Leestijd circa 13 minuten
Dit webartikel, dat ik in 2013 schreef lopende het onderzoek voor de nieuwe monografie over de Haarlemse kathedraal, is daarin verwerkt. Wil je het boek over de nieuwe Bavo (2016) bestellen, surf dan naar http://bit.ly/Bavo-Ao.
Lettertekens en emblemen in de galerij onder de lichtbeuk van de apsis. Wat zou het allemaal betekenen?
Toen ik bij mijn eerste bezoek aan de nieuwe Bavo de steigers in het hoogkoor beklom, attendeerde de projectarchitect, Louis Gerdessen van Van Hoogevest Architecten, me op allerlei letters en tekens die in de smalle galerij onder de lucida of lichtbeuk van de apsis waren aangebracht. Hij was benieuwd waar die tekens op sloegen en waarom ze op zo’n onzichtbare plaats waren aangebracht. In mijn gesprek met een van de zonen van kunstenaar Han Bijvoet die zijn leven lang in en aan de kathedraal gewerkt heeft, merkte deze op dat bisschop ‘Callier, en ook de door hem uitgenodigde werkers, Dan Brown-achtige verwijzingen hebben achtergelaten naar teksten die heel bijzonder en in vergaand detail het decoratief programma van de Bavo bepalen’. Een mooiere typering is haast niet denkbaar, want dat achter de Bavo een net zo hermetisch als hermeneutisch programma schuilgaat staat wel vast: hermetisch omdat het een gesloten geheel vormt waarvan nog lang niet alle sleutels bekend zijn, hermeneutisch omdat de kerk vol symboliek zit die sterk religieus en theologisch doordesemd is en vol archetypische verwijzingen zit.
Het grappige is dat als we dit vandaag de dag snel duidelijk willen maken de naam van Dan Brown valt. In de tijd zelf zal vooral aan J.A. Alberdingk Thijm gedacht zijn: deze kunstcriticus en oudheidkundige, romanschrijver en dichter, koopman en hoogleraar aan de Rijksacademie van Amsterdam speelde op de achtergrond van verschillende projecten van zijn zwager Pierre Cuypers senior een inhoudelijke rol. Bij het Rijksmuseum werd zijn invloed nog eens uitvergroot door de betrokkenheid van hun ‘partner in crime’, Victor de Stuers, die zich bij die gelegenheid als een echte ‘beelddenker’ ontpopte. Ook bij de nieuwe Bavo is Thijms handboek over de kerkbouwsymboliek – De Heilige Linie (1858) – van grote betekenis geweest. Jan Stuyt verhaalde later dat hij er zowat mee opstond en naar bed ging, terwijl Joseph dit werk een centrale plaats gaf in de herdenkingsprent die hij na de dood van zijn peetoom maakte.*
Het hoogkoor met de apsis voor de restauratie. In de galerij vóór de mozaïeken van Henk Hilterman onder de lucida of raampartij van de apsis bevinden zich de lettertekens en emblemen (met dank aan Stephan van Rijt).]
Een van de passages in dit boek betreft de veelzijdigheid van de middeleeuwse architect, die in alle vakken doorkneed was:
‘Ziet gindschen geleerden kloosterling van St Gall, die in zijne cel eene verhandeling schrijft over de symboliek der kerkvormen […]: die zelfde schrijver is een kunstenaar, is een kerkenbouwer en muzikus. De Magister artium betoogt voor zijne leerlingen, dat de acht kerketonen aan acht verschillende gemoedsstemmingen bij den Christen beandwoorden, en hoe ze daarmee in over-een-stemming komen. Hij begeeft zich te midden van het werkvolk, dat zijn bouwplan eener kerk uitvoert. Die bouwing geschiedt natuurlijk met al de kerkelijke voorbereiding en bestiering, die een goede uitkomst aan het werk kan helpen verzekeren, en die door de liturigische wetboeken geregeld is. Het wordt eene romaansche kerk, met eene apside, die mysterieus verlicht zal zijn door zeven vensters. De monnik zal ginder in zijn boek gezegd hebben, dat de vensters de zinnebeelden van ons verkeer met den Hemel zijn, en dat het getal zeven een heilig getal is, dat, onder anderen, ook de zeven gaven van den H. Geest, en de zeven Sakramenten aanduidt’.*
Je staat er van te kijken hoe sterk deze passage van toepassing is op de nieuwe Bavo, want in de zeven dubbelvensters van de apsis zijn, naast de zeven regels van het Onze Vader, de zeven sacramenten en de zeven gaven van de heilige Geest gesymboliseerd. Dat wordt bevestigd door de Haarlemse priester M.A. Thompson die bij gelegenheid van de kerkwijding in 1898 een boekje over de symboliek van de kathedraal publiceerde. Maar dat is niet het enige: de verwijzing naar Sankt Gallen brengt ons bij een van de zeer weinige, originele middeleeuwse plattegronden die bekend zijn, in dit geval uit de negende eeuw. Het aparte van de kloosterkerk die daarop staat aangegeven is dat zich zowel aan de oost- als aan de westzijde een apsis bevindt – vergelijkbaar met de basiliek van Trier – die beide omringd zijn door een ambulatorium of omgang. De magister artium die zich alle kunsten meester heeft gemaakt, was verantwoordelijk voor het ontwerp dat hij te midden van kundige werklieden tot een goed einde heeft gebracht. Dit is ook wat voorgesteld wordt op de archiefkast die vader en zoon Cuypers voor kasteel De Haar hadden bedacht, met de zeven vrije, theoretische kunsten boven en een zelf bedachte versie van de zeven mechanische, toegepaste kunsten onder.*
De archiefkast van vader en zoon Cuypers voor kasteel De Haar (1893?) met de vrije, theoretische kunsten boven en een eigen versie van de mechanische, toegepaste kunsten onder (verblijfplaats: Museum Cuypershuis te Roermond).
Van magister artium naar magister operum (de meester van de werken) is slechts één stap. Niemand heeft deze figuur zo lyrisch neergezet als de beroemde Goethe (1773) die helemaal verrukt was van de kathedraal van Straatsburg en zijn middeleeuwse architect ‘meister’ Erwin van Steinbach. Ruim een halve eeuw later nam de Franse architect en oudheidkundige E.E. Viollet-le-Duc het stokje over door van de ‘maître de l’oeuvre’ een rolmodel te maken. Deze meester voerde de directie over de bouwloods bij de kathedraal, het ‘maison de l’oeuvre’, waar ook de ‘maitres oeuvriers’ verbleven, de meesters in de verschillende kunsten die betrokken waren bij de totstandkoming van de kathedraal. Het zal niet verbazen dat we hen ook op de archiefkast aantreffen. Eerder al had Cuypers senior de meester van het werk met zijn opzichter en kunstenaars afgebeeld op de voorgevel van het Rijksmuseum.*
Deze uitweiding was nodig, want dit is nu precies het thema van de door elkaar slingerende letters en tekens in de smalle galerij onder de lucida van de apsis in de nieuwe Bavo. Je zou kunnen stellen dat Joseph Cuypers voor een meer gesublimeerde uitvoering koos, qua dispositie bepaald niet minder verheven, maar wel veel meer versluierd in de haast onbereikbare galerij op het niveau waar normaal heiligen de band tussen hemel en aarde bevestigen. Wat zegt het dat juist hier de architect en zijn team zijn weergegeven? Mogelijk kan het antwoord gevonden worden bij een ander door en door Thijmiaans motief, dat diep in de klassieke oudheid geworteld is: de architect als de aardse tegenhanger van de goddelijke demiurg, de deus artifex, oftewel, zoals de oude Cuypers stellen zou, ‘den grooten Bouwmeester en Kunstenaar’ die het universum had geconstrueerd. Deze analogie leidde in De Heilige Linie tot typeringen van de aarde als ‘den grooten tempel Gods’ en vice versa van de kerk als ‘eene afbeelding der wereld’.* Elders beschreef Thijm de gelijkenis als volgt:
‘De Bouwkunst is, als ‘t ware, eene door het menschelijk genie gestichte tweede natuur, die, even als Gods groote natuur, alle vormen, door haren maker (hier de menschheid) rechtstreeks gewrocht, behoort te beheerschen’.*
Zo komen we weer terecht bij de magister operum die als leider van de bouwloods alle vormen beheerst, zowel in de zin van bepalen als deskundig zijn. Hij is immers niet alleen de dirigent, maar ook de magister artium. In de galerij wordt het monogram van Joseph Cuypers dan ook gecombineerd met een embleem waarin cirkel, vierkant en driehoek zijn weergegeven, de universele schema’s aan de hand waarvan God de schepping heeft gemaakt. Tevens zijn het de symbolen van de eeuwige en de tijdelijke orde, van hemel en aarde.
De monogrammen van de magister artium of operum van de nieuwe Bavo te Haarlem en zijn team: van links naar rechts en onder naar boven volgen de initialen en de emblemen van de betrokken figuren: de architect en zijn hoofdopzichter en opzichter, de aannemer, de metselaarsbaas en de onderbaas van de aannemer. Hun tekens worden (hieronder) verklaard door Thompson.
Een zeer nauwkeurige beschrijving van het gehele team vinden we bij Thompson:
‘In vele kathedralen en abdijkerken vindt men nog heden ten dage de namen van de bouwmeesters en de werklieden bewaard en dit wel op verschillende wijze. Nu eens in letterschrift of symbolische figuren, dan weer in gebrandschilderde vensters of aan het reliëf beeldwerk van orgels en predikstoelen. Ook de nieuwe St. Bavo heeft dit gebruik willen eerbiedigen en daarom heeft men aan de namen en symbolische werkteekens van bovengenoemde mannen ter eeuwige en roemrijke gedachtenis een plaats gegeven op de onderste linteaux van den ronden koormuur in het presbyterium, en wel in deze volgorde: Van uit het midden naar het zuiden:
1. Jos. Th. J. Cuypers, architect der kathedraal, die door de conceptie en uitvoering van het monument een keer te meer bewezen heeft een grooten en waardigen naam waardig te kunnen dragen en hoog te houden. Aan de eene zijde staat het monogram van zijn naam, aan de andere zijde het drievoudig werkteeken n.l.
de cirkel, als symbool der eeuwige orde.
het vierkant, als symbool der tijdelijke orde.
de driehoek , als symbool der stabiliteit en harmonie.
2. Jan Stuyt, de wakkere hoofdopzichter van het werk, die meer dan berekend voor zijn taak, wat in het bouwplan en de opvatting van den architect besloten lag, in ontelbare fijne en onberispelijke werkteekeningen heeft uitgevoerd. Bij zijn monogram vindt ge den symbolischen passer. Onder zijne scherpzinnige leiding waren nog met grooten ijver en toewijding als teekenaars werkzaam J. Teppema en Jac. Heemskerk.
3. Jac. Etmans, de opzichter, die met alle zorgvuldigheid over de uitvoering gewaakt heeft. Bij zijn monogram staat als werkteeken de driehoek.
Van uit het midden naar het noorden:
4. G. Hulsebosch, de aannemer met nijvere en bekwame hand het geheele raderwerk ineenzettend. Bij zijn monogram staat dan ook het rad als symbolisch werkteeken.
5. P. van Paradijs, die als metselaarsbaas, en
6. P. C. Tulp, die als onderbaas van den aannemer heel de structuur van het gebouw met al zijne geledingen en zijne technieke schoonheid omhoog deden rijzen en in het metselwerk en in de behandeling van de onderdeelen der kathedraal een waar meesterwerk geleverd hebben. Naast hunne monogrammen staan er tevens de werktuigen van hun arbeid verzinnebeeld, de troffel, schietlood en maatlat’.*
Na dit verhaal mag je wel stellen dat de zoon van Han Bijvoet er bepaald niet naast zat: de nieuwe Bavo is tot het kleinste detail zeer doordacht ontworpen. Het maakt me nog nieuwsgieriger naar wat het onderzoek verder gaat brengen.
Naschrift
Naar aanleiding van dit verhaal, attendeerde Huib Koudstaal van Van Hoogevest Architecten me er op dat er sterk gelijkende symbolen in de glazen van de sacristie van de nieuwe Bavo zitten. Hier gaat het niet alleen om het bouwvak, maar ook om andere emblemen, zoals een kroon en een bonnet (hoofddeksel van de priester), een schop met een juk (boerenbedrijf) et cetera.
Detail van de ramen in de parochiële sacristie van de nieuwe Bavo. Ze dateren van de eerste bouwfase (1895-1898) en zijn ontworpen door de firma Cuypers & Co. *
Daar kom ik nog een keer op terug.
B.
Bronnen
Het teken * in de bovenstaande tekst verwijst naar bronnen die hierna vermeld worden:
- Erftemeijer, Antoon, Arjen Looyenga en Marieke van Roon, Getooid als een bruid, De nieuwe Sint-Bavokathedraal te Haarlem, Haarlem 1997.
- Groenewald, S.G., De positie van de beeldende kunsten (binnen de vrije en de mechanische kunsten), op: Digischool 2010.
- Hubar, Bernadette van Hellenberg, Arbeid en Bezieling; de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum, Nijmegen 1997: de magister operum, pp. 42-44, 56-59; de achtergronden van J.A. Alberdingk Thijm, pp. 62-65; de herdenkingsprent voor Thijm van Joseph Cuypers, p. 63; de analogie tussen aardse en hemelse bouwmeester, pp. 35; 120; de bouwkunst als een tweede natuur bij Thijm, pp. 342-343.
- Leeuwen, Wies van, conceptbijdrage publicatie Jan Stuyt in samenwerking met F. van Gaal en T. van Oeffelt, te verschijnen in 2014.
- Ruyven-Zeeman, Z. van, De glazen van de Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem 1897-1959, Rapport over de kunsthistorische waarde van de beglazing in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, Maastricht/Haarlem 2009.
- Thijm, J.A. Alberdingk, ‘De Heilige Linie, proeve over de oostwaardsche richting van kerk en autaer als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst’, in: Sterck, J.F.M., red., J.A. Alberdingk Thijm, werken IV, kunst en oudheidkunde I, Amsterdam/Den Haag 1909 (1e dr. 1858), pp. 1-198: magister artium bij Sankt Gallen, pp. 62-63.
- Thompson, M.A., De nieuwe kathedrale kerk ‘St. Bavo’ te Haarlem. Bouwgeschiedenis, constructie en symboliek, Haarlem 1898: programma lucida, pp. 40-41; bouwteam: pp. 94-95.
- Wikipedia: kloosterplan van Sankt Gallen.
De voorgaande gegevens zijn verzameld in het kader van de waardenstelling die ik geschreven heb ten behoeve van de restauratie van de nieuwe Bavo. Dit project wordt uitgevoerd in opdracht van de stichting kathedrale basiliek Sint Bavo te Haarlem, in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort, de gemeente Haarlem, Van Hoogevest Architecten te Amersfoort, Judith Bohan Interieur Restauratie te Haarlem, Davique Sierschilderwerk te Moordrecht en Bam Schakel & Schrale (Amsterdam, Roermond).
Verkorte link van dit item: http://wp.me/P4eh3s-7q