke leer en in strijd met de soevereine waardigheid van Christus. In zijn Art et scholastique (1920) – Kunst en scholastiek (1924) – had Maritain dit harde standpunt gepareerd: wilde de kunstenaar de Geest Gods in zijn werk laten ademen, dan ‘móét hij de stoffelijke uiterlijkheden der natuur eenigermate vervormen, herbouwen en van gedaante veranderen’. Aan het religieuze expressionisme heeft Maritain een invloedrijke esthetisch-filosofische legitimatie verschaft, die de R.K. Kerk echter niet heeft bereikt. Het afwijzende standpunt van Rome tegenover het expressionisme leidde uiteindelijk in Nederland tot een hoge vlucht van de nieuwe barok*.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1984. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Interbellum_0210 (2012).

Factuur of makelij[11]

Hiermee wordt zowel het schildermateriaal (de verf) aangeduid als de wijze waarop het te beschilderen oppervlak (het doek, de muur et cetera) wordt bedekt: al dan niet met dikke borstelstreken, bewerkt met een plamuurmes, of juist heel vlak en glad. In die zin raakt de factuur ook de textuur van een werk, terwijl de term daarnaast wordt gebruikt als synoniem van het persoonlijke handschrift van de kunstenaar. Onder invloed van het expressionisme werd dit een steeds belangrijker artistiek medium. Met textuur wordt overigens niet de tactiele weergave van stoffen door de schilder bedoeld, maar de tastbare structuur van de oppervlakte door verf en drager. In de kunstkritiek lijkt de term factuur vooral te slaan op de creatieve meerwaarde van de behandeling (waaronder het handschrift) van de stoffelijke componenten in een kunstwerk.

Gemeenschapskunst[12]

De term gemeenschapskunst werd in 1892 door Jan Veth geïntroduceerd ter omschrijving van het ideaal dat aan de basis lag van het werk van zijn studiegenoot en vriend A.J. Derkinderen. De grondslag hiervan vormde het ideologische beeld van een harmonische maatschappij, waarin men gezamenlijk, als gemeenschap, tot grote prestaties zou komen. Zowel katholieken als socialisten zagen dit belichaamd in de middeleeuwse kathedraal. In deze visie hoorde kunst een dienende functie te hebben voor de gemeenschap en dus een boodschap uit te dragen die de beschaving ten goede kwam. Dit model werd enerzijds gevolgd in het Rijksmuseum van Cuypers (het ideaal bestond lang voordat de term gemeenschapskunst werd geïntroduceerd) en anderzijds in de Beurs van Berlage. Beide projecten vormen tevens een indrukwekkend voorbeeld van een gesamtkunstwerk*.

Geometrische module; ‘aesthetische geometrie’; ‘bezielde geometrie’[13]

Het idee van de voorman van de Beuroner* school, Desiderius Lenz, om kunst te ontwerpen op basis van een geometrisch systeem, als universele matrix van de schoonheid, is niet nieuw. In de middeleeuwen al ontwierp men op basis van de gelijkzijdige driehoek, de Egyptische driehoek (stelling van Pythagoras) en de gulden snede. Tijdens de renaissance hielden verschillende kunstenaars zich bezig met de ideale maatverhoudingen (Da Vinci, Alberti en Dürer om er enkelen te noemen). In Nederland was het Cuypers die als een van de eersten zijn gebouwen (weer) op systeem ontwierp. In de traditie van het vitruvianisme, waarmee Cuypers aan de Academie van Antwerpen was opgeleid, stond het vertrouwen in de mathematische en proportionele beginselen van de bouwkunst centraal. Dit geloof kon in christelijke zin worden gelegitimeerd op grond van de spreuk uit het boek Wijsheid, dat God het al met maat en getal en gewicht geschapen heeft. Ook Lenz beriep zich hierop in zijn schoonheidsleer. Volgens Thijm was het universum op het goddelijke plan van een eeuwige orde en onverstoorbare harmonie en maat ingericht, waarvan geometrische figuren als cirkel, vierkant en driehoek de meest zuivere aardse benadering vormden. Afgaande op wat men destijds zelf beweerde, zou dit gedachtegoed niet door Thijm of Cuypers, maar vooral via Lenz worden overgedragen op de jonge generatie symbolisten en synthetisten van de Rijksacademie: Derkinderen, Roland Holst, Toorop, Verkade, allemaal waren ze overtuigd van het kosmische oerbeginsel van de geometrie. Architecten uit de stal van Cuypers als zijn zoon, Jan Stuyt, maar ook Mathieu Lauweriks en Karel de Bazel zouden dit systeem eveneens onder verwijzing naar Lenz in hun architectuur gebruiken. Via de theosofische Vahânaschool van Lauweriks en De Bazel kwam het weer terecht bij Chris Lebeau.

Gesamtkunstwerk[14]

Dit begrip dat populair werd dankzij de invulling die Richard Wagner eraan had gegeven, impliceert dat onder leiding van één dirigent alle onderdelen van de inrichting werden ontworpen en/of uitgevoerd. Subsidiair dient het als benaming voor een kunstwerk waarin verschillende kunstvormen zijn gecombineerd, ook zonder dat direct een centrale figuur als leider aan te wijzen valt.

Gestileerd[15]

Aanduiding in de kunstkritiek om het lineaire, geabstraheerde karakter aan te geven van het werk van de volgers van Toorop (Roomse Haagse School*) en de (oud-)leerlingen van de Rijksacademie, met name die van Roland Holst. Kunstcritici onder invloed van Maritain, zoals Van der Meer de Walcheren en Engelman die weer terug wilden naar een niet-literaire ‘schilderlijke’ schilderkunst, gebruikten de term gestileerd als een negatieve kwalificatie. Zij associeerden deze met begrippen als steriel, ‘cerebrale abstractie’ en gebrek aan levenskracht en vitaliteit. In de kunst die zij voorstonden, keert de schilder zich af van het ‘steeds ijler en ijler styleeren en schematiseeren van den natuurvorm’. Voor de symbolisten en synthetisten was de abstractie echter voorwaardenscheppend om symbolen op te sporen dan wel in te bedden. Ondanks het verschil van benadering deelden beide partijen de gedachte dat de kunst een ‘geestelijke realiteit’ moest ontsluiten en dat op een leesbare manier diende te doen.

Gotisch-barok-expressionisme

Zie nieuwe barok*.

Handschrift

Zie factuur*.

Haptische modus versus optische modus[16]

De tweedeling tussen de aardse, strijdende kerk en de hemselse, triomferende kerk correspondeerde met een onderscheid in uitdrukkingsvorm: de meer haptisch-tactiele en plastische voorstelling zou de aardse strijd tonen, terwijl de vooral spirituele, optisch-visuele, lineaire representatie de hemelse victorie zou onthullen. Deze benadering is ondenkbaar zonder de invloed van de Duitstalige kunsthistorische literatuur vanaf de late negentiende eeuw, c.q. van Alois Riegl: als cultuurhistoricus poneerde hij een cyclische afwisseling tussen periodes waarin de kunstenaar de voorkeur geeft aan een tweedimensionale, optische, schematische manier van waarnemen tegenover een perceptie op basis van tactiele, tastbare, en plastische kwaliteiten (1901). Dit alternatief correspondeerde met een vooral zinnelijk Geschmack en een meer spiritueel Kunstwollen. Het bijzondere van de – monumentale – kunst in het interbellum is dat deze twee modi tegelijkertijd, naast elkaar, in één programma werden opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn met name te vinden bij F.H. Bach, Joan Collette en – als eerste en meest bijzondere – Jan Toorop. In dit boek wordt met betrekking tot Riegls dichotomie* systematisch gesproken van de haptische en de optische modus.

Historieschilderkunst[17]

De historieschilderkunst dankt haar naam aan het begrip historia (L.B. Alberti) uit de renaissance dat slaat op een zo overtuigend mogelijke presentatie van een verhalend tafereel aan het publiek via de juiste entourage, het geëigende kostuum en het passende gebaar. Zowel de beginselen van het decorum* als van het movere* speelden hierin een grote rol. Hierbij ging het er om het menselijk handelen of een gebeurtenis niet zomaar letterlijk, maar in zijn meest superieure vorm weer te geven, waarbij het exemplum virtutis (de held of heldin) vanaf de late achttiende eeuw een centrale positie innam. Om de educatieve en moraliserende zeggingskracht te optimaliseren mocht, ja moest men zelfs bereid zijn om de historische ‘werkelijkheid’ aan te passen, te ‘verbeteren’. In de academische ‘hiërarchie der genres’ stond het historiestuk bovenaan. Naarmate het genre minder intellectueel en dus verhoudingsgewijs steeds meer op ambachtelijk werk steunde, stond het lager in de hiërarchie. Stillevens stonden helemaal onderaan. De historieschilderkunst kreeg in de negentiende eeuw een nieuwe betekenis in het kader van het ‘vaderlandsch gevoel’. Ook binnen het ideaal van de gemeenschapskunst* bleven de principes van dit genre actueel.

Historisch presens[18]

Een begrip uit de letterkunde dat omschreven wordt als grammaticaal tegenwoordige tijd die in bepaalde verhaalpassages kan worden verkozen boven de normale verleden tijd van het vertellen. In de beeldende kunst is dit fenomeen vergelijkbaar met de anachronistische aankleding van de personages in eigentijdse kledij of de opname van hedendaagse figuren in historische taferelen. In principe komt dit in de middeleeuwen al voor. Paul Gauguin actualiseerde deze kunstgreep met La vision après le sermon (La lutte de Jacob avec l’ange) (1888) en Le Christ Jaune (1889). Het kan als één van de kenmerken van het synthetisme* in de (monumentale) kerkelijke schilderkunst worden beschouwd.

Iconografie[19]

Het begrip is een samenstelling van de Griekse woorden beeld en (be)schrijven en betreft de discipline van de kunstgeschiedenis die zich richt op de beschrijvende analyse van de – symbolische – betekenis van beelden en tekens. Dit kan zowel op het niveau van het enkel­voudige object of de figuur, als van samenstellingen daarvan. Abstracte begrippen die worden verbeeld door personages worden als personificaties aangeduid. De objecten die ze vasthouden en aan de hand waarvan ze geïdentificeerd kunnen worden, heten attributen. In de christelijke iconografie worden ook heiligen uitgebeeld met attributen die tot herkenning leiden. Een van de fascinerende kenmerken van de christelijke iconografie is dat ze de weerslag vormt van eeuwenoude thema’s en (oer)typen uit allerlei culturen. Tegelijkertijd vormden deze eeuwenoude schemata een keurslijf dat echter onmisbaar werd geacht vanwege de vereiste leesbaarheid* van de kunst. Tegelijkertijd speelden het decorum* en de liturgie* een dominante rol. Het knappe van menig kerkschilder uit het interbellum is het vermogen om desondanks iconografische hoogstandjes in het werk te bereiken.

Individualiteit, eigenheid[20]

Vanaf de late negentiende eeuw kreeg de hegemonie van de hyperindividualisering van de kunst concurrentie van de gemeenschapskunst* die de dienende, publieke functie van de kunst weer centraal stelde (in de beste tradities van de historieschilderkunst*). Ook de groep kunstenaars en intellectuelen rond De Gemeenschap stelde het algemene, maatschappelijke belang ideologisch op de voorgrond, zij het in katholieke zin. Op grond van de status van de vrije wil in de katholieke geloofsleer bleven echter eigenheid en individualiteit een belangrijke positie houden in de kunst, zoals met name tot uitdrukking komt in de recensies van de priesters Bernard Molkenboer en J.B.W.M. Möller.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1984. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Interbellum_0215 (2012).

Klassiek / klassiek-barok-modern[21]

De term heeft algemeen een tweevoudige betekenis: aan de ene kant verwijst hij naar de klassieke oudheid als verzamelbegrip voor de Griekse en Romeinse cultuur van vóór de jaartelling. Aan de andere kant gaat het om een type kunst dat tijdens de renaissance en de daaropvolgende classicistische perioden het na te streven ideaal van de kunst vormde. Hieraan verbindt men met name betekenissen als rust, waardigheid, ingetogenheid, beheersing die zich onder meer uit in een evenwichtige structuur van horizontalen en verticalen, et cetera. Karakteristiek voor de waardering van deze kunst was de typering van de kenner J.J. Winckelmann (1717-1768): ‘eine edle Einfalt und eine stille Grosse’. In deze zin speelt het begrip tenminste al vanaf de zeventiende eeuw de positieve partij in de dialectiek van goede en verkeerde kunst. In de katholieke kunstkritiek is dit herkenbaar zowel bij J.B.W.M. Möller (Gildeboek) als Van der Meer (Opgang), welke laatste hierbij werd geïnspireerd door Maritain en de Frans-Europese beweging van le retour de l’ordre*, waarmee men meende de klassieke fase van de moderne kunst in te luiden. Op min of meer verwante wijze zou het begrip klassiek door Theo van Doesburg worden geactualiseerd via de trits klassiek-barok*-modern: het verleden had het klassieke met zijn nadruk op horizontalen en verticalen als een positief fenomeen aangereikt, terwijl het barokke* als de golvende, krullende afwijking daarvan als een negatief, gedegenereerd verschijnsel werd opgevat. Modern mocht alleen die kunst heten die in zijn ontwikkeling de klassieke principes respecteerde, zoals De Stijl. Verschillende monumentale schilders hebben aan deze trits – voor een deel in samenwerking met architecten – een eigen interpretatie gegeven om hun moderniteit tot uitdrukking te brengen (zie nieuwe barok*).

Kruisweg[22]

Vanaf de vijftiende eeuw wordt in de rooms-katholieke kerk de kruisweg beoefend: een liturgische handeling, waarbij de gelovigen biddend en herdenkend langs veertien zogenaamde kruiswegstaties gaan. Deze staties bestaan uit voorstellingen waarop scènes uit het lijden, strijden en sterven van Christus zijn uitgebeeld die voor een deel direct teruggaan op de Bijbel en voor een deel apocrief zijn (voor een compleet overzicht zie de kruisweg van Toorop in Oosterbeek). Onder Paus Clemens XII (paus van 1730-1740) werd het aantal op veertien vastgesteld. In 1741 werd de kruisweg verplicht in alle rooms-katholieke kerken, waartegenover een volle aflaat werd gesteld.

De dominicaan Bernard Molkenboer gaf bij de bespreking van het exemplaar van Toorop te Oosterbeek een goede omschrijving van het doel van de beoefening van de kruisweg: de beschouwer moet worden geprikkeld om vanuit zijn empathie de strijd van Christus te ervaren door ‘Hem schrede voor schrede op Zijn bloedig spoor te volgen’. Doel hiervan is de ‘in diepe godsvrucht doorleefde meditatie van de kernfeiten der Verlossing’, stelt Molkenboer, ‘waarin een dankbaar hart met tranen verzinkt’. Alleen zo is de ziel in staat ‘om de bittere vruchten van ’s Heeren passie zalig te proeven’ en zich ten slotte op mystieke wijze met God te verenigen. Dat is de norm waaraan een kruisweg hoorde te voldoen. Als de kunstenaar daar niet in zou slagen, vormt zijn werk ‘geen kruisweg in kerkelijk-liturgischen zin, maar hoogstens een artistieke of archeologische voorstelling’.

Aan de uitbeelding van de kruisweg stelde de Una sancta* hoge eisen: de passie van Christus staat immers niet zozeer voor het lijden, als wel voor het strijden. Het zou gaan om een lijdzame strijd die Jezus vrijwillig als offer voor de mensheid was aangegaan om de overwinning op de dood te behalen en de verlossing te bewerkstelligen. Ook het lijden van de heiligen of van de mensheid kon in het kader van het katholieke geloof worden geïnterpreteerd als strijd, omdat hiermee in de voetsporen van Christus zou worden getreden. In het geval van Maria werden smart en verdriet zelfs onvermijdelijk geacht voor de verlossing. Toch heeft de kerk alleen bij de kruisweg hierover duidelijk stelling genomen. Dit heeft te maken met het ‘leidend beginsel […], dat de Kerk in den Gekruiste het liefst den “Overwinnaar van den dood” aanbidt, want “Christus heeft geheerscht van het Kruis’, aldus pater Nieuwbarn in Het Roomsche Kerkgebouw. In de kruisweg mocht het lijden dus niet te sterk worden benadrukt en dat kon alleen door Christus waardig, tot op het onaangedane af, weer te geven. Omdat de kruisweg van Albert Servaes hieraan niet voldeed, werd deze in 1921 door Rome verboden voor godsdienstig gebruik.

Lijdende, strijdende en overwinnende kerk[23]

Deze van oorsprong middeleeuwse driedeling slaat op de ruimtelijke ordening in de kerk: de lijdende kerk in de vroegere voorhof en het portaal, de strijdende kerk in het schip en de overwinnende kerk – aangekondigd door de triomfboog – in het priesterkoor. Alberdingk Thijm die deze driedeling herontdekte, onderscheidde daarnaast een verticale geleding waarbij de vloer met de zerken stond voor de lijdende, het schip voor de strijdende en de vensterzone voor de overwinnende kerk. In het interbellum speelden beide tritsen een belangrijke rol, waarbij kunstenaars vaak op het snijvlak van de strijdende en overwinnende kerk grensverleggend bezig waren.

Liturgie[24]

Het woord komt al in de Handelingen van de Apostelen voor als verwijzing naar een openbare en duidelijk omschreven ceremonie voor Christenen. Tijdens de katholieke kunstenaarsdagen van 1932 gaf de liturgist dominicaan L. Verwilst de volgende omschrijving: ‘Liturgie is de officiëele eeredienst der Kerk. De Liturgie is niet het samenstel van de leer zelf der Kerk, doch onze dogma’s gegoten in eeredienst-vormen, een ritus voor een offer- en gebedsplicht volgens bepaalde regels opgesteld’. De liturgie had tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) haar beslag gekregen in de Romeinse ritus die tot het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) van kracht was. Het kerkgebouw vormde het podium voor deze ritus met zijn choreografie van bidden, smeken en offeren, zingen en bewegen, bewieroken, kussen en zegenen. Al vanaf vroegchristelijke tijden werd deze gewijde plaats in architectuur, interne ruimtelijke ordening en uitmonstering op de liturgie afgestemd. Er ligt dan ook een nauwe relatie tussen de liturgie, de bouwsymboliek, het decoratieprogramma en de iconografie van de monumentale kerkelijke kunst uit het interbellum.

Makelij

Zie factuur.

Movere[25]

Movere is een term uit de klassieke retorica die net als decorum* vanaf de renaissance als een van de vaste regels van de – academische – kunst is gaan gelden. Letterlijk betekent movere bewegen, in dit geval het gemoed bewegen (ontroeren, aandoen) en maakte het deel uit van het scala middelen uit de retorica om het publiek te overtuigen. Dit ontroeren en (dus) overtuigen diende in de kerkelijke kunst op een beschaafde manier plaats te vinden, in overeenstemming met het decorum*. Ook dat was een reden waarom de kruisweg van Albert Servaes in 1921 werd veroordeeld, hetgeen Rome later nog eens herhaalde met het expressionisme, zoals onder meer gebezigd door Emil Nolde. Movere leunt sterk aan tegen het eveneens retorisch begrip dilectare of genieting dat Maritain actualiseerde onder verwijzing naar Poussin in Art et scholastique (1920) – Kunst en scholastiek (1924). Bij de epische stroming die sterk onder invloed stond van de historieschilderkunst, speelde de retorica (welsprekendheid) met alle hier genoemde componenten een grote rol. Door de meer cerebrale inslag van de symbolisten en de synthetisten ging het in hun – katholieke – werk vaak meer om een gesublimeerde gevoelsoverdracht. Bij de expressionisten verschoof het accent in navolging van Van Gogh naar de relatie tussen het handschrift en de gevoelsuitdrukking. De kwalificatie die Godfried Bomans in 1963 vastlegde: ‘ergens doet het me wel wat’, is een directe afstammeling van het movere.

Mystiek[26]

In de mystiek staat het streven naar de transcendente vereniging van de menselijke ziel met God of een goddelijk opperwezen centraal, dat het christendom van het neoplatonisme heeft overgenomen. Omdat de beoogde vereenzelviging van de ziel met God in het katholieke geloof een stap te ver ging, werd deze vereniging beschreven in termen van een verloving of huwelijk tussen de ziel en Christus, met alle sexuele connotaties van dien. Maritain verwees in Art et scholastique (1920) – Kunst en scholastiek (1924) – naar Dionysius de Areopagiet in een passage over schoonheid en liefde, over de mens als minnaar en de liefdesextase die God zelf ondergaat als gevolg van zijn overvloed. Ook in het interbellum bleef het icoon voor de mystieke eenwording het barokke beeld van de mystica Theresia van Avila van de hand van G. Bernini. Een van de kunstenaars die de mystieke liefde in zijn werk een prominente rol toekende was Jan Toorop.

Nieuwe barok[27]

De nieuwe barok uit de jaren dertig is een vorm van expressionisme die in Nederland een hoge vlucht nam nadat Rome het expressionisme had veroordeeld als arte blasfema (godslasterlijke kunst). Door op de barokke vormentaal in te spelen die geassocieerd werd met de reformatie, beschikten de kunstenaars over een effectief alibi. De keuze voor de barok lag voor de hand vanwege de met name door Duitse kunsthistorici en –critici uitgedragen opvatting, dat gotiek, barok en expressionisme op hetzelfde Formwillen teruggingen: de barok werd dus opgevat als een vorm van gotiek en het expressionisme als alternatieve barok. Ook in Nederland raakte de trits gotiek-barok-expressionisme ingeburgerd. Tegelijkertijd speelde de trits klassiek-barok-modern* van Theo van Doesburg een belangrijke rol in het kunstdebat van het interbellum.

Optische modus

Zie haptische modus versus optische modus

Originaliteit

Zie gecombineerde verbeelding.

Pondération[28]

De pondération is als begrip ontleend aan Viollet-le-Duc: het betreft het evenwicht tussen de samenstellende onderdelen in een ontwerp, waarbij massa’s van ongelijke grootte en diepte tot een ‘euritmische’ harmonie worden gebracht. Het begrip dient in dit onderzoek als noodoplossing, omdat in de kunstkritiek van het interbellum geen sluitend alternatief voorkomt. Pondération is voor een deel vergelijkbaar met wat Engelman in zijn bespreking van het werk van Van Rees bedoelde met de ‘nieuwe ruimtelijke logica’* en ‘het nieuwe gevoel voor het ruimtelijke dat de antieke perspectief aantastte’. Dit laatste kan echter ook zonder pondération. Een ander evenmin helemaal sluitend alternatief is het woord ‘verhoudingsbeelding’* van Van Doesburg: de harmonie tussen het objectieve en het subjectieve in de (contra-)compositie op het platte vlak; tussen horizontalen, verticalen en/of diagonalen met de gekleurde vlakken, die door deze lijnen worden ingesloten.

Rationalisatie[29]

De productie van monumentale uitmonsteringen was (ook) in het interbellum sterk gerationaliseerd. Onder leiding van de vaak academisch gevormde ontwerper van de polychromie werkte een ploeg aan figuristen (waartoe ook de ontwerper zelf hoorde), vlakversierders voor de ornamenten en kalligrafen voor de opschriften. Het voorbereidende werk werd gedaan door stukadoors voor de drager van de schilderingen en vakschilders voor de grondlagen. De vakschilder kon zich opwerken tot gediplomeerd meesterschilder door zich via opleidingen te bekwamen in kalligrafie en vlakversiering. Een deel daarvan zette door en ontwikkelde zich tot figurist. Verschillende academisch gevormde schilders die monumentaal werk uitvoerden hadden overigens een vooropleiding gehad aan de ambachtsschool (onder wie Matthieu Wiegman, Henri Jonas en Charles Eyck).

Retour à l’ordre[30]

De Frans-Europese beweging van le retour à l’ordre, actief vanaf 1918, ging uit van de immanent geachte groei van de moderne kunst naar een klassieke* fase die noodzakelijkerwijs moest volgen, na de reuring van het abstracte, kubistische experiment. Vertegenwoordigers hiervan waren onder anderen de filosoof Jacques Maritain, de dichter-kunstenaar Jean Cocteau en de schilder Pablo Picasso, en in Nederland in de monumentale kunst met name Matthieu Wiegman en Otto Van Rees. Hier werd de beweging in de kunstkritiek vooral uitgedragen door Pieter van der Meer de Walcheren en Jan Engelman. De Rappel à l’ordre, zoals Cocteau deze beweging noemde, inspireerde de beeldende kunstenaars tot de ontwikkeling van een nieuw classicisme dat in verhouding tot abstracte voorfase realistisch oogde.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1984. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Interbellum_0216 (2012).

Riegls dichotomie*

Zie haptische modus versus optische modus

Roomse Haagse school[31]

De Roomse Haagse school heeft feitelijk nooit bestaan, dat wil zeggen niet onder deze benaming. De naam slaat op artiesten die lid waren van het Haagse katholieke kunstenaarsgenootschap of in de directe omgeving daarvan verkeerden. Men streefde een symbolistische kunst na die ‘rein intellectief [sic]’ van karakter was. Niet de streling van de zintuigen, maar de ‘voldoening voor het verstand’ stond voorop die gepaard ging met een gesublimeerde gevoelsuitdrukking. Een sterk lineaire, gestileerde* kunst, geënt op het voorbeeld van Toorop was het resultaat. Uit het onderzoek voor dit boek is gebleken dat onder deze kunstenaars de eerste volwaardige receptie van het idioom van Thorn Prikker in Nederland heeft plaatsgevonden. Veel van de kunstenaars uit deze groep maakten vroeg of laat een overstap naar de nieuwe barok*.

Stijlindicator[32]

Met het begrip stijlindicator wordt een element aangeduid op grond waarvan een bepaalde stroming of vormentaal kan worden geïdentificeerd en gedateerd. Tussen de meer algemene kenmerken nemen ze een bijzondere positie in. In dit boek betreft het met name de golvende bies bij de Beuroner kunst als begrenzing van een object of gebied in een voorstelling. Voorts karakteristieke, smalle verticale elementen die in blokjes zijn opgeknipt uit het idioom van Thorn Prikker, als onderdeel van het door hem ontwikkelde glasmozaïek.

Stijlpluralisme, pluriforme of meerstijlige kunstenaars[33]

Tot ver na 1940 beschouwde men het als normaal dat een kunstenaar – tegelijkertijd – in meer stijlen werkte. Het concept van een lineaire ontwikkeling volgens het principe van progressie, waarbij de ene stijl chronologisch op de andere volgt en tot steeds ‘betere’ kunst leidt, was niet aan de orde. Kunstenaars achtten zich vrij om in deze meerstijligheid op een eclectische manier uit het verleden te putten. Niet alleen werd de keuze voor een belangrijk deel gestuurd door het decorum*, maar ook door bepaalde associaties die met een specifieke stijl gepaard gingen. Een goed voorbeeld is de barok* die als de stijl van de contrareformatie bij uitstek geschikt was voor kerkelijke doeleinden.

Symbolisme[34]

Het symbolisme was een stroming in de beeldende kunst, muziek, toneel en literatuur die in het fin de siècle opgang maakte, in eerste instantie in Frankrijk, maar spoedig daarna ook in de rest van Europa. Verbeeldingskracht, fantasie en intuïtie werden centraal gesteld. Het symbolisme heeft een sterk individueel karakter, wat onder meer te maken had met de belangstelling voor het onderbewuste, het ongewone en het onverklaarbare. De innerlijke, irrationele ervaringen werden belangrijk, met de nadruk op droombeelden en de dood. Deze wat beladen inspiratie ging gepaard met onheilsverwachting en dreiging, onmacht en decadentie. Wat betreft de uitwerking stond het symbool niet langer voor een teken dat volgens een algemeen geaccepteerde code een bepaald begrip of samenstel van begrippen zou weergeven met geijkte personificaties en attributen. Als waarneembaar en betrekkelijk herkenbaar teken fungeerde het als poort naar een niet-zintuiglijke wereld. De kunstenaar zou door zijn talent toegang hebben tot die wereld en zelf de symbolen bedenken of bepalen welke bestaande beelden geschikt waren om zijn visie op de ideeën uit die wereld uit te drukken. In die zin had het symbolisme een sterk neoplatoons karakter.

In de loop van de jaren twintig nam het talige karakter van het symbolisme als ‘duister geheimschrift’ steeds verder af en werd onder invloed van het expressionisme* de nadruk verlegd naar het intuïtieve teken.

Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het ‘klassieke’ symbolisme uit de late negentiende eeuw in Nederland was Jan Toorop* die tevens exemplarisch is geweest voor de verdere ontwikkeling van het symbolisme na 1900 tot in het interbellum. In dit verband kunnen verder kunstenaars als Willem van Konijnenburg, Chris Lebeau en Anton Molkenboer worden genoemd.

Synthetisme[35]

Het synthetisme kan worden opgevat als een differentiatie van het symbolisme. Bij het symbolisme in engere zin zocht een kunstenaar bij de ideeën die hij wil uitdrukken een bijpassend realistisch ogend teken. Bij het synthetisme was het juist andersom: door zijn talent achtte de kunstenaar zich in staat het teken dat onder de werkelijkheid verborgen ligt op te sporen en in zijn kunst te actualiseren. Het gaat om een synthese van leesbare beeldcomponenten uit de wereld om ons heen, die de kunstenaar destilleerde en tot symbool verhief om zijn visie uit te drukken. Een van de initiatoren was Paul Gauguin die hiervoor gebruik maakte van het historisch presens.*

Belangrijke vertegenwoordigers in Nederland waren A.J. Derkinderen en R.N. Roland Holst die het synthetisme verbonden aan het ideaal van de gemeenschapskunst*.

Ook het synthetisme is het gehele interbellum lang van kracht gebleken, waarbij met name het historisch presens* een belangrijk kenmerk bleef.

Una sancta

Synoniem dan wel metoniem voor de rooms-katholieke kerk. Het begrip slaat op de ‘ene heilige katholieke en apostolische kerk’ uit de geloofsbelijdenis die een vast onderdeel is van de liturgie van de Eucharistieviering: ‘Et unam, sanctam, catholicam et apostolicam Ecclesiam’ (vanwege het toevoegsel ‘Credo in …’ (Ik geloof in …), staat dit in de oorspronkelijke tekst in de accusativus) Het wordt in deze publicatie in de nominativus als metafoor en metoniem voor de R.K. Kerk gehanteerd. Voor de volledige tekst zie Wikipedia, lemma ‘Credo (mis)’.

Genade van de steiger | Detail afb. 15 A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | Detail afb. 15 A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1984. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Interbellum_0211 (2012).

Verwijzende termen en begrippen

Modern en anti-modern

Paragraaf 1.2 Probleemstelling; 2.3.1 Derkinderen en het ‘correctief voor den nood der tijden’; 2.3.2 De aanloop naar onderwijshervorming; 2.4.1 De Katholieke Leergangen in Tilburg; 6.1 Jargon en spelersveld; 6.2.3 Kosmisch symbolisme (1921-1927); 6.2.4 De kruisweg van Oosterbeek (1916-1919); 6.4.3 Een pluriforme mozaïst

Maniërisme

Paragraaf 4.5.4 Tussen joie de vivre en devotie; 7.3.2 De inspiratie van Derkinderen en de Goudse glazen.

Mozaïek

Paragraaf 5.8.3 Gerardus Majellakerk te Tilburg; 5.8.4 De Cenakelkerk in de Heilig Landstichting (Piet Gerrits); 6.3.6 Toetssteen: Augustijn Hermans en Gerhard Jansen; 6.4.2 De Antonius Abtkerk in Scheveningen (1925-1928); 6.4.3 Een pluriforme mozaïst (Anton Molkenboer).

Leesbaarheid

Paragraaf 4.2 Albert Plasschaert; 4.4.2 De esthetica van Jacques Maritain; 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer; 4.5.3 Barok als alternatief expressionisme; 5.8.5 Evaluatie en waardering (Piet Gerrits); 6.1 Jargon en spelersveld; 6.3.1 In de periferie van grote meesters: Alex Asperslagh; 6.4.1 O.L. Vrouwe van Goede Raad in Den Haag (1922-1923); 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten; 7.7.2 Pietàkapel met de bewening in de Obrechtkerk; 7.12.4 Kritiek, kenniswinst en waardering.

Kubisme, cubisme

Paragraaf 1.2 Probleemstelling; Paragraaf 2.3.6 Campendonk en de voorhoede van de Wederopbouw; 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer; 4.5.2 Een ‘plastisch en poëtisch esperanto’; 4.5.3 Barok als alternatief expressionisme; 4.5.4 Tussen joie de vivre en devotie; 6.2.4 De kruisweg van Oosterbeek (1916-1919); 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten; 7.7 Otto van Rees; 7.12 De overvloed van de weelde: naschrift en slotbeschouwing

Abstract en figuratief

Paragraaf 2.3.6 Campendonk en de voorhoede van de Wederopbouw; 4.2 Albert Plasschaert

Byzantijns

Paragraaf 5.3 De epische mise-en-scène en de Beuroner beurtzang; 5.7 Tussen architect, atelier en kunstenaar: Joseph Cuypers en Joan Collette; 5.8.3 Gerardus Majellakerk in Tilburg en 5.8.4 De Cenakelkerk in de Heilig Landstichting (Piet Gerrits); 5.9 Op Beuroner wieken: Charles Eyck; 5.10.5 Kritiek, kenniswinst en waardering (Collette); 6.3.7 Evaluatie: kritiek en waardering (Collette); 6.4.3 Een pluriforme mozaïst (Anton Molkenboer).

Muur als papier

Paragraaf 2.3.2 De aanloop naar onderwijshervorming (Derkinderen); 6.2.4 De kruisweg van Oosterbeek (1916-1919); 7.6.1 Tussen klassiek en barok (Otto van Rees); 7.7 De muur als een blad papier: Jos ten Horn

Neogotiek

Paragraaf 4.6 Naschrift: in de periferie van de kunstkritiek; 5.7 Tussen architect, atelier en kunstenaar: Joseph Cuypers en Joan Collette

Symboliek

Paragraaf 5.2.2 Symboliek, iconografie en liturgie

Verfmateriaal

Paragraaf 2.3.4 De steen der wijzen; hoofdstuk 3: fresco, keim, wasverf, caseïne; paragraaf 5.4.2 Rolverdeling en technieken (gebroeders Dunselman)

Dragers

Paragraaf 2.3.3 De collegestof van Derkinderen; hoofdstuk 3: pleister, linoleum, eterniet, hardboard, zachtboard; paragraaf 5.4.2 Rolverdeling en technieken (gebroeders Dunselman)

Genade van de steiger | Detail afb. 15 A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | Detail afb. 15 A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1984. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Interbellum_0214 (2012).

Naschrift

Mochten er lezers zijn die suggesties hebben voor aanvullingen en aanpassingen van de bovenstaande lijsten, dan is dat van harte welkom. Laat het ons weten per app of per mail: 06 513 87 805 of vanhellenberghubar@gmail.com.

;-) B (&M)

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Noten

*Bij dit overzicht wordt verwezen naar beleid en regelgeving die anno 2013 van kracht was. De belangrijkste verandering is de Erfgoedwet (1916). Wat die op dit specifieke punt heeft gebracht wordt uitgelegd in: Hubar, Bernadette van Hellenberg en Marij Coenen. “De mantel der bescherming. De Laurentiuskerk van Joseph Cuypers en Jan Stuyt als toetssteen”. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 15 (2021): 22-30. http://bit.ly/2TXbZnz-VanHH2Org

Voor de volledige titels, waarnaar door middel van verkorte titels wordt verwezen, zie de bibliografie van De genade van de steiger.

[1]   Zie paragraaf 4.4.2 De esthetica van Jacques Maritain.

[2]   Bewerking en aanvulling van het lemma barok op de AAT.

[3]   Nieuwbarn, Beuroner Kunstleer, passim. Verkade, Van ongebondenheid, pp. 228-230. Zie voorts paragraaf 5.4.1 Jan Dunselman als historieschilder après la lettre; 5.4.3 De Nicolaaskerk: historieschilderkunst en Beuroner schema’s; 5.10.5 Kritiek, kenniswinst en waardering; 6.1 Jargon en spelersveld; 6.6.6 Kritiek, kenniswinst en waardering.

[4]   Het thema van de Biblia pauperum en het boek der leken is verspreid over deze studie te vinden (zie het register). Meer in het bijzonder komt het ter sprake in paragraaf 2.3.2 De aanloop naar onderwijshervorming; 2.3.3 De collegestof van Derkinderen.

[5]   Nicolas, Wij glazeniers, p. 90. Voor de context zie paragraaf 2.3.5 Roland Holst aan het roer en 4.5.3 Barok als alternatief expressionisme.

[6]   Zie 4.5.4 Tussen joie de vivre en devotie, paragraaf 5.2.2 Symboliek, iconografie en liturgie, 5.6.4 Evaluatie en waardering (F.H. Bach), 5.10.3 Han Bijvoet als epische einzelgänger (1897-1975), 5.10.5 Kritiek, kenniswinst en waardering, 6.2.4 De kruisweg van Oosterbeek, en 7.10 Charles Eyck.

[7]   Site RKD, AAT (Art & Architecture Thesaurus), zoekterm: contrapost.

[8]   Zie de paragrafen 2.1 Entree in de historiografie, 2.3.1 Derkinderen en het ‘correctief voor den nood der tijden’ en 4.2 Albert Plasschaert. Voorts: Hubar, De muziek van het licht, passim.

[9]   Zie de paragrafen 1.2 Probleemstelling, 2.3.5 Roland Holst aan het roer, 4.2 Albert Plasschaert, 4.4.2 De esthetica van Jacques Maritain, 5.2.2 Symboliek, iconografie en liturgie, 5.4.1 Jan Dunselman als historieschilder après la lettre, 5.4.5 Tussentijdse balans en waardering, 5.10.5 Kritiek, kenniswinst en waardering. Een definitie in de Nederlandse versie van de mondiale AAT (Art & Architecture Thesaurus) van het RKD ontbreekt.

[10] Bewerking en aanvulling van het lemma Expressionisme op Wikipedia. Een definitie in de Nederlandse versie van de mondiale AAT (Art & Architecture Thesaurus) van het RKD ontbreekt. Voor een nadere uitleg zie voorts de paragrafen 4.4.2 De esthetica van Jacques Maritain; 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer, 4.5 Jan Engelman en 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten.

[11] Zie paragraaf 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer en 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten. Een definitie van factuur of makelij ontbreekt in de Nederlandse versie van de mondiale AAT (Art & Architecture Thesaurus) van het RKD.

[12] Zie met name Bank en Van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur, pp. 151-194. De AAT verwart dit begrip met dat van publieke kunst. Voorts paragraaf 2.3.1 Derkinderen en het ‘correctief voor den nood der tijden’, en 2.3.2 De aanloop naar onderwijshervorming.

[13] Nieuwbarn, Beuroner Kunstschool, pp. 26, 28, 39. Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 48-549; 336-345; i.h.b. p. 231. Zie paragraaf* 2.3.5 Roland Holst aan het roer; 6.2.3 Kosmisch symbolisme (1921-1927); Het kosmische programma in de oudkatholieke kerk te Leiden (1926-1931).

[14] Zie ook de AAT. Voorts het lemma Gesamtkunstwerk uit het Algemeen letterkundig lexicon (2002) op de site van de DBNL. Een uitstekende contextmatige uitleg is te vinden bij Bank en Van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur, pp. 151-194.

[15] Zie paragraaf 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer en 4.5 Jan Engelman.

[16] Zie de paragrafen 5.6.3 Aardse en hemelse stijl: Riegls dichotomie, 5.7.4 De uitmonstering van de Laurentiuskerk te Dongen, en 6.2.4 De kruisweg van Oosterbeek (1916-1919).

[17] Gebaseerd op paragraaf 5.4.1 Jan Dunselman als historieschilder après la lettre. De AAT toont een afwijkende uitleg van dit begrip.

[18] Bewerking en aanvulling van het lemma historisch presens uit het Algemeen letterkundig lexicon (2002) op de site van de DBNL.

[19] Zie paragraaf 5.2.2 Symboliek, iconografie en liturgie. Voorts de Nederlandse versie van de mondiale AAT (Art & Architecture Thesaurus) van het RKD.

[20] Zie de paragrafen 4.3.1 Bernard H. Molkenboer o.p. en 4.3.2 Rector J.B.W.M. Möller.

[21] Zie 4.3.2 Rector J.B.W.M. Möller, 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer, 4.5.3 Barok als alternatief expressionisme, 7.5 Matthieu Wiegman, en 7.6 Otto van Rees.

[22] Voor een deel ontleend aan het gelijknamige lemma op Wikipedia. Zie voorts paragraaf 4.4.2 De esthetica van Jacques Maritain, 5.2.2 Symboliek, iconografie en liturgie, en 6.2.4 De kruisweg van Oosterbeek (1916-1919).

[23] Zie paragraaf 5.2.2 Symboliek, iconografie en liturgie.

[24] Zie paragraaf 5.2.2 Symboliek, iconografie en liturgie. Voorts de lemma’s liturgie, Concilie van Trente en Tweede Vaticaans Concilie op Wikipedia.

[25] Zie paragraaf 4.1. Woorden, 4.3.1. Bernhard H. Molkenboer o.p., 4.4.2 De esthetica van Jacques Maritain, 5.4.1 Jan Dunselman als historieschilder après la lettre, en 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten.

[26] Zie paragraaf 2.4 De Roomsche academie, 4.3.2 Rector J.B.W.M. Möller, 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer, 4.5.2 Een ‘plastisch en poëtisch esperanto’, 4.5.4 Tussen joie de vivre en devotie, 5.4.4 Kees Dunselman in de Obrechtkerk: een iconografische exercitie, 6.2 Toorops katholieke symbolisme.

[27] Zie de uitleg in paragraaf 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten.

[28] Zie de uitleg in paragraaf 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten. Viollet-le-Duc, Entretiens I, 1863, pp. 479-486.

[29] Zie paragraaf 2.2 De actoren en 2.5 Het onzichtbare leger van vakschilders.

[30] Zie het betreffende lemma op Wikipedia en de paragrafen 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer, 7.5 Matthieu Wiegman, en 7.6 Otto van Rees. Wat de Nederlandse vrije schilderkunst betreft zie Blotkamp e.a., Magie en zakelijkheid, passim.

[31] Zie paragraaf 6.3. De Roomse Haagse school.

[32] Zie paragraaf 5.7.2 De Beuroner stijlindicator, 6.3.2 Thorn Prikker terug in Den Haag: Lou Asperslagh, 6.3.6 Toetssteen: Augustijn Hermans en Gerhard Jansen, 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten, en 7.3.1 Asselt: de ‘groote symphonie der doodenmysteriën’

[33] Zie met name paragraaf 1.2 Probleemstelling.

[34] Bewerking en aanvulling van het lemma symbolisme op Wikipedia. Een definitie in de Nederlandse versie van de mondiale AAT (Art & Architecture Thesaurus) van het RKD ontbreekt. Voor een nadere uitleg zie voorts de paragrafen 4.2 Albert Plasschaert, 6.1 Jargon en spelersveld, en: 7.1 Liturgie, vormconcepten en exponenten.

[35] Zie hiervoor paragraaf 2.3.5 Roland Holst aan het roer, 4.2 Albert Plasschaert, en 6.1 Jargon en spelersveld. Een definitie in de Nederlandse versie van de mondiale AAT (Art & Architecture Thesaurus) van het RKD ontbreekt.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), uit 1894. Foto Sjaan van der Jagt/Beeldbank RCE 2012.

Genade van de steiger | Detail A.J. Derkinderen, De Utrechtse Stedenmaagd en de Academie. Glasschildering voor het ‘Utrechtsch Universiteitsgebouw’ (Academiegebouw), 1893-1894. Opvallend zijn de florale motieven geëtst in het glas. Foto Sjaan van der Jagt/Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Interbellum_0217 (2012).

Sociale media en erfgoed

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB.

Ga eens kijken en deel de berichten, zodat ze een nog grotere actieradius bereiken!

Je kunt ons en andere onderzoekers ook helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina (graag de hashtags #GvdS, monumentale schilderkunst, vaktermen gebruiken).

Verkorte link van dit item: VanHH.org/?p=19230

Spreadsheet tijdlijn archiefonderzoek Catharinakerk Eindhoven (deel 1)

Spreadsheet tijdlijn archiefonderzoek Catharinakerk Eindhoven — We hebben opnieuw een tweelingartikel gemaakt, een twee-eiige tweeling wel te verstaan. Het experiment met de combinatie van een dubbelartikel in vakblad Vitruvius en een spreadsheet online op onze website – over kasteel Borgharen4 – smaakte naar meer. Er lag namelijk nog een mooi stukje onderzoek te wachten op publicatie, maar het probleem was: de hoofdmoot bestaat uit een spreadsheet! En dat vind je hieronder

Het eerste deel van het dubbelartikel is in het oktobernummer van 2022 van Vitruvius verschenen, dat onder het spreadsheet staat.1 Hierin wordt vooral de methode van aanpak en ontsluiting toegelicht. In het tweede deel wordt ingezoomd op enkele vondsten en leemtes. Verder biedt het een overzicht van de bronnen in pdf die gedownload kunnen worden. Dat deel is verschenen in juli 2023 en kun je vinden onder deze link

Het spreadsheet is onderverdeeld in de volgende paragrafen:

  • De wegwijzer met een uitleg van de opzet.
  • De tijdlijn zelf die de volgende subparagrafen heeft:
    • Pierre J.H. Cuypers en Anton C. Bolsius | Pastoor-dekens G.W van Someren (tot 1877) en J. van Iersel
    • Willem H. Booms/Pierre J.H. Cuypers | Pastoor-dekens J. van Iersel (tot 1902) en A. Damen
    • Louis J.P. Kooken/Pierre J.H. Cuypers | Pastoor-dekens A. Damen (tot 1922) en Jos M.M. Maas
    • Kees C.H. de Bever | Pastoor-dekens Jos M.M. Maas (tot 1945), H.F. Heezemans (tot 1960) en W.J.H. Kaal
  • Afkortingen & termen en begrippen
  • Overzicht Pdf bestanden
  • Literatuur
De Catharinakerk te Eindhoven (1858-1876) van Pierre J.H. Cuypers. Foto bvhh.nu 2021

De Catharinakerk te Eindhoven (1858-1876) is ontworpen door en onder leiding van Pierre J.H. Cuypers. Dat weten we, maar wat weten we over het legioen van geestelijken, bestuurders en vakmensen dat nodig was om dit gebouw in te richten en in stand te houden? Dat vertelt het spreadsheet hieronder. Foto bvhh.nu 2021

Je kunt het spreadsheet direct downloaden via deze link! Het is niet zo dat we verwachten dat deze link op korte termijn zal verlopen, maar zolang we nog niet tot het digitale erfgoed van de Koninklijke Bibliotheek horen of een soortgelijke oplossing beschikbaar is, is het waarschijnlijk handig om dit bestand op je eigen computer te hebben.2 Voor het gebruik van de zoektoets is het niet nodig, want met die van de browser, waarin je deze webpagina bekijkt, kun je prima zoeken in het spreadsheet.

Ook de bijbehorende PDF-bestanden hebben we online gezet. Zoals we in het artikel al hebben aangegeven, moeten gebruikers zich wel realiseren, dat het bij dit werk niet gaat om professionele reproducties. De foto’s zijn in een hoog tempo met de hand gemaakt, waardoor – zeker als de inkt vervaagd was – de kwaliteit hier en daar minder is. In feite wordt het complete onderzoeksdossier ter beschikking gesteld. Je kunt het vinden in deze map https://bit.ly/Archiefonderzoek-Catharinakerk op VanHH4all (de eerder genoemde disclaimer is hierop van overeenkomstige toepassing).

Dit delen doen we graag, omdat we daar over en weer bij gebaat zijn. De wetenschap gaat er niet op vooruitgaat als iedereen op zijn gegevens blijft zitten. Bovendien kan het omdat het gaat om openbare stukken die in een archiefbewaarplaats liggen en het rapport met het spreadsheet inmiddels openbaar is in verband met de onherroepelijke omgevingsvergunning voor de restauratie van het dak van de Catharinakerk. Wat ons terugbrengt bij de vraag die naar dit onderzoek heeft geleid: welke leien lagen er oorspronkelijk op het dak van de Catharinakerk? Ga maar eens zoeken in de tijdlijn op leij en ley, of lees deel 1 van het artikel in vakblad Vitruvius hieronder!

Catharinakerk archiefonderzoek, deel 1

Hopelijk werkt de rijke oogst aan vondsten en inzichten in materiaalgebruik en technieken in de negentiende-eeuwse kerkbouw – en het onderhoud daarvan – inspirerend. Het zou bepaald geen luxe zijn als intensief archiefonderzoek standaard deel uit gaat maken van een omvangrijk restauratieproject als dat van deze kerk van Cuypers.

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Verwijzingen
  1. Titelbeschrijving van het artikel: Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘Wat de archieven kunnen vertellen. De Catharinakerk te Eindhoven. Deel 21. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 16 (2022), pp.20-29. https://drive.google.com/file/d/1ESlVCMzNXKcpoIfPQ2f7zqIO-hWrGAX3 
  2. Zie de disclaimer op het gebruik van de site, onder artikel 4.
  3. Naar deze webpagina kan verwezen worden als Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘Spreadsheet tijdlijn archiefonderzoek Catharinakerk Eindhoven’. VanHellenbergHubar.org, 2022. www.VanHH.org/?p=18946.
  4. Hubar, Bernadette van Hellenberg. ‘Helpende handen voor kasteel Borgharen’. Onder redactie van Marij Coenen. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 15 (2022): 12–19. VanHH.org/?p=18887.
  5. Downloadmap van het onderzoeksdossier met alle pdf’s van de van de ontsloten archiefstukken: https://bit.ly/Archiefonderzoek-Catharinakerk.
Sociale media en erfgoed

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB

Ga eens kijken en deel onze berichten, zodat items over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Je kunt ons en andere onderzoekers dan ook helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina. Het zou helemaal fijn zijn als je daarbij de hashtag #CatharinakerkEindhoven gebruikt.

Verkorte link van dit item: VanHH.org/?p=18946

Tussen expressionisme en de Beuroner school | Vitruvius

Tussen expressionisme en de Beuroner school — Het aprilnummer van Vitruvius ligt op de plank. Nou ja, plank … een virtuele plank dan wel, want Uitgeverij Educom heeft met Vitruvius de eerste stap gezet naar een digitaal tijdschrift. Het wordt dus niet langer in inkt en papier geproduceerd, maar wel met de vertrouwde opmaak. 

De Agathakerk vormt een bijzondere combinatie van benedictijner expressionisme in de bouwstijl en Beuroner school in de uitmonstering. Collage bvhh.nu 2020.

De Agathakerk vormt een bijzondere combinatie van benedictijner expressionisme in de bouwstijl en Beuroner school in de uitmonstering. Collage bvhh.nu 2020.

Waar we het ditmaal over hebben? Over een bijzonder kerkgebouw in Zandvoort uit 1928, de Agathakerk van Pierre J.J.M. Cuypers (inderdaad, de zoon van Joseph Cuypers) met een bijzondere uitmonstering in mozaïek, glas in lood en sectieltableaus van Lambert Lourijsen. Bernadette bezocht de kerk in 2014 toen ze bezig was met het onderzoek voor het boek over de nieuwe Bavo/KoepelKathedraal Haarlem. Het idee kwam van de toenmalige koster, Stephan van Rijt, die haar meenam op excursie naar het werk van Joseph en Pierre Cuypers junior in Heemstede, Aerdenhout en Zandvoort. Tijdens het bezoek aan de Agathakerk werd het zaadje geplant voor dit artikel, waarvoor een voorzet werd gemaakt in de vorm van een webartikel over de uitmonstering van Lourijsen. 

Er was ook een praktische reden om dit artikel nu te schrijven, want zoals je in de inleiding kunt lezen:

In de afgelopen nummers van Vitruvius hebben we regelmatig het woord beschermd laten vallen: beschermd monument, beschermd rijksmonument, beschermd gemeentelijk monument, beschermde interieurs, noem maar op. Vrijwel iedere keer ging het om voorbeelden met een volledige protectie, zowel van binnen als van buiten. Ditmaal gaan we het hebben over een gebouw met een beperkte bescherming: de Agathakerk van Pierre J.J.M. Cuypers in Zandvoort (1927-1928) met de monumentale uitmonstering van Lambert Lourijsen (1885-1950) (afb. 1). Dit is namelijk als beeldbepalend pand alleen van de buitenkant beschermd. 

Laten we hopen dat deze kerk nog lang in gebruik blijft, want op dit moment is het bijzondere interieur vogelvrij. 

We komen in dit artikel trouwens met een pleidooi voor een nieuwe stijlaanduiding: benedictijner expressionisme. Waarom we dat hebben gedaan? Omdat de term Amsterdamse school op dit moment voor alles wordt gebruikt wat expressionistisch oogt. Daarmee wordt de enorme invloed van de benedictijn dom Bellot onzichtbaar gemaakt. Vandaar dit voorstel. Wie weet gaat het nog school maken.

Je kunt het scherm hieronder met het artikel vergroten door op het rechter icoontje te klikken, direct naast de downloadknop in het raamwerk. 

Agathakerk_Zandvoort_VITRUVIUS_April_3_VanHH.org 2022

Je kunt het volledige nummer – met interessante artikelen over historisch geograaf A.A. Beekman, de oudste jurk van Nederland en de biografie van Eise Eisinga, de bouwer van het planetarium in Franeker – bestellen bij vakblad Vitruvius

Onze dank gaat uit naar iedereen die bijgedragen heeft aan dit artikel, onder wie natuursteenspecialist Hendrik Tolboom van de RCE met betrekking tot het bijzondere karakter van de apostelkoppen in granietsteen. Voorts Zandvoorts Museum Online (Zandvoortvroeger.nl) voor de foto van het glas van Lourijsen. Lest best Stephan van Rijt die, zoals hiervoor gezegd, Bernadette in 2014 liet kennismaken met dit verrassende werk van de derde architect Cuypers. 

Wil voorkomen worden dat het interieur uit de Agathakerk op een onzalig moment in de toekomst zonder enige vorm van bezinning (in de vorm van een vergunningenprocedure) verwijderd kan worden, dan zal dit gebouw op z’n minst een positie als gemeentelijk monument moeten hebben. Laten we hopen dat dit artikel zoveel bereik heeft, dat dit op korte termijn geïnitieerd kan worden.

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Sociale media en erfgoed

Dit artikel kan geciteerd worden als:  Hubar, Bernadette van Hellenberg. ‘Tussen expressionisme en de Beuroner school. Lambert Lourijsen in de Agathakerk te Zandvoort van Pierre J.J.M. Cuypers’. Onder redactie van Marij Coenen. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 15 (13 april 2022): 16–25. VanHH.org/?p=18761

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat Facebook: https://bit.ly/Facebook-VanHH2all

Ga eens kijken en deel de berichten, zodat de berichten over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Je kunt ons en andere onderzoekers ook helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina (graag de hashtags #kennisuitwisseling #kerkelijkerfgoed #bescherming #monument gebruiken).

Verkorte link van dit item: VanHH.org/?p=18761

 

Archief 2021 Centrale linkpagina Instagram en andere sociale media

Archief 2021 Centrale linkpagina Instagram en andere sociale media — Dit is het archiefbestand met betrekking tot de berichten die we hebben geplaatst in 2021.

Voor het actuele bestand volg je deze link.
Ben je op zoek naar een overzicht van alle items op deze pagina, surf dan naar de inhoudsopgave.
Voor meer informatie over hoe we sociale media inzetten om erfgoed te promoten, volg je deze link.

2021

Zalig kerstfeest

Je vindt het exemplaar in hoge resolutie door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!
Als je het bijbehorende verhaal wilt lezen, surf dan naar dit verhaal: https://bit.ly/1Ot5Tlh-VanHH2Org 

Op de kortste dag van ‘t jaar

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

Tussen foto’s en fragmenten | Nederlands religieus erfgoed op Facebook deel 2

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

Erfgoedzorg in de States

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

Herdenking Eerste Wereldoorlog | Marguérite Cuypers

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

De kopij voor deel 2 van ‘Nederlands religieus erfgoed op Facebook’ voor Vitruvius

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

Tussen data en debat | Nederlands religieus erfgoed op Facebook

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

Open Monumentendagen 2021 | Zondag is de Urbanuskerk van Nes aan de Amstel open

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

Je vindt het verhaal door deze link aan te klikken!

Maria Geboortekerk Ohé en Laak Open Monumentendagen 2021

Meer over de Open monumentendagen in de gemeente Maasgouw onder deze link.

Marguérite M.D.A. Glastra van Loon-Cuypers (1896-1986), oudste dochter van Joseph en Delphine Cuypers-Povel

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

Op naar Nes aan de Amstel voor de Open Monumentendag 2021

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

De mantel der bescherming

Je vindt het verhaal door de link in bovenstaande tweet aan te klikken!

Maskerade

Ga je mee om Maskerade virtueel te bekijken en de gedichten te lezen?

Joseph Cuypers 160 jaar!

Meer weten over Joseph Cuypers? Volg dan deze link!

Iconografie en de herbestemming van kerkgebouwen

Verder lezen? Volg dan deze link.

Pinksteren

Over inspiratie gesproken, wat vind je van het bevlogen verhaal onder deze link: http://bit.ly/1R2tAeY?

Groot streepzaad

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

*Voor het aangehaalde artikel volg: https://bit.ly/3f6Xh5w-erfgoedflora

Artikel volgende nummer vakblad Vitruvius

*Voor een overzicht van al onze artikelen op Vitruvius, volg https://bit.ly/3tXp8JW-Vitruvius

Hemelvaart 2021

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

Surf naar kerkgebouwen-in-limburg.nl voor de hier genoemde kerken.

Klein hoefblad (#erfgoedflora)

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

Lees meer over klein hoefblad op Wikipedia.

Sint Jozef op 19 maart

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

Lees het hele verhaal over Sint Jozef via deze link. Nou ja, hele verhaal …

Hoe zorgen we voor meer vrouwen in de Tweede kamer?

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

Lees hier meer over de actie over hoe het aantal vrouwen in de tweede Kamer groter kan worden.

Hoe we de leeuw weer in de benen krijgen! | Tweede Kamer Verkiezingen 15, 16 en 17 maart 2021!

… 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

Surf naar https://bit.ly/30Hac6n-Blendle-BartDeKoning 
Bovenstaande link werkt, ook al staat deze doorgestreept!

Internationale vrouwendag in het teken van de Tweede Kamer Verkiezingen

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

De naamdag van  Bernadette Soubirous, 18 februari 2021

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Bernadette Hellenberg Hubar (@vanhellenberghubar2all)

Een nieuw seizoen van de Franse komische serie Dix Pourcent op Netflix

Archief Dunselman naar KDC | Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen

Centrale linkpagina | Klik op de afbeelding om te vergroten! Collage bvhh.nu 2021.

Het liep tegen het nieuwe jaar (2020-2021)

Centrale linkpagina | Klik op de afbeelding om te vergroten! Collage bvhh.nu 2020.

De gebroeders Dunselman in vakblad Vitruvius

Centrale linkpagina | Klik op de afbeelding om te vergroten! Collage bvhh.nu 2020.

Oproep eindejaarsdonatie aan Internet Archive

Centrale linkpagina | Klik op de afbeelding om te vergroten! Collage bvhh.nu 2020.

Sociale media en erfgoed

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2KbldIm-VanHHpuntOrg

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Deze centrale linkpagina helpt ons bij het gebruik van de volgende platforms:

Sinds 2020 hebben we met name voor de foto’s op Instagram de hashtags #erfgoedflora , #erfgoedfauna en #erfgoednatuur geïntroduceerd. Je zou kunnen stellen dat we op deze manier een meer eigentijdse invulling geven aan het jammer genoeg verouderde begrip #natuurhistorie. 

Centrale linkpagina | Klik op de afbeelding om te vergroten! Screenshot bvhh.nu 2021.

Graag nodigen we je van harte uit om de hashtag #erfgoedflora verder te verspreiden!

Ga eens kijken op onze Facebookpagina en ‘like’ onze berichten, zodat onderwerpen zoals hierboven een nog grotere actieradius bereiken!

Ook erfgoed moet het hebben van delen: kennis en passie kunnen we wereldwijd via de sociale media doorgeven. Vandaar onze vraag om deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina. Het zou helemaal fijn als je daarbij de hashtag #erfgoed of #erfgoednatuur gebruikt.

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Overzicht diabestanden collages sociale media

Overzicht diabestanden collages sociale media en website — We hebben de collages die we vanaf 2016 maken voor de sociale media online geplaatst. Je mag ze bekijken en er screenshots van maken, zij het wel binnen de termen van de Creative Commons licentie (CC BY-NC-SA), waarover hierna meer.*

Het werken met dit medium dateert van oktober 2016, toen we bezig waren met het project #KunstinBreda. In die tijd had je nog maar de helft van de tekens voor een bericht op Twitter, waardoor je nooit echt een verhaal kwijt kon. Dus maakte ik collages met een afbeelding en een stukje tekst en dat smaakte naar meer. Ik las ergens dat deze oplossing een eigen vakterm heeft, maar jammer genoeg heb ik die niet opgeslagen. Mocht je die tegenkomen, dan houden we ons aanbevolen.

Waarom we meer tekst kwijt wilden? Omdat we bij #KunstinBreda het experiment zijn gestart om informatie te verwerven en uit te wisselen via de sociale media: #dtv (durf te vragen). Hierdoor viel pas goed op ‘hoe groot tegenwoordig de expertise is waar via de sociale media gebruik van gemaakt kan worden. Professionals delen hun kennis en varen er allemaal wel bij’.* Dat is inmiddels ook gebleken bij de twee artikelen die Marij en ik schreven over de Facebookgroep Nederlands religieus erfgoed in vakblad Vitruvius (2021).

Aanvankelijk begon ik met dia’s van 30×18 cm om voldoende ruimte voor de tekst in de collage te hebben. In 2018 zijn we overgestapt naar 28×20 cm, omdat die verhouding door Instagram in die tijd wel geaccepteerd werd en die van 30×18 cm niet. Je ziet het, je moet voortdurend meebewegen met de stroom van veranderingen in de sociale media. 

Hieronder geven we een beeld van de collages van het eerste uur. In het begin was het heel eenvoudig één afbeelding met een stukje tekst, waarna geleidelijk meer variatie volgde. In 2017 introduceerden we aan de rechterkant van de collage een verticale regel voor de herkomst van het beeldmateriaal. De volgorde in het bestand is overigens van beneden naar boven, omdat het gemakkelijk werkte om de nieuwste collage bovenaan toe te voegen. Of ons voorbeeld veel navolging heeft gevonden? Niet voor zover wij het kunnen nagaan, dus het is ongetwijfeld ook iets waar je plezier in moet hebben. 

Overzicht

De onderstaande items in dit ‘Overzicht diabestanden collages sociale media’ kun je inkijken door de link aan te klikken. Je kunt ook de snelheid aanpassen of er met de cursor doorheen wandelen. Volg de instructies via het screenshot onderaan dit bericht.

Zoals gezegd, is ook op deze presentaties de Creative Commons licentie (CC BY-NC-SA) van toepassing, evenals op alle overige bestanden die we hebben geproduceerd. Voordat je iets gaat gebruiken, word je geacht om het stukje onder deze link te lezen.

Er zitten best wat doublures in de presentaties, waarvan de vroegste bestanden onderaan in het overzicht zitten. Ook hiervoor geldt: beter mee dan om verlegen. Ga je mee?

2021-2022
  • 7 nov 21 tot medio apr 22 #Screenshots sociale media en website 28×20.gslides — Link
2020-2021
  • 22 mei 21 tot 7 nov 21 #Screenshots sociale media en website 28×20.gslides — Link
  • 20 jan 20 tot 15 mei 21 #Screenshots sociale media en website 28×20.gslides.gslides — Link
2018-2019-2020
  • 16 aug 19 tot 2 jan 20 #1 Diaserie op webpagina bit.ly, VanHH2Org21. 28×20.gslides — Link
  • 20 mei 19 tot 5 sep 19 #4 Diaserie op webpagina bit.ly, VanHH2Org21. 28×20.gslides — Link
  • 19 maart 19 tot 16 aug 19 #3 Diaserie op archief webpagina 28×20.gslides — Link
  • 17 dec 18 tot maart 19 #2 Diaserie op archief webpagina 28×20.gslides — Link
  • 13 okt 18 tot 2 jan 20 Screenshots sociale media 28×20.gslides — Link
  • 30 mrt 18 tot 11 okt 18 Screenshots sociale media grijs fond.gslides — Link
2017-2018
  • 12 feb 18 tot 1 apr 2018 Selectie speciale items (powerpoint) 30×18.pptx (in gslides) — Link
  • Oktober 2018 #Screenshots sociale media 30×18.gslides — Link
  • December 2017 tot april 18 #Screenshots sociale media 30×18.gslides — Link
  • September 2017 tot 7 mrt 18 Screenshots sociale media grijs fond 30×18.gslides — Link
  • 31 aug 17 tot 21 april 18 Screenshots sociale media, bit.ly 2zslpI9, 30×18.gslides  — Link
  • Juni 2017-april 2018 #Screenshots VanHH.org in de sociale media 30×18.gslides — Link
2016-2017
  • 2016-2017 #KunstinBreda op de sociale media (bitly), 30×18.gslides — Link
  • 2016-2017 #CuypersinBeeld op de sociale media, 30×18.gslides  — Link
  • 2016 Screenshots sociale media grijs fond, 30×18.gslides  — Link

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Instructies voor de presentatie on line en om deze te downloaden

Bij de presentaties online is een menu te vinden, waarmee je de snelheid kunt aanpassen en commentaren kunt lezen. Dat menu is niet direct zichtbaar als je de presentatie opent. Dus vandaar een korte uitleg aan de hand van dit screenshot:

Deze slideshow vereist JavaScript.

Het menu wordt zichtbaar door met de cursor linksonder naast het scherm te gaan staan, op de manier waarop je het in dit screenshot ziet (rode pijl). Met de pijltjes kun je links en rechts door de presentatie wandelen. Door op de drie verticale puntjes te klikken wordt een submenu zichtbaar. 

Als je een of meer presentaties wilt downloaden, geef dan een seintje via vanhellenberghubar@gmail.com. Dan sturen we je de link(s). Ook hiervoor geldt, gebruiken mag, maar wel onder de CC BY-NC-SA-licentie.

Sociale media en erfgoed

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB

Ga eens kijken en ‘like’ onze pagina, zodat de berichten over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Delen is ons motto, dus iedereen mag gebruik maken van de gegevens die hier staan, maar wel binnen de termen van de Creative Commons licentie.

Voor deze site hanteren we de Creative Commons licentie, gespecificeerd onder deze link: http://bit.ly/Copyright-CC-BY-NC-SA-4-0. Dus geen commercieel gebruik en absoluut naamsvermelding, zoals geldt voor al onze teksten en foto’s op onze sites. Hiertoe rekenen we ook onze pagina’s op Facebook en Blogger. Voor de goede orde, alles wat ten dienste komt van kennisverspreiding, beheer en behoud van erfgoed zonderen we uit van commercieel gebruik.

Over delen gesproken, je kunt ons en andere onderzoekers helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina.

Je kunt dit item citeren als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘Overzicht diabestanden collages sociale media – VanHH.org’. VanHellenbergHubar.org, 14 februari 2022. www.VanHH.org/?p=18552

Verkorte links van dit item: https://bit.ly/3JmZ1Ux óf VanHH.org/?p=18552

Tussen foto’s en fragmenten | Nederlands religieus erfgoed op Facebook

Tussen foto’s en fragmenten — Het tweede deel over Nederlands religieus erfgoed op Facebook begint met wat je zou kunnen betitelen als de primaire ontstaansreden van de groep: het opsporen van kerkgebouwen op historische foto’s. Maar de aanvankelijke vreugde om de identificatie wordt al snel getemperd als het gebouw inmiddels gesloopt blijkt te zijn. En dan hebben we het nog niet over de vraag wat er met het interieur is gebeurd. 

Ook dit artikel is grotendeels geschreven in de ik-vorm; ditmaal niet alleen omdat van ons collectief met name Bernadette actief is op de Facebookpagina van Nederlands religieus erfgoed, maar ook omdat ze ons meeneemt naar de beginjaren van het Cuypersgenootschap, waarvan ze een van de oprichters is. Hierbij wordt ook een van de andere oprichters, Wies van Leeuwen, aan het woord gelaten die in 1985 verslag uitbracht over de sloop van de Alkmaarse Dominicuskerk. Gelukkig wist het Cuypershuis nog wat fragmenten van de bouwsculptuur te redden. Een ander type fragmenten vormen de verweesde interieurstukken. Er vindt al decennia lang een ware diaspora plaats van Nederlands kerkelijk erfgoed dat ongeregistreerd over de hele wereld verdwijnt. Gelukkig is er ook goed nieuws, zelfs een primeur: de verblijfplaats van één bijzonder specimen van naoorlogse kerkelijke kunst van edelsmid Marinus Zwollo is door zijn familie opgespoord! 

Voordat we er meer over vertellen, een korte terugblik op de twee casussen in het vorige artikel:

  • De kennisuitwisseling die plaatsvond naar aanleiding van de wekelijkse vraag van Kerkfotografie wie de kerk op de geposte foto herkent. Het ging om de kerk van Simon en Judas te Lattrop. 
  • De tweede casus betrof dé cause célèbre van erfgoedzorg van de afgelopen decennia: het veel geroemde en verguisde rode raam in de Oude Kerk van Amsterdam.

Ga je mee naar de volgende casus!

O ja, je kunt het artikel downloaden via de tweede knop van rechts op de menubalk hieronder en vergroten door de eerste knop van rechts.

Hubar en Coenen, Nederlands religieus erfgoed op Facebook | Tussen foto’s en fragmenten | Deel 2, VITRUVIUS__Jan.2022_eindversie

Opnieuw gaat onze dank uit naar alle mensen van de Facebookgroep Nederlands religieus erfgoed die bijgedragen hebben aan dit artikel, en wel in het bijzonder naar de volgende mensen: allereerst beheerder Rob Kreukniet die het artikel samen met co-beheerder Rob den Boer getoetst heeft. Daarnaast Jan Bolder die de ingekleurde panoramafoto van de Alkmaarse Dominicuskerk ter beschikking stelde uit zijn collectie van circa 1000 ansichtkaarten met bouwwerken van Pierre J.H. Cuypers. Tenslotte Martin en Tonny Zwollo die me geholpen hebben met informatie en beeldmateriaal over de hoogst bijzondere kruisweg van hun vader Marinus Zwollo uit 1958. Inmiddels staat definitief vast dat deze zich bevindt in de Sankt Josefs katolska kyrka in Köping (Västeräs) te Zweden. 

Laten we hopen dat dit artikel voldoende bereik heeft en gelezen wordt, zodat de mensen die aan het stuur zitten van het erfgoedbeleid in Nederland een nieuwe route kunnen plannen om te voorkomen dat dit Nederlands kerkelijk erfgoed ongeregistreerd over de wereld verspreid raakt.

Ben je actief op Facebook en wil je toegelaten worden tot de groep Nederlands religieus erfgoed, neem dan via Facebook contact op met een van de beheerders, Rob Kreukniet of Rob den Boer.

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Sociale media en erfgoed

Dit artikel kan geciteerd worden als:  Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘Nederlands Religieus Erfgoed op Facebook | Tussen foto’s en fragmenten. Deel 2’. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 15, nr. 57 (2021): 14–23. http://bit.ly/3FRBppt-VanHH2Org

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB

Ga eens kijken en ‘like’ onze pagina, zodat de berichten over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Je kunt ons en andere onderzoekers ook helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina (graag de hashtags #kennisuitwisseling #kerkelijkerfgoed #bescherming #rijksmonument gebruiken).

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/3FRBppt-VanHH2Org

Bibliografie ‘De genade van de steiger’

Bibliografie Genade van de Steiger — Overzicht van de literatuur en archivalia, waarnaar onder meer verwezen wordt in de fragmenten uit het boek die we op deze site hebben geplaatst. Ga eens ‘n kijkje nemen!

Lijst van afkortingen

  • GAR = Gemeentearchief Roermond.
  • NAH = Noord-Hollands Archief
  • RKD = Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie *
  • RCE = Rijksdienst voor het cultureel erfgoed
  • DBNL =Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren *
  • BWN = Biografisch woordenboek van Nederland *

Geraadpleegde archieven

  • GAR , archief 4118, Parochie van de H. Dionysius te Asselt
  • NAH, ingangsnummer 90, Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, 1870-1997

Bibliografie

Titels met een * zijn in een digitale format te vinden op internet.

  1. Akker, Paul van den, Looking for lines, Theories on the essence of art and the problem of Mannerism, Amsterdam 2010. *
  2. Alma, Peter, ‘Herleving van de wandschilderkunst’, in: Prisma der kunsten 2 (1937), pp. 49-51.
  3. Anoniem, ‘Bij het werk van professor Roland Holst’, in: Opgang 10 (1930), p. 562.
  4. Anoniem, ‘Bij schilderingen van Charles Eyck’, in: Mededeelingen Orgaan van de vakgroepen “Bouwkunst” en “Beeldende Kunsten” der Algem. R.K. Kunstenaarsvereeniging 7 (1929), p. 251-252.
  5. Anoniem, ‘Tentoonstelling van religieuze kunst’, Opgang 1 (1921), p. 998.
  6. Anoniem, Lou Asperslagh versiert een kerk te Turnhout’, in: Mededeelingen Orgaan van de vakgroepen “Bouwkunst” en “Beeldende Kunsten” der Algem. R.K. Kunstenaarsvereeniging 7 (1929), p. 250.
  7. Apelles, ‘Een halte op de weg van opdrachtgever tot kunstenaar (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman)’, in: Opgang 12 (1932), pp. 555-558.
  8. Arondéus, Willem, Figuren en problemen der monumentale schilderkunst in Nederland, Amsterdam 1941.
  9. Ars sacra, Verzameling van de belangrijkste werken van gewijde kunst in de laatste tien jaren ten behoeve van den Katholieken Eeredienst tot stand gekomen, Amsterdam z.j. (1929).
  10. Audoin, B., Benadering van theosofie, Amsterdam, 1990. *
  11. Aurier, G.-Albert, ‘Le Symbolisme en peinture’. In : Mercure de France, maart 1891, pp. 155-165. *
  12. Bach, F.H., ‘Toelichting bij zes foto’s van zeven wandvlakken, schilderingen in Keimsche verven, in een dorpskerk door den ontwerper-uitvoerder’, in: Gildeboek 18 (1935), pp. 15-19.
  13. Balen, van, K., e.a., Kalkboek. Het gebruik van kalk als bindmiddel voor metsel- en voegmortels in het verleden en heden, Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist 2003.
  14. Ballantyne, Ann, ‘The removal of wax preservative from English wall paintings’, in: Conservation to-day (Papers presented at the United Kingdom Institute of Conservation, 30th Anniversary Conference), London 1988, pp. 135-141.
  15. Bank, Jan en Maarten van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur, Den Haag 2000. *
  16. Bartels, P.H. en J.A.P. Meere (bew.), Handboek voor schilders, 1947.
  17. Baudouin, Paul Albert, La fresque: sa technique, ses applications, Parijs 1914.
  18. Bax, Martie, Carel Blotkamp, Marjan Groot en Lieske Tibbe, Symbolisme in Nederland 1890-1935. In het diepst van mijn gedachten… , Zwolle 2004.
  19. Beijk, Joh. W.B., De nieuwe Sint Bavo te Haarlem, Haarlem 1948.
  20. Bekkers, Th. M.PO. en C.N.J. Meijzing, De Kathedraal van Haarlem, z.pl., 1923.
  21. Bergen o.p., Raymond van, ‘Glasschilderkunst’, in: Ars sacra, pp. 67-71.
  22. Berlage, H.P., ‘Over architectuur’, in: Tweemaandelijksch tijdschrift voor letteren, kunst, wetenschap en politiek, deel 1 (1895), pp. 417-427, deel 2 (1896), pp. 202-235.
  23. Bisanz-Prakken, M., Toorop / Klimt. Toorop in Wenen: Inspiratie voor Klimt, Den Haag en Zwolle 2006-2007.
  24. Blaauw, Sible de, Bouwen naar boven. De Sint Odulphuskerk van Bakhuizen 1857 – 1914 – 1989, Leeuwarden 1989.
  25. Blavatsky, H.P. De geheime leer. De synthese van wetenschap, religie en filosofie, Londen 1888. *
  26. Blotkamp, C., en Y. Koopmans, red., Magie en Zakelijkheid – realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945, Zwolle/Arnhem 1999.
  27. Blotkamp, Carel, e.a. Kunstenaren der idee. Symbolistische tendenzen in Nederland ca. 1880-1930, Den Haag 1978, Tent cat. Haags Gemeentemuseum Den Haag.
  28. Bois, M. de, red., Chris Lebeau 1878-1945, Assen 1987, Tent. cat. Drents Museum Assen.
  29. Bomans, G., ‘Het is bepaald niet zo’, in: De Volkskrant 21 december 1963.
  30. Boogaart-Boerdijk, R. van den, De geschiedenis van de Jan van Eyck Academie te Maastricht (typoscript), Venray 1972.
  31. Boom, A. van der, ‘Monumentale kunst en kunstenaarschap in hun betrekking tot het leven’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 45 (1935 juli-december), pp. 99-104. *
  32. Boot, Caroline en Marie Hélène Cornips, ‘Inleiding’, in: Blotkamp, Kunstenaren der idee, pp. 9-18. *
  33. Borgman, E., ‘Heilig vuur of heilige as? Het religieuze als hart van de hedendaagse kunst’. Voor: Symposium Goddelijke kunst. Over het transcendente in de kunst, Soeterbeeck Programma KU Nijmegen 2009. *
  34. Bot, P., Vademecum historisch bouwmaterialen, installaties en infrastructuur, Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem 2009.
  35. Bouvy, D.P.R.A., ‘De kunstwerken in de K.R.O. studio te Hilversum’, in: Gildeboek 21 (1938), pp. 181-185.
  36. Bouwens, Regine, De St. Lambertuskerk te Maastricht, Stageverslag, Maastricht 1991.
  37. Bouwstra, Cor, Jacqueline Heijenbrok, Ben Olde Meierink en, Katrien Timmers en Guido Steenmeijer (red.), Wat een weelde, Tien eeuwen kasteel de HaarKasteel de Haar, Zwolle 2013.
  38. Boyens, José, ‘Apocalypse van Frits van der Meer’, in: Ons Erfdeel 22 (1979), pp. 435-437. *
  39. Brandt, Paul, Sehen und Erkennen, Eine Anleitung zu Vergleichender Kunstbetrachtung, Stuttgart 1921. *
  40. Bremer, Rob en Wil Werkhoven, Conservering en restauratie van de beschildering van J. Dunselman en K. Dunselman en de in de beschildering geïntegreerde decoratieve decoratie en/of teksten in de St. Agathakerk te Lisse, Amsterdam-IJmuiden 1991 (voorstel met onderleggers onder meer ontleend aan de restauratie van de Nicolaaskerk).
  41. Bremer, Rob en Wil Werkhoven, De twee gezichten van Agatha, Restauratieverslag beschilderingen in de Agathakerk te Lisse, De beschilderingen van Kees en Jan Dunselman, IJmuiden 2001 (3 delen).
  42. Broeke, Leonardus van den, ‘Jan Dunselman †’, in: Van Bouwen en Sieren 2 (1931), pp. 17-19.
  43. Broekhuis, Madelon, ‘Derkinderen, Antonius Johannes (1859-1925)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland. *
  44. Brom, G., J.A. Alberdingk Thijm, Utrecht/Antwerpen 1961.
  45. Brom, Gerard, Herleving van de kerkelike kunst in katholiek Nederland, Leiden, 1933.
  46. Burkom, Frans van, ‘Johan Thorn Prikker’, in: Hoogveld, Glas in lood, p. 338-340.
  47. Burkom, Frans van, en Ytteke Spoelstra, Monumentale Wandkunst. Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965, ICN, Amsterdam 2008. *
  48. Cayman, H., ‘De kunst van Dom Gregorius De Wit O. S. B.’, in: Gildeboek 6 (1923), pp. 41-48.
  49. Cennino d’Andrea Cennini, The Crafsman’s Handbook: ‘Il libro dell’Arte’, Translated by Daniel V. Tompson Jr., New York, Dover publications 1960.
  50. Collette, Joan, ‘Beeldende kunsten en kunstnijverheid’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932), pp. 21-32.
  51. Collette, Joan, ‘Bij reproducties van mijn schilderingen te Dongen, in: Opgang 3 (1923), pp. 572-575.
  52. Collette, Joan, ‘Iets over schilderkunst in onze kerken’, in: Ars Sacra (1929)*, pp. 104-133.
  53. Cuypers, Jos. en Jan Stuyt (Constructie) en Xav. Smits (Symboliek), De nieuwe St. Jacob te ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1907.
  54. Cuypers, Joseph (toeschrijving), Gedenkschrift bij de Onthulling van het Gedenkteken voor Dr. P.J.H. Cuypers nabij de Munsterkerk te Roermond op den 103den verjaardag zijner geboorte aangeboden door de NV Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co 16 Mei 1930. Roermond z.j. (1930).
  55. Cuypers, Joseph, ‘Het gebrandschilderd glas onzer kerken, in: Gildeboek 2 (1919), pp. 194-201.
  56. Cuypers, Joseph, Decoratieve schildering in de St. Laurentiuskerk te Dongen, door Joan Collette en de Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co, in: Gildeboek 5 (1923), pp. 54-62.
  57. Cuypers, Pierre (junior) en Joan Collette, ‘Kerkelijke opdrachten aan niet-kerkelijke kunstenaars’, in: Medeedelingen, orgaan van de vakgroep bouwkunst der alg. R.K. Kunsternaarsvereeniging 3 (1925), p. 39-41.
  58. Cuypers, Pierre (junior), ‘Beschildering van het koor te Dongen door Joan Collette’, in: Opgang 3 (1923), pp. 572-575.
  59. Dael, Peter van, ‘De monumentalen’, in: Hoogveld, Glas in Lood, pp. 108-142.
  60. Dael, Peter van, ‘De ramen in de Obrechtkerk. Twee stijlen in één kerk’, in: Dijker e.a., Obrechtkerk 2009, pp. 33-39.
  61. Dael, Peter van, Suzanne de Haan-Meuleman en Guus van den Hout, Schoonheid in devotie. Katholieke avant-garde in de religieuze kunst en de strijd tegen de wansmaak, Amsterdam 1996, Tent. cat. Museum Amstelkring Amsterdam.
  62. Dael. P. van, De Papegaai, R.K. kerk van de Heilige Petrus en Paulus, Amsterdam 2007.
  63. Derkinderen, A.J., ‘Kunst- en ambachtsonderwijs. II’, in: De Gids 69 (1905), pp. 509-541. *
  64. Derkinderen, A.J., ‘Kunst- en ambachtsonderwijs’, in: De Gids 66 (1902), pp. 383-415. *
  65. Derkinderen, A.J., ‘Over de geschiedenis der Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam en hare beteekenis voor onzen tijd.’ In: De XXe Eeuw, 1908, pp. 9-47.
  66. Dickhaut, Monique, en Marjet Beks, Hedendaagsche Limburgsche Kunst (Haags gemeentemuseum 1937); retrospectie en reconstructie, Maastricht 1999, Tent. cat. Museum aan het Vrijthof Maastricht.
  67. Dickhaut, Monique, Henri Jonas (1878-1944), zijn muzen en demonen, Maastricht 2007, Tent. cat. Museum aan het Vrijthof Maastricht.
  68. Diepenbrock, ed., Thea, Alphons Diepenbrock, Verzamelde geschriften, Utrecht/Brussel 1950. *.
  69. Dijcker, Margriet, Henk van Os, Manfred Evers, Coert Peter Krabbe en Peter van Dael, De Obrechtkerk in Amsterdam, Onze Lieve Vrouwe van de Allerheiligste Rozenkrans, Amsterdam 2009.
  70. Dijk, Annette van, ‘Welk een ketter is die vrouw geweest!’ De plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum 2009.
  71. Ditmarsch, J.N. van, Dit huis geheiligd en versierd. Beschrijving van de Oud-katholieke kathedrale kerk van Ste Gertrudis te Utrecht, Utrecht, z.j. (na 1988).
  72. Doesburg, Theo van, ‘Aanteekeningen bij twee teekeningen van Piet Mondriaan’, in: De Stijl 1 (1918), pp. 108-111. *
  73. Doesburg, Theo van, ‘Élémentarisme (les éléments de la nouvelle peinture)’, in: De Stijl (dernier numéro) (1932), pp. 641-642. *
  74. Doesburg, Theo van, ‘Elementarisme’, in: De Stijl (dernier numéro) (1932), pp. 15-16. *
  75. Doesburg, Theo van, ‘Elementarisme’, in: De Stijl 1932, p. 640. *
  76. Doesburg, Theo van, Klassiek-Barok-Modern, Antwerpen-Amsterdam 1920. *
  77. Doesburg, Theo van, ‘Schilderkunst en plastiek. Over contra-compositie en contra-plastiek. Elementarisme (Manifest-fragment)’, in: De Stijl 7 (1926), pp. 35-43. *
  78. Donkers, Geert, ‘De Katholieke Kunstkring De Violier, 1901-1920’, in: Trajecta 10 (2001), pp. 112-135. *
  79. Dorp, A.M.I. van, 100 jaar Caeciliakerk, Een geschiedenis van de parochie St. Caecilia te Enschot (1898-1998), Berkel-Enschot 1999.
  80. Douwes, W.F., ‘Lodewijk Schelfhout’, in: Opgang 10 (1930), pp. 146-152.
  81. Driedonkx s.c.j., G., Het H. Hartklooster van de priesters van het Heilig Hart te Asten als noviciaatshuis en als kloosterbejaardenoord. 1908-2008, Nijmegen 2008. *
  82. Dukers, B.A.J.T. en R.H.M. Denessen, Bouwhistorische verkenning St. Lambertuskerk, Maastricht, Buro4, Roermond 2006.
  83. E. W. K., ‘Religieuze kunst in het kunstnijverheidshuys’, Opgang 2 (1922), pp. 386-395.
  84. Eeckhout, van den, ‘Het Asseltsch kerkje in het Limburgsch Landschap’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 40 (1930 januari-juli), pp. 236-243; afbeelding LIII-LVI. *
  85. Eerenbeemt, Herman van den, ‘Jan Grégoire’, in: Opgang 2 (1922), pp. 522-526.
  86. Eliëns, Titus, ‘De Limburgse glasschilderkunst tijdens het Interbellum’, in: Hoogveld, Glas in Lood, pp. 142-162.
  87. Emmens, J., Rembrandt en de regels van de kunst. Amsterdam 1979 (1e dr. 1964, proefschrift RU Utrecht).
  88. Engelman, Jan , ‘Beeldende Kunst “Dr, P.J. Cuypers”’, in: De Gemeenschap 3 (1927), p. 198.
  89. Engelman, Jan , ‘Beeldende Kunst “Het Domraam van Holst”’, in: De Gemeenschap 3 (1927), pp. 197-198.
  90. Engelman, Jan e.a. , ‘Verantwoording’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 1-6.
  91. Engelman, Jan, ‘Beelden kunst, Herman Kruider’, in: De Gemeenschap 11 (1935), pp. 55-57.
  92. Engelman, Jan, ‘Boekbespreking, Nederlandsche ambachts- en nijverheidskunst (1923-1924)’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 302-304.
  93. Engelman, Jan, ‘De kunst op straat’, in: De Gemeenschap 13 (1937), p. 425-429.
  94. Engelman, Jan, ‘De muurschildering in de kapel te Zeist’, in: Het Gildeboek 16 (1933) maart, pp. 21-30.
  95. Engelman, Jan, ‘De nieuwe religieuze beeldende kunst’, in: J. Waterink, e.a., Cultuurgeschiedenis van het Christendom, deel V, Amsterdam 1951, pp. 65-79.
  96. Engelman, Jan, ‘De proporties’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 27-28
  97. Engelman, Jan, ‘Edvard Munch’, in: De Gemeenschap 13 (1937), pp. 337-340.
  98. Engelman, Jan, ‘Frère François Mes O.S.B., in: De Gemeenschap 14 (1938), pp. 209-220.
  99. Engelman, Jan, ‘Gedachtelooze kunst’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 146-147.
  100. Engelman, Jan, ‘Henk Wiegersma’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 325-328.
  101. Engelman, Jan, ‘Het brave gilde’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 103-104.
  102. Engelman, Jan, ‘Inleiding’, in: C. Meuleman, Hedendaagsche religieuse kunst, Amsterdam 1936, pp. 7-16.
  103. Engelman, Jan, ‘Interieurs van Sybold van Ravesteyn’, in: De Gemeenschap 5 (1929), pp. 218-224.
  104. Engelman, Jan, ‘Jozef Cantré’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 224-230.
  105. Engelman, Jan, ‘Kroniek Beeldende Kunst Lovis Corinth’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 330-331.
  106. Engelman, Jan, ‘Marc Chagall’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 310-311.
  107. Engelman, Jan, ‘Monumentale Kunst’, in: De Gemeenschap 11 (1935), pp. 114-123.
  108. Engelman, Jan, ‘Natuur, waarheid en Henri Jonas’, in: Gildeboek 14 (1931), p. 1-10.
  109. Engelman, Jan, ‘Nieuwe Nederlandsche Schilderkunst I’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 264-266.
  110. Engelman, Jan, ‘Nieuwe Nederlandsche Schilderkunst III. Henk Wiegersma’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 349-353.
  111. Engelman, Jan, ‘Over Maastricht en over Jonas’, in: De Gemeenschap 2 (1927), pp. 196-199.
  112. Engelman, Jan, ‘Plasschaert en Wiegersma’, in: De Gemeenschap 10 (1934), pp. 176-181.
  113. Engelman, Jan, ‘Schilderkunst’, in: De Gemeenschap 6 (1929), pp. 172-174.
  114. Engelman, Jan, ‘Toorop-tentoonstelling’, in: De Tijd d.d. 28 juli 1941 (op KB krantenbank niet aangetroffen).
  115. Engelman, Jan, en Willem Maas, ‘Gedachten over architectuur VI’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 239-242.
  116. Engelman, Jan., ‘Hagel’, in: De Gemeenschap 10 (1934), p. 334.
  117. Erftemeijer, Anton, Arjen Looyenga en Marieke van Roon, Getooid als een bruid, De nieuwe Sint-Bavokathedraal te Haarlem, Haarlem 1997.
  118. Faassen, E. en S. van, L. Grijns, I. Lesparre en J. De Raad, Otto van Rees, Zwolle 2005.
  119. Feikema, Liesbeth, Roman Koot en Edwin Lucas (red.), Op gezang en vlees belust. Over leven, werk en stad van Jan Engelman, Utrecht 2000.
  120. Firet, D., J. Oosterbaan en H. Dompeling, (Beschrijving van de gebrandschilderde ramen van) De Sint Willibrorduskapel te Heiloo (van GGZ Noord-Holland-Noord), Heiloo z.j.
  121. Flaton, Peter, Een gemeenschap van heiligen, De schilderingen in de Juvenaatskapel van de Broeders van Maastricht, Maastricht 2002.
  122. Freijser, Victor, ‘De kunsttijdschriften en de receptie van de moderne kunst 1945-1951’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 173-191.
  123. Friedrichs, Angelique, De kleurige afwerking van het interieur van de St. Lambertuskerk te Maastricht, SRAL, Maastricht 2007.
  124. Gallegos, Matthew, ‘Charles Borromeo and Catholic Tradition’, in: The sacred art journal 9 (2004), z. pag. *
  125. Gans, L., Nieuwe Kunst, de Nederlandse bijdrage tot de Art Nouveau, dekoratieve kunst, kunstnijverheid en architectuur rond 1900, proefschrift RU Utrecht 1960.
  126. Gardeniers, Jean, e.a., Groenlo, een eeuw RK Calixtus, Groenlo 2008.
  127. Gasten, Andrea, ‘Pseudo-mathematica en beeldende kunst’, in: Blotkamp, Kunstenaren der idee, pp. 59-66.
  128. Gelder, J.G. van, ‘Tentoonstelling Goudsche glazen, St. Janskerk, Gouda’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 48 (deel 95, 1938 januari-juli), pp. 131-134. *
  129. Gervasius o.m. Cap., P(ater), ‘Albert Verschuuren’, In: Gildeboek 5 (1923), pp. 222-232.
  130. Gillaerts, Paul, red., Talita Koem, Genres in bijbels en vertaling, Leuven 2002. *
  131. Ginkel-Meester, S.G. van, Bouwhistorische opname gebouwencomplex Heilig Land Stichting, Profetenlaan 2, Heilig Landstichting, Groesbeek, 2 delen, BBA Utrecht 2011.
  132. Gombrich, E.H., Kunst en illusie, de psychologie van het beeldende weergeven, Houten 1988 (1ste dr. 1959).
  133. Gombrich, E.H., Norm and Form, Studies in the Art of the Renaissance, London & New York 1971 (1ste dr. 1966).
  134. Goossens, Th., ‘Een Roomsche Academie’, in: Gildeboek 7 (1924), pp. 68-69.
  135. Gouwe, W.F., red., Glas in lood, De Toegepaste kunsten in Nederland, Rotterdam 1932.
  136. Graaf, A. de, ‘Levensbericht van Antonius Johannes der Kinderen’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1926, pp. 34-51. *
  137. Groot, Marjan, Vrouwen in de vormgeving in Nederland: 1880-1940, Rotterdam 2007.
  138. Guichard, E, Harmonie des Couleurs, Parijs (1867).
  139. H.H.J. Kurvers, ‘Conservering en restauratie van de wand- en gewelfschilderingen in de kerk van St. Gerlachus te Houthem’, in: Bulletin KNOB 76 (1977), pp. 89-114.
  140. H.J.M., ‘kerkschilderingen door Herman Walstra’, in: Opgang 4 (1924), pp. 632-633.
  141. Häger, Peter, Zwischen Aufbruch und Beständigkeit. Leben und Wirken des Zweiten Beuroner Erzabtes Placidus Wolter (1828 – 1908), Berlin-Münster 2008.
  142. Haimon, Paul, ‘Limburgers voor de lens III, Jean Adams vijf en twintig jaar priester, Priester en kunstenaar’, in: Limburgsch Dagblad 17 maart 1948. *
  143. Hammacher, A.M., ‘Symbolisme en abstractie (1951) — Nawoord (1978)’, in: Blotkamp, Kunstenaren der idee, pp. 19-20.
  144. Hammacher, A.M., De levenstijd van Antoon Der Kinderen, Amsterdam 1932.
  145. Hana, Herman, ‘Eenige Werken van Joep Nicolas’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 35 (1925), pp. 316-323; afb. LVII-LXX. *
  146. Handleiding selectie en registratie jongere stedebouw en bouwkunst (1850-1940), Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist, oktober 1991.
  147. Harzing, Wim, ‘St. Liduina en voorstellingen van Heiligen in het algemeen’, in: Van Bouwen en Sieren 4 (1933), pp. 88-92.
  148. Haterd, L.A.G.J. (Lex) van de, De waarheid hooger dan de leus. Over de beeldvorming rondom tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap 1925-1941 (proefschrift UvA), Amsterdam 2008. *
  149. Hefting, Victorine, Jan Toorop : Een kennismaking, Amsterdam 1989.
  150. Hendricks, J.H., De Sint-Hubertuskerk te Beek-Genhout en de Sint-Gerarduskerk te Heerlen van architect A. J. N. Boosten’’, in: Gildeboek 21 (1938), pp. 93-100.
  151. Hest, Joost van, ‘De kapel van het Missiehuis van de Rooi Harten, Een ontwerp van de Tilburgse architect A.G. de Beer’, in: Tilburg, Uitgave Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed 28 (2010) pp. 43-54.
  152. Heukelum, G.W. en H.J.A.M. Schaepman, De St. Nicolaaskerk van Jutfaas, Utrecht 1906.
  153. Hoekstra, Roel, ‘Iconografische aspecten van het werk van Antoon Derkinderen’, in: Trappeniers, Derkinderen, pp. 37-49.
  154. Hoff, Aug., ‘De religieuse kunst van Thorn Prikker’, in: Gildeboek 1924, pp. 119-130.
  155. Hogervorst, Annemieke, Carine Hoogveld en Pauline Houwink, ‘De Agneskerk te Amsterdam, Een monument uit de jaren dertig’ In: De Sluitsteen, Bulletin van het Cuypersgenootschap, 2 (1986), pp. 121-151.
  156. Hond, Jan de, Verlangen naar het oosten, Oriëntalisme in de Nederlandse cultuur, ca. 1800-1920, Leiden 2008.
  157. Honderd jaar religieuze kunst in Nederland, 1853-1953, z.pl., z.j. (Utrecht, 1953), Tent. cat. Aartsbisschoppelijk Museum/ Museum van Nieuwe Religieuze Kunst Utrecht.
  158. Hoogveld, Carine, Ellinoor Bergvelt en Frans van Burkom, Glas in Lood in Nederland, 1817-1968, Den Haag 1989.
  159. Hoorn, G. van, ‘Levensbericht van Prof. Jhr. Dr. J. Six. 1857-1926’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1927, pp. 129-144. *
  160. Hout, Guus van den, e.a. ‘Een ‘kathedraal’ aan het IJ: de restauratie van de Sint Nicolaaskerk voltooid’, in: Bulletin Stichting Vrienden van Museum Amstelkring ‘Ons’ Lieve Heer op Solder’, Amsterdam 1999, Tent. cat. Museum Amstelkring Amsterdam.
  161. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘”Eene voorstelling van de eenheid uit het vele”’, in: Bulletin KNOB 83 (1984), pp. 119-143.
  162. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘”Eerdienst en kunst op het naauwst vereenigd”, de katholieke esthetica van C. Broere en J.A. Alberdingk Thijm voltooid in het Rijksmuseum te Amsterdam’, in: Esthetica tussen Klassiek en Romantiek, themanummer van ‘Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland’, Rotterdam 1992, pp. 151-176.
  163. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘De muziek van het licht’, Cuypers’ polychromie, Ohé en Laak 2007. *
  164. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Deelhebben aan de kunst. J.A. Alberdingk Thijm als romanticus’, in: Geurts, P.A.M., red., J.A. Alberdingk Thijm, erflater van de negentiende eeuw, Baarn 1992, pp. 125-143.
  165. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Een eclectische geest’, Momentopname van het onderzoek ‘Monumentale kerkelijke schilderkunst in het Interbellum’, Ohé en Laak 2011.
  166. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Limburgs verleden in het Rijksmuseum te Amsterdam’, in: De Maasgouw 102 (1983), pp. 58-80.
  167. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Retort in het borgingsproces, De erfgoedSWOT© en de Wederopbouwkernkwaliteiten in de AMvB Ruimte’, in: Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 4, nummer 13 (2010), pp. 16-21 en 5, nummer 14 (2011), pp.18-25.
  168. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Arbeid en Bezieling; de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum, Nijmegen 1997.
  169. Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Wies van Leeuwen, ‘Luctor et emergo: een voorzet voor het post-MIP aan de hand van twee bedreigde hoogtepunten uit het oeuvre van rijksbouwmeester Gijsbert Friedhoff’, Bulletin KNOB 95 (1996), pp. 24-30.
  170. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Rien de pareil, Cultuur- en bouwhistorische analyse Stedelijk museum ‘Het huis van Cuypers’ te Roermond, deel 1 de stad in het klein, Ohé en Laak 2007. *
  171. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Rien de pareil, Cultuur- en bouwhistorische analyse
    Stedelijk museum ‘Het huis van Cuypers’ te Roermond, deel 2 Icoon van de natie, Ohé en Laak 2007. *
  172. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Wim Beelen en Coen Eggen, Een monument van industrie & handel Complex Cillekens-Dreessens te Roermond, Cultuurhistorische analyse met waardestelling, Roermond 1997. *
  173. Huebner, F.M., ‘Johan Thorn Prikker’, Opgang 2 (1922), pp. 507-512.
  174. Huebner, F.M., ‘Lodewijk Schelfhout’, Opgang 1 (1921), pp. 497-802; 818-825.
  175. Huizinga, J., ‘R. N. Roland Holst 4 December 1868—31 December 1938, Rede uitgesproken bij de crematie te Westerveld op 4 Januari 1939’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 49 (1939), pp. 73-75. *
  176. Huizinga, J., Herfsttij der middeleeuwen, Haarlem 1957 (1ste dr. 1919). *
  177. Hulsman, J., ‘Ramen van Lou Asperslagh in de Duinoord-kerk te ’s-Gravenhage’, in: Opgang 7 (1927), pp. 114-118.
  178. Jacobsen, R., ‘De wandschilderingen in het nieuwe gebouw van het Erasmiaansch Gymnasium’, in: Rotterdamsch Jaarboekje 1937, Rotterdam 1938, pp. 139-146. *
  179. Jaffé, H.L.C., ‘1933-1945. Duitse kunstenaars ontvluchten het nazi-regime en vestigen zich in Amsterdam. ‘Ontaarde kunst’ in Nederland’, in: Buikema, Rosemarie en Maaike Meijer (red.), Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1900-1980, Den Haag 2003, pp. 193-205. *
  180. Janssen, Miek, ‘Herinneringen aan Toorop X’, in: Opgang 12 (1932), pp. 364-367.
  181. Janssen, Miek, ‘Herinneringen aan Toorop XIII’, in: Opgang 12 (1932), pp. 413-414.
  182. Jongert, Pieter, ‘Tentoonstellingen georganiseerd naar aanleiding van de bevrijding’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 37-46.
  183. Jongert, Pieter, ‘Wandschilderkunst 1945-1952’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 155-166.
  184. Jongh, E. de, e.a., Tot lering en vermaak. Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw, Amsterdam 1976, Tent. cat. Rijksmuseum Amsterdam 1976. *
  185. K., ‘Nieuwe kunst’, in: Opgang 1 (1921), pp. 152-153.
  186. Kalf, J. en P.J.H. Cuypers, De katholieke kerken in Nederland, dat is de tegenwoordige staat dier kerken met hunne meubeling en versiering beschreven en afgebeeld, Amsterdam 1916.
  187. Kalf, J., ‘Derkinderen’s ontwerpen voor de ontvangstzaal ter Koopmansbeurs te Amsterdam’, in: Van Onzen Tijd (1905-1906), pp. 250-259.
  188. Kalf, J., Iconografie der R.K. parochie-kerk St. Anna te Breda, Haarlem 1905.
  189. Kalff, G., Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, deel 7, Groningen 1912.
  190. Kalmthout, Ton van, Muzentempels: multidisciplinaire kunstkringen in Nederland tussen 1880 en 1914, Hilversum 1998.
  191. Kandinsky, W., ‘Rückblicke’, in: Kandinsky 1901-1913, Berlijn 1913, pagina XV.
  192. Keijzer, M. de, en P. Keune, Pigmenten en bindmiddelen, NRC tweede uitgebreide druk, 2005.
  193. Kerkhof Carm., Johannes a Cruce, ‘De Tentoonstelling van het Genootschap van R.K. Kunstenaars te ’s-Gravenhage’, in: Opgang 2 (1922), pp. 329-336.
  194. Kerkhof Carm., Johannes a Cruce, ‘Jan Toorop’, in: Opgang 2 (1922), pp. 610-620.
  195. Kinseher, K., ‘Ernst Berger and the late 19th-century Munich controversy over painting materials’ (The Artist’s Process: Technology and Interpretations, Sept 2010), in: Archetype Londen, maart 2012, pp. 158-166.
  196. Kinseher, K., ‘Farbe als Material, Die Ausstellung für Maltechnik 1893 im Münchner Glaspalast’, Restauro jaargang 27 (2008), pp. 158-166.
  197. Klabbeek, J. van, M. te Marvelde,, ‘Giovanni Antonio de Groot (1664-1712): Een “meester die de naam van kunstenaar nauwelijks verdient”?’, in: Opstand als opdracht, Koninklijk Paleis Amsterdam 2011, pp. 28-35.
  198. Kleijntjens s.j., J., Toon Ninaber van Eyben en zijn werk, Opgang 1 (1921), pp. 999-1005.
  199. Knoepfli. A., e.a., Reclams Handbuch der künstlerischen Techniken, deel 2, Wandmalerei Mosaik, Stuttgart 1990.
  200. Knuttel, G., ‘Wandschilderingen-tentoonstelling in den Haagschen kunstkring’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 31 (1921), pp. 425-428. *
  201. Koevoets, Ben, Herbert van Rheeden, Alice Boots, Geen dag zonder lijn: honderd jaar tekenonderwijs in Nederland, 1880-1980, Haarlem 1980.
  202. Koot, Roman, ‘Er zijn vele woningen in het huis der muzen. Jan Engelman over beeldende kunst in het Interbellum.’, in: Feikema, Op gezang en vlees belust, pp. 119-142.
  203. Kraaij, Harry J., ‘Jan Toorop. Het Late Symbolisme’, in: Harry J. Kraaij en William Rothuizen, Jan Toorop (1858-1928). Het Late Symbolisme, Jan Toorop Kabinet/Kunsthandel Studio 2000, Amsterdam, 2001.
  204. Krins, Hubert, Beuroner Kunst in der Wiener Secession: 1905 – 2005 (Katalog zur Ausstellung in der Erzabtei Beuron), Beuron 2005.
  205. Krins, Hubert, Die Kunst der Beuroner Schule: ‘wie ein Lichtblick vom Himmel’, Beuron 1998.
  206. Krol, Hans, ‘Antoon Molkenboer (1872-1860)’, op: Librariana, Een weblog gewijd aan bibliotheken, boeken en verzamelen alsmede aan historisch Heemstede en Zuid-Kennemerland. *
  207. Kuyle, Albert, ‘Dorus Hermsen’, in: De Gemeenschap 1 (1925), p. 36.
  208. Kuyle, Albert, ‘Hagel: De artistieke middenstand’, in: De Gemeenschap 6 (1930), pp. 504-507.
  209. Kuyle, Albert, Anton van Duinkerken en A.C. Ramselaar, ‘Kroniek’, in: De Gemeenschap 8 (1932), pp. 717-731.
  210. Lau, M.J., ‘Over fresco-schilderen’, in: Gildeboek 24 (januari 1942), pp. 123-129.
  211. Leblanc, P.M., ‘De Gerlachuskerk te Houthem en haar Monumentale beschilderingen’, in: Bulletin KNOB 76 (1977), pp. 59-88.
  212. Lee, W. Renselaer, ‘Ut Pictura Poesis, The Humanistic Theory of Painting’, in: The Art Bulletin (1940), pp. 197-269. *
  213. Leeuwen, A.J.C. van, De honderd mooiste kerken van Brabant, Zwolle 2012.
  214. Leeuwen, A.J.C. van, De maakbaarheid van het verleden; P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, Zwolle 1995.
  215. Leeuwen, A.J.C. van, en Bernadette van Hellenberg Hubar, ‘De beginselloosheid tot adagium verheven’, De polemische restauratie van de Sint-Servaas te Maastricht, De Sluitsteen 6 (1990), pp. 75-97.
  216. Leeuwen, A.J.C. van, P.J.H. Cuypers architect 1827-1921, Zwolle 2007.
  217. Leeuwen, A.J.C., van ‘Alberdingk Thijm, bouwkunst en symboliek’, in: De Sluitsteen 5 (1989), nr. 1.
  218. Leijnse, Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek naar de Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck : met de uitgave van een handschrift van Lodewijk van Deyssel, Leuven 1995. *
  219. Lenz, D., Zur Ästhetik der Beuroner Schule, Wenen-Leipzig 1898 (de datum van publicatie wijkt af van de totstandkoming i.c. van het laatste hoofdstuk in 1865). *
  220. Levie, S., e.a., Het vaderlandsch gevoel, Vergeten negentiende-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis, Amsterdam 1978, Tent. cat. Rijksmuseum Amsterdam. *
  221. Linse, J., J.B.Th. Hugenholtz en H.P. Berlage (inleiding), Ecce homines Ontleding dezer schilderij en van haar religieuse beteekenis, Gouda z.j. (na 1930).
  222. Linssen, G.C.P., Vorming en onderwijs, schets van vijfenzeventig jaar ontwikkeling van het technisch onderwijs in Roermond en omstreken, Roermond 1983.
  223. Loosen-De Bruin, Marcella, ‘Piet Gerrits, 1876-1957 Kunstenaar en ontwerper’, in: Biografisch Woordenboek Gelderland. Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis, Deel 6, Hilversum 2007 pp. 39-43. *
  224. Loosjes-Terpstra, A.B., Moderne kunst in Nederland 1900-1914, Utrecht 1987. *
  225. Looyenga, A.J., ‘“De benarde Kathedraal”: de kerk van Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans aan de Obrechtstraat te Amsterdam, in: Jaarboek Genootschap Amstelodamum 92 (2000), pp. 148-185.
  226. Luykx, Paul, ‘Daar is nog poëzie, nog kleur, nog warmte’. Katholieke bekeerlingen en moderniteit In Nederland, 1880-1960, Hilversum 2007. *
  227. M. jr (Molenaar junior, Nicolaas), ‘De Katholieke kunstenaars dagen te Huybergen 1932’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932), p. 109.
  228. M.M., (pater Maurits Molenaar m.s.c), De krypt in ‘t kerkje van Asselt, in: Roeping 2 (1923-1924), pp. 6-7.
  229. Margry, J., ‘De St. Liduina-Kerk te Schoten bij Haarlem’, in: Opgang 2 (1922), pp. 513-515.
  230. Maritain, J. , Kunst en scholastiek, Inleiding en vertaling C.A. Terburg O.P., Amsterdam 1924.
  231. Maritain, J., ‘Quelques réflections sur l’art religieux’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 10-11; 63-66. *
  232. Marius, G.H., ‘Antoon Derkinderens nieuwste muurschilderingen’, in: De Gids 64 (1900), pp. 541-551. *
  233. Marsman, Henske, B. Til, en Mienke Simon Thomas, Johan Thorn Prikker, De Jugendstil Voorbij, Rotterdam 2010, Tent. cat. Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam.
  234. Max Doerner, Malmaterial und seine verwendung im Bilde, Stuttgart 2001.
  235. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen beeldende kunst’, in: Opgang 8 (1928), p. 59.
  236. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: beeldende kunst’, in: Opgang 4 (1924), p. 1200-1201.
  237. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: beeldende kunst’, in: Opgang 4 (1924), p. 1086.
  238. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: De Onafhankelijken’, in: Opgang 6 (1926), p. 552.
  239. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: Matthieu Wiegman’, in: Opgang 7 (1927), p. 119
  240. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Beeldende kunst. Een rondgang door tentoonstellingen’, in: Opgang 6 (1926), p. 216.
  241. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Bij Matthieu Wiegman op den steiger, in: Opgang 7 (1927), p. 598.
  242. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘De wandschilderingen van Matthieu Wiegman in de H. Rozenkranskerk te Amsterdam’, in: Opgang 7 (1927), pp. 650-654.
  243. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Een wandschildering van Jan Gregoire’, in: Opgang 4 (1924), pp. 772-773.
  244. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Jan Grégoire’, in: Opgang 7 (1927), pp. 618-621.
  245. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Joep Nicolas’, in: Opgang 5 (1925), pp. 170-176.
  246. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Kunst in het Zuiden I, Tentoonstelling van Schilderijen te Maastricht’, in: Opgang 4 (1924), p. 849.
  247. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Kunst in het Zuiden II’, in: Opgang 4 (1924), p. 865.
  248. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Ludgerus-kweekschool’, in: Opgang 4 (1924), p. 944.
  249. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Matthieu Wiegman’, in: Opgang 6 (1926), pp. 413-418.
  250. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Matthieu Wiegman’, in: Opgang 4 (1924), pp. 477-492.
  251. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Nieuw werk van Joep Nicolas’, in: Opgang 9 (1929), pp. 194-196; met vijf afbeeldingen in het daaropvolgende artikel, pp. 197-199; 200.
  252. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Toorop †’, in: Opgang 8 (1928), pp. 146-149.
  253. Meer, F.G. (Frits) van der, ‘De kerk en de schilderijen van Jacob Ydema’, in: Gedenkboek uitgegeven bij gelegenheid van het 600-jarig bestaan der parochie van Sint Michael te Woudsend 1337-1939, Woudsend 1937, pp. 29-34.
  254. Meer, Frits van der, Feestelijke gedachtenis. Beschouwingen over het kerkelijk jaar, Nijmegen 1995.
  255. Meiden, Willem van der, ‘Zoo heerlijk eenvoudig’. Geschiedenis van de kinderbijbel in Nederland, Hilversum 2009. *
  256. Meijer, R.J.J., red., Samen ruimte vieren, parochie Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand 1923-1973, Bilthoven 1973.
  257. Meijers, Piet, George Tielens (1888-1950) Kunstenaar en gentleman, Geleen 2010. *
  258. Merlet, Herluf van, ‘De muurschildering van Otto van Rees in de Rozenkranskerk te Amsterdam (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman), in: Opgang 12 (1932), pp. 441-442.
  259. Meuleman, Clemens, Hedendaagsche religieuse kunst (met een inleiding van Jan Engelman), Amsterdam 1936.
  260. Meuleman], ‘Bericht’ (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman) , in: Opgang 12 (1932), p. 443.
  261. Meurs, W. van, ‘Chris Lebeau’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 17 (1907), pp. 289-292. *
  262. Mieras, Mark, Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over onszelf, Amsterdam 2010.
  263. Miller, B.F., ‘Painting materials research in Munich from 1825 to 1937’, in: Painting techniques, History, Materials and Studio Practice, Contributions to the Dublin Congress 7-9 sept. 1998, Londen, pp. 264-248.
  264. Missale romanum, Rome 1570 (editie 1962). *
  265. Moerkerken, P.H. van, ‘Een boek over Der Kinderen, A.M. Hammacher. De levenstijd van Antoon der Kinderen. Amsterdam. H.J. Paris. 1932’, in: De Gids 97, (1933), pp. 279-290. *
  266. Molenaar, Nics, ‘Mozaïek-crucifixen ontworpen en uitgevoerd door Antoon Molkenboer’, in: Van Bouwen en Sieren 2 (1931), pp. 41-45.
  267. Molkenboer o.p., B.H., ‘De Kruisweg van Toorop’, in: De Beiaard 3 (1918), pp. 273-301.
  268. Molkenboer o.p., B.H., ‘Onze kerkschilderkunst’, in: Gildeboek 2 (1919), pp. 142-156.
  269. Molkenboer, A., ‘Aanvulling’ (op: Rooy, J.M.J. van, ‘De nieuwe transeptramen in Onze Lieve Vrouwe van Goede Raad te ’s-Gravenhage’), in: Opgang 3 (1923), pp. 57-60.
  270. Möller pr., I.B.W.M., ‘Het Genootschap van R.K. Kunstenaars te ’s-Gravenhage’, in: Gildeboek 5 (1923), pp. 121-132.
  271. Möller pr., J.B.W.M., ‘De H. Eucharistie en de moderne Katholieke Kunst’, in: Gildeboek 6 (1924), pp. 2-7.
  272. Mora, P., Mora, L., Philippot, P., Conservation of Wall Paintings, Butterworths London, ICCROM 1984.
  273. Nicolas, E., De heer van Jericho, Utrecht Brussel (z.j, 3de dr.) (1ste dr. 1946).
  274. Nicolas, Joep (toeschrijving), Ontwerp van de cryptebeschildering Asselt, Asselt 1922, typoscript in de Stadsbibliotheek Maastricht, Documentatie Limburg (de tenaamstelling is afgeleid van het feit dat hij de schilder was die in dit stuk uitleg geeft).
  275. Nicolas, Joep, ‘Kroniek: BeeIdende kunst: Mogelijkheden voor den hedendaagschen
    kunstenaar’, in: De Gemeenschap 15 (1939), pp. 211-223.
  276. Nicolas, Joep, ‘Rede gehouden door Joep Nicolas Voor het St. Bernulphusgilde II (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman)’, in: Opgang 12 (1932), pp. 82-89.
  277. Nicolas, Joep, ‘Religieuse kunst van dezen tijd, onder redactionele verantwoordelijkheid van Clemens Meuleman’, in: Opgang 12 (1932), pp. 91-94; 105-108.
  278. Nicolas, Joep, Wij glazeniers, Utrecht, z.j. (1938).
  279. Niehaus, Kasper, Schilderingen op muren en glazen door prof. R.N. Roland Holst, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 43 (1933 juli-december), pp. 140-143. *
  280. Niemeijer, Elly, m.m.v. Doris Wintgens, ‘De Realisten’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 117-132.
  281. Nieuwbarn, M.C., Desiderius Lenz o. s. b. schoonheidsleer der Beuroner kunstschool, Overzetting, aanteekeningen en illustratie uit de Beuroner kunst, Bussum 1912.
  282. Nieuwbarn, M.C., Het Roomsche kerkgebouw, leer der algemeene symboliek en ikonografie onzer Katholieke kerken, Nijmegen 1908. *
  283. Oudkatholieke kerk Leiden, De fresco’s van Chris Lebeau (1878-1945), z.pl., z.j. (brochure gebaseerd op het verslag van pastoor G.A. Smit over de beschildering (1926-1929)).
  284. Overbeek, Frans e.a., Refrein van de toekomst, Nicolaaskerk Nieuwegein (voorheen Jutfaas), Nieuwegein 1998.
  285. Panofsky, E., Iconologie, thema’s en symboliek bij de renaissance schilders, Utrecht/Antwerpen 1970 (1e dr. 1962).
  286. Peeters, C., Kerkelijke kunst en architectuur ten tijde van Hendrik Andriessen, in: Hendrik Andriessen en het tijdperk der ontluiking, z.pl. (Nijmegen) 1993, pp. 45-72.
  287. Peeters, K. (C.J.A.C.), ‘Dichterlijke visies op de gotische kathedraal, van Verlaine tot Marsman’, in: Nader beschouwd, een serie kunsthistorische opstellen aangeboden aan Pieter Singelenberg, Nijmegen 1986, pp. 87-106.
  288. Pfeill, Karl Gabriël, ‘Johan Thorn Prikker’s beteekenis als voorlooper’, in: Opgang 12 (1932), pp. 651-655; 668-671.
  289. Plas, Michel van der en Jan Roes, De kerk gaat uit, Familiealbum van een halve eeuw Katholiek leven in Nederland, Bilthoven 1973.
  290. Plasschaert, Albert, De toegepaste Kunsten in Nederland, Muurschilderingen, Rotterdam 1926.
  291. Plasschaert. Albert, ‘Johan Thorn Prikker, een karakteriseering’, in: Opgang 4 (1924), pp. 538-546.
  292. Polak, Bettina, Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst. De symbolistische beweging 1890-1900, Den Haag 1955. *
  293. Pollones, J. A., ‘Vier aspecten der Wereldtentoonstelling “Art et Technique” te Parijs, IV. De decoratieve kunst’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 47 (1937), pp. 94-99. *
  294. Polman, M., De kleuren van het Nieuwe Bouwen tijdens het Interbellum in Nederland (proefschrift TU Delft), 2012. *
  295. Posthumus, A.G., Abstract Expressionisme ten tijde van de Koude Oorlog, 1945-1960, Een vergelijkende literatuurstudie,(doctoraalscriptie RU Utrecht) 2007. *
  296. Potters, Marja, David Mulder, Thijs Stobbe, Inventaris van het archief.Kunstwerkplaatsen Atelier Cuypers/Stoltzenberg, Cuypers & Co., N.V. Kunstwerkplaatsen archief 1852-1957, Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam 2008. *
  297. Pouls, J, Karin Daamen-Heeskens, Anton de Leeuw, Pascale de Brabander, Roet Stapper-Vollenbergh, Jean Wiekken, Marij Simons, Charles Eyck 1897-1983, Kunstenaar tussen traditie en vernieuwing, Maastricht 1997.
  298. Pouls, J.H., Ware schoonheid of louter praal, De bisschoppelijke bouwcommissie van Roermond en de kerkelijke kunst van Limburg in de twintigste eeuw, Maastricht 2002.
  299. Pouls, Jos, ‘De kunstenaarsdagen van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging in Huijbergen (1932-1940), bakermat van de Delftse School’, in: Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden 10 (2001), pp. 160-184 en 225-244. *
  300. Pouls, Jos, ‘Jean Adams (1899-1970), priester-kunstenaar in Midden-Limburg’, in: Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden 19-20 (2010-2011), pp. 345-375. *
  301. Pursche, J., ‘Betrachtungen zur Malerei mit Alkalisilikaten, Geschichte, Maltechniek und Restaurierung’, in: Wohlleben, M., Sigel, B. (red.), Mineralfarben: Beiträge zur Geschichte und Restaurierung von Fassadenmalereien und Anstrichen, Festschrift zum 120jahrigen Bestehen der Firma KEIMFARBEN, Zürich 1998, pp. 53-66.
  302. R., Bij het werk van Willem Wiegmans, Van Bouwen en Sieren 2 (1931), pp. 203-207.
  303. Raaij, E. van, ‘De fresco’s van Georges de Geetere’, in: F.L. Jansen e.a, Sint Jacob ’s-Hertogenbosch. De kerk en zijn geschiedenis, ’s Hertogenbosch, 1993, pp. 79-90.
  304. Raaij, Ernst van (ed.). Met de blik naar het oosten. Piet Gerrits (1878-1957), Nijmegen 1992, Tent. cat. Nijmeegs Museum Commanderie van Sint Jan Nijmegen.
  305. Rackham, Don, en Karl Pesch Konopka en Bernadette van Hellenberg Hubar, De kop van de Sphinx, Waardenstellend onderzoek naar de ‘Timmerfabriek’ te Maastricht, deel 1: A prima vista en deel 2 Capita selecta, Ohé en Laak 2006. *
  306. Rijnders, Mieke, Willem van Konijnenburg. Leonardo van de Lage Landen, Zwolle 2008.
  307. Rogier, L.J. en N. de Rooy, In vrijheid herboren. Katholiek Nederland 1853-1953, Den Haag 1953.
  308. Rooijen, Henri van, Kerkelijke traditie en hedendaagsche kunst (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman), in: Opgang 12 (1932), pp. 802-809; 834-841. Idem, Opgang 13 (1933), pp. 11-14.
  309. Roon, Marike van, Goud, zilver & zijde. Katholiek textiel in Nederland 1830-1965, Zutphen 2010. *
  310. Rooy, J.M.J. van, ‘De nieuwe transeptramen in Onze Lieve Vrouwe van Goede Raad te ’s-Gravenhage’, in: Opgang 3 (1923), pp. 49-57.
  311. Schilder, Klaas, ‘Aesthetische Christusbeschouwing’, in: Veenhof, C. (ed.), Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 4, Goes 1953, pp. 101-149 (overgenomen uit De Reformatie van 22 Juli 1921, 1ste Jaargang, No. 44, e.v.). *
  312. Schilder, Klaas, ‘Eros of Christus’, in: M.J. Leendertse en C. Tazelaar (uitgave), Christelijk Letterkundige Studiën II, Amsterdam 1926, pp. 130-218. *
  313. Schilder, Klaas, Bij dichters en schriftgeleerden, Amsterdam 1927. *
  314. Schiphorst, L.H.H.M., Een toevloed van werk, van wijd en zijd; de beginjaren van het Atelier Cuypers/Stolzenberg, Nijmegen 2004. *
  315. Schretlen, M.J., ‘Toorop’, in: Opgang 4 (1924), pp. 25-36.
  316. Schulte, A.G., Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1982. *
  317. Schulte, Ton, ‘Kerkelijk kunstbezit tussen dictatuur en onverdraagzaamheid, Friedrich Wilhelm Mengelberg, zijn kruiswegstaties in de Dom te Keulen en de navolging ervan in Nederland’, in: Jaarboek Monumentenzorg, Zeist-Zwolle (1991), pp. 114-136. *
  318. Sengers, Lode, ‘Werk van Lode Sengers’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932),pp. 311-313.
  319. Siebenmorgen, Harald, Die Anfänge der “Beuroner Kunstschule” : Peter Lenz und Jakob Wüger 1850 – 1875, Ein Beitrag zur Genese der Formabstraktion in der Moderne, Sigmaringen 1983.
  320. Six, Jan, Katalogus der Bibliotheek van de Rijks-Academie van Beeldende Kunsten, Amsterdam 1910.
  321. Smeelen, Pius, ‘De nieuwe ramen van Lou Asperslagh in de kerk aan de Beeklaan, ’s Gravenhage’, in: Opgang 9 (1929), pp. 130-135.
  322. Sötemann, A.L., ‘Ritmisch, muzikaal bezeten. De dichter Jan Engelman.’ In: Feikema, Op gezang en vlees belust, pp. 91-117.
  323. Steiner, Rudolf, Algemene menskunde als basis voor de pedagogie (1919), Rudolf Steiner / Werken en voordrachten, Zeist 2001. *
  324. Stichting Vrienden van de Abt, De H. Antonius Abtkerk. Een Schevenings Monument, Scheveningen 2003.
  325. Stokvis, W., ‘Inleiding – De omstreden hergeboorte van de moderne kunst in Nederland; de jaren 1945-1951’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 11-36.
  326. Stokvis, W., red., De doorbraak van de moderne kunst in Nederland: de jaren 1945-1951, Amsterdam 1984.
  327. Stuyt, Jan, Franciscaansche Wandschildering, in: Gildeboek 16 1933, pp. 79-80.
  328. T. (Terburg), C.A., ‘Kunstbeschouwingen der scholastiek door Jacques Maritain’, in: Opgang 4 (1924), pp. 290-291; 318-320; 350; 391-394; 415; 439; 462-463; 474; 512-514; 532; 555-558; 579-581; 601-604; 634-638; 657-658; 673-676; 709-710; 724-727; 748-752; 768-771; 794-797; 820-823; 837-840; 872-875.
  329. T., A. E. v. d., ‘Muurschilderingen van Jan Grégoire’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 38 (1928), pp. 364-365. *
  330. Terburg, C.A., ‘Apologia pro vita’, in: Maritain-Terburg, Kunst en scholastiek, pp. 7-9.
  331. Th. (Thunnissen, H.), ‘Bij het werk van Antoon Molkenboer in de kerk van Onze Lieve Vrouw van Goeden Raad aan het Bezuidenhout te Den Haag’, Gildeboek 6 (1923), pp. 12-33.
  332. Thibaudier, J., Geschiedenis van de kruiswegstaties van de St. Ludgerusparochie te Balk (folder), Balk 2011.
  333. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘De Heilige Linie, proeve over de oostwaardsche richting van kerk en autaer als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst’, in: Sterck, J.F.M., red. J.A. Alberdingk Thijm, werken IV, kunst en oudheidkunde I, Amsterdam/Den Haag 1909 (1e dr. 1858), pp. 1-198. *
  334. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘Ikonografie der Onbevlekte Ontvangenis’, in: Dietsche Warande 4 (1858), pp. 255-264.
  335. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘Opstellen over de kompozitie in de kunst’, in: Sterck, J.F.M., red. J.A. Alberdingk Thijm, werken IV, kunst en oudheidkunde I, Amsterdam/Den Haag 1909 (1e dr. 1843-1848/1857), pp. 199-332. *
  336. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘Willen wij alleen de Gothiek?’, in: Dietsche Warande 4 (1858), pp. 171-180.
  337. Thijm, J.A. Alberdingk. ‘De harmoniën van het Oude en het Nieuwe Testament in de beeldende kunst, Biblia Pauperum’, in: Dietsche Warande 7 (1866), pp. 431-445; (vervolg): Dietsche Warande 8 (1869), pp. 55-67. *
  338. Thijm, J.A. Alberdingk. ‘De schilderkunst in het westersch Europa der middeleeuwen met name in Frankrijk’, in: Dietsche Warande 9 (1871), pp. 319-335; (vervolg): Dietsche Warande 10 (1874), pp. 232-272.
  339. Thompson, M.A., St. Bavo De nieuwe kathedrale kerk van Haarlem, Haarlem 1898.
  340. Thunnissen, H., ‘Bij het werk van Gerhard Jansen in de kapel van het R.K. Ziekenhuis Den Haag’, in: Gildeboek 6 (1923), pp. 175-178.
  341. Thunnissen, H., ‘De Glas-in-loodramen van de Sint Paschaliskerk te Den Haag’, in: Opgang 2 (1922), pp. 1; 4-5.
  342. Tibbe, L. ‘Alberdingk Thijm en de beeldende kunsten, zijn hoogleraarschap aan de Rijksacademie 1876-1889’ In: Geurts, P.A.M., red. J.A. Alberdingk Thijm, erflater van de negentiende eeuw. Baarn 1992, pp. 157-174.
  343. Tibbe, L., R.N. Roland Holst 1868-1938, ‘Arbeid en schoonheid vereend’, opvattingen over gemeenschapskunst, (proefschrift VU Amsterdam), Amsterdam/Nijmegen 1994.
  344. Timmermans, Felix, ‘Pater Gregorius de Wit, de monnik die kunstschilder is’, in: Opgang 4 (1924), pp. 170-173.
  345. Timmers, J.J.M., Symboliek en iconographie der Christelijke kunst, Roermond-Maaseik 1947.
  346. Timmer-van Eunen, Annemarie, ‘Men voelt het of men voelt het niet’, De kunstkritiek van Jan Engelman (proefschrift RU Groningen), Groningen 2007. *
  347. Torraca, Giorgio, Porous building materials, ICCROM, Rome 1988.
  348. Trappeniers, ‘Antoon Derkinderen als hoogleraar-directeur van de Rijksacademie van beeldende kunsten in Amsterdam (1907-1925), in: Trappeniers, Derkinderen, pp. 51-63.
  349. Trappeniers, M., red., Antoon Derkinderen 1859-1925, Tent. cat. ’s-Hertogenbosch, Noordbrabants Museum 1980; Amsterdams Historisch Museum 1980-1981; Drents Museum 1981, ‘s-Hertogenbosch 1980.
  350. Tuinen-Taselaar, Elina van, Thé Lau / Mattheus Josephus Lau, 1889-1958, (Kranenburgh-Cahier nr. 19), Bergen 2006.
  351. Tuyll van Serooskerken, Carel van, red. en Wiepke Loos, Waarde Heer Allebé, Leven en werk van August Allebé (1838-1927), Zwolle 1988, Tent. cat. Teylers Museum Haarlem.
  352. Valk , M.W. van der, A.J. Derkinderen, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 16 (1906), pp. 289-297. *
  353. Van den Hengel, W., ‘Bij eene communiebank. Schildering van Schelfhout’, in: Gildeboek 6 (1923), pp. 164-166.
  354. Verheijen, Roos, ‘Het kunstenaarschap van Antoon Derkinderen’, in: Trappeniers, Derkinderen, pp.17-27.
  355. Verkade, Willibrord, Des Cennino Cennini Handbüchlein der Kunst, Straatsburg 1916.
  356. Verkade, Willibrord, Van ongebondenheid en heilige banden, herinneringen van een schilder-monnik, Den Bosch 1920 (1ste dr. 1917).
  357. Verschuuren, A., ‘Aesthetische gedachten’, in: Van bouwen en sieren 2 (1931), pp. 369 e.v.
  358. Verwey, Albert, ‘Boeken, menschen en stroomingen. W. Worringer: Formprobleme der gotik’, in: De Beweging 13 (1917), pp. 356-265. *
  359. Verwilst o.p., L., ‘De liturgie leidsvrouw der schoone kunsten’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932), pp. 10-15.
  360. Veth, Jan, ‘Een gekleurd glasraam in het nieuwe Utrechtsche Universiteitsgebouw, geschilderd door A.J. Derkinderen’, in: De Gids 58 (1894), pp. 307-316. *
  361. Vickers, B., In defence of rhetoric, Oxford 1990 (1e dr. 1988).
  362. Viollet-le-Duc, E.E. Dictionnaire raisonné de l’architecture française du XIe au XVIe siècle, 10 delen. Parijs 1854 1868 (I-1854, II-1854, III-1858, IV-1859, V-1861, VI-1863, VII-1864, VIII-1866, IX-1868, X-1869), in het bijzonder deel VIII, lemma Peinture. | http://bit.ly/Viollet-le-Duc-Dictionnaire
  363. Viollet-le-Duc, E.E., Entretiens sur l’architecture, 2 delen, Brussel/Luik 1986 (4de druk; oorspronkelijk Parijs 1863-1872). *
  364. Visscher, J. de, Het verhaal van de kunst, een wijsgerige hermeneutiek van het kunstwerk, Amsterdam 1990.
  365. Visser, Herman F.E, ‘De literatuur over Vincent van Gogh’, in: De Beweging 13 (1917), pp. 322-340. *
  366. Volkers, Tineke, ‘Drie grote opdrachten’, in: Trappeniers, Derkinderen, pp. 29-36.
  367. Vondel], J. V. Vondels poëzy of verscheide gedichten: op een nieu by een vergadert, en met veele ook voorheen nooit gedruckte dichten vermeerdert; mitsgaders een aanleidinge ter Nederduitsche Dichtkunste en het Leven des Dichters, Franeker, 1682, 2 delen, deel 2. *
  368. Vries, Jan de, ‘Gemeenschap en wereld-ik, geheel op de wijze der kunst’, Nederlandse kunstkritiek en moderne kunst circa 1900-1920 Albert Verwey, Albert Plasschaert, Just Havelaar, Theo van Doesburg, Amsterdam 1990.
  369. W., ‘De St. Jozefkerk te Zwolle’, in: Gildeboek 16 (1933), pp. 126-129.
  370. Wagner, Velten, Avantgardist und Malermönch: Peter Lenz und die Beuroner Kunstschule, Hildesheim 2007.
  371. Waterkamp pr., J.M.J., ‘Liturgie en kunst’, in: Ars sacra, pp. 228-232.
  372. Wehlte, K., Werkstoffe und techniken der Malerei, Ravensburg 1967/1992.
  373. Weymans, M., ‘Heinrich Campendonk’, in: Hoogveld, Glas in lood, pp. 218-219.
  374. Wezel, Gerard van, ‘“Streven naar iets wat nog niet is gemaakt”. Presentatie en directe ontvangst van het werk van Jan Toorop in het fin-de-siècle’, in: M. Bisanz-Prakken, Toorop / Klimt. Toorop in Wenen: Inspiratie voor Klimt, Den Haag en Zwolle 2006-2007, pp. 9-53.
  375. Wezel, Gerard van, ‘Dertiende statie: Jezus wordt van het kruis genomen 1918’, in: Marja Bosma, red., Vier Generaties. Een eeuw lang de kunstenaarsfamilie Toorop/Fernhout, Utrecht 2001, Tent. cat. Centraal Museum Utrecht, pp. 59-61.
  376. Wezel, Gerard van, ‘Jan Toorop’, in: M. Bosma, red., Vier generaties. Een eeuw lang de kunstenaarsfamilie Toorop/ Fernhout, Utrecht 2001, pp. 31-61.
  377. Wezel, Gerard van, en Rob Crèvecoeur, ‘Amsterdam, Gebouw van de voormalige ANDB’, in: KNOB 79 (1980), pp. 90-94.
  378. Winckelmann, J.J., Gedanken über die Nachahmung der griechischen Werke in der Malerey und Bildhauerkunst (Zweyte vermehrte Auflage), Dresden/Leipzig 1756.
  379. Wintgens, Doris, Reacties in de kranten op het beleid van het stedelijk museum’, in: W. Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 37-46; 93-106.
  380. Wissing, A.J., e.a. Toorop’s kruisweg St. Bernulphus Oosterbeek, Oosterbeek 1980.
  381. Worm, Piet en Tia Wiegman, Matthieu, Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman, z.pl., z.j. (1986).
  382. Woudsma, Henk, Beeldhouwkunst, schilderkunst en toegepaste kunst van 1945 – 1995, uit de collecties van Belgische en Nederlandse musea, (Haren, z.j.). *
  383. Zetten, Gert van, Emmanuel Perey, Nijmegen z.j (circa 2010). *

Verkorte link: https://bit.ly/3DtQgp

← Terug naar De genade van de steiger!

Loodlijnen glazen Begijnhofkapel Breda

Dit webartikel over een heel speciaal type loodlijnen – in het PDF scherm hieronder – kwam tot stand in het kader van het waardenstellend onderzoek naar de aard- en nagelvaste objecten van de collectie kerkelijk erfgoed van #KunstinBreda. Een opdracht, waar ik intens van genoten heb, zoals je kunt zien bij de inhoudsopgave van dit project.

#Kerkverhalen | Aparte verloding glas in lood Begijnhofkapel Breda | if then is now

Je kunt dit webartikel ook lezen door te surfen naar ifthenisnow.eu.

Loodlijnen | Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Naschrift — Woon je in Breda of ben je er tijdens een uitstapje, ga dan eens kijken bij de Begijnhofkapel. Er is nog veel meer te zien, dan alleen de glas in lood.

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2C7rUp6-VanHH2org

Kunstkritiek?

Kunstkritiek? 'Glass is more' over het boek 'Annemiek Punt, Monumentale Monumentale Glaskunst 1980-2017'. Screenshot bvhh.nu 2017.

Op de kunstkritiek hieronder op de site van Glassismore.com kom ik misschien nog ‘ns terug. Wat ik niet begrijp is hoe iemand zo lovend kan beginnen en eindigen, terwijl de rest van het verhaal helemaal niet positief is. En bij dat tussenliggende stuk heb ik nogal eens mijn wenkbrauwen opgetrokken.

Het is het oude verhaal: slecht lezen leidt tot zwak commentaar. En een gebrek aan reflectie op de eigen standpunten vergroot dat nog eens extra uit. Met name deze opmerking van de recensent is veel-, of zo je wil, nietszeggend: ‘Mij lijkt het niet zinvol kleur, spetters ontstaan uit een handeling of geaquarelleerde vlekken alleen door oppervlakkige vormovereenkomsten met het werk van Pollock en dat van Appel en Kandinsky te associëren en daarmee van een kwaliteitsstempel te voorzien’. Hoezo ‘oppervlakkige vormovereenkomsten’! Als ze beter had gelezen had ze mogelijk opgemerkt dat het niet om vormovereenkomsten zonder meer gaat, maar om de uitdrukking van de overtuiging dat handschrift en factuur werken als intermediair van intuïtie en spontaniteit. En dit fenomeen is van een dusdanig belang dat het een plaats krijgt in mijn pleidooi voor de herijking en verlenging van het begrip expressionisme. 

En wat moet je met zoiets: ‘in tegenstelling tot kunsthistorici moeten docenten en kunstcritici wel een mening hebben over hedendaagse, internationale kunst en vormgeving’. Alsof er een schot in mijn hersens zit tussen de kunsthistoricus en de persoon die om kunst geeft. Het is een volstrekt achterhaald idee dat de kunsthistoricus geen mening heeft – zowel op het fysieke niveau van de hersenen als filosofisch is dat onmogelijk – en dat geldt al helemaal in de erfgoedsector. Ik heb immers een waardestelling geschreven en dat betekent dat je aan de hand van vaststaande criteria, op grond van een geobjectiveerde oordeel, je mening formuleert. Hierbinnen zijn ook meer subjectief geachte aspecten als belevingswaarde en esthetica van belang. Maar zoals ik bijna als een mantra blijf herhalen: dat iets subjectief is, betekent niet dat je het niet kunt objectiveren.

En zo zijn er wel meer kanttekeningen te plaatsen.

Je kunt deze link volgen voor het eigenlijke commentaar van Angela van der Burght. Wat mij betreft mag je het ook overslaan, hoewel je natuurlijk ook van een slordige manier van recenseren veel kunt leren.


Annemiek Punt in de kunsthistorie geplaatst tussen Kandinsky, Pollock en Appel

Monumentale Glaskunst 1980-2017
Author: Dr. Bernadette van Hellenberg Hubar, Prof. dr. Wessel Stoker, Dr. Joost de Wal

De monumentale glaskunst van Annemiek Punt (Hengelo, 1959) heeft definitief een plaats gekregen in de kunstgeschiedenis. Kunsthistorici Dr. Bernadette van Hellenberg Hubar en Dr. Joost de Wal en godsdienstfilosoof Prof. dr. Wessel Stoker hebben onderzoek gedaan naar de kunstwerken van Annemiek Punt en gaven het plaats en betekenis in de moderne Nederlandse monumentale glaskunst. Het werk van Punt staat in de traditie van vernieuwende Nederlandse glazeniers als Joep Nicolas en Gunhild Kristensen. Maar ook op internationale schaal heeft haar unieke stijl een officiële plek gekregen, tussen onder meer Wassily Kandinsky, Jackson Pollock en Karel Appel.

Annemiek Punt is een van de zeldzame vrouwen in het zware vak van de monumentale glaskunst. Sinds 1980 voerde ze meer dan zeventig opdrachten uit voor ramen, beglazingen, glaspanelen en glasreliëfs in kerken, stiltecentra, instellingen en woningen. Tegelijkertijd verrijkte zij haar vakgebied met nieuwe technieken en oplossingen: fusing (glasversmelten), het versmolten wandreliëf, en de combinatie van versmolten glas met glas in lood. Al haar werk voert zij zelfstandig uit, in eigen atelier. Punts kleurgebruik en abstract-expressionistische stijl worden alom geprezen; haar glaskunst is over de hele wereld te zien, van Amsterdam tot Berlijn, van Roermond tot Nagasaki.

De bevindingen van de kunsthistorici vormen het eerste overzicht van meer dan 35 jaar monumentale glaskunst van Annemiek Punt in Nederlandse kerken, stiltecentra, woningen en andere gebouwen. Daaronder de prestigieuze opdracht voor de Nieuwe Kerk in Delft in 2006; haar nationale doorbraak.

Annemiek Punt

Annemiek Punt begon in 1979 haar atelier voor gebrandschilderd glas in lood in Denekamp. De opleiding voor het glazenieren en brandschilderen heeft Annemiek gevolgd in Duitsland, waar zij ook de kennis van scheikundig en ambachtelijk handwerk eigen maakte. Om het gevoel voor kleuren en lijnen nog beter onder controle te krijgen, volgde Annemiek begin jaren ’80 naast haar werk in het glasatelier een vijfjarige aanvullende HBO studie aan de AKI (kunstacademie) in Enschede.

In 1994 vestigde zij zich in Ootmarsum (Ov), waar haar atelier en galerie gevestigd zijn in een voormalig kindertehuis aan de Kloosterstraat. Daar ontwikkelde en verfijnde zij haar kenmerkende gebruik van kleuren en vond ze voldoende rust en ruimte om haar fascinatie voor kleur, vorm, techniek en gevoel tot uiting te brengen. Haar ontwerpen zijn zowel figuratief als abstract, maar altijd even boeiend en tijdloos. Naast het gebrandschilderde glas-in-lood heeft Annemiek zichzelf versmelten van glas eigengemaakt. In de veelkleurige glasobjecten ziet men haar ervaring terug, zowel in het glassnijden als in het kleur- en vormgevoel.

Dr. Bernadette van Hellenberg Hubar is kunsthistoricus en leidt als erfgoedspecialist haar eigen bureau. In 2013 verscheen haar standaardwerk De genade van de steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum (met Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel). Recent publiceerde ze De nieuwe Bavo te Haarlem. Ad orientem – Gericht op het oosten (2016). In 1997 ontving zij de Karel van Manderprijs voor waardevol kunsthistorisch onderzoek.

Prof. dr. Wessel Stoker bekleedde de bijzondere leerstoel Esthetica aan de Vrije Universiteit Amsterdam en is thans emeritus hoogleraar en gasthoogleraar aan de Vrije Universiteit. Hij publiceerde over godsdienstwijsgerige onderwerpen, zoals Is vragen naar zin vragen naar God? (1993) en Is geloven redelijk? (2004). Over kunst en religie schreef hij Kunst van hemel en aarde. Het spirituele bij Kandinsky, Rothko, Warhol en Kiefer (2012). Hij is de oprichter van Figura Divina, een collectief van hoogleraren dat symposia organiseert en bundels publiceert over kunst en religie.

Dr. Joost de Wal is zelfstandig kunsthistoricus. Hij promoveerde in 1999 op Kunst zonder kerk. Nederlandse beeldende kunst en religie, 1945-1990 (2002). In 2015 verscheen Hedendaagse kunst in Nederlandse kerken, 1990-2015. Van Jan Dibbets tot Tinkebell (met bijdragen van Frank Bosman, Justin Kroesen, Wouter Prins en anderen), in 2016 de monografie Harry van Kuyk (1929-2008). Wit op wit. En zwart. Reliëfdrukken en kunstenaarsboeken. Voor Het Noordbrabants Museum in Den Bosch maakte hij met Wout Herfkens de tentoonstelling en catalogus Verspijkerd en verzaagd. Hergebruik van heiligenbeelden in de Nederlandse beeldhouwkunst (2017).


De kunstkritiek van Angela van der Borcht

Heerlijk zo’n uitdagende stelling waarbij het werk van Punt in de traditie van vernieuwende Nederlandse glazeniers als Joep Nicolas en Gunhild Kristensen wordt geplaatst, maar ook op internationale schaal haar unieke stijl een officiële plek heeft gekregen tussen onder meer Wassily Kandinsky, Jackson Pollock en Karel Appel. 

De eeuwenoude techniek van het fusen werd in 1974 door Bulls Eye opnieuw geïntroduceerd en toen het daarvoor geschikte vlakglas en de granulaten werden geproduceerd, werd de techniek o.a. door Frank van den Ham in zijn werk toegepast en begon hij met het geven van cursussen. De temperatuur bij deze techniek is overigens rond de 800 Cº ook voor floatglas.

Het vervaardigen van glasvensters door ovenvormtechnieken waaronder het versmelten werd in Nederland als eerste toegepast door Van Tetterode en hier werkte o.a. Florian Lechner (D) die zijn architecturale werken en opdrachten in deze technieken opbouwde. Ook Stanislav Libensky en Jaroslava Brychtová pasten de techniek toe in de kapel van de St. Vitus Kathedraal in Praag. En of de glazeniers en kunstenaars nu vrouwelijk (bijv. Sylvia Nicolas) of mannelijk waren of als echtpaar samen de werken ontwierpen en uitvoerden al of niet in eigen atelier zegt niets over de kwaliteit van die werken. Bij beeldende kunstenaars zie ik wel vaker radicale vernieuwende oplossingen omdat zij niet gehinderd door enige kennis van de techniek en het materiaal, een ultieme oplossing zoeken en met het uitvoerend atelier in discussie gaan bij het maken van keuzes, zoals het werk van Ann Veronica Janssens in de kapel Saint Vincent, Grignan, Frankrijk.

De toepassing van vlakglas in de architectuur werd tot de jaren zeventig monumentale vormgeving of architectuurkunst genoemd en dient de gemeenschap: voor openbare gebouwen, scholen, kerken en religieuze gebouwen zijn wandschilderingen, gebrandschilderde vensters, verlichting, glasmozaïeken, tapijten, meubilair en serviezen vaak als één totaalvormgeving ontworpen en als studierichting aangaande ambachts- en nijverheidskunst vanaf 1904 aanwezig op vele Nederlandse academies, nu alleen nog bestaand in België. Door de terreur van de Thermopane, de veranderende architectuur, gebrek aan opdrachten en goede teken- en schilderopleidingen verloren veel kunstenaars zich in de jaren tachtig in het fusen, saggen en slumpen en zorgden zij niet voor vernieuwingen binnen de religieuze kunsten en/of architecturale kunsten. Daarvoor blijft ook het werk van Punt teveel bij de grafische opvattingen van de Duitse naoorlogse glazeniers waarvan Patrick Reyntiens in de jaren 70-tig al zei dat het nog steeds oorlog was op de Duitse ramen.

Mij lijkt het niet zinvol kleur, spetters ontstaan uit een handeling of geaquarelleerde vlekken alleen door oppervlakkige vormovereenkomsten met het werk van Pollock en dat van Appel en Kandinsky te associëren en daarmee van een kwaliteitsstempel te voorzien. In tegenstelling tot kunsthistorici moeten docenten en kunstcritici wel een mening hebben over hedendaagse, internationale kunst en vormgeving. En ik denk dan ook niet dat over 100 of 200 jaar Punts oeuvre als verwant aan dat van Wassily Kandinsky, Jackson Pollock en Karel Appel de kunstgeschiedenis is ingegaan.

Dus een leuk boek om te lezen, het is goed geschreven en gemaakt en als naslagwerk van het werk van Annemiek Punt zeer bruikbaar.

Angela van der Burght


Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2uGQSqt

Omdat veel webpagina’s van URL veranderen of verdwijnen, bijgaand een link naar het oorspronkelijke item op Evernote.

Terug naar de hoofdpagina.

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Nicolas en tijdgenoten

 


Joep Nicolas, Long island symphony 1957, eigendom Stichting 1888 Roermond. Foto Marij Coenen 2014
Een van de meest interessante werken van Joep Nicolas: Long island symphony uit 1957 (eigendom Stichting 1888 Roermond. Foto Marij Coenen 2014).
Opvallend is het deels allegorische, deels surrealistische karakater van dit werk, waarin verschillende technieken zijn toegepast. De combinatie van monochrome en polychrome onderdelen zal de glazenier later vaker toepassen.

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2vLBV54

Terug naar de hoofdpagina!

BewarenBewaren

BewarenBewarenBewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren