Santekraam

Leestijd circa 10 minuten

→ Verdieping van de paragraaf ‘Heiligenverering’ in Verhalen op de muur.

Santekraam in het Heiligenbeeldenmuseum te Vorden

Het Heiligenbeeldenmuseum te Vorden geeft een mooi beeld van een santekraam. Herkomst: Meer hierover.

Santekraam

Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) vermeldt dat in santenkraam het verouderde woord sant zit, dat ‘heilige’ betekende, en teruggaat op het Latijnse woord sanctus (‘heilig’). Santenkraam was een spottende aanduiding voor een verzameling heiligenbeelden die zich op een bepaalde plaats (bijvoorbeeld in een kerk) bevond. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermoedt dat deze spottende betekenis “in den tijd der kerkhervorming zal zijn gevormd”. De kerkhervorming was de beweging die in het begin van de zestiende eeuw door Luther in gang werd gezet met het doel terug te keren naar de oorspronkelijke zuiverheid van de Rooms-Katholieke Kerk. Onder meer de verering van ‘de santenkraam’ werd gezien als een verwijdering van de basiswaarden van het geloof. Gezegdendeskundige Riemer Reinsma vond een citaat van Hendrik Doedyns, die in zijn satirische tijdschrift Haagsche Mercurius in 1698 schreef: “In zeeker Dorp (…) hebben de Luthersche Inwoonders den daer aangestelden Catholyken Pastoor al desselfs kerksieraden met de geheele Sante kraam voor zyn huis gebragt, en aangezegt te verhuizen.” ((Dit citaat was afkomstig van de site van Onzetaal.nl, maar jammer genoeg heeft die organisatie het betreffende item verwijderd. Voorheen te vinden op: https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/de-hele-santenkraam.))

Wat men er tijdens de reformatie ook van vond, de Rooms-Katholieke Kerk heeft de heiligenverering nooit losgelaten. Hierna gaan we terug in de tijd om te kijken naar het hoe en waarom daarvan.

Hoe het begon

Je wordt niet zomaar een heilige, dat is duidelijk. Dan moet je je op een bepaalde manier onderscheiden. Dat was al van meet af aan zo. In de begintijd van het Christendom ging het vaak om mensen die geëerd werden, omdat zij de verlosser nog hadden gekend. Dat de meesten van hen op een voorbeeldige manier Christus’ voetstappen hadden gedrukt, was uiteraard een meerwaarde. Uit die tijd stamt ook de eerste martelaar (martyr is Grieks voor getuige) die bereid was geweest om voor zijn geloof te sterven: Stefanus (in het Nederlands Steven of Stefan). De jonge diaken* werd gestenigd toen hij de hogepriesters en de oudsten aansprak op hun rol bij de dood van de Messias. ((Wikipedia: Stefanus, martelaar.)) Onwillekeurig worden we herinnerd aan de situatie met de overspelige vrouw, toen Christus de Farizeeën voorstelde: ‘Wie zonder zonden is werpt de eerste steen’. Met name uit de eerste eeuwen na Christus, toen de jonge kerk vervolgd werd, stammen veel martelaren. Een van de meest bekende was Sebastiaan die in de kunst vooral populair was omdat hij een goed excuus was om een mannelijk naakt af te beelden. ((Wikipedia: Sebastianus.)) Dat was echter lang nadat de grimmigheid van die tijden in de vergetelheid lag. Wat toen gold was dat de geloofsovertuiging en de moed van de martelaren voor de andere christenen een voorbeeld was om het onder moeilijke omstandigheden vol te houden. ((Bosman en Goris, Heiligen, 2011-2014.))

Stefanus, de eerste martelaar van de R.K. Kerk

Stefanus was de eerste martelaar van de R.K. Kerk. Gravure, getiteld ‘Beati qui persecutione[m] (Zalig zij die vervolgd worden), uitgevoerd door Harmen Jansz Muller, naar een ontwerp van Maerten van Heemskerk (zestiende eeuw). Herkomst Museum Boijmans Van Beuningen.

Nu was niet iedere heilige een martelaar. Vandaar dat voor de overigen de verzamelnaam confessor of belijder werd bedacht. Hieronder vind je de kluizenaars of heremieten die vanaf de vierde eeuw van Christus hun opwachting maken en die we zo goed kennen uit de taferelen van Jeroen Bosch: de meest populaire waren ongetwijfeld Antonius Abt en Hiëronymus. ((Wikipedia: Antoniusdrieluik, Heremietendrieluik.)) Zij trokken in navolging van Christus in de woestijn om zich door onthouding te zuiveren en tot God te komen. Door alle culturen heen is de ascese een beproefd middel om in een gemoedstoestand te komen die als extatisch beleefd werd. Van dit type heiligen werd gezegd dat zij ‘reeds tijdens hun leven de dood hebben gesmaakt’, dat wil zeggen de grens van hemel en aarde hebben bereikt door hun ascetische euforie. ((Bosman en Goris, Heiligen, 2011-2014.))

Relieken

Geleidelijk aan breidde deze groep zich uit met vooral lokale en regionale heiligen. Dat had waarschijnlijk te maken met de behoefte aan herkenbare grootheden. Aan de andere kant was ook de reliekenverering* er debet aan. Zoals op Wikipedia wordt uitgelegd:

‘De canonisatie werd in die gevallen verricht door één of meerdere bisschoppen, die de relieken van de heilige liet opgraven en in een reliekschrijn liet plaatsen, dat vervolgens tijdens een plechtige mis ter verering op of in een altaar werd geplaatst. Dit proces wordt de elevatio genoemd, de ‘verheffing’ der relieken. Een variant hierop is de translatio, de overplaatsing der relieken in een plechtige processie naar een andere plaats. Een voorbeeld hiervan is de translatio van de relieken van de heilige Lambertus van Maastricht van Sint Pieter (Maastricht) naar Luik, waarschijnlijk in 717’. ((Wikipedia: heiligverklaring.))

Om dit fenomeen aan andersdenkenden duidelijk te maken, werd de reliekenverering in de negentiende eeuw wel vergeleken met de souvenirjacht van toeristen. ((Kapelaan M.P. Schmeitz van de Servaaskerk te Maastricht in de Servatiusklok (1877-1895.)) Waarschijnlijk hebben we te maken met het oeroude haptische instinct van de mens om van iets wat of iemand die hem dierbaar is een tastbare herinnering te bewaren. Een memento om het contact te herstellen. En dat gold al helemaal voor relieken die bestonden uit de beenderen van de heiligen. Maar ook zaken als de moedermelk van Maria en splinters van het kruishout werden daartoe gerekend. Aan dit soort relicten (restanten) werd een wonderdadige kracht toegekend die in vele heiligenverhalen – je zou bijna zeggen – uitgemolken werd. Ondertussen leidde deze verering tot een lucratieve handel die in de zestiende eeuw sterk onder druk kwam te staan. Van Erasmus zou de spottende opmerking zijn dat alle splinters van het kruishout bij elkaar opgeteld een heel bos opleverden. Deze kritiek maakte dat de kerk tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) een resolutie aannam om de reliekenverering te verantwoorden:

‘Ook de heilige lichamen van heilige martelaren en anderen, die met Christus leven, die levende ledematen zijn van Christus en tempel van de Heilige Geest die door Hem zijn opgewekt tot eeuwig leven en verheerlijkt, moeten door gelovigen vereerd worden, waardoor de mensen van God vele weldaden worden verleend’. ((Zie: http://bit.ly/Trente-1.))

Reliekenschat Munsterkerk

Al eeuwen ligt er een reliekenschat onder een van de altaren in de Munsterkerk te Roermond. Deze werd in 1964 ontdekt, maar pas vorig jaar zijn de objecten ter conservering van deze oorspronkelijke (?) plaats weggehaald. Krantenfoto uit 1964, ontleend aan ‘Over Roermond en omstreken’.

Procedure

Werden de helden van het geloof lange tijd spontaan uitgeroepen en vereerd, in de loop van de middeleeuwen ging Rome zich ermee bemoeien. En ook dat riep kritiek op gedurende de hervorming. Eerst was het zaak de verering van heiligen veilig te stellen, wat eveneens gebeurde tijdens het Concilie van Trente (1545-1563). Toen die hobbel genomen was, werd in 1588 de Congregatie voor de Riten opgericht. Deze organisatie heeft tot 1969 gefunctioneerd, toen ze werd opgevolgd door een aparte Congregatie voor de Heilig- en Zaligsprekingsprocessen. Deze instelling gaat met name over dat deel van de procedure dat in Rome wordt uitgevoerd.

Voordat we kijken hoe dat in zijn werk gaat, moet een belangrijk onderscheid aan de orde gesteld worden, namelijk tussen zalig en heilig: het eerste is nodig om het laatste te worden. Om het eerste te bereiken is één erkend wonder nodig voor het laatste nog minimaal twee. Als die ontbreken dan blijft de zalige zalig en zal deze kandidaat nooit in de rangen van de heiligen worden opgenomen.

Hoe gaat deze zalig- en heiligverklaring nu in zijn werk:

  • Als eerste vindt er een uitvoerig onderzoek plaats: dat concentreert zich in eerste instantie op het bisdom waaruit de kandidaat afkomstig is. De belangrijkste vraag daarbij is of de betreffende figuur er wel een levenswandel op nagehouden heeft die past bij de waardigheid van een heilige. In dit opzicht lijkt het vooronderzoek veel op wat bij mensen wordt gedaan die voorgedragen worden voor een lintje. Als deze horde is genomen, dan wordt de zalige dienares of ‘dienaar Gods’ genoemd.
  • Vervolgens wordt het stokje overgenomen door Rome, door de Congregatie voor Heiligverklaringen. Deze bestudeert het dossier en als dat tot een positief advies aan de paus leidt, dan wordt de kandidaat ‘eerbiedwaardige’ genoemd.
  • Daarna moeten de gemelde wonderen worden onderzocht door een speciale commissie, waarin onder meer artsen zitten die zich buigen over wonderbaarlijke genezingen.
  • Tenslotte komt er een formeel proces met voor- en tegenstanders. Hierbij wordt de kritische rol wordt gespeeld door de ‘advocaat van de duivel’ (advocatus diaboli). De paus hoort de partijen aan en bepaalt op grond van argumenten en tegenargumenten of hij voor de echtheid van de wonderen in kan staan. Als hij daarvan overtuigd is, volgt een decreet waarin staat dat ‘veilig kan worden overgegaan tot de plechtige heiligverklaring van de zalige’ (toto procedi posse ad sollemnem beati canonizationem)’. ((Hartelman en Niemeijer, 2007, 58. Wikipedia: heiligverklaring. Bosman en Goris, Heiligen, 2011-2014. Heiligennet.))

De heiligen in de Clemenskerk zijn allemaal zo oud, dat ze geen van allen een dergelijke proces hebben ondergaan. Naar het zich laat aanzien hebben ze vrijwel zonder uitzondering hun status te danken aan paus Gregorius. Ik ben er dan ook van overtuigd dat hij niet alleen vanwege het Gregoriaanse koorgezang in de Clemenskerk staat afbeeld, maar ook omdat hij het leven van de heilige Benedictus te boek heeft gesteld. Maar daarover meer bij de Clemenskerk. ((Hubar, Verhalen aan de muur (2014).))

B. ((Het bovenstaande item kan geciteerd worden als: Hubar, Verhalen op de muur in perspectief, paragraaf Heiligen, http://wp.me/P4eh3s-L5.))

Bronnen

Nota bene — In de voetnoten gebruik ik onder meer verkorte titels die volledig aangehaald zijn in de bibliografie van deze webpublicatie.