De kruisweg van Jan Toorop
‘De genade van de steiger’ kan rechtstreeks besteld worden bij de Walburg Pers. ((De foto’s betreffen van links naar rechts: Anton Molkenboer in de Antonius Abtkerk te Scheveningen, Eugène Laudy in de Jozefkerk van Broekhem en Perey in de Lambertuskerk te Helmond. Ze kunnen gedownload worden via de beeldbank van de RCE en zijn gemaakt door Pixelpolder.
< Terug naar De genade van de steiger!))
‘De genade van de steiger’ is uitverkocht en kan alleen nog antiquarisch of besteld worden.*
De genade van de steiger, afb. 46 ‘Firma Emmanuel Perey, Het offer van Melchizedek maakt deel uit van de cyclus van grisailles in de kooromgang in de Lambertuskerk van Helmond (1924-1925). De aanwezigheid van dit genre toont de veelzijdigheid van dit bedrijf, ook al is dit soort schilderingen op dat moment sterk gedateerd. Bijzonder is verder dat we hier het resultaat zien van de rationalisatie van figuristen, specifiek ornamentele decorateurs en kalligrafen’. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.
De foto’s in de kop betreffen van links naar rechts: Jos ten Horn in de Goirkese kerk te Tilburg, Jan Toorop in de Beurs van Berlage en Antoon Derkinderen in het stadhuis van Den Bosch. Ze kunnen gedownload worden via de beeldbank van de RCE en zijn gemaakt door Sjaan van der Jagt/Pixelpolder.
Verkorte link van item: http://bit.ly/1QPbhQd
← Terug naar De genade van de steiger!
Register begrippen — ‘De genade van de steiger’ is sinds 2018 uitverkocht en kan alleen nog antiquarisch besteld worden.
Op zoek naar een passende afbeelding voor het item over Hemelvaart voor de sociale media in 2019 kwamen we erachter dat het in de monumentale kunst geen populair thema is, zoals ook uit onderstaand register blijkt.
De foto’s betreffen van links naar rechts: Piet Gerrits in de Gerardus Majellakerk te Tilburg, Kees Dunselman in de Obrechtkerk te Amsterdam en Jan Toorop in het Museum Catharijneconvent Utrecht. Ze kunnen gedownload worden via de beeldbank van de RCE en zijn gemaakt door Pixelpolder.
Verkorte link van item: http://bit.ly/1QPco2y
← Terug naar De genade van de steiger!
De omslag van de rapportpublicatie over de Sacramentskerk in Tilburg. Onderaan dit item wordt uitgelegd hoe je het kunt bestellen.
In 2005 is Res nova gevraagd om een waardenstellend onderzoek naar de Sacramentskerk uit te voeren met als doel dit in te zetten voor het behoud van de kerk. De bisschop van ‘s-Hertogenbosch, mgr A. Hurkmans, had namelijk besloten de Sacramentskerk te verkopen met als doel de hieruit voortkomende opbrengst aan te wenden voor het behoud van andere Tilburgse kerken. Wanneer immers een kerkgebouw haar liturgische functie verliest, zo meende hij, ‘[blijft] er weinig ruimte over […] voor alternatief gebruik van Rooms-katholieke kerkgebouwen’. Verkoop betekende toen sloop, want het gebouw had geen status als rijksmonument noch als gemeentelijk monument. Na jaren procederen, waarbij ik eenmaal bij de rechtbank en eenmaal bij een slopende zitting van de monumentencommissie aanwezig was – die zich volledig had ingegraven – is dat spijtig genoeg niet gelukt.1 Ten onrechte, want uit het onderzoek van Res nova zijn ontegenzeggelijk de waarden van gebouw en inrichting gebleken.
Twaalf jaar later, anno 2017, mag de Sacramentskerk nog heel even haar stempel drukken op het stadsbeeld van Tilburg. In de loop van de zomer zal ze grotendeels gesloopt worden. Het meest actuele plan is om de beeldbepalende gevel van de Sacramentskerk met de toren te behouden en op de plaats van het schip daarachter vijftien woningen te bouwen.2
Anno 2017 blijkt het onderzoek naar de Sacramentskerk een van de meest gewilde titels uit het educatieve fonds dat Vanhellenberghubar.org namens Res nova heeft voortgezet. En terecht, want het blijft een rapport met verrassende vondsten, zoals hierna uit de samenvatting zal blijken.3 Het onderzoek en de hoofdtekst staan op naam Don Rackham die ook tekende voor de vondst van het versneld perspectief. Zelf deed ik de begeleiding, de completering en finetuning van de waardenstelling, en de eindredactie van de tekst.
De Sacramentskerk werd gebouwd op een belangrijke locatie, het kruispunt van de pas voltooide Ringbaan-Oost en de Nieuwe Bosscheweg. Vanuit beide wegen doemt de Sacramentskerk op als een fraai visueel baken, en is het geworden tot een belangrijk oriëntatiepunt voor de gemeente Tilburg en een herkenningspunt voor de Armhoefse Akkers, ook wel de Sacramentsparochie genoemd.
De door de Eindhovense architect M. van Beek in 1931 ontworpen Sacramentskerk is niet alleen een gaaf en geslaagd voorbeeld van de wijze waarop een kerk werd gebouwd als het middelpunt van een nieuwe parochiewijk, ook de intrinsieke waarden van de kerk zijn van belang. Geheel volgens de Christocentrische idealen uit het interbellum heeft Van Beek alle middelen aangewend om de aandacht van de parochianen op het koor te vestigen. De gordelbogen en triomfbogen die in versneld perspectief tot achter het altaar doorlopen, de enorme overspanning van het schip, waarbij geen zichtverstorende kolommen zijn geplaatst, het verhogen van het vloerniveau van het koor en de wijze waarop Van Beek gebruik heeft gemaakt van de natuurlijke lichtinval zorgen voor een dramatisch en doeltreffend effect.
Het interieur van de Sacramentskerk. Door de repetitie en de exponentiële verkleining van de spitsboog wordt ons oog naar het altaar geleid. Foto Jack Janssen (2013).4
Ook aan het exterieur heeft hij de aandacht op het priesterkoor weten te vestigen: dit gebeurde door middel van een massief volume dat als een gesloten baldakijn over de locus sanctus staat en deze accentueert. De subtiele manier waarop Van Beek met de bouw van de kerk ruimtelijk op de plek heeft ingespeeld, blijkt uit de symmetrische opzet van de voorgevel. Door een trapsgewijze vergroting van de elkaar opvolgende bouwelementen is een fraai lijnenspel ontstaan. De detaillering versterkt dit: de Sacramentskerk is geheel in baksteen opgetrokken. Niet alleen de opgaande muren en de gewelven zijn hierbij van baksteen, maar ook de decoratieve elementen zoals rollagen, gootlijsten en plint. Door afwijkende tinten te gebruiken ontstond een verfijnde baksteenpolychromie.
Omdat de besluitvorming eerder aan de marginale kant is gebleven en er voorheen geen integrale waardenstelling is opgesteld, is het onderhavige rapport geproduceerd. Hieruit blijkt dat de Sacramentskerk zowel cultuurhistorisch, architectonisch als stedenbouwkundig een groot aantal bijzondere waarden kan worden toegekend. Uit grondig onderzoek is een beeld naar boven gekomen, dat in eerder gevoerde discussies helemaal niet of onvoldoende ter sprake is gekomen. Een aantal aspecten daarvan kan als res novae (nieuwe zaken) worden beschouwd. We laten deze hieronder de revue passeren:
De Sacramentskerk gezien vanaf de Bosscheweg voor de oorlog.5
Andere aspecten die wel bekend waren, maar eerder niet of onvoldoende in het besluitvormingsproces zijn meegenomen, zijn:
Naar aanleiding van dit item liet de Amsterdamse architectuurhistoricus Guido Hoogewoud* mij in 2015 het volgende weten: ‘het versneld perspectief is ook toegepast door K.P. Tholens in het koor van de Chassékerk in Amsterdam (1924-1926). In de zich verjongende bogen zijn de namen van de engelenkoren aangebracht’. Maar er blijken er meer te zijn geweest: tijdens de excursie van het Cuypersgenootschap van 4 juni 2016 naar het voormalige kleinseminarie Hageveld, bleek ook architect Jan Stuyt van deze kunstgreep gebruik gemaakt te hebben; niet in de kapel, maar in de kolonnade van de hal van het hoofdgebouw (1925). Het is dus kennelijk iets dat in die tijd weer opgepakt werd in de eigentijdse architectuur en dus wel degelijk van architectuurhistorische waarde is. Maar juist de betekenis van het toepassen van het versneld perspectief is destijds door de monumentencommissie van Tilburg snerend van de tafel geveegd! Zo’n gremium heeft zelf te weinig ervaring met onderzoek om te beseffen dat wanneer eenmaal iets is gesignaleerd – zoals Don Rackham heeft gedaan met het versneld perspectief in de Sacramentskerk – er daarna meer voorbeelden volgen.
Een groot aantal jaren sprak ik op deze plaats de hoop uit dat zich hier niettemin een modelherbestemming zou ontwikkelen. Alle voorwaarden daartoe waren immers aanwezig.
Juli 2017 valt het doek dan toch definitief.7 De waardevolle onderdelen van de kerk worden ‘gered’, zoals de glazen van Jan Dijker en de beelden van Charles Eyck en Frans Mandos, maar over een maand is het silhouet van de Sacramentskerk voorgoed verdwenen. Het zal een vreemde gewaarwording zijn als ik met de trein vanuit het zuiden Eindhoven binnenrijd op weg naar een ander project of naar familie in de stad van mijn jeugd.
:-( B.
In de Tilburgse Sacramentskerk bevindt/bevond zich ook naoorlogs glas-in-lood van Jan Dijker. Meer hierover vertelt Judith Kuipéri op de site van de stichtingjandijker.nl.
Verkorte link van dit item: http://wp.me/P4eh3s-T6 | http://bit.ly/1QPaAGJ
← Terug naar Voorheen Res nova.
Luciferterrein Eindhoven — Het begon met een enthousiast berichtje op Facebook dat intussen ook voor enige verwarring zorgde.
Voor de workshop ‘Van Luciferfabriek tot start upfabriek’ kun je je opgeven bij de gemeente Eindhoven.
Nu is de ene luciferfabriek de andere niet! In Eindhoven waren er namelijk twee die wel tot dezelfde firma behoorden. Met mijn vorige bedrijf, Res nova, hebben we cultuur- en bouwhistorisch onderzoek verricht naar het oudste complex dat op het Luciferterrein lag in Eindhoven. Bovenstaande fabriek aan de Vestdijk maakt daar géén deel van uit. Maar op een briefhoofd van de firma – hiervoor moet je even naar beneden scrollen – staan ze wel als eenheid naast elkaar weergegeven. ((Onderzoeksrapport Luciferterrein, pp. 29-30))
Dit item gaat dus over het onderzoek naar het Luciferterrein dat je via deze link kunt bekijken en downloaden.
Zoals je in de inleiding kunt zien, hebben we dit project met een hele ploeg uitgevoerd die ik – ere wie ere toekomt – hier graag wil vermelden:
Dit rapport is van de hand van drs Silvia Pellemans in samenwerking met drs Don Rackham. Het historisch kadastrale onderzoek is uitgevoerd door Jos en Bauke Hüsken. Het is collegiaal getoetst door drs Margreeth Bangert en dr Bernadette van Hellenberg Hubar. De eindproductie was in handen van Marij Coenen.
Op het vroegere forum van Res nova stond een projectomschrijving van de hand van Don Rackham die hierna grotendeels is overgenomen.
De gemeente Eindhoven gaf in 2009 opdracht om een cultuur- en bouwhistorische analyse uit te voeren naar het binnenterrein tussen de Bergstraat, Grote Berg en Kleine Berg, het zogenaamde Luciferterrein. De aanleiding voor dit onderzoek is het plan van Holland Art Gallery om op het binnenterrein een hotel met restaurant en galerie te ontwikkelen. ((Voor de laatste stand van zaken zie dit artikel van Eindhovens Dagblad van 22 mei 2014)) Op grond van beleid wil de gemeente Eindhoven, dat er voorafgaande aan de ontwerpfase, informatie ligt over de historische waarden van het gebied en de daarbinnen aanwezige bestaande en verdwenen bouwvolumes. Het onderzoek kan tevens dienen als referentiekader en inspiratiebron voor de op handen zijnde ontwikkeling.
Het projectgebied wordt in de volksmond aangeduid als Luciferterrein, genoemd naar de lucifersfabriek die in 1870 op deze locatie werd opgericht door de heren Mennen en Keunen. Het projectgebied omvat echter een terrein dat aanzienlijk groter is dan de kavel van de voormalige fabriek. Het gebied behelst verschillende panden aan de Bergstraat, de Kleine Berg en nog enkele volumes op het binnenterrein tussen deze straten. Momenteel is van de lucifersfabriek alleen nog het volume van het oorspronkelijke poortgebouw aanwezig in de vorm van het rijksmonument Bergstraat 26-30. Dit pand valt echter niet binnen de contouren van het plangebied.
Omdat de naam Luciferterrein de lading dan ook niet dekt, heeft Res nova voorgesteld om het projectgebied Van der Schootterrein te noemen. In de tweede helft van de twintigste eeuw was het overgrote deel van de bebouwing binnen het projectgebied, waaronder het rijksmonument Kleine Berg 45, de oude lucifersfabriek en nog enkele opstallen aan de Bergstraat, onderdeel van de ijzerwarenhandel van W. van der Schoot.
Uit het onderzoek zijn de volgende nieuwe gegevens – res novae – naar voren gekomen:
Hieronder wordt kort ingegaan op de ontwikkelingsgeschiedenis en verschijningsvorm van de twee belangrijkste complexen op het terrein: de voormalige lucifersfabriek en het Van der Schootpand.
Tot 1970 was het terrein achter de Bergstraat, Grote Berg en Kleine Berg onbebouwd. In 1870 kopen de heren Mennen en Keunen een groot perceel met de intentie hier een lucifersfabriek op te richten.
De bebouwing had een U-vormige plattegrond en volgde de contouren van het niet volledig orthogonale kavel. Het open voorterrein was bedoeld als sorteerplaats voor de aangevoerde boomstammen. Het betrof hier dan meestal populierenhout dat in de omgeving van Eindhoven ruimschoots voorhanden was. In het noordoostelijke deel van het complex, een smal langwerpig eenlaags bouwvolume onder zadeldak, stonden het stoomwerktuig en de ketel. Op deze machinerie waren de zaag- en schilmachines aangesloten, die in het gebouw direct naast het hierboven genoemde ketelhuis stonden.
Geheel in de zuidhoek van het perceel stond een eenlaags volume met een tongewelven dakconstructie met over de gehele lengte een ventilatiestrook. In dit gebouw was de eest, de droogkamer van de lucifers gevestigd. Rechts hiervan bevond zich een volume waar, door het hele gebouw, verticale ventilatieopeningen waren aangebracht en brandmuren waren geplaatst. Het gehele gebouw was gecompartimenteerd zodat in geval van uitslaande brand deze makkelijker kon worden beheerst. Dit volume was, gezien de vele ventilatieopeningen waarschijnlijk in gebruik voor het dompelen van de stokjes in de ontvlamvloeistof, ofwel de witte fosfor.
Het gebouw aan de noordoost zijde van het terrein bestond uit vier ruimtes: twee bergplaatsen, een ruimte voor de fabricage van schoensmeer en een kantoorvertrek.
In 1871, een jaar na de oprichting van de fabriek, gingen de heren Mennen en Keunen over tot het vervaardigen van veiligheidslucifers, de zogenaamde ‘Zweedsche lucifers’. De benaming ‘Zweedsche lucifers’ verwijst naar het patent op het vervaardigen van lucifers met rode fosforkoppen dat in Zweedse handen was. In datzelfde jaar wordt het poortgebouw aan de Bergstraat opgericht. Aangezien het pand het perceel aan de voorzijde afsluit en los staat van de fabrieksgebouwen is het oude erfachtige karakter van het perceel verdwenen, nu heerst er meer de allure van een door gebouwen omsloten werkterrein.
In 1872 volgt er een nieuwe uitbreiding. Ditmaal wordt er een rechthoekig volume aangebouwd aan de achterzijde van de bestaande fabriek. Vermoedelijk betreft het hier een tweede dompelruimte. Aan de voorzijde van het fabrieksgebouw wordt aan de zuidoost zijde een klein rechthoekig volume opgericht. De functie van het gebouw is onbekend.
In de jaren achttientachtig sluit de fabriek haar deuren en in 1890 wordt het complex verkocht. Het poortgebouw wordt opgedeeld in twee wooneenheden. In 1977 wordt het overgrote deel van de fabrieksgebouwtjes afgebroken. Alleen het poortgebouw en het kleine bijgebouwtje uit 1872 zijn behouden.
De ruimtelijke ontwikkeling van de Lucifersfabriek is in het onderzoek via historische kaarten in beeld gebracht.
Het rijksmonument Kleine Berg 45, het Van der Schootpand, is in 1932 gebouwd naar ontwerp van C.H. de Bever in een functionalistische stijl, in opdracht van W. van der Schoot. Het betreft hier een volume met rechthoekige plattegrond dat is opgesplitst in drie delen. Aan de Kleine Bergzijde bevindt zich het vierkante hoofdvolume dat vier bouwlagen telt onder rollaag en plat dak. Achter het hoofdvolume ligt een drie bouwlagen hoog bouw¬deel. Het geheel wordt aan de achterzijde afgesloten door een eenlaags volume.
De voorgevel van het hoofdvolume is opgetrokken in okerkleurige baksteen in Vlaams verband onder plat dak. Deze gevel wekt de suggestie dat hij als een scherm tussen de zijgevels hangt. De iets voor de voorgevel uitstekende zijgevels zijn op de hoeken in functionalistische stijl als hoeklisenen uitgewerkt. De voorgevel is op de begane grond voorzien van een zwart marmeren basement waarop een glazen winkelpui is geplaatst. Voor deze pui zijn metalen hekken aangebracht. Erboven is over de gehele breedte van de voorgevel een band met glazen bouwstenen aangebracht. Het bovenste gedeelte van de voorgevel (meer dan de helft van de totale hoogte) is blind. Het plat dak is voorzien van een grote piramidevormige lichtkoepel die dankzij een grote vide het winkelpand over alle verdiepingen van veel daglicht voorziet. Deze koepel is de primaire lichtbron van het complex en maakte het mogelijk dat het overgrote deel van de gevels blind konden worden uitgevoerd.
De zijgevel van het pand is geheel blind. Nadat het aangrenzende pand werd afgebroken, kwam een gevel in het zicht die wordt gekenmerkt door een grote diversiteit in baksteenkleur en metselverband. Het is gebleken dat de gedurende de ontwikkelingen op deze locatie de bestaande zijgevel telkens werd opgenomen in de ver- of nieuwbouw. Op deze locatie stond tot circa 1920 een klein eenlaags arbeidershuisje. Rond 1920 werd hier een tweelaags kosthuis gebouwd om in 1932 te worden vervangen door het Van der Schootpand. Hoewel het hier telkens om nieuwe bebouwing gaat, nam men de bestaande zijgevel op in de plannen: deze was toch niet zichtbaar en hoefde daarom niet te worden afgewerkt.
Het cultuur- en bouwhistorisch onderzoek naar het Luciferterrein werd in 2009 uitgevoerd door een team onder leiding van Res nova in opdracht van de gemeente.
Link om het rapport te downloaden: http://bit.ly/2jdi0ai-VanHH2Org.
B. ((Verkorte link van bovenstaand item: http://wp.me/P4eh3s-CH.
← Terug naar de inhoudsopgave!))
Wil je een eerste indruk van dit project, lees dan verder, maar je kunt ook meteen surfen naar mijn presentatie om een beeld te krijgen van het jammerlijk verloren gegane interieur met topstukken van Atelier Custers.
Papieren tijger — De bouwwerkzaamheden zijn nu in volle gang. Als het gejubel over de herbestemming straks verstomd is, zal de balans opgemaakt worden en dan kunnen we opnieuw constateren hoe one liners het wonnen van specialistisch onderzoek. Architectenbureaus bekommeren zich daar nauwelijks om – het project zal ongetwijfeld een prijs krijgen – commissies ruimtelijke kwaliteit waaien met de wind mee, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed blijkt voor de zoveelste keer een papieren tijger, het Cuypersgenootschap haakte voortijdig af en de enige die doorzette, de Henri Van Abbestichting, moet straks nog maar zien wat er van de toezeggingen waar is gemaakt. Kritische geluiden zijn sowieso niet welkom in een sfeer waar alleen succesverhalen het voor het zeggen hebben, omdat herbestemming van kerkelijk erfgoed moet! Dat moet zeker – en we hebben er prachtige voorbeelden van in Nederland – maar tot welke prijs!
De Paterskerk te Eindhoven (1896-1898) met het heilig Hartbeeld hoog in de top van de toren. Deze riskante positie heeft het beeld de bijnaam bezorgd van Jezus waaghals, of Jezus de springer. Van een aangetrouwde oom hoorde ik dat de Amerikaanse soldaten die Eindhoven op 18 september 1944 bevrijdden, dachten dat het mr Philips was. Foto: Bas Gijselhart | BASEPHOTOGRAPHY (2014).
De Paterskerk maakt deel uit van het Augustijner klooster Mariënhage te Eindhoven. De Augustijnen en de gemeente Eindhoven trekken gezamenlijk op om een gedeeltelijke herbestemming te realiseren. Uitgangspunt is de marktconsultatie die in 2013 heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan zijn coöperatie DELA uit Eindhoven en Kapellerput Conferentiehotel te Heeze uitgenodigd om een haalbaarheidsonderzoek op te stellen. Doordat een waardenstelling van de kerk nodig was, raakte ik bij het project betrokken. In principe gaat het om een erfgoedSWOT©, waarin niet alleen de waarden in kaart worden gebracht, maar ook een perspectief van de mogelijkheden wordt geschetst. ((Voor de erfgoedSWOT© zie dit item op deze site.))
In 2014/15 is een cassette opgeleverd met de volgende onderdelen:
Deze stukken zijn te vinden in de cassette van het project Paterskerk: http://bit.ly/2B0GejS-Paterskerk, waarvan de inhoud openbaar is gemaakt door de gemeente Eindhoven als bevoegd gezag.
De kern van het onderzoek is samengevat in de presentatie:
Paterskerk te Eindhoven, altaar van Nicolaas van Tolentijn, een van de topstukken van Atelier Custers (circa 1900-1910). Hij was de heilige die de meeste bezoekers trok, met name vanwege de wonderbare genezingen van mens en dier (foto: Barbara Bonfrer van franken-pm.nl).
Wordt vervolgd!
B.
Gestart 27/6/2014
Verkorte link van dit item: http://bit.ly/VanHH-Paterskerk
Recensies — Hoe De genade van de steiger is ontvangen kun je met name in het lijstje hieronder vinden. Je ziet het goed, het boek heeft nauwelijks aandacht gekregen in de nieuwsbladen en de vaktijdschriften. Een kenner die zich meldde bij het Bulletin KNOB om het werk te recenseren werd afgewimpeld, omdat iemand van de redactie het zou doen. Bijna zes jaar na dato is dat nog altijd niet gebeurd en nu het boek is uitverkocht, lijkt ‘t ons* twijfelachtig …
Maar laten we ons concentreren op de positieve zaken: er zijn besprekingen van Henk van Os en Mieke Rijnders, van alle kanten krijgen we (nog steeds) complimenten van restauratoren (zeker ook dankzij het hoofdstuk van Angelique Friedrichs van de SRAL) en ook de sociale media laten zich niet onbetuigd. Daarom vooraf een recente opsteker van iemand die het boek zoekt voor zijn master thesis aan de OU:
Dank u wel voor de tip. Had hem geleend van de radbouduniversiteit maar omdat iemand hem had aangevraagd moest ik m terugbrengen. Daarom wilde ik het boek voor mezelf omdat ik het een fantastisch boek vond, one of a kind. Hopelijk komt er een keer een reprint!
— Rafael (@3121jazzcuisine) August 2, 2019
Veel kunstenaars hebben tussen de twee wereldoorlogen ‘de steiger’ getrotseerd om de muren en gewelven van kerken te beschilderen naar de roomse traditie en architectuur. Na 1945 werden zij met grote tegenzin ontvangen: hun kunst was niet modern abstract en de kerk was minder in tel. Recente restauraties zijn nu aanleiding dit beeld te herzien met een grondige en monumentale inventarisatie. In afgeronde hoofdstukken komen aan bod de vorming van deze zo diverse kunst- en kerkschilders, de vele conservatieve of experimentele stromingen, hun thema’s, technieken en de kritiek, en dat volgens objectieve criteria van schoonheid en wetenschap en historische waarde. Het resultaat is een alomvattende studie met bijna 400 prachtige afbeeldingen van kunstrijke of meer decoratieve interieurs, door vooral de kopstukken: Otto van Rees, Charles Eyck, Cuypers, Toorop, Derkinderen e.a. Met veel begripsverklaringen van vaak aparte termen, in citaten, veel noten en bronnen. Een ware canon van ‘vergeten’ kerkelijke kunst. Drs. Erik Kreytz
Recensie Mieke Rijnders ‘Genade van de steiger’ in Museumtijdschrift, mei 2014.
Zoals gezegd, is het boek inmiddels uitverkocht. Het grappige daarvan is dat je dan merkt hoeveel vraag er nog altijd naar is. Laten we hopen dat de RCE niet al te lang wacht met het plan om het boek online te zetten op DBNL.org.
Wordt vervolgd!
;-) B&M
@Bern4dette Genoten van uw boek. Blij dat er nu een goed boek is over de monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum. Was nodig.
— Ruud van der Velden (@RuudvdVelden010) 23 januari 2015
De Paterskerk te Eindhoven (1896-1898) met het heilig Hartbeeld hoog in de top van de toren. Deze riskante positie heeft het beeld de bijnaam bezorgd van Jezus waaghals, of Jezus de springer. Van een aangetrouwde oom hoorde ik dat de Amerikaanse soldaten die Eindhoven op 18 september 1944 bevrijdden, dachten dat het mr Philips was. Foto: Bas Gijselhart | BASEPHOTOGRAPHY (2014).
Het onderstaande stukje schreef ik in 2014, toen ik druk bezig was met het onderzoek en de waardenstelling van dit rijksmonument. Nog altijd vraag ik me af of ik niet te naïef ben geweest. Of het projectmanagement mij niet gewoon zag als een onvermijdelijke specialist die je d’r gang laat gaan, terwijl je ondertussen je eigen plan trekt. De besluitvorming is het zoveelste echec van de monumentenzorg en vroeg of laat zit er niets anders op dan deze taak weer bij de gemeentes weg te halen, omdat men daar de broodnodige distantie mist.
Soms bof je met een project en dat geldt zeer beslist voor de Paterskerk in Eindhoven. Afgezien van het genoegen dat ik beleef aan het schrijven over zo’n mooi gebouw met zo’n bijzondere uitmonstering, heb ik het ook getroffen met de fotografen. Terwijl ik bezig was met de waardenstelling, was ondertussen een ploegje druk in de weer met de opname van alle bijzondere onderdelen van het interieur.
Want dat was de gedachte die er achter zat: de Paterskerk zal – als alles goed loopt – herbestemd worden, en dan kun je niet vroeg genoeg beginnen met de documentatie. Een goede documentatie is nog altijd de achilleshiel van alles wat in Nederland aan cultuurgoed verdwijnt. Vaak heeft dat te maken met een kwaad geweten, niet omdat mensen per definitie de kwader trouw zijn, maar omdat iedereen zich toch diep in zijn hart schaamt als iets waardevols vernietigd wordt.
Nu gaat het daar met de Paterskerk helemaal niet om. Er wordt op dit moment uitermate prudent met het gebouw en zijn inrichting omgegaan. Bij dit project ben ik er dan ook eerder bang voor dat op een gegeven moment het proces in zo’n krachtige versnelling raakt dat zoiets als documentatie over het hoofd wordt gezien.
Daarom ben ik heel blij dat fotoclub De Gender in Eindhoven, en wel meer in het bijzonder Bas Gijselhart van BASEPHOTOGRAPHY en Anke Spijkers zich over de Paterskerk ontfermd hebben. Ze hebben prachtig werk verricht. Daarnaast hebben Barbara Bonfrer en Bart van Gestel van Franken Projectmanagement opnames gemaakt. Eigenlijk zou een centraal orgaan deze digitale collectie moeten beheren, maar zover is het nog niet.
De foto’s van Bas Gijselhart en Anke Spijkers staan grotendeels on line via de site van BASEPHOTOGRAPHY. Van het werk van het tweetal van Franken Projectmagagement heb ik zelf een selectie in een lage resolutie op Flickrgezet, die bekeken kan worden via http://bit.ly/Paterskerk2franken-pm.
Ik zou zeggen, ga een kijkje nemen en geniet, maar respecteer het auteursrecht van de makers!
Inderdaad, geniet, want verreweg het meeste is verdwenen of onzichtbaar gemaakt tegen de tijd dat het gebouw weer in gebruik genomen wordt.
B.
Detail van het Augustinusaltaar van de gebroeders Custers te Eindhoven (vóór 1908). Afgezien van de bijzondere iconografie is de uitvoering van een zeer hoog niveau. Het reliëf was bedoeld om in steen gerealiseerd te worden, maar daar gaven de augustijnen geen toestemming voor. Om toch die indruk te wekken werd het gedaan in wit beschilderd hout. Foto: Barbara Bonfrer van franken-pm.nl (2014).
Het onderzoek over de Paterskerk is onder meer opgeleverd in de volgende twee delen:
Deze twee stukken zijn te vinden in de cassette van het project Paterskerk: http://bit.ly/2B0GejS-Paterskerk, waarvan de inhoud openbaar is gemaakt door de gemeente Eindhoven als bevoegd gezag.
Mijn opdrachtgever was coöperatie DELA te Eindhoven die met succes heeft deelgenomen aan marktconsultatie van de gemeente Eindhoven en de augustijnen:
‘De Orde der Augustijnen en de gemeente Eindhoven hebben naar aanleiding van de marktconsultatie Mariënhage besloten om verkennende gesprekken te voeren met coöperatie DELA over de verkoop van het gehele complex. DELA gaat een haalbaarheidsstudie doen naar het renoveren en exploiteren van gebied Mariënhage (exclusief het klooster) als ceremoniële locatie en daarmee opnieuw invulling geven aan de ‘hart en ziel’ gedachte. Verder wordt bekeken of er een samenwerking tussen DELA en Kapellerput (als beoogd huurder) mogelijk is om er zo ook ontmoetings- en overnachtingsfaciliteiten te realiseren ten behoeve van zakelijke en particuliere bijeenkomsten’. ((Persbericht van de gemeente Eindhoven d.d. 21 november 2013, ontleend aan de gemeentelijk website.))
Door naar het hoofditem →
Bernadette van Hellenberg Hubar geeft uitleg bij een monument in Frankrijk (foto: Poul de Haan 2010).
Bernadette van Hellenberg Hubar (1956) studeerde kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en promoveerde aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen op het proefschrift Arbeid & Bezieling, De esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum in 1995. De handelseditie van 1997 werd bekroond met de Karel van Manderprijs van de Nederlandse vereniging van kunsthistorici. November 2013 verscheen van haar hand De genade van de steiger, monumentale kerkelijke schilderkunst uit het interbellum, dat naar een idee en onder leiding van Gerard van Wezel van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werd uitgevoerd en door de Walburg Pers is uitgegeven. Dit boek, waarover hierna meer, is inmiddels uitverkocht!
Het volgende project, waaraan ze van 2013 tot 2016 heeft gewerkt, was de monografie over de nieuwe Bavo te Haarlem. Dit boek over het kerkelijke meesterwerk van Joseph Th.J. Cuypers, zoon van Pierre J.H. Cuypers is geschreven in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo – op initiatief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) – en uitgegeven door WBOOKS te Zwolle. Het boek is sinds 2019 uitverkocht. Hieronder volgt meer informatie.
…
Een van de vondsten bij het onderzoek naar de nieuwe Bavo die (ook) in de pers aansloeg is die van de Unvollendete. Download hier de PDF-versie van deze recensie. Het boek is te bestellen via deze link.
Expertise — Bernadette van Hellenberg Hubar profileerde zich als cultureel ondernemer en productontwikkelaar op het raakvlak van cultuurhistorie en juridisch instrumentarium. De basis hiervoor is gelegd gedurende 15 jaar secretariaat van het Cuypersgenootschap dat in 1997 de Prins Bernhardfondsprijs toegekend kreeg voor de combinatie van wetenschappelijk onderzoek en juridisch optreden. Vanaf de entree van de nota Belvedere in 1999 is Bernadette op zoek gegaan naar methodes die inzetten op ruimtelijke bescherming en ontwikkeling. Een van deze producten – Praktijkboek en Concordans Atlas Sint Geertruid (Margraten) – die ze met Margreeth Bangert heeft uitgewerkt, werd in 2003 onderscheiden. Met name op het gebied van het stellen van waarden heeft Bernadette een bijzondere expertise die onder meer resulteerde in de erfgoedSWOT©, bedacht bij het traceren van kernkwaliteiten voor wederopbouwgebieden in opdracht van het ministerie van OC&W (2010). Door haar kennis van beleid en regelgeving, kan ze als weinig anderen waardestellingen synchroniseren met erfgoedprocedures. Dat is ook van pas gekomen bij grootschalige projecten als de herbestemming van Landgoed Rhederhof in samenwerking met Friso Woudstra Architecten te Vorden.
Uitvinder — Bernadette van Hellenberg Hubar staat voor de inhoudelijke kant van het vak. Naast haar eigen projecten, begeleidt ze onderzoekers, verzorgt collegiale toetsen en participeert als coauteur. Daarnaast heeft ze grote interesse in het bedenken van nieuwe producten. Ze ontwikkelde in 2003 de formule voor Fiscaal verhaal© voor Rijksmonumenten en in 2004 het (PER©) voor gemeenten, dat een modern alternatief biedt voor de klassieke monumentenverordening. De afgelopen jaren is dit bij bestemmingsplangebieden in Maastricht en Eindhoven ingevoerd. Het vernieuwende denken achter het (PER©) is gehonoreerd door minister Plasterk in de beleidsbrief MoMo (september 2009). Het beleid dat toen is ingezet heeft tot een wijziging van het B(esluit)ro geleid, waardoor het PER© per 1 januari 2012 voortaan direct wettelijk verankerd was. Vanaf dat moment had het bovengrondse erfgoed heeft in het bestemmingsplan dezelfde status als het bodemarchief. In 2013 heeft ze met haar vroegere bureau Res nova een variant van het PER© voor de gemeente Bunschoten afgerond. Het PER© is actueler dan ooit, want met de nieuwe omgevingswet wordt planologische bescherming van erfgoed geïnstitutionaliseerd in de opvolger van het bestemmingsplan, het omgevingsplan (2021).*
Een van de uitvindingen is het Planologisch erfgoedregime of PER© dat al vanaf 2005 in Maastricht wordt gebruikt. Dit type bescherming wordt geïnstitutionaliseerd in de Omgevingswet die per 2021 in werking treedt. De brochure kan gedownload worden via http://bit.ly/2wiVwOC-PER-Brochure.
Erfgoedspel — In het kader van de verdere ontwikkeling van de portfolio in de erfgoedsector heeft Bernadette van Hellenberg Hubar samen met Lost again in 2008 deel 2 van de Cuyperscode voltooid, een erfgoedspel dat vanaf de lancering in oktober 2007 ruim 80.000 bezoeken heeft getrokken. Bernadette tekende voor het script en schreef hiervoor enkele gedichten en fanfictions (historische korte verhalen), Lost again bouwde de engine. De Cuyperscode is op verschillende middelbare scholen gespeeld.
Gedichten — Als homo ludens kreeg Bernadette van Hellenberg Hubar in 2008 de gelegenheid om een nieuwe weg in te slaan met cultuurhistorie. Tijdens verschillende excursies, georganiseerd door Kunst der Vormen en haar reis naar China, kwam ze op het idee om gedichten op locatie te schrijven. Heel apart was de opdracht van de Rechtbank Roermond voor een bundel over rechtspraak in Roermond, die werd uitgevoerd in samenwerking met kunstenares Annelei Engelberts (2013-2014). Meer informatie daarover is te vinden onder deze link.
Interbellumboek — Eind 2013 is het boek De genade van de steiger, Monumentale kerkelijke schilderkunst uit het interbellum, verschenen, dat geschreven is in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Ter introductie schreef Bernadette van Hellenberg Hubar hierover:
‘Zo’n verzameling schilders kan je aardig bezig houden. Tijdens het onderzoek regende het vondsten. Iedere keer weer kwamen er verrassende zaken tevoorschijn. Omdat ook de aanloop naar het interbellum in kaart is gebracht, hebben we nu een goed beeld gekregen van de invloed van de Beuroner school op de monumentale schilderkunst. Die was niet alleen veel groter dan algemeen wordt gedacht, maar vooral héél anders. Dat valt op als je het werk van Anton Derkinderen plaatst naast dat van Jan en Kees Dunselman, of F.H. Bach vergelijkt met Joan Collette en Piet Gerrits. Zowel de verschillen als de overeenkomsten maken het heel spannend. Onder meer hierdoor kunnen we nu voor de eerste keer de vinger leggen op de betekenis van het katholieke werk van Jan Toorop. Naast de kunstenaars die tot zijn richting horen – met grote namen als Anton Molkenboer en Chris Lebeau – heb je de kunstenaars van de expressionistische stam met figuren als Joep Nicolas, Henri Jonas, Matthieu Wiegman, Otto van Rees, Charles Eyck, Jaap Mes et cetera. Via de kunstkritiek is het gelukt meer greep op dit gezelschap te krijgen, waarbij vooral de rol van de Franse filosoof Jacques Maritain tevoorschijn komt. Daarnaast heeft ook de liturgische stijlstrijd grote gevolgen gehad. De veelheid van invloeden en factoren heeft in het interbellum tot een indrukwekkende variëteit aan artistieke producten geleid, waaronder veel monumentaal werk met een grote K’.
Een beknopt overzicht van de inhoud van het boek is te vinden in de samenvatting op deze site. Daar wordt ook duidelijk gemaakt wat de kunstenaars Joan Collette en Anton Molkenboer nu precies bedoelden met ‘de genade van de steiger’.
Overigens is ook dit boek uitverkocht.
De beelden rond de apsis van de nieuwe Bavo te Haarlem tijdens de restauratie. Foto bvhh.nu 2013.
Nieuwe Bavo — Was De genade van de steiger al zo’n bijzonder project, het onderzoek naar de nieuwe Bavo weet dat te evenaren, zo niet te overtreffen. Zelden is over het programma van een kerk zo diepgaand nagedacht, in dit geval met name door Joseph Cuypers en de bouwheer, de latere bisschop A.J. Callier. Hoewel er vrijwel voortdurend geldgebrek was, slaagden zij er toch in hun kathedraal te realiseren zonder al te veel concessies aan de kwaliteit. Die wordt niet alleen door het artistieke niveau bepaald, maar ook door de hoge mate van ambachtelijkheid, waarmee het gebouw en zijn inrichting zijn uitgevoerd. De ideeën die vóór 1900 ontwikkeld werden over de boodschap die de nieuwe Bavo in architectuur en uitmonstering moest uitdragen zijn tot na de jaren 1950 actueel gebleven. Ook de nieuwe tijdslagen die in het kader van de huidige restauratie aan de kathedraal worden toegevoegd zijn daar voor een belangrijk deel op geënt. Zo vormt de nieuwe Bavo het podium van ruim een eeuw artistieke uitdrukkingsvormen, waarin beeld, uitvoering en inhoud elkaar completeren. Het boek kan via deze link besteld worden.
Overige publicaties — Behalve deze twee grote werken heeft Bernadette van Hellenberg Hubar de afgelopen jaren verschillende andere sleutelpublicaties afgerond:
Hoewel geen publicatie in de formele zin van het woord, mag hier ook het project #KunstinBreda genoemd worden met waardestellingen van het onroerende kerkelijke erfgoed in de gemeente Breda.
Deze publicaties waren geen van alle tot stand gekomen zonder de inbreng van vennoot Marij Coenen die met straffe hand de redactie voert.
Recent — Een overzicht van de activiteiten waar Bernadette van Hellenberg Hubar & Marij Coenen verder mee bezig zijn, is te vinden op LinkedIn* en op deze site onder het tabblad Projecten.
Een van de meest bijzondere kunstenaars van het interbellumonderzoek is Joep Nicolas. Op deze site is een fragment uit ‘De genade van de steiger’ geplaatst, waarin ook bovenstaand werk ter sprake komt; het Hubertusraam (1928) in de de pastorie van de Obrechtkerk te Amsterdam. De twee linker (noordelijke) ramen zijn aan Maria gewijd: linksboven zien we de Kroning van Maria, Koningin van de Rozenkrans. Linksonder staat een rozenstruik met rozenkrans, verwijzend naar de naam van de kerk: de vijf witte rozen staan voor de blijde geheimen van de rozenkrans, de vijf rode rozen voor de droevige geheimen en de vijf gouden rozen voor de glorievolle geheimen. Centraal is de parabel van goede herder weergegeven die verwijst naar pastoor Hoosemans als herder van de parochie. De ramen rechts (zuidelijk), waar je Jozef zou verwachten, zijn hier gewijd aan de patroon van de pastoor, Hubertus: rechtsboven zien we de bekering van Hubert met het hert dat in zijn gewei een kruis draagt; rechtsonder figureert de heilige als bisschop van Luik (Voor de datering en de iconografie zie de site obrechtkerk.nl.). Foto: RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder.
Verkorte link van dit item: http://bit.ly/Biografie-VHH-org