Gerard — Maandag 23 april 2018 hebben we afscheid genomen van onze lieve vriend Gerard van Wezel tijdens een mooie plechtigheid in het crematorium van Bilthoven. Zijn wederhelft, Paul van den Akker, blikte terug op 35 jaar harmonisch samenzijn en vertelde over de moeizame laatste tocht die onvoorzien leidde tot het overlijden van Gerard. Hij richtte een drieluik voor hem op, waarvoor hij drie sprekers uitnodigde om dit te beschilderen: chronologisch vroeg Paul mij te spreken over architectuur en monumenten, Hans Janssen van het Gemeentemuseum van Den Haag over Gerards liefde voor Jan Toorop* en Mariëtte Haveman over de collectie Van Wezel.* Ieder van ons heeft licht geworpen op de veelkleurige persoon die Gerard was en het is verdrietig om te beseffen dat we nooit meer dat warme timbre van zijn stem zullen horen, nooit meer de in rap tempo versnellende argumentatie over iets dat hem bewoog, nooit meer dat vrolijke lachen …
Praten, praten en nog eens heerlijk praten bij het bezoek aan Droomkunst, de tentoonstelling van de collectie Van Wezel in Singer Museum Laren. Op de foto’s Gerard van Wezel, Paul van den Akker, Marij Coenen en Bernadette van Hellenberg Hubar. Collage van foto’s van Marij Coenen en Paul van den Akker (linksboven), 6 juli 2014 (klik op de afbeelding voor een vergroting).
Gerard (1951-2018)
Gerard en ik deelden een passie! Of eigenlijk we deelden er twee. Intensief bezig met monumenten werd onze aanvliegroute bepaald door hout, steen en ijzer, en constructies in alle soorten en maten. Maar daarnaast was er die andere passie, en wel de liefde voor schilderingen. Ik zeg hier expres schilderingen, want de collectie van Gerard doet vermoeden dat het bij hem alleen om de roerende schilderkunst ging. Maar dat klopt niet! Gerard was ook geboeid door de monumentale variant en die bracht ons bij elkaar. Bij mij begon die fascinatie bij Cuypers (de man van het Rijksmuseum), bij Gerard – jawel, hij komt weer langs – bij Toorop. Het bijzondere was dat Gerard niet bleef steken bij de beroemde werken voor de beurs van Berlage – ware iconen – maar de moed had het veel verguisde, roomse werk van Toorop op het podium te plaatsen. Ook dat maakte de tentoonstelling van 2015 zo bijzonder.
Doordat hij ook met dit facet van Toorop bezig was, viel hem iets op wat niemand binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) had gemerkt: dat er niets bekend was over de monumentale interbellum schilderkunst, de tijd dat Toorop zich aan verschillende experimenten waagde op het gebied van kerkelijke schilderingen en glas in lood. Het was vrijwel onmogelijk om zijn werk te positioneren. Maar dat was niet het enige. Hoe moest je als instelling voor beschermde rijksmonumenten hiervoor beleid ontwikkelen als er niets over bekend was. Daar moest wat aan gedaan worden. Dat Gerard daarmee een vooruitziende blik had, wordt vandaag de dag bevestigd met de hausse aan kerksluitingen. Bij de besluitvorming tellen de schilderingen na 1900 tegenwoordig mee, terwijl die voor 2013 tot de marge veroordeeld waren. Ik noem 2013 omdat dit het jaar was waarin onze coproductie gereed kwam: De genade van de steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum.* Ik heb een exemplaar meegenomen en iedereen mag er in bladeren, zijn of haar naam inzetten, met koffie of thee morsen en vetvlekken achterlaten … als een memento wil ik het straks aan Paul geven, als een symbool van wat Gerard op het gebied van boeken heeft klaargespeeld. Daar kom ik nog op terug.
De erfenis van Gerard is niet gering en des te meer bijzonder omdat hij autodidact was; misschien wel de enige autodidact die ooit de Karel van Manderprijs heeft gekregen, de hoogste onderscheiding van de Vereniging van Kunsthistorici in Nederland. Dat was voor zijn monografie over het kasteel van Breda, waarop hij had kunnen promoveren.* Maar dat wilde hij niet … ach nee, zo’n gezeur, zei hij toen ik er hem naar vroeg. Wat zeker een rol zal hebben gespeeld, was dat Gerard eigenlijk niet echt graag schreef en dat terwijl hij dol op boeken was, ook als het om de esthetische kwaliteiten ging. Dat niet zo graag schrijven botste regelmatig met zijn ambitie om dingen over het voetlicht te brengen en maakte hem daarin selectief. Bij hem was het niet ‘pick your battles’, maar ‘pick your books’. Hij was zeker – ook als je naar zijn verzameling kijkt – meer de intuïtieve beelddenker dan een woordmens, wat hij overigens gemeen had met zijn grote voorbeeld Toorop. Als ik het een tikkeltje chargeer, ging het bij hem meer om het woordeloze begrijpen – de ervaring van het mooi vinden – dan om het educatieve verklaren. Daarom was het maar goed dat Paul er was en daarom was hij ook zo blij dat ik me bij ons project wel met uitleg en verklaren bezighield. We vulden elkaar aan met zijn kennis over het symbolisme en die van mij over de iconografie en liturgie en hadden er plezier in dat we beiden open genoeg waren om dingen te herijken en mooi te vinden die waarschijnlijk ook in dit gezelschap nog als non-kunst betiteld zullen worden. Voor Paul leidde dit project ertoe dat hij een prachtig artikel schreef over hoe kunstuitingen eerst wetenschappelijk – cultuurhistorisch – interessant worden gevonden, voordat men ze mooi gaat vinden.* Ik weet zeker dat Gerard op dit moment ergens boven zit te genieten dat dit nu vandaag verteld wordt.
Een van de meest bijzondere kruiswegen op nationaal, zo niet Europees niveau, is die van Jan Toorop in de Bernulphuskerk van Oosterbeek die binnen afzienbare tijd gesloten zal worden. We kunnen ons nu al zorgen gaan maken wat dat betekent voor de toekomst van dit oeuvre. Gerard heeft me aangemoedigd om in ‘De genade van de steiger’ (2013) – waar dit ‘centerfold’ vandaan komt – alle aandacht te besteden aan het katholieke oeuvre van Toorop. De invloed van Toorop is ook op dit gebied ontzaglijk groot geweest, mede doordat hij door de elkaar bestrijdende generaties unaniem als autoriteit erkend werd. Herkomst beeldmateriaal RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012 (klik op de afbeelding voor een vergroting).
Gerard was een inspirator. Onze autodidact was behept met een zeldzaam goede neus waar de expertise vandaan gehaald moest worden. Als ik mag spreken van een opus magnum dan is het toch wel de reeks bouwsculptuur die hij vanuit de RCE met WBooks heeft opgesteld. Stuk voor stuk geschreven door experts in een veld, dat voor veel mensen niet meer dan een superspecialisme is, maar Gerard als beheerder van de collectie bouwfragmenten van de RCE na aan het hart ging. Over de collectie van de oudste sculptuur in Nederland, maakte hij zich overigens grote zorgen. Hij zag met lede ogen toe hoe de digitalisering doorschoot en bij de overheid de mening postvatte dat het tastbare object rustig kon verdwijnen als het maar in enen en nullen was vastgelegd. Ook hier was het magische woord positioneren. Alleen zo zou respect afgedwongen kunnen worden voor dit haast ingekuilde erfgoed. En daar heeft hij voor gezorgd door kenners aan het werk te zetten die een kwartet schreven, gewijd aan de Sint-Eusebiuskerk te Arnhem, de Sint-Maartenskerk te Doorn, de bouwsculptuur van de Utrechtse Dom en de Sint-Jan te ‘s-Hertogenbosch.
Nu was een boek maken met Gerard niet alledaags, zoals zijn ‘huisuitgever’ Johan de Bruijn kan bevestigen. Gerard wist namelijk precies wat hij wilde, ook als het om vormgeving ging. Kwaliteit stond daarbij altijd voorop en als de uitgever niet zag waar het toe leidde, zette Gerard gewoon door; en terecht. Bij ons boek heeft hij een forse strijd geleverd om de rode achtergrondkleur erin te houden en die strijd bekroonde hij door bij de presentatie te verschijnen met een even zo rood overhemd. Iedereen hier weet hoe bijzonder dat was, Gerard die afweek van zijn monochrome uitmonstering in zwart en grijs!
…
Twinkel de boxer (2005-2017) feliciteert Marij. Aan Gerard als hondenmens is op 23 april het item in de reeks ‘Gedicht op maandag’ (#Gom) gewijd onder deze link.
Paul heeft me gevraagd om iets te vertellen over Gerard als kunsthistoricus, maar ik kan dit verhaal onmogelijk afsluiten zonder te vertellen over Gerard als hondenmens. Want ook daar hebben we elkaar in gevonden, ook al hadden wij (Marij en ik) geen boxer! Toen wij thuis problemen kregen met onze nieuwe hond – ook geen boxer – was Gerard de enige die wist wat we moesten doen om haar aan te pakken. Dat heeft geleid tot een aller plezierigste huisgenoot en daar zijn wij hem nog altijd heel dankbaar voor.
Laten we straks op Gerard drinken en verhalen uitwisselen en bedenken hoe fijn het was dat we deze inspirerende man hebben mogen kennen. De tijd van rouw komt snel genoeg.
Bernadette
23 april 2018
Verwijzingen
De * in de tekst hierboven verwijst naar de volgende publicaties (opgemaakt met Zotero):
- Wezel, G.W.C. van. Jan Toorop: zang der tijden. [Den Haag]: Zwolle: Gemeentemuseum Den Haag; WBOOKS, 2016.
- Wezel, G. W. C. van, Jan Rudolph de Lorm, Mariëtte Haveman, Paul van den Akker, Anne van Lienden, Karlien Metz, en Tom Haartsen. Droomkunst 1900 & 2000: de kunst van twee fin de siècles. Zwolle: WBOOKS, 2014.
- Hubar, Bernadette van Hellenberg, Angélique Friedrichs, en G. W. C. van Wezel. De genade van de steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum. Amersfoort-Zutphen: Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Walburg Pers, 2013.
- Wezel, G.W.C. van. “Het paleis van Hendrik III, graaf van Nassau te Breda. Waanders Uitgevers, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1999 · dbnl”. DBNL, 2011. bit.ly/2HpFFyM-VanWezel.
- Het artikel van Paul is een bewerking van de lezing, die hij hield bij de presentatie van De genade van de steiger in de Obrechtkerk te Amsterdam, 21 november 2013.* Het zal dit jaar verschijnen in het Cuypersbulletin.
Dit item is met toestemming van Paul van den Akker on line geplaatst.
Verkorte link: bit.ly/2Fffh8J-VanHH2Org
Dankzij Gerard heeft onze Hovawart Frieda zich ontwikkeld tot een gezellige huisgenoot en fijn wandelmaatje (foto Marij Coenen 5 augustus 2018).