Bibliografie ‘De genade van de steiger’

Bibliografie Genade van de Steiger — Overzicht van de literatuur en archivalia, waarnaar onder meer verwezen wordt in de fragmenten uit het boek die we op deze site hebben geplaatst. Ga eens ‘n kijkje nemen!

Lijst van afkortingen

  • GAR = Gemeentearchief Roermond.
  • NAH = Noord-Hollands Archief
  • RKD = Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie *
  • RCE = Rijksdienst voor het cultureel erfgoed
  • DBNL =Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren *
  • BWN = Biografisch woordenboek van Nederland *

Geraadpleegde archieven

  • GAR , archief 4118, Parochie van de H. Dionysius te Asselt
  • NAH, ingangsnummer 90, Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, 1870-1997

Bibliografie

Titels met een * zijn in een digitale format te vinden op internet.

  1. Akker, Paul van den, Looking for lines, Theories on the essence of art and the problem of Mannerism, Amsterdam 2010. *
  2. Alma, Peter, ‘Herleving van de wandschilderkunst’, in: Prisma der kunsten 2 (1937), pp. 49-51.
  3. Anoniem, ‘Bij het werk van professor Roland Holst’, in: Opgang 10 (1930), p. 562.
  4. Anoniem, ‘Bij schilderingen van Charles Eyck’, in: Mededeelingen Orgaan van de vakgroepen “Bouwkunst” en “Beeldende Kunsten” der Algem. R.K. Kunstenaarsvereeniging 7 (1929), p. 251-252.
  5. Anoniem, ‘Tentoonstelling van religieuze kunst’, Opgang 1 (1921), p. 998.
  6. Anoniem, Lou Asperslagh versiert een kerk te Turnhout’, in: Mededeelingen Orgaan van de vakgroepen “Bouwkunst” en “Beeldende Kunsten” der Algem. R.K. Kunstenaarsvereeniging 7 (1929), p. 250.
  7. Apelles, ‘Een halte op de weg van opdrachtgever tot kunstenaar (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman)’, in: Opgang 12 (1932), pp. 555-558.
  8. Arondéus, Willem, Figuren en problemen der monumentale schilderkunst in Nederland, Amsterdam 1941.
  9. Ars sacra, Verzameling van de belangrijkste werken van gewijde kunst in de laatste tien jaren ten behoeve van den Katholieken Eeredienst tot stand gekomen, Amsterdam z.j. (1929).
  10. Audoin, B., Benadering van theosofie, Amsterdam, 1990. *
  11. Aurier, G.-Albert, ‘Le Symbolisme en peinture’. In : Mercure de France, maart 1891, pp. 155-165. *
  12. Bach, F.H., ‘Toelichting bij zes foto’s van zeven wandvlakken, schilderingen in Keimsche verven, in een dorpskerk door den ontwerper-uitvoerder’, in: Gildeboek 18 (1935), pp. 15-19.
  13. Balen, van, K., e.a., Kalkboek. Het gebruik van kalk als bindmiddel voor metsel- en voegmortels in het verleden en heden, Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist 2003.
  14. Ballantyne, Ann, ‘The removal of wax preservative from English wall paintings’, in: Conservation to-day (Papers presented at the United Kingdom Institute of Conservation, 30th Anniversary Conference), London 1988, pp. 135-141.
  15. Bank, Jan en Maarten van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur, Den Haag 2000. *
  16. Bartels, P.H. en J.A.P. Meere (bew.), Handboek voor schilders, 1947.
  17. Baudouin, Paul Albert, La fresque: sa technique, ses applications, Parijs 1914.
  18. Bax, Martie, Carel Blotkamp, Marjan Groot en Lieske Tibbe, Symbolisme in Nederland 1890-1935. In het diepst van mijn gedachten… , Zwolle 2004.
  19. Beijk, Joh. W.B., De nieuwe Sint Bavo te Haarlem, Haarlem 1948.
  20. Bekkers, Th. M.PO. en C.N.J. Meijzing, De Kathedraal van Haarlem, z.pl., 1923.
  21. Bergen o.p., Raymond van, ‘Glasschilderkunst’, in: Ars sacra, pp. 67-71.
  22. Berlage, H.P., ‘Over architectuur’, in: Tweemaandelijksch tijdschrift voor letteren, kunst, wetenschap en politiek, deel 1 (1895), pp. 417-427, deel 2 (1896), pp. 202-235.
  23. Bisanz-Prakken, M., Toorop / Klimt. Toorop in Wenen: Inspiratie voor Klimt, Den Haag en Zwolle 2006-2007.
  24. Blaauw, Sible de, Bouwen naar boven. De Sint Odulphuskerk van Bakhuizen 1857 – 1914 – 1989, Leeuwarden 1989.
  25. Blavatsky, H.P. De geheime leer. De synthese van wetenschap, religie en filosofie, Londen 1888. *
  26. Blotkamp, C., en Y. Koopmans, red., Magie en Zakelijkheid – realistische schilderkunst in Nederland 1925-1945, Zwolle/Arnhem 1999.
  27. Blotkamp, Carel, e.a. Kunstenaren der idee. Symbolistische tendenzen in Nederland ca. 1880-1930, Den Haag 1978, Tent cat. Haags Gemeentemuseum Den Haag.
  28. Bois, M. de, red., Chris Lebeau 1878-1945, Assen 1987, Tent. cat. Drents Museum Assen.
  29. Bomans, G., ‘Het is bepaald niet zo’, in: De Volkskrant 21 december 1963.
  30. Boogaart-Boerdijk, R. van den, De geschiedenis van de Jan van Eyck Academie te Maastricht (typoscript), Venray 1972.
  31. Boom, A. van der, ‘Monumentale kunst en kunstenaarschap in hun betrekking tot het leven’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 45 (1935 juli-december), pp. 99-104. *
  32. Boot, Caroline en Marie Hélène Cornips, ‘Inleiding’, in: Blotkamp, Kunstenaren der idee, pp. 9-18. *
  33. Borgman, E., ‘Heilig vuur of heilige as? Het religieuze als hart van de hedendaagse kunst’. Voor: Symposium Goddelijke kunst. Over het transcendente in de kunst, Soeterbeeck Programma KU Nijmegen 2009. *
  34. Bot, P., Vademecum historisch bouwmaterialen, installaties en infrastructuur, Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem 2009.
  35. Bouvy, D.P.R.A., ‘De kunstwerken in de K.R.O. studio te Hilversum’, in: Gildeboek 21 (1938), pp. 181-185.
  36. Bouwens, Regine, De St. Lambertuskerk te Maastricht, Stageverslag, Maastricht 1991.
  37. Bouwstra, Cor, Jacqueline Heijenbrok, Ben Olde Meierink en, Katrien Timmers en Guido Steenmeijer (red.), Wat een weelde, Tien eeuwen kasteel de HaarKasteel de Haar, Zwolle 2013.
  38. Boyens, José, ‘Apocalypse van Frits van der Meer’, in: Ons Erfdeel 22 (1979), pp. 435-437. *
  39. Brandt, Paul, Sehen und Erkennen, Eine Anleitung zu Vergleichender Kunstbetrachtung, Stuttgart 1921. *
  40. Bremer, Rob en Wil Werkhoven, Conservering en restauratie van de beschildering van J. Dunselman en K. Dunselman en de in de beschildering geïntegreerde decoratieve decoratie en/of teksten in de St. Agathakerk te Lisse, Amsterdam-IJmuiden 1991 (voorstel met onderleggers onder meer ontleend aan de restauratie van de Nicolaaskerk).
  41. Bremer, Rob en Wil Werkhoven, De twee gezichten van Agatha, Restauratieverslag beschilderingen in de Agathakerk te Lisse, De beschilderingen van Kees en Jan Dunselman, IJmuiden 2001 (3 delen).
  42. Broeke, Leonardus van den, ‘Jan Dunselman †’, in: Van Bouwen en Sieren 2 (1931), pp. 17-19.
  43. Broekhuis, Madelon, ‘Derkinderen, Antonius Johannes (1859-1925)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland. *
  44. Brom, G., J.A. Alberdingk Thijm, Utrecht/Antwerpen 1961.
  45. Brom, Gerard, Herleving van de kerkelike kunst in katholiek Nederland, Leiden, 1933.
  46. Burkom, Frans van, ‘Johan Thorn Prikker’, in: Hoogveld, Glas in lood, p. 338-340.
  47. Burkom, Frans van, en Ytteke Spoelstra, Monumentale Wandkunst. Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965, ICN, Amsterdam 2008. *
  48. Cayman, H., ‘De kunst van Dom Gregorius De Wit O. S. B.’, in: Gildeboek 6 (1923), pp. 41-48.
  49. Cennino d’Andrea Cennini, The Crafsman’s Handbook: ‘Il libro dell’Arte’, Translated by Daniel V. Tompson Jr., New York, Dover publications 1960.
  50. Collette, Joan, ‘Beeldende kunsten en kunstnijverheid’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932), pp. 21-32.
  51. Collette, Joan, ‘Bij reproducties van mijn schilderingen te Dongen, in: Opgang 3 (1923), pp. 572-575.
  52. Collette, Joan, ‘Iets over schilderkunst in onze kerken’, in: Ars Sacra (1929)*, pp. 104-133.
  53. Cuypers, Jos. en Jan Stuyt (Constructie) en Xav. Smits (Symboliek), De nieuwe St. Jacob te ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1907.
  54. Cuypers, Joseph (toeschrijving), Gedenkschrift bij de Onthulling van het Gedenkteken voor Dr. P.J.H. Cuypers nabij de Munsterkerk te Roermond op den 103den verjaardag zijner geboorte aangeboden door de NV Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co 16 Mei 1930. Roermond z.j. (1930).
  55. Cuypers, Joseph, ‘Het gebrandschilderd glas onzer kerken, in: Gildeboek 2 (1919), pp. 194-201.
  56. Cuypers, Joseph, Decoratieve schildering in de St. Laurentiuskerk te Dongen, door Joan Collette en de Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co, in: Gildeboek 5 (1923), pp. 54-62.
  57. Cuypers, Pierre (junior) en Joan Collette, ‘Kerkelijke opdrachten aan niet-kerkelijke kunstenaars’, in: Medeedelingen, orgaan van de vakgroep bouwkunst der alg. R.K. Kunsternaarsvereeniging 3 (1925), p. 39-41.
  58. Cuypers, Pierre (junior), ‘Beschildering van het koor te Dongen door Joan Collette’, in: Opgang 3 (1923), pp. 572-575.
  59. Dael, Peter van, ‘De monumentalen’, in: Hoogveld, Glas in Lood, pp. 108-142.
  60. Dael, Peter van, ‘De ramen in de Obrechtkerk. Twee stijlen in één kerk’, in: Dijker e.a., Obrechtkerk 2009, pp. 33-39.
  61. Dael, Peter van, Suzanne de Haan-Meuleman en Guus van den Hout, Schoonheid in devotie. Katholieke avant-garde in de religieuze kunst en de strijd tegen de wansmaak, Amsterdam 1996, Tent. cat. Museum Amstelkring Amsterdam.
  62. Dael. P. van, De Papegaai, R.K. kerk van de Heilige Petrus en Paulus, Amsterdam 2007.
  63. Derkinderen, A.J., ‘Kunst- en ambachtsonderwijs. II’, in: De Gids 69 (1905), pp. 509-541. *
  64. Derkinderen, A.J., ‘Kunst- en ambachtsonderwijs’, in: De Gids 66 (1902), pp. 383-415. *
  65. Derkinderen, A.J., ‘Over de geschiedenis der Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam en hare beteekenis voor onzen tijd.’ In: De XXe Eeuw, 1908, pp. 9-47.
  66. Dickhaut, Monique, en Marjet Beks, Hedendaagsche Limburgsche Kunst (Haags gemeentemuseum 1937); retrospectie en reconstructie, Maastricht 1999, Tent. cat. Museum aan het Vrijthof Maastricht.
  67. Dickhaut, Monique, Henri Jonas (1878-1944), zijn muzen en demonen, Maastricht 2007, Tent. cat. Museum aan het Vrijthof Maastricht.
  68. Diepenbrock, ed., Thea, Alphons Diepenbrock, Verzamelde geschriften, Utrecht/Brussel 1950. *.
  69. Dijcker, Margriet, Henk van Os, Manfred Evers, Coert Peter Krabbe en Peter van Dael, De Obrechtkerk in Amsterdam, Onze Lieve Vrouwe van de Allerheiligste Rozenkrans, Amsterdam 2009.
  70. Dijk, Annette van, ‘Welk een ketter is die vrouw geweest!’ De plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum 2009.
  71. Ditmarsch, J.N. van, Dit huis geheiligd en versierd. Beschrijving van de Oud-katholieke kathedrale kerk van Ste Gertrudis te Utrecht, Utrecht, z.j. (na 1988).
  72. Doesburg, Theo van, ‘Aanteekeningen bij twee teekeningen van Piet Mondriaan’, in: De Stijl 1 (1918), pp. 108-111. *
  73. Doesburg, Theo van, ‘Élémentarisme (les éléments de la nouvelle peinture)’, in: De Stijl (dernier numéro) (1932), pp. 641-642. *
  74. Doesburg, Theo van, ‘Elementarisme’, in: De Stijl (dernier numéro) (1932), pp. 15-16. *
  75. Doesburg, Theo van, ‘Elementarisme’, in: De Stijl 1932, p. 640. *
  76. Doesburg, Theo van, Klassiek-Barok-Modern, Antwerpen-Amsterdam 1920. *
  77. Doesburg, Theo van, ‘Schilderkunst en plastiek. Over contra-compositie en contra-plastiek. Elementarisme (Manifest-fragment)’, in: De Stijl 7 (1926), pp. 35-43. *
  78. Donkers, Geert, ‘De Katholieke Kunstkring De Violier, 1901-1920’, in: Trajecta 10 (2001), pp. 112-135. *
  79. Dorp, A.M.I. van, 100 jaar Caeciliakerk, Een geschiedenis van de parochie St. Caecilia te Enschot (1898-1998), Berkel-Enschot 1999.
  80. Douwes, W.F., ‘Lodewijk Schelfhout’, in: Opgang 10 (1930), pp. 146-152.
  81. Driedonkx s.c.j., G., Het H. Hartklooster van de priesters van het Heilig Hart te Asten als noviciaatshuis en als kloosterbejaardenoord. 1908-2008, Nijmegen 2008. *
  82. Dukers, B.A.J.T. en R.H.M. Denessen, Bouwhistorische verkenning St. Lambertuskerk, Maastricht, Buro4, Roermond 2006.
  83. E. W. K., ‘Religieuze kunst in het kunstnijverheidshuys’, Opgang 2 (1922), pp. 386-395.
  84. Eeckhout, van den, ‘Het Asseltsch kerkje in het Limburgsch Landschap’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 40 (1930 januari-juli), pp. 236-243; afbeelding LIII-LVI. *
  85. Eerenbeemt, Herman van den, ‘Jan Grégoire’, in: Opgang 2 (1922), pp. 522-526.
  86. Eliëns, Titus, ‘De Limburgse glasschilderkunst tijdens het Interbellum’, in: Hoogveld, Glas in Lood, pp. 142-162.
  87. Emmens, J., Rembrandt en de regels van de kunst. Amsterdam 1979 (1e dr. 1964, proefschrift RU Utrecht).
  88. Engelman, Jan , ‘Beeldende Kunst “Dr, P.J. Cuypers”’, in: De Gemeenschap 3 (1927), p. 198.
  89. Engelman, Jan , ‘Beeldende Kunst “Het Domraam van Holst”’, in: De Gemeenschap 3 (1927), pp. 197-198.
  90. Engelman, Jan e.a. , ‘Verantwoording’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 1-6.
  91. Engelman, Jan, ‘Beelden kunst, Herman Kruider’, in: De Gemeenschap 11 (1935), pp. 55-57.
  92. Engelman, Jan, ‘Boekbespreking, Nederlandsche ambachts- en nijverheidskunst (1923-1924)’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 302-304.
  93. Engelman, Jan, ‘De kunst op straat’, in: De Gemeenschap 13 (1937), p. 425-429.
  94. Engelman, Jan, ‘De muurschildering in de kapel te Zeist’, in: Het Gildeboek 16 (1933) maart, pp. 21-30.
  95. Engelman, Jan, ‘De nieuwe religieuze beeldende kunst’, in: J. Waterink, e.a., Cultuurgeschiedenis van het Christendom, deel V, Amsterdam 1951, pp. 65-79.
  96. Engelman, Jan, ‘De proporties’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 27-28
  97. Engelman, Jan, ‘Edvard Munch’, in: De Gemeenschap 13 (1937), pp. 337-340.
  98. Engelman, Jan, ‘Frère François Mes O.S.B., in: De Gemeenschap 14 (1938), pp. 209-220.
  99. Engelman, Jan, ‘Gedachtelooze kunst’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 146-147.
  100. Engelman, Jan, ‘Henk Wiegersma’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 325-328.
  101. Engelman, Jan, ‘Het brave gilde’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 103-104.
  102. Engelman, Jan, ‘Inleiding’, in: C. Meuleman, Hedendaagsche religieuse kunst, Amsterdam 1936, pp. 7-16.
  103. Engelman, Jan, ‘Interieurs van Sybold van Ravesteyn’, in: De Gemeenschap 5 (1929), pp. 218-224.
  104. Engelman, Jan, ‘Jozef Cantré’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 224-230.
  105. Engelman, Jan, ‘Kroniek Beeldende Kunst Lovis Corinth’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 330-331.
  106. Engelman, Jan, ‘Marc Chagall’, in: De Gemeenschap 2 (1926), pp. 310-311.
  107. Engelman, Jan, ‘Monumentale Kunst’, in: De Gemeenschap 11 (1935), pp. 114-123.
  108. Engelman, Jan, ‘Natuur, waarheid en Henri Jonas’, in: Gildeboek 14 (1931), p. 1-10.
  109. Engelman, Jan, ‘Nieuwe Nederlandsche Schilderkunst I’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 264-266.
  110. Engelman, Jan, ‘Nieuwe Nederlandsche Schilderkunst III. Henk Wiegersma’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 349-353.
  111. Engelman, Jan, ‘Over Maastricht en over Jonas’, in: De Gemeenschap 2 (1927), pp. 196-199.
  112. Engelman, Jan, ‘Plasschaert en Wiegersma’, in: De Gemeenschap 10 (1934), pp. 176-181.
  113. Engelman, Jan, ‘Schilderkunst’, in: De Gemeenschap 6 (1929), pp. 172-174.
  114. Engelman, Jan, ‘Toorop-tentoonstelling’, in: De Tijd d.d. 28 juli 1941 (op KB krantenbank niet aangetroffen).
  115. Engelman, Jan, en Willem Maas, ‘Gedachten over architectuur VI’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 239-242.
  116. Engelman, Jan., ‘Hagel’, in: De Gemeenschap 10 (1934), p. 334.
  117. Erftemeijer, Anton, Arjen Looyenga en Marieke van Roon, Getooid als een bruid, De nieuwe Sint-Bavokathedraal te Haarlem, Haarlem 1997.
  118. Faassen, E. en S. van, L. Grijns, I. Lesparre en J. De Raad, Otto van Rees, Zwolle 2005.
  119. Feikema, Liesbeth, Roman Koot en Edwin Lucas (red.), Op gezang en vlees belust. Over leven, werk en stad van Jan Engelman, Utrecht 2000.
  120. Firet, D., J. Oosterbaan en H. Dompeling, (Beschrijving van de gebrandschilderde ramen van) De Sint Willibrorduskapel te Heiloo (van GGZ Noord-Holland-Noord), Heiloo z.j.
  121. Flaton, Peter, Een gemeenschap van heiligen, De schilderingen in de Juvenaatskapel van de Broeders van Maastricht, Maastricht 2002.
  122. Freijser, Victor, ‘De kunsttijdschriften en de receptie van de moderne kunst 1945-1951’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 173-191.
  123. Friedrichs, Angelique, De kleurige afwerking van het interieur van de St. Lambertuskerk te Maastricht, SRAL, Maastricht 2007.
  124. Gallegos, Matthew, ‘Charles Borromeo and Catholic Tradition’, in: The sacred art journal 9 (2004), z. pag. *
  125. Gans, L., Nieuwe Kunst, de Nederlandse bijdrage tot de Art Nouveau, dekoratieve kunst, kunstnijverheid en architectuur rond 1900, proefschrift RU Utrecht 1960.
  126. Gardeniers, Jean, e.a., Groenlo, een eeuw RK Calixtus, Groenlo 2008.
  127. Gasten, Andrea, ‘Pseudo-mathematica en beeldende kunst’, in: Blotkamp, Kunstenaren der idee, pp. 59-66.
  128. Gelder, J.G. van, ‘Tentoonstelling Goudsche glazen, St. Janskerk, Gouda’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 48 (deel 95, 1938 januari-juli), pp. 131-134. *
  129. Gervasius o.m. Cap., P(ater), ‘Albert Verschuuren’, In: Gildeboek 5 (1923), pp. 222-232.
  130. Gillaerts, Paul, red., Talita Koem, Genres in bijbels en vertaling, Leuven 2002. *
  131. Ginkel-Meester, S.G. van, Bouwhistorische opname gebouwencomplex Heilig Land Stichting, Profetenlaan 2, Heilig Landstichting, Groesbeek, 2 delen, BBA Utrecht 2011.
  132. Gombrich, E.H., Kunst en illusie, de psychologie van het beeldende weergeven, Houten 1988 (1ste dr. 1959).
  133. Gombrich, E.H., Norm and Form, Studies in the Art of the Renaissance, London & New York 1971 (1ste dr. 1966).
  134. Goossens, Th., ‘Een Roomsche Academie’, in: Gildeboek 7 (1924), pp. 68-69.
  135. Gouwe, W.F., red., Glas in lood, De Toegepaste kunsten in Nederland, Rotterdam 1932.
  136. Graaf, A. de, ‘Levensbericht van Antonius Johannes der Kinderen’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1926, pp. 34-51. *
  137. Groot, Marjan, Vrouwen in de vormgeving in Nederland: 1880-1940, Rotterdam 2007.
  138. Guichard, E, Harmonie des Couleurs, Parijs (1867).
  139. H.H.J. Kurvers, ‘Conservering en restauratie van de wand- en gewelfschilderingen in de kerk van St. Gerlachus te Houthem’, in: Bulletin KNOB 76 (1977), pp. 89-114.
  140. H.J.M., ‘kerkschilderingen door Herman Walstra’, in: Opgang 4 (1924), pp. 632-633.
  141. Häger, Peter, Zwischen Aufbruch und Beständigkeit. Leben und Wirken des Zweiten Beuroner Erzabtes Placidus Wolter (1828 – 1908), Berlin-Münster 2008.
  142. Haimon, Paul, ‘Limburgers voor de lens III, Jean Adams vijf en twintig jaar priester, Priester en kunstenaar’, in: Limburgsch Dagblad 17 maart 1948. *
  143. Hammacher, A.M., ‘Symbolisme en abstractie (1951) — Nawoord (1978)’, in: Blotkamp, Kunstenaren der idee, pp. 19-20.
  144. Hammacher, A.M., De levenstijd van Antoon Der Kinderen, Amsterdam 1932.
  145. Hana, Herman, ‘Eenige Werken van Joep Nicolas’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 35 (1925), pp. 316-323; afb. LVII-LXX. *
  146. Handleiding selectie en registratie jongere stedebouw en bouwkunst (1850-1940), Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist, oktober 1991.
  147. Harzing, Wim, ‘St. Liduina en voorstellingen van Heiligen in het algemeen’, in: Van Bouwen en Sieren 4 (1933), pp. 88-92.
  148. Haterd, L.A.G.J. (Lex) van de, De waarheid hooger dan de leus. Over de beeldvorming rondom tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap 1925-1941 (proefschrift UvA), Amsterdam 2008. *
  149. Hefting, Victorine, Jan Toorop : Een kennismaking, Amsterdam 1989.
  150. Hendricks, J.H., De Sint-Hubertuskerk te Beek-Genhout en de Sint-Gerarduskerk te Heerlen van architect A. J. N. Boosten’’, in: Gildeboek 21 (1938), pp. 93-100.
  151. Hest, Joost van, ‘De kapel van het Missiehuis van de Rooi Harten, Een ontwerp van de Tilburgse architect A.G. de Beer’, in: Tilburg, Uitgave Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed 28 (2010) pp. 43-54.
  152. Heukelum, G.W. en H.J.A.M. Schaepman, De St. Nicolaaskerk van Jutfaas, Utrecht 1906.
  153. Hoekstra, Roel, ‘Iconografische aspecten van het werk van Antoon Derkinderen’, in: Trappeniers, Derkinderen, pp. 37-49.
  154. Hoff, Aug., ‘De religieuse kunst van Thorn Prikker’, in: Gildeboek 1924, pp. 119-130.
  155. Hogervorst, Annemieke, Carine Hoogveld en Pauline Houwink, ‘De Agneskerk te Amsterdam, Een monument uit de jaren dertig’ In: De Sluitsteen, Bulletin van het Cuypersgenootschap, 2 (1986), pp. 121-151.
  156. Hond, Jan de, Verlangen naar het oosten, Oriëntalisme in de Nederlandse cultuur, ca. 1800-1920, Leiden 2008.
  157. Honderd jaar religieuze kunst in Nederland, 1853-1953, z.pl., z.j. (Utrecht, 1953), Tent. cat. Aartsbisschoppelijk Museum/ Museum van Nieuwe Religieuze Kunst Utrecht.
  158. Hoogveld, Carine, Ellinoor Bergvelt en Frans van Burkom, Glas in Lood in Nederland, 1817-1968, Den Haag 1989.
  159. Hoorn, G. van, ‘Levensbericht van Prof. Jhr. Dr. J. Six. 1857-1926’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1927, pp. 129-144. *
  160. Hout, Guus van den, e.a. ‘Een ‘kathedraal’ aan het IJ: de restauratie van de Sint Nicolaaskerk voltooid’, in: Bulletin Stichting Vrienden van Museum Amstelkring ‘Ons’ Lieve Heer op Solder’, Amsterdam 1999, Tent. cat. Museum Amstelkring Amsterdam.
  161. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘”Eene voorstelling van de eenheid uit het vele”’, in: Bulletin KNOB 83 (1984), pp. 119-143.
  162. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘”Eerdienst en kunst op het naauwst vereenigd”, de katholieke esthetica van C. Broere en J.A. Alberdingk Thijm voltooid in het Rijksmuseum te Amsterdam’, in: Esthetica tussen Klassiek en Romantiek, themanummer van ‘Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland’, Rotterdam 1992, pp. 151-176.
  163. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘De muziek van het licht’, Cuypers’ polychromie, Ohé en Laak 2007. *
  164. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Deelhebben aan de kunst. J.A. Alberdingk Thijm als romanticus’, in: Geurts, P.A.M., red., J.A. Alberdingk Thijm, erflater van de negentiende eeuw, Baarn 1992, pp. 125-143.
  165. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Een eclectische geest’, Momentopname van het onderzoek ‘Monumentale kerkelijke schilderkunst in het Interbellum’, Ohé en Laak 2011.
  166. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Limburgs verleden in het Rijksmuseum te Amsterdam’, in: De Maasgouw 102 (1983), pp. 58-80.
  167. Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Retort in het borgingsproces, De erfgoedSWOT© en de Wederopbouwkernkwaliteiten in de AMvB Ruimte’, in: Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 4, nummer 13 (2010), pp. 16-21 en 5, nummer 14 (2011), pp.18-25.
  168. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Arbeid en Bezieling; de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum, Nijmegen 1997.
  169. Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Wies van Leeuwen, ‘Luctor et emergo: een voorzet voor het post-MIP aan de hand van twee bedreigde hoogtepunten uit het oeuvre van rijksbouwmeester Gijsbert Friedhoff’, Bulletin KNOB 95 (1996), pp. 24-30.
  170. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Rien de pareil, Cultuur- en bouwhistorische analyse Stedelijk museum ‘Het huis van Cuypers’ te Roermond, deel 1 de stad in het klein, Ohé en Laak 2007. *
  171. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Rien de pareil, Cultuur- en bouwhistorische analyse
    Stedelijk museum ‘Het huis van Cuypers’ te Roermond, deel 2 Icoon van de natie, Ohé en Laak 2007. *
  172. Hubar, Bernadette van Hellenberg, Wim Beelen en Coen Eggen, Een monument van industrie & handel Complex Cillekens-Dreessens te Roermond, Cultuurhistorische analyse met waardestelling, Roermond 1997. *
  173. Huebner, F.M., ‘Johan Thorn Prikker’, Opgang 2 (1922), pp. 507-512.
  174. Huebner, F.M., ‘Lodewijk Schelfhout’, Opgang 1 (1921), pp. 497-802; 818-825.
  175. Huizinga, J., ‘R. N. Roland Holst 4 December 1868—31 December 1938, Rede uitgesproken bij de crematie te Westerveld op 4 Januari 1939’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 49 (1939), pp. 73-75. *
  176. Huizinga, J., Herfsttij der middeleeuwen, Haarlem 1957 (1ste dr. 1919). *
  177. Hulsman, J., ‘Ramen van Lou Asperslagh in de Duinoord-kerk te ’s-Gravenhage’, in: Opgang 7 (1927), pp. 114-118.
  178. Jacobsen, R., ‘De wandschilderingen in het nieuwe gebouw van het Erasmiaansch Gymnasium’, in: Rotterdamsch Jaarboekje 1937, Rotterdam 1938, pp. 139-146. *
  179. Jaffé, H.L.C., ‘1933-1945. Duitse kunstenaars ontvluchten het nazi-regime en vestigen zich in Amsterdam. ‘Ontaarde kunst’ in Nederland’, in: Buikema, Rosemarie en Maaike Meijer (red.), Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1900-1980, Den Haag 2003, pp. 193-205. *
  180. Janssen, Miek, ‘Herinneringen aan Toorop X’, in: Opgang 12 (1932), pp. 364-367.
  181. Janssen, Miek, ‘Herinneringen aan Toorop XIII’, in: Opgang 12 (1932), pp. 413-414.
  182. Jongert, Pieter, ‘Tentoonstellingen georganiseerd naar aanleiding van de bevrijding’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 37-46.
  183. Jongert, Pieter, ‘Wandschilderkunst 1945-1952’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 155-166.
  184. Jongh, E. de, e.a., Tot lering en vermaak. Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw, Amsterdam 1976, Tent. cat. Rijksmuseum Amsterdam 1976. *
  185. K., ‘Nieuwe kunst’, in: Opgang 1 (1921), pp. 152-153.
  186. Kalf, J. en P.J.H. Cuypers, De katholieke kerken in Nederland, dat is de tegenwoordige staat dier kerken met hunne meubeling en versiering beschreven en afgebeeld, Amsterdam 1916.
  187. Kalf, J., ‘Derkinderen’s ontwerpen voor de ontvangstzaal ter Koopmansbeurs te Amsterdam’, in: Van Onzen Tijd (1905-1906), pp. 250-259.
  188. Kalf, J., Iconografie der R.K. parochie-kerk St. Anna te Breda, Haarlem 1905.
  189. Kalff, G., Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, deel 7, Groningen 1912.
  190. Kalmthout, Ton van, Muzentempels: multidisciplinaire kunstkringen in Nederland tussen 1880 en 1914, Hilversum 1998.
  191. Kandinsky, W., ‘Rückblicke’, in: Kandinsky 1901-1913, Berlijn 1913, pagina XV.
  192. Keijzer, M. de, en P. Keune, Pigmenten en bindmiddelen, NRC tweede uitgebreide druk, 2005.
  193. Kerkhof Carm., Johannes a Cruce, ‘De Tentoonstelling van het Genootschap van R.K. Kunstenaars te ’s-Gravenhage’, in: Opgang 2 (1922), pp. 329-336.
  194. Kerkhof Carm., Johannes a Cruce, ‘Jan Toorop’, in: Opgang 2 (1922), pp. 610-620.
  195. Kinseher, K., ‘Ernst Berger and the late 19th-century Munich controversy over painting materials’ (The Artist’s Process: Technology and Interpretations, Sept 2010), in: Archetype Londen, maart 2012, pp. 158-166.
  196. Kinseher, K., ‘Farbe als Material, Die Ausstellung für Maltechnik 1893 im Münchner Glaspalast’, Restauro jaargang 27 (2008), pp. 158-166.
  197. Klabbeek, J. van, M. te Marvelde,, ‘Giovanni Antonio de Groot (1664-1712): Een “meester die de naam van kunstenaar nauwelijks verdient”?’, in: Opstand als opdracht, Koninklijk Paleis Amsterdam 2011, pp. 28-35.
  198. Kleijntjens s.j., J., Toon Ninaber van Eyben en zijn werk, Opgang 1 (1921), pp. 999-1005.
  199. Knoepfli. A., e.a., Reclams Handbuch der künstlerischen Techniken, deel 2, Wandmalerei Mosaik, Stuttgart 1990.
  200. Knuttel, G., ‘Wandschilderingen-tentoonstelling in den Haagschen kunstkring’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 31 (1921), pp. 425-428. *
  201. Koevoets, Ben, Herbert van Rheeden, Alice Boots, Geen dag zonder lijn: honderd jaar tekenonderwijs in Nederland, 1880-1980, Haarlem 1980.
  202. Koot, Roman, ‘Er zijn vele woningen in het huis der muzen. Jan Engelman over beeldende kunst in het Interbellum.’, in: Feikema, Op gezang en vlees belust, pp. 119-142.
  203. Kraaij, Harry J., ‘Jan Toorop. Het Late Symbolisme’, in: Harry J. Kraaij en William Rothuizen, Jan Toorop (1858-1928). Het Late Symbolisme, Jan Toorop Kabinet/Kunsthandel Studio 2000, Amsterdam, 2001.
  204. Krins, Hubert, Beuroner Kunst in der Wiener Secession: 1905 – 2005 (Katalog zur Ausstellung in der Erzabtei Beuron), Beuron 2005.
  205. Krins, Hubert, Die Kunst der Beuroner Schule: ‘wie ein Lichtblick vom Himmel’, Beuron 1998.
  206. Krol, Hans, ‘Antoon Molkenboer (1872-1860)’, op: Librariana, Een weblog gewijd aan bibliotheken, boeken en verzamelen alsmede aan historisch Heemstede en Zuid-Kennemerland. *
  207. Kuyle, Albert, ‘Dorus Hermsen’, in: De Gemeenschap 1 (1925), p. 36.
  208. Kuyle, Albert, ‘Hagel: De artistieke middenstand’, in: De Gemeenschap 6 (1930), pp. 504-507.
  209. Kuyle, Albert, Anton van Duinkerken en A.C. Ramselaar, ‘Kroniek’, in: De Gemeenschap 8 (1932), pp. 717-731.
  210. Lau, M.J., ‘Over fresco-schilderen’, in: Gildeboek 24 (januari 1942), pp. 123-129.
  211. Leblanc, P.M., ‘De Gerlachuskerk te Houthem en haar Monumentale beschilderingen’, in: Bulletin KNOB 76 (1977), pp. 59-88.
  212. Lee, W. Renselaer, ‘Ut Pictura Poesis, The Humanistic Theory of Painting’, in: The Art Bulletin (1940), pp. 197-269. *
  213. Leeuwen, A.J.C. van, De honderd mooiste kerken van Brabant, Zwolle 2012.
  214. Leeuwen, A.J.C. van, De maakbaarheid van het verleden; P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, Zwolle 1995.
  215. Leeuwen, A.J.C. van, en Bernadette van Hellenberg Hubar, ‘De beginselloosheid tot adagium verheven’, De polemische restauratie van de Sint-Servaas te Maastricht, De Sluitsteen 6 (1990), pp. 75-97.
  216. Leeuwen, A.J.C. van, P.J.H. Cuypers architect 1827-1921, Zwolle 2007.
  217. Leeuwen, A.J.C., van ‘Alberdingk Thijm, bouwkunst en symboliek’, in: De Sluitsteen 5 (1989), nr. 1.
  218. Leijnse, Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek naar de Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck : met de uitgave van een handschrift van Lodewijk van Deyssel, Leuven 1995. *
  219. Lenz, D., Zur Ästhetik der Beuroner Schule, Wenen-Leipzig 1898 (de datum van publicatie wijkt af van de totstandkoming i.c. van het laatste hoofdstuk in 1865). *
  220. Levie, S., e.a., Het vaderlandsch gevoel, Vergeten negentiende-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis, Amsterdam 1978, Tent. cat. Rijksmuseum Amsterdam. *
  221. Linse, J., J.B.Th. Hugenholtz en H.P. Berlage (inleiding), Ecce homines Ontleding dezer schilderij en van haar religieuse beteekenis, Gouda z.j. (na 1930).
  222. Linssen, G.C.P., Vorming en onderwijs, schets van vijfenzeventig jaar ontwikkeling van het technisch onderwijs in Roermond en omstreken, Roermond 1983.
  223. Loosen-De Bruin, Marcella, ‘Piet Gerrits, 1876-1957 Kunstenaar en ontwerper’, in: Biografisch Woordenboek Gelderland. Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis, Deel 6, Hilversum 2007 pp. 39-43. *
  224. Loosjes-Terpstra, A.B., Moderne kunst in Nederland 1900-1914, Utrecht 1987. *
  225. Looyenga, A.J., ‘“De benarde Kathedraal”: de kerk van Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans aan de Obrechtstraat te Amsterdam, in: Jaarboek Genootschap Amstelodamum 92 (2000), pp. 148-185.
  226. Luykx, Paul, ‘Daar is nog poëzie, nog kleur, nog warmte’. Katholieke bekeerlingen en moderniteit In Nederland, 1880-1960, Hilversum 2007. *
  227. M. jr (Molenaar junior, Nicolaas), ‘De Katholieke kunstenaars dagen te Huybergen 1932’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932), p. 109.
  228. M.M., (pater Maurits Molenaar m.s.c), De krypt in ‘t kerkje van Asselt, in: Roeping 2 (1923-1924), pp. 6-7.
  229. Margry, J., ‘De St. Liduina-Kerk te Schoten bij Haarlem’, in: Opgang 2 (1922), pp. 513-515.
  230. Maritain, J. , Kunst en scholastiek, Inleiding en vertaling C.A. Terburg O.P., Amsterdam 1924.
  231. Maritain, J., ‘Quelques réflections sur l’art religieux’, in: De Gemeenschap 1 (1925), pp. 10-11; 63-66. *
  232. Marius, G.H., ‘Antoon Derkinderens nieuwste muurschilderingen’, in: De Gids 64 (1900), pp. 541-551. *
  233. Marsman, Henske, B. Til, en Mienke Simon Thomas, Johan Thorn Prikker, De Jugendstil Voorbij, Rotterdam 2010, Tent. cat. Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam.
  234. Max Doerner, Malmaterial und seine verwendung im Bilde, Stuttgart 2001.
  235. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen beeldende kunst’, in: Opgang 8 (1928), p. 59.
  236. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: beeldende kunst’, in: Opgang 4 (1924), p. 1200-1201.
  237. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: beeldende kunst’, in: Opgang 4 (1924), p. 1086.
  238. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: De Onafhankelijken’, in: Opgang 6 (1926), p. 552.
  239. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Aanteekeningen: Matthieu Wiegman’, in: Opgang 7 (1927), p. 119
  240. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Beeldende kunst. Een rondgang door tentoonstellingen’, in: Opgang 6 (1926), p. 216.
  241. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Bij Matthieu Wiegman op den steiger, in: Opgang 7 (1927), p. 598.
  242. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘De wandschilderingen van Matthieu Wiegman in de H. Rozenkranskerk te Amsterdam’, in: Opgang 7 (1927), pp. 650-654.
  243. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Een wandschildering van Jan Gregoire’, in: Opgang 4 (1924), pp. 772-773.
  244. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Jan Grégoire’, in: Opgang 7 (1927), pp. 618-621.
  245. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Joep Nicolas’, in: Opgang 5 (1925), pp. 170-176.
  246. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Kunst in het Zuiden I, Tentoonstelling van Schilderijen te Maastricht’, in: Opgang 4 (1924), p. 849.
  247. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Kunst in het Zuiden II’, in: Opgang 4 (1924), p. 865.
  248. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Ludgerus-kweekschool’, in: Opgang 4 (1924), p. 944.
  249. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Matthieu Wiegman’, in: Opgang 6 (1926), pp. 413-418.
  250. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Matthieu Wiegman’, in: Opgang 4 (1924), pp. 477-492.
  251. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Nieuw werk van Joep Nicolas’, in: Opgang 9 (1929), pp. 194-196; met vijf afbeeldingen in het daaropvolgende artikel, pp. 197-199; 200.
  252. Meer de Walcheren, Pieter van der, ‘Toorop †’, in: Opgang 8 (1928), pp. 146-149.
  253. Meer, F.G. (Frits) van der, ‘De kerk en de schilderijen van Jacob Ydema’, in: Gedenkboek uitgegeven bij gelegenheid van het 600-jarig bestaan der parochie van Sint Michael te Woudsend 1337-1939, Woudsend 1937, pp. 29-34.
  254. Meer, Frits van der, Feestelijke gedachtenis. Beschouwingen over het kerkelijk jaar, Nijmegen 1995.
  255. Meiden, Willem van der, ‘Zoo heerlijk eenvoudig’. Geschiedenis van de kinderbijbel in Nederland, Hilversum 2009. *
  256. Meijer, R.J.J., red., Samen ruimte vieren, parochie Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand 1923-1973, Bilthoven 1973.
  257. Meijers, Piet, George Tielens (1888-1950) Kunstenaar en gentleman, Geleen 2010. *
  258. Merlet, Herluf van, ‘De muurschildering van Otto van Rees in de Rozenkranskerk te Amsterdam (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman), in: Opgang 12 (1932), pp. 441-442.
  259. Meuleman, Clemens, Hedendaagsche religieuse kunst (met een inleiding van Jan Engelman), Amsterdam 1936.
  260. Meuleman], ‘Bericht’ (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman) , in: Opgang 12 (1932), p. 443.
  261. Meurs, W. van, ‘Chris Lebeau’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 17 (1907), pp. 289-292. *
  262. Mieras, Mark, Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over onszelf, Amsterdam 2010.
  263. Miller, B.F., ‘Painting materials research in Munich from 1825 to 1937’, in: Painting techniques, History, Materials and Studio Practice, Contributions to the Dublin Congress 7-9 sept. 1998, Londen, pp. 264-248.
  264. Missale romanum, Rome 1570 (editie 1962). *
  265. Moerkerken, P.H. van, ‘Een boek over Der Kinderen, A.M. Hammacher. De levenstijd van Antoon der Kinderen. Amsterdam. H.J. Paris. 1932’, in: De Gids 97, (1933), pp. 279-290. *
  266. Molenaar, Nics, ‘Mozaïek-crucifixen ontworpen en uitgevoerd door Antoon Molkenboer’, in: Van Bouwen en Sieren 2 (1931), pp. 41-45.
  267. Molkenboer o.p., B.H., ‘De Kruisweg van Toorop’, in: De Beiaard 3 (1918), pp. 273-301.
  268. Molkenboer o.p., B.H., ‘Onze kerkschilderkunst’, in: Gildeboek 2 (1919), pp. 142-156.
  269. Molkenboer, A., ‘Aanvulling’ (op: Rooy, J.M.J. van, ‘De nieuwe transeptramen in Onze Lieve Vrouwe van Goede Raad te ’s-Gravenhage’), in: Opgang 3 (1923), pp. 57-60.
  270. Möller pr., I.B.W.M., ‘Het Genootschap van R.K. Kunstenaars te ’s-Gravenhage’, in: Gildeboek 5 (1923), pp. 121-132.
  271. Möller pr., J.B.W.M., ‘De H. Eucharistie en de moderne Katholieke Kunst’, in: Gildeboek 6 (1924), pp. 2-7.
  272. Mora, P., Mora, L., Philippot, P., Conservation of Wall Paintings, Butterworths London, ICCROM 1984.
  273. Nicolas, E., De heer van Jericho, Utrecht Brussel (z.j, 3de dr.) (1ste dr. 1946).
  274. Nicolas, Joep (toeschrijving), Ontwerp van de cryptebeschildering Asselt, Asselt 1922, typoscript in de Stadsbibliotheek Maastricht, Documentatie Limburg (de tenaamstelling is afgeleid van het feit dat hij de schilder was die in dit stuk uitleg geeft).
  275. Nicolas, Joep, ‘Kroniek: BeeIdende kunst: Mogelijkheden voor den hedendaagschen
    kunstenaar’, in: De Gemeenschap 15 (1939), pp. 211-223.
  276. Nicolas, Joep, ‘Rede gehouden door Joep Nicolas Voor het St. Bernulphusgilde II (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman)’, in: Opgang 12 (1932), pp. 82-89.
  277. Nicolas, Joep, ‘Religieuse kunst van dezen tijd, onder redactionele verantwoordelijkheid van Clemens Meuleman’, in: Opgang 12 (1932), pp. 91-94; 105-108.
  278. Nicolas, Joep, Wij glazeniers, Utrecht, z.j. (1938).
  279. Niehaus, Kasper, Schilderingen op muren en glazen door prof. R.N. Roland Holst, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 43 (1933 juli-december), pp. 140-143. *
  280. Niemeijer, Elly, m.m.v. Doris Wintgens, ‘De Realisten’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 117-132.
  281. Nieuwbarn, M.C., Desiderius Lenz o. s. b. schoonheidsleer der Beuroner kunstschool, Overzetting, aanteekeningen en illustratie uit de Beuroner kunst, Bussum 1912.
  282. Nieuwbarn, M.C., Het Roomsche kerkgebouw, leer der algemeene symboliek en ikonografie onzer Katholieke kerken, Nijmegen 1908. *
  283. Oudkatholieke kerk Leiden, De fresco’s van Chris Lebeau (1878-1945), z.pl., z.j. (brochure gebaseerd op het verslag van pastoor G.A. Smit over de beschildering (1926-1929)).
  284. Overbeek, Frans e.a., Refrein van de toekomst, Nicolaaskerk Nieuwegein (voorheen Jutfaas), Nieuwegein 1998.
  285. Panofsky, E., Iconologie, thema’s en symboliek bij de renaissance schilders, Utrecht/Antwerpen 1970 (1e dr. 1962).
  286. Peeters, C., Kerkelijke kunst en architectuur ten tijde van Hendrik Andriessen, in: Hendrik Andriessen en het tijdperk der ontluiking, z.pl. (Nijmegen) 1993, pp. 45-72.
  287. Peeters, K. (C.J.A.C.), ‘Dichterlijke visies op de gotische kathedraal, van Verlaine tot Marsman’, in: Nader beschouwd, een serie kunsthistorische opstellen aangeboden aan Pieter Singelenberg, Nijmegen 1986, pp. 87-106.
  288. Pfeill, Karl Gabriël, ‘Johan Thorn Prikker’s beteekenis als voorlooper’, in: Opgang 12 (1932), pp. 651-655; 668-671.
  289. Plas, Michel van der en Jan Roes, De kerk gaat uit, Familiealbum van een halve eeuw Katholiek leven in Nederland, Bilthoven 1973.
  290. Plasschaert, Albert, De toegepaste Kunsten in Nederland, Muurschilderingen, Rotterdam 1926.
  291. Plasschaert. Albert, ‘Johan Thorn Prikker, een karakteriseering’, in: Opgang 4 (1924), pp. 538-546.
  292. Polak, Bettina, Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst. De symbolistische beweging 1890-1900, Den Haag 1955. *
  293. Pollones, J. A., ‘Vier aspecten der Wereldtentoonstelling “Art et Technique” te Parijs, IV. De decoratieve kunst’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 47 (1937), pp. 94-99. *
  294. Polman, M., De kleuren van het Nieuwe Bouwen tijdens het Interbellum in Nederland (proefschrift TU Delft), 2012. *
  295. Posthumus, A.G., Abstract Expressionisme ten tijde van de Koude Oorlog, 1945-1960, Een vergelijkende literatuurstudie,(doctoraalscriptie RU Utrecht) 2007. *
  296. Potters, Marja, David Mulder, Thijs Stobbe, Inventaris van het archief.Kunstwerkplaatsen Atelier Cuypers/Stoltzenberg, Cuypers & Co., N.V. Kunstwerkplaatsen archief 1852-1957, Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam 2008. *
  297. Pouls, J, Karin Daamen-Heeskens, Anton de Leeuw, Pascale de Brabander, Roet Stapper-Vollenbergh, Jean Wiekken, Marij Simons, Charles Eyck 1897-1983, Kunstenaar tussen traditie en vernieuwing, Maastricht 1997.
  298. Pouls, J.H., Ware schoonheid of louter praal, De bisschoppelijke bouwcommissie van Roermond en de kerkelijke kunst van Limburg in de twintigste eeuw, Maastricht 2002.
  299. Pouls, Jos, ‘De kunstenaarsdagen van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging in Huijbergen (1932-1940), bakermat van de Delftse School’, in: Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden 10 (2001), pp. 160-184 en 225-244. *
  300. Pouls, Jos, ‘Jean Adams (1899-1970), priester-kunstenaar in Midden-Limburg’, in: Trajecta. Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden 19-20 (2010-2011), pp. 345-375. *
  301. Pursche, J., ‘Betrachtungen zur Malerei mit Alkalisilikaten, Geschichte, Maltechniek und Restaurierung’, in: Wohlleben, M., Sigel, B. (red.), Mineralfarben: Beiträge zur Geschichte und Restaurierung von Fassadenmalereien und Anstrichen, Festschrift zum 120jahrigen Bestehen der Firma KEIMFARBEN, Zürich 1998, pp. 53-66.
  302. R., Bij het werk van Willem Wiegmans, Van Bouwen en Sieren 2 (1931), pp. 203-207.
  303. Raaij, E. van, ‘De fresco’s van Georges de Geetere’, in: F.L. Jansen e.a, Sint Jacob ’s-Hertogenbosch. De kerk en zijn geschiedenis, ’s Hertogenbosch, 1993, pp. 79-90.
  304. Raaij, Ernst van (ed.). Met de blik naar het oosten. Piet Gerrits (1878-1957), Nijmegen 1992, Tent. cat. Nijmeegs Museum Commanderie van Sint Jan Nijmegen.
  305. Rackham, Don, en Karl Pesch Konopka en Bernadette van Hellenberg Hubar, De kop van de Sphinx, Waardenstellend onderzoek naar de ‘Timmerfabriek’ te Maastricht, deel 1: A prima vista en deel 2 Capita selecta, Ohé en Laak 2006. *
  306. Rijnders, Mieke, Willem van Konijnenburg. Leonardo van de Lage Landen, Zwolle 2008.
  307. Rogier, L.J. en N. de Rooy, In vrijheid herboren. Katholiek Nederland 1853-1953, Den Haag 1953.
  308. Rooijen, Henri van, Kerkelijke traditie en hedendaagsche kunst (rubriek: Religieuse kunst van dezen tijd, onder verantwoordelijke redactie van Clemens Meuleman), in: Opgang 12 (1932), pp. 802-809; 834-841. Idem, Opgang 13 (1933), pp. 11-14.
  309. Roon, Marike van, Goud, zilver & zijde. Katholiek textiel in Nederland 1830-1965, Zutphen 2010. *
  310. Rooy, J.M.J. van, ‘De nieuwe transeptramen in Onze Lieve Vrouwe van Goede Raad te ’s-Gravenhage’, in: Opgang 3 (1923), pp. 49-57.
  311. Schilder, Klaas, ‘Aesthetische Christusbeschouwing’, in: Veenhof, C. (ed.), Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 4, Goes 1953, pp. 101-149 (overgenomen uit De Reformatie van 22 Juli 1921, 1ste Jaargang, No. 44, e.v.). *
  312. Schilder, Klaas, ‘Eros of Christus’, in: M.J. Leendertse en C. Tazelaar (uitgave), Christelijk Letterkundige Studiën II, Amsterdam 1926, pp. 130-218. *
  313. Schilder, Klaas, Bij dichters en schriftgeleerden, Amsterdam 1927. *
  314. Schiphorst, L.H.H.M., Een toevloed van werk, van wijd en zijd; de beginjaren van het Atelier Cuypers/Stolzenberg, Nijmegen 2004. *
  315. Schretlen, M.J., ‘Toorop’, in: Opgang 4 (1924), pp. 25-36.
  316. Schulte, A.G., Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1982. *
  317. Schulte, Ton, ‘Kerkelijk kunstbezit tussen dictatuur en onverdraagzaamheid, Friedrich Wilhelm Mengelberg, zijn kruiswegstaties in de Dom te Keulen en de navolging ervan in Nederland’, in: Jaarboek Monumentenzorg, Zeist-Zwolle (1991), pp. 114-136. *
  318. Sengers, Lode, ‘Werk van Lode Sengers’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932),pp. 311-313.
  319. Siebenmorgen, Harald, Die Anfänge der “Beuroner Kunstschule” : Peter Lenz und Jakob Wüger 1850 – 1875, Ein Beitrag zur Genese der Formabstraktion in der Moderne, Sigmaringen 1983.
  320. Six, Jan, Katalogus der Bibliotheek van de Rijks-Academie van Beeldende Kunsten, Amsterdam 1910.
  321. Smeelen, Pius, ‘De nieuwe ramen van Lou Asperslagh in de kerk aan de Beeklaan, ’s Gravenhage’, in: Opgang 9 (1929), pp. 130-135.
  322. Sötemann, A.L., ‘Ritmisch, muzikaal bezeten. De dichter Jan Engelman.’ In: Feikema, Op gezang en vlees belust, pp. 91-117.
  323. Steiner, Rudolf, Algemene menskunde als basis voor de pedagogie (1919), Rudolf Steiner / Werken en voordrachten, Zeist 2001. *
  324. Stichting Vrienden van de Abt, De H. Antonius Abtkerk. Een Schevenings Monument, Scheveningen 2003.
  325. Stokvis, W., ‘Inleiding – De omstreden hergeboorte van de moderne kunst in Nederland; de jaren 1945-1951’, in: Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 11-36.
  326. Stokvis, W., red., De doorbraak van de moderne kunst in Nederland: de jaren 1945-1951, Amsterdam 1984.
  327. Stuyt, Jan, Franciscaansche Wandschildering, in: Gildeboek 16 1933, pp. 79-80.
  328. T. (Terburg), C.A., ‘Kunstbeschouwingen der scholastiek door Jacques Maritain’, in: Opgang 4 (1924), pp. 290-291; 318-320; 350; 391-394; 415; 439; 462-463; 474; 512-514; 532; 555-558; 579-581; 601-604; 634-638; 657-658; 673-676; 709-710; 724-727; 748-752; 768-771; 794-797; 820-823; 837-840; 872-875.
  329. T., A. E. v. d., ‘Muurschilderingen van Jan Grégoire’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 38 (1928), pp. 364-365. *
  330. Terburg, C.A., ‘Apologia pro vita’, in: Maritain-Terburg, Kunst en scholastiek, pp. 7-9.
  331. Th. (Thunnissen, H.), ‘Bij het werk van Antoon Molkenboer in de kerk van Onze Lieve Vrouw van Goeden Raad aan het Bezuidenhout te Den Haag’, Gildeboek 6 (1923), pp. 12-33.
  332. Thibaudier, J., Geschiedenis van de kruiswegstaties van de St. Ludgerusparochie te Balk (folder), Balk 2011.
  333. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘De Heilige Linie, proeve over de oostwaardsche richting van kerk en autaer als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst’, in: Sterck, J.F.M., red. J.A. Alberdingk Thijm, werken IV, kunst en oudheidkunde I, Amsterdam/Den Haag 1909 (1e dr. 1858), pp. 1-198. *
  334. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘Ikonografie der Onbevlekte Ontvangenis’, in: Dietsche Warande 4 (1858), pp. 255-264.
  335. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘Opstellen over de kompozitie in de kunst’, in: Sterck, J.F.M., red. J.A. Alberdingk Thijm, werken IV, kunst en oudheidkunde I, Amsterdam/Den Haag 1909 (1e dr. 1843-1848/1857), pp. 199-332. *
  336. Thijm, J.A. Alberdingk, ‘Willen wij alleen de Gothiek?’, in: Dietsche Warande 4 (1858), pp. 171-180.
  337. Thijm, J.A. Alberdingk. ‘De harmoniën van het Oude en het Nieuwe Testament in de beeldende kunst, Biblia Pauperum’, in: Dietsche Warande 7 (1866), pp. 431-445; (vervolg): Dietsche Warande 8 (1869), pp. 55-67. *
  338. Thijm, J.A. Alberdingk. ‘De schilderkunst in het westersch Europa der middeleeuwen met name in Frankrijk’, in: Dietsche Warande 9 (1871), pp. 319-335; (vervolg): Dietsche Warande 10 (1874), pp. 232-272.
  339. Thompson, M.A., St. Bavo De nieuwe kathedrale kerk van Haarlem, Haarlem 1898.
  340. Thunnissen, H., ‘Bij het werk van Gerhard Jansen in de kapel van het R.K. Ziekenhuis Den Haag’, in: Gildeboek 6 (1923), pp. 175-178.
  341. Thunnissen, H., ‘De Glas-in-loodramen van de Sint Paschaliskerk te Den Haag’, in: Opgang 2 (1922), pp. 1; 4-5.
  342. Tibbe, L. ‘Alberdingk Thijm en de beeldende kunsten, zijn hoogleraarschap aan de Rijksacademie 1876-1889’ In: Geurts, P.A.M., red. J.A. Alberdingk Thijm, erflater van de negentiende eeuw. Baarn 1992, pp. 157-174.
  343. Tibbe, L., R.N. Roland Holst 1868-1938, ‘Arbeid en schoonheid vereend’, opvattingen over gemeenschapskunst, (proefschrift VU Amsterdam), Amsterdam/Nijmegen 1994.
  344. Timmermans, Felix, ‘Pater Gregorius de Wit, de monnik die kunstschilder is’, in: Opgang 4 (1924), pp. 170-173.
  345. Timmers, J.J.M., Symboliek en iconographie der Christelijke kunst, Roermond-Maaseik 1947.
  346. Timmer-van Eunen, Annemarie, ‘Men voelt het of men voelt het niet’, De kunstkritiek van Jan Engelman (proefschrift RU Groningen), Groningen 2007. *
  347. Torraca, Giorgio, Porous building materials, ICCROM, Rome 1988.
  348. Trappeniers, ‘Antoon Derkinderen als hoogleraar-directeur van de Rijksacademie van beeldende kunsten in Amsterdam (1907-1925), in: Trappeniers, Derkinderen, pp. 51-63.
  349. Trappeniers, M., red., Antoon Derkinderen 1859-1925, Tent. cat. ’s-Hertogenbosch, Noordbrabants Museum 1980; Amsterdams Historisch Museum 1980-1981; Drents Museum 1981, ‘s-Hertogenbosch 1980.
  350. Tuinen-Taselaar, Elina van, Thé Lau / Mattheus Josephus Lau, 1889-1958, (Kranenburgh-Cahier nr. 19), Bergen 2006.
  351. Tuyll van Serooskerken, Carel van, red. en Wiepke Loos, Waarde Heer Allebé, Leven en werk van August Allebé (1838-1927), Zwolle 1988, Tent. cat. Teylers Museum Haarlem.
  352. Valk , M.W. van der, A.J. Derkinderen, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift 16 (1906), pp. 289-297. *
  353. Van den Hengel, W., ‘Bij eene communiebank. Schildering van Schelfhout’, in: Gildeboek 6 (1923), pp. 164-166.
  354. Verheijen, Roos, ‘Het kunstenaarschap van Antoon Derkinderen’, in: Trappeniers, Derkinderen, pp.17-27.
  355. Verkade, Willibrord, Des Cennino Cennini Handbüchlein der Kunst, Straatsburg 1916.
  356. Verkade, Willibrord, Van ongebondenheid en heilige banden, herinneringen van een schilder-monnik, Den Bosch 1920 (1ste dr. 1917).
  357. Verschuuren, A., ‘Aesthetische gedachten’, in: Van bouwen en sieren 2 (1931), pp. 369 e.v.
  358. Verwey, Albert, ‘Boeken, menschen en stroomingen. W. Worringer: Formprobleme der gotik’, in: De Beweging 13 (1917), pp. 356-265. *
  359. Verwilst o.p., L., ‘De liturgie leidsvrouw der schoone kunsten’, in: Van Bouwen en Sieren 3 (1932), pp. 10-15.
  360. Veth, Jan, ‘Een gekleurd glasraam in het nieuwe Utrechtsche Universiteitsgebouw, geschilderd door A.J. Derkinderen’, in: De Gids 58 (1894), pp. 307-316. *
  361. Vickers, B., In defence of rhetoric, Oxford 1990 (1e dr. 1988).
  362. Viollet-le-Duc, E.E. Dictionnaire raisonné de l’architecture française du XIe au XVIe siècle, 10 delen. Parijs 1854 1868 (I-1854, II-1854, III-1858, IV-1859, V-1861, VI-1863, VII-1864, VIII-1866, IX-1868, X-1869), in het bijzonder deel VIII, lemma Peinture. | http://bit.ly/Viollet-le-Duc-Dictionnaire
  363. Viollet-le-Duc, E.E., Entretiens sur l’architecture, 2 delen, Brussel/Luik 1986 (4de druk; oorspronkelijk Parijs 1863-1872). *
  364. Visscher, J. de, Het verhaal van de kunst, een wijsgerige hermeneutiek van het kunstwerk, Amsterdam 1990.
  365. Visser, Herman F.E, ‘De literatuur over Vincent van Gogh’, in: De Beweging 13 (1917), pp. 322-340. *
  366. Volkers, Tineke, ‘Drie grote opdrachten’, in: Trappeniers, Derkinderen, pp. 29-36.
  367. Vondel], J. V. Vondels poëzy of verscheide gedichten: op een nieu by een vergadert, en met veele ook voorheen nooit gedruckte dichten vermeerdert; mitsgaders een aanleidinge ter Nederduitsche Dichtkunste en het Leven des Dichters, Franeker, 1682, 2 delen, deel 2. *
  368. Vries, Jan de, ‘Gemeenschap en wereld-ik, geheel op de wijze der kunst’, Nederlandse kunstkritiek en moderne kunst circa 1900-1920 Albert Verwey, Albert Plasschaert, Just Havelaar, Theo van Doesburg, Amsterdam 1990.
  369. W., ‘De St. Jozefkerk te Zwolle’, in: Gildeboek 16 (1933), pp. 126-129.
  370. Wagner, Velten, Avantgardist und Malermönch: Peter Lenz und die Beuroner Kunstschule, Hildesheim 2007.
  371. Waterkamp pr., J.M.J., ‘Liturgie en kunst’, in: Ars sacra, pp. 228-232.
  372. Wehlte, K., Werkstoffe und techniken der Malerei, Ravensburg 1967/1992.
  373. Weymans, M., ‘Heinrich Campendonk’, in: Hoogveld, Glas in lood, pp. 218-219.
  374. Wezel, Gerard van, ‘“Streven naar iets wat nog niet is gemaakt”. Presentatie en directe ontvangst van het werk van Jan Toorop in het fin-de-siècle’, in: M. Bisanz-Prakken, Toorop / Klimt. Toorop in Wenen: Inspiratie voor Klimt, Den Haag en Zwolle 2006-2007, pp. 9-53.
  375. Wezel, Gerard van, ‘Dertiende statie: Jezus wordt van het kruis genomen 1918’, in: Marja Bosma, red., Vier Generaties. Een eeuw lang de kunstenaarsfamilie Toorop/Fernhout, Utrecht 2001, Tent. cat. Centraal Museum Utrecht, pp. 59-61.
  376. Wezel, Gerard van, ‘Jan Toorop’, in: M. Bosma, red., Vier generaties. Een eeuw lang de kunstenaarsfamilie Toorop/ Fernhout, Utrecht 2001, pp. 31-61.
  377. Wezel, Gerard van, en Rob Crèvecoeur, ‘Amsterdam, Gebouw van de voormalige ANDB’, in: KNOB 79 (1980), pp. 90-94.
  378. Winckelmann, J.J., Gedanken über die Nachahmung der griechischen Werke in der Malerey und Bildhauerkunst (Zweyte vermehrte Auflage), Dresden/Leipzig 1756.
  379. Wintgens, Doris, Reacties in de kranten op het beleid van het stedelijk museum’, in: W. Stokvis, De doorbraak van de moderne kunst, pp. 37-46; 93-106.
  380. Wissing, A.J., e.a. Toorop’s kruisweg St. Bernulphus Oosterbeek, Oosterbeek 1980.
  381. Worm, Piet en Tia Wiegman, Matthieu, Leven en werken van de kunstschilder Matthieu Wiegman, z.pl., z.j. (1986).
  382. Woudsma, Henk, Beeldhouwkunst, schilderkunst en toegepaste kunst van 1945 – 1995, uit de collecties van Belgische en Nederlandse musea, (Haren, z.j.). *
  383. Zetten, Gert van, Emmanuel Perey, Nijmegen z.j (circa 2010). *

Verkorte link: https://bit.ly/3DtQgp

← Terug naar De genade van de steiger!

Nieuw boek Goirkese kerk Tilburg

Collega Joost van Hest heeft verleden week een publicatie aan zijn oeuvre over kerkelijk erfgoed toegevoegd:

“Dit huis zal eeuwig staan, het zal van kind tot kind gedurig overgaan”, jubelde een enthousiaste dichter ter gelegenheid van de inzegening van de Goirkese kerk in 1839. Of het waar is, van die eeuwigheid, dat valt nog te bezien, maar ondertussen staat de kerk toch al 176 jaar, en een bijna afgeronde restauratie van het complete interieur doet het beste vermoeden voor de toekomst. Daarmee bevindt de Goirkese kerk zich in een uitzonderlijke positie in deze tijden van kerksluiting en herbestemming. Dat is mede te danken aan de Stichting Vrienden van de Goirkese Kerk. Op initiatief van deze stichting is nu het boek ‘O prachtig huis’ verschenen, waarin kunsthistoricus Joost van Hest de geschiedenis van het kerkgebouw en de inventaris voor het eerst gedetailleerd beschrijft. Van Hest werkt de hoofdrolspelers tot leven. Dat zijn de opeenvolgende pastoors, de architecten en de kunstenaars die het uiterlijk van kerk en interieur bepaald hebben, maar ook de parochianen. Daardoor is de Goirkese kerk vooral aan de binnenkant uitgegroeid tot een van de fraaiste van Tilburg, rijk aan devote kunstwerken zoals de doopvont uit 1590 en de uit hout gesculptuurde preekstoel uit 1853. ((Ontleend aan: Stadsnieuws d.d. 20 juni 2015, p. 8.))

Maar dat is niet het enige wat de Goirkese kerk zo speciaal maakt. Hierin bevindt zich namelijk één van de topstukken op het gebied van de monumentale kerkelijke schilderkunst uit het interbellum: de indrukwekkende schilderingen van Jos ten Horn in de apsis van dit gebouw, die werkelijk zonder weerga zijn. Ten Horn heeft de vondst van Antoon Derkinderen om de muur als een vel papier te behandelen in dit werk op verbluffende wijze in praktijk gebracht.

Het bewuste item uit De genade van de steiger is op deze website te vinden via: http://bit.ly/GvdS-Jos-ten-Horn-Tilburg.

Het boek van Joost van Hest is te bestellen via de Tilburgse boekhandels Gianotten Mutsaers, Livius, de Boekenfabriek en Gianotten Printed Media.

B. ((Voor De genade van de steiger volg deze link.
Verkorte snelkoppeling van dit item: http://bit.ly/1NHYcEr.))

Met één klik naar de schilderingen van Jos ten Horn in de Goirkese kerk Tilburg

 

Henri Jonas

Henri Jonas in de Koepelkerk tijdens de restauratie 2015. Foto Marij Coenen 2015.

De medewerkers van de SRAL – Stichting Restauratie-Atelier Maastricht – zijn druk bezig met de restauratie van de enige muurschildering uit het oeuvre van Henri Jonas die in het interbellum hoge ogen gooide in de kunstkritiek en tot de top van de barok georiënteerde expressionistische schilderkunst van die tijd gerekend kan worden. Foto Marij Coenen 2015.

Henri Jonas in de Koepelkerk te Maastricht

In de Koepelkerk te Maastricht is de restauratie van de bijzondere muurschilderingen van Henri Jonas in de Mariakapel voltooid: de enige die hij ooit heeft gemaakt. Om dit heuglijke feit te vieren vindt op 15 maart 2015 de feestelijke onthulling van dit werk plaats. Drs Angelique Friedrichs van de Stichting Restauratie-Atelier Maastricht (SRAL) zal dan een korte toelichting geven op de werkzaamheden. Alles bij elkaar een mooie aanleiding om de paragraaf over dit werk van Jonas uit het boek De genade van de steiger hieronder voor het voetlicht te plaatsen. Daarin staat een hoofdstuk van Angelique Friedrichs over de technieken en het materiaalgebruik in het interbellum dat haar tot de aangewezen specialist maakt om deze restauratie te begeleiden. Het was spannend genoeg, want niet alleen was de onderliggende pleisterlaag er slecht aan toe, maar ook bleken de figuren op verschillende plaatsen later bewerkt te zijn. Het geeft meer weer aan hoe terecht de aandacht was die Jonas’ leermeester, Antoon Derkinderen, aan de problematiek van goed pleisterwerk besteedde. Deugt de drager niet, dan redt de schildering het niet, om het maar eens kort samen te vatten.

Uit paragraaf 7.4 | Henri Jonas

Ontleend aan: Bernadette van Hellenberg Hubar, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger (Rijksdienst Cultureel Erfgoed | Walburg Pers 2013), pp. 408-415.

Nota bene — De tekst weerspiegelt de stand van zaken eind 2013. Op de foto hierboven van Marij Coenen na, zijn de afbeeldingen in de Koepelkerk afkomstig van de beeldbank van de RCE en gemaakt door Sjaan van der Jagt van Pixelpolder.

De Amsterdamse scene

Het was een spannend komen en gaan in Amsterdam tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog, ook waar het de Limburgse kunstenaars betrof: Henri Jonas (1878-1944) en Charles Eyck zaten – met een jaar verschil – in de klas van Derkinderen aan de Rijksacademie. Buiten de opleiding had Jonas ontmoetingen met vrienden en collega-schilders uit het zuiden die in de hoofdstad verbleven, zoals Jan Grégoire die later nog een sleutelroman over hem zou schrijven.[1] Net na de oorlog zou Nicolas er zijn opwachting maken, aan wie we een levendige beschrijving van [p. 409] de artistieke sfeer in de hoofdstad danken. Dit was ook de tijd, schreef Engelman later, dat het machtige trio kubisme, futurisme en expressionisme Amsterdam overspoelde. De frisse golfslag waarmee dit gepaard ging, leidde in 1916 tot de oprichting van het kunstenaarscollectief Het Signaal door Piet van Wijngaerdt en Henri Le Fauconnier. Zowel voor Jonas als voor Wiegman zou de kennismaking met de Fransman een keerpunt in het artistieke denken betekenen.[2] Doordat Jonas vanaf de oprichting in 1925 in het netwerk van De Gemeenschap verkeerde en in 1927 via Wiegersma Permeke leerde kennen, raakte het expressionisme bij hem geïntensiveerd op een manier die hem zonder twijfel tot een van de belangrijkste exponenten van deze stroming in Nederland maakte.

In de periode dat Jonas aan de academie studeerde, was Wiegman al enige tijd gevestigd in Bergen, het dorp dat zijn naam zou verlenen aan de schilderskolonie die zich daar vanaf omstreeks 1910 ontwikkelde. Zoals in hoofdstuk 4 is gebleken, kan aan de hand van de dagbladpers een directe lijn worden getrokken tussen Het Signaal, de Bergense school en de Nederlandse assimilatie van het expressionisme. Deze felle wind woei niet alleen naar het zuiden via de Limburgse studenten in Amsterdam, maar ook dankzij twee oud-leerlingen van de Rijksacademie, de priester-schilder Jean Adams en Matthieu Wiegman. De laatste had vanaf eind jaren twintig een pied-à-terre in Limburg, waar hij onder meer bevriend raakte met Jonas. In 1929 organiseerde Adams een omvangrijke tentoonstelling over moderne kerkelijke kunst op Rolduc, aan welk internaat hij in die tijd als tekenleraar verbonden was. Achteraf bezien was hij daarmee juist op tijd, want korte tijd later zou veel van het type werk dat daar werd getoond door Rome als ‘arte blasfema’ worden beschouwd. Blijkens de berichten in de pers lag het accent van de tentoonstelling op Matthieu Wiegman, die met veertig nieuwe werken kwam. Daarna volgden Jonas en Adams zelf, die voor de meesten een onbekende was. Verder waren de beeldhouwer Charles Vos en de architecten Jos. Wielders uit Sittard en Alphons Boosten uit Maastricht met werk vertegenwoordigd. De laatste kan als de man worden gezien die Jonas in de richting van de monumentale kunst voerde, waarna Meuleman het estafettestokje van hem zou overnemen.

Henri Jonas, Verloren zoon, Koepelkerk Maastricht.
Afb. 346 Henri Jonas, Glasraam met De verloren zoon (1924) in de Koepelkerk te Maastricht van Alphons Boosten (1920). De vormgeving van dit glas roept herinneringen op aan het werk van zijn vriend Jan Grégoire en aan de monumentale stijl die de Rijksacademie propageerde. Met name de zoon doet sterk ‘R. Holstiaansch’ aan, om een begrip uit die tijd te extrapoleren.

De glazen van de Koepelkerk

Hoewel ruim twintig jaar ouder dan Nicolas, maakte Jonas net als zijn jongere vakbroeder met de eerste de beste keer dat hij zich op het monumentale terrein begaf al naam. Zijn debuut vond plaats in de Heilig Hartkerk in Maastricht van Alphons Boosten, beter bekend als de Koepelkerk. Hoe omstreden het ontwerp zelf ook was – of de architectuur wel voldeed aan het decorum van de katholieke eredienst was ook hier onderwerp van debat – de ramen van Jonas werden direct in Opgang door Pieter van der Meer de Walcheren positief beoordeeld.[3] Aan de hand van deze opdracht valt de explosieve ontwikkeling te volgen die de kunstenaar van 1923 tot 1930 doormaakte.[4] In zijn vroegste glazen, met name in het raam met De verloren zoon, valt direct een stilering op die te herleiden valt tot de Rijksacademie. Deze vormgeving toont bovendien hoe sterk de invloed van zijn vriend Jan Grégoire op dat moment nog was (afb. 346). Alleen in de weergave van de lichtval bespeuren we iets van de stijlindicator van Thorn Prikker – de uitwaaierende stralen in ‘blokjes’ glas-in-lood – die in het vorige hoofdstuk uitvoerig is behandeld.[5] Na dit aarzelende begin pakte Jonas diens idioom op om ermee te experimenteren in het Mariaraam (1925), om vervolgens in het Davidraam (1927) alle registers open te trekken (afb. 347a-c).

Henri Jonas, Davidraam, Koepelkerk Maastricht.Davidraam

Het rijk gecomponeerde Davidraam werd in de tijd zelf al als een variatie in de stijl van Thorn Prikker opgevat.[6] Wat betreft diens idioom vallen enerzijds de rondingen van de ledematen onder de gewaden en (eigentijdse) kleren op, en anderzijds de rijke decoratie die de stof in patronen lijkt op te lossen. Daarnaast is het typische gefragmenteerde blokjesmozaïek gebruikt voor de hemelse lichtstralen en het perspectief van vloeren en muren. Deze laatste twee stijlindicatoren zijn we in wisselende combinaties tegengekomen bij Anton Molkenboer, Lou Asperslagh en Toon Ninaber van Eyben. Jonas is echter de enige die van Thorn Prikker de anatomische gelaagdheid overnam, die in de toenmalige vakliteratuur vooral bekend werd dankzij de Michael in de cyclus van de Driekoningenkerk te Neuss (1911-1912). Een prachtig detail zijn de vlezige handen, die eerder bij de analyse van het werk van Hermans in dit boek als erfdeel van Thorn Prikker zijn besproken.[7] Juist dat vlezige was in de Roomse Haagse School onder invloed van Beuron in hoge mate weggestileerd. Waar koning David de gesublimeerde [p. 411] trekken uit de historieschilderkunst toont, zijn de hoofden van het Heilige Gezin min of meer romaans opgevat, vergelijkbaar met de Catharina van Nicolas in Asselt (zie afb. 337). Met de aardse groep daaronder keerde Jonas terug naar het nu, hetgeen met name door het historisch presens manifest is. Op de fantasievolle manier die we langzamerhand van het interbellum kennen, vlocht Jonas verschillende thema’s door elkaar: dat van David als de oudtestamentische voorafbeelding van Christus, van David als voorvader van Jozef en Maria en dus Jezus, en van Jozef als patroon van de werklieden.

Bovenaan staat de koning afgebeeld met de harp als attribuut: dat de snaren dezelfde hoek aanhouden als de bezielende lichtstralen doet denken aan het kosmisch symbolisme waarvan het oeuvre van Toorop en Lebeau uit de jaren twintig is doordesemd. Direct daaronder staat het Heilige Gezin onder de schutse van een engel en ten slotte zien we in de zone van de strijdende kerk het leven van alledag (zie afb. 347). In dit laatste tafereel slaagde Jonas erin verschillende motieven door elkaar te laten lopen, niet alleen inhoudelijk, maar ook formeel door de ‘nieuwe ruimtelijke logica’, zoals Engelman het zou noemen, te volgen in de scènes en verdwijnpunten. Primair wordt een eenvoudige allegorie op de Arbeid weergegeven, waarvoor Toorop met het tableau Heden in de Beurs het prototype schiep. Jonas nam eveneens rokende schoorstenen op en plaatste naast de arbeider – de mijnwerker met zijn zwarte gezicht – de fabrieksdirecteur. Op de achtergrond is die andere prominente vorm van arbeid, de landbouw, weergegeven. Tegelijkertijd herinnert de mijnwerker aan de dood: niet alleen knielt hij, maar door het ver naar achteren gestrekte gezicht en de gevouwen handen lijkt hij tevens de geest te geven. De houding van de directeur met eerbiedig geloken ogen en de vrouw met het kind daaronder bevestigen deze betekenislaag, die bij uitstek past in de symboliek van Jozef als patroon van de stervenden. Een detail dat weer een volgende duiding onthult, is het object in de hand van de directeur: een plaquette of boek met een duidelijk expressionistisch-kubistische voorstelling van Maria met kind. Iconografisch gezien zou deze manager een samensmelting kunnen zijn van David als patroon van de muziek (en dus de kunst) met Jozef als beschermer van de werklieden. Jonas verleende hier een actuele boodschap aan doordat de fabrieksdirecteur tot de klasse behoorde die voldoende gevormd was om kunst te kunnen waarderen én voldoende bemiddeld was om zich kunst te kunnen veroorloven. Anders dan bij Toorop en Lebeau krijgt men bij dit type niet het gevoel dat er enige maatschappijkritiek aan ten grondslag ligt.[8] Eerder lijkt het een kleine hommage aan het type mecenaat waarvan Jonas het als kunstenaar moest hebben.

De Madonna en Jonas als pictor doctus

Zelfportret in de aanbidding van Maria

In de jaren hierna liet Jonas de invloed van Thorn Prikker achter zich, maar de romaans-middeleeuwse zweem liet hij juist op een dominantere manier toe, zoals te zien is in De aanbidding van Maria uit 1929 (afb. 348). In het centrale raam is de iconografie van de Hemelkoningin doorgedetailleerd met het gebaar van de open handen van de Onbevlekte Ontvangenis en de lelie van de Annunciatie. De omlijstende engelen doen middeleeuws aan, waarbij het gelaat van Maria neigt naar dezelfde amandelvorm die Nicolas ontleende aan het type dat bekend is van de Noodkist van Sint Servaas. De verticale volgorde die Jonas in het Davidraam aanhield, heeft hij hier horizontaal gekanteld: in het linkerglas zijn de oudtestamentische prefiguraties weergegeven, Judith, Esther en Ruth. In het midden zetelt de vervulling in de vorm van Maria die als Moeder van God voorwaardenscheppend was voor de heilsgeschiedenis. Rechts is de wereld van vandaag voorgesteld, die zich in Maastricht afspeelt. We komen hier de stapeling van scènes tegen die we eerder bij Nicolas (en Toorop) hebben gesignaleerd. Zelf staat de kunstenaar hier tussen een moeder met kind boven hem en – mogelijk – een jager onder hem. Volledig gericht op Maria, vormen zij wellicht variaties op de archetypische dualiteit tussen microkosmos en macrokosmos: tussen de beschermde ambiance binnenshuis en het bestaan in de wereld daarbuiten, het vrouwelijke en het mannelijke van Lenz (de kunstenaar was niet zomaar een leerling van Derkinderen). Tussen die twee personificaties beeldde Jonas zichzelf af als in gedachten verzonken.

Maritaineske pictor doctus

Van het zelfportret is een eerdere versie in houtskool bekend (afb. 349a). Engelman schreef hierover:

‘Er is van Jonas een recent zelfportret in houtskool, dat treffend is als zielsbekentenis en als materie. Het gezicht heeft een ingekeerdheid, een mijmerende uitdrukking die misschien eerst op stroefheid lijkt, maar een diepe, innige eenvoud blijkt te zijn. De gestalte is in groote, [p. 412] met waarachtige kracht uitgevoerde contouren en schaduwen aangeduid en de handen, als stukken halfverteerden mergelsteen, liggen in een zielvolle schamelheid en simpelheid bijeen. Zoo is hij, een man die zich moeilijk en langzaam uitdrukt, maar soms dingen loslaat van een bekoorlijke wijsgeerigheid en vol van de rust waarover wij spraken. Hij heeft geen pose en geen onwaarachtigheid, waar hij de techniek vermeestert schrijft hij een rijp en gedragen innerlijk uit’.[9]

Dat dit zelfportret Jonas bleef bezighouden blijkt wel uit het het feit dat hij het later verwerkte in Het gezin (afb. 349b). Dit werk kreeg een recensie in De Tijd van Herluf van Merlet:

‘Wij herinneren ons een schilderij van Henri Jonas, waarin deze Katholieke Limburgsche schilder een schoone en klare, diep en zuiver doorvoelde expressieve synthese gaf van “Het Gezin”. De arbeider en zijn kind zien met wachtend geduld toe, hoe de van zorg verwelkte moeder het dagelijksch brood snijdt. Er was in dit werk een innerlijke gelatenheid, een stilte vol leven, een ontroerende gedachte. Bovendien was dit doek in geen enkel opzicht litterair, maar enkel schilderlijk’.[10]

Zo wordt Jonas in de kunstkritiek aan de ene kant getypeerd als een weerbarstige denker, aan de andere kant volledig in ambachtelijke, Maritaineske termen neergezet. Het illustreert de dualiteit tussen hoofd en hand, wijsgeer en arbeider, die Jonas hier in één beeld verenigde. In overeenstemming met de opvattingen van Maritain, Engelman en Van Merlet profileerde hij zich met dit zelfbeeld bij uitstek als de artiest die zijn eigen taal (symboliek) ontwerpt: als een peinzende man die doende is de indrukken van de wereld te verwerken om vervolgens door middel daarvan op synthe(tis)tische wijze kunst te creëren. Jonas gaf zo bij uitstek de intuïtieve kracht van de kunstenaar, die naar binnen kijkt (letterlijk intuere) om het schone concept te vatten waarmee kunst kan worden gemaakt. Het doet denken aan de pictor doctus (de geleerde schilder) uit de academische traditie die als de klassieke beeldhouwer Phidias vanuit het denkbeeld in zijn geest werkt. Maar ook Maritain is niet ver weg:

‘De H. Thomas[van Aquino], die even eenvoudig van stijl als wijs was, bepaalde het schoone als dat wat geschouwd zijnde behaagt, id quod visum placet. Deze vier woorden zeggen alles wat noodig is: ’n visie [visum], dat wil zeggen een intuïtieve kennis en ’n vreugde. […] Wanneer een ding de ziel verheft en blij maakt juist daardoor, dat het intuïtief verkregen en bezeten wordt, dan is dat ding goed om aldus in bezit genomen te worden, het is Schoon’.[11]

Elementair is dat het schone ons verstand ‘door de zinnen en hun intuïtie’ komt verblijden. Zo geeft de kunst ons ‘den smaak van ’t aardsche paradijs, omdat zij voor een oogenblik den vrede en het gelijktijdig genot van verstand en zinnen opnieuw teweegbrengt’. De toeschouwer kan deze intuïtie voeden door zich te verdiepen in de wetenswaardigheden van de kunst.[12] Terwijl aan de rol van intuïtie bij het waarnemen veel passages worden gewijd, geldt dat voor het proces van het scheppen van schoonheid in de vorm van kunst veel minder. Maritain zoekt daarvoor zijn toevlucht bij een begrip dat er dicht tegenaan zit, namelijk ‘zicht’: de conceptie vindt plaats in termen van een ‘zicht’ op het werk dat gemaakt moet worden en dat de kunstenaar weet te vatten ‘in zijn persoonlijke ziel’. Dit zicht hangt zonder meer af van de intuïtie, maar ook van ‘de verbeelding en de gevoeligheid’. Het beantwoordt ‘aan een onbepaalden indruk van ontroering en van medevoelen’ die de schilder communiceert via zijn werk. Oftewel door middel van de stemmingsdragers van Brandt, zoals Jonas prachtig in Het gezin heeft verbeeld. Daarom kan dit zicht ‘niet in begrippen’ worden weergegeven, hoewel kunstcritici als Van Merlet en Engelman dat nu net per definitie wel doen. In hun bewoordingen sluiten zij zich aan bij hun mentor, waar deze stelt: ‘Wat de schilders hun “visie” der dingen noemen speelt daarin een wezenlijke rol’.[13] En die visie omvat bij Jonas vele facetten: het ambachtelijke en het denkbeeld, het verhevene en het nederige, de zinnen en het verstand, en vooral niet te vergeten de ontroering (het movere): met elkaar vloeien deze over in een ‘gelijktijdig genot’. Met één oog dicht en één slechts deels geopend laat Jonas dit alles door zijn gedachten gaan, opdat intuïtie, zicht en ontroering convergeren in kunst.

Nog éénmaal heeft Jonas zichzelf op verwante wijze uitgebeeld, in het dubbelportret met zijn vrouw Eugénie Servais (ca. 1938-1939): terwijl zij haar handen gevouwen houdt, heeft hij zijn armen om haar heengeslagen en houden zijn handen palet en penselen vast. Programmatischer kan het haast niet. Of hij nu aanwezig is als secondant bij Maria als schoonheidsideaal – ‘tota pulchra et perfecta’ (door en door mooi en volmaakt) –, bij de moeder van het gezin als synthetistische weerklank van de Moeder van God, of in omstrengeling met zijn aardse Maria en [p. 413] muze, de trekken van het zelfportret illustreren hoe Jonas de wereld vanuit zijn inzichten bekeek en verwerkte. Voor iemand die bij tijden geveld werd door zware depressies, moet de vredige ‘smaak van ’t aardsche paradijs’ die de kunst bood, wel het hoogst denkbare doel hebben geleken.[14]

 

De Mariacyclus in de Koepelkerk ‘al fresco’ in keimverf

De enige muurschilderingen in het oeuvre van Jonas bevinden zich in de Mariakapel van de Koepelkerk, direct aan de noordzijde van het priesterkoor (afb. 350). Vergeleken met de glazen is de compositie tamelijk eenduidig van opzet, doordat de kunstenaar heeft afgezien van de gecompliceerde stapeling van figuren, decor en enscenering. Alles is op een veel bescheidener plan uitgevoerd. De precieze datering van dit werk is niet bekend, maar uit krantenartikelen viel te achterhalen dat enkele onderdelen, waarschijnlijk proefstukken ervan, in 1926 op de Maastrichtse tentoonstelling van ‘bouwkunst, sierkunst en plastiek’ te zien waren:

‘Van een tweetal detail-schetsen voor muurschildering is de eene gezet in de zgn. keimsch-verf, waarmee “al fresco” geschilderd wordt. Ook hier toont Jonas zijn forsche opvatting en breede behandeling’.[15]

De beschrijving roept de vraag op of Jonas, vergelijkbaar met Grégoire en Wiegman, werkte met proefstukken op mortel die in een lijst werden gevat. Opvallend is verder het begrip al fresco, dat we met een zekere regelmaat in combinatie met het gebruik van keimverf tegenkomen en dat hier vooral lijkt te slaan op de analoge manier van toepassing. Van huis uit vakschilder, moet Jonas heel goed hebben geweten wat het vergde om een muur duurzaam met verflagen af te werken. Het wekt dan ook verwondering dat de schilderingen zich in een zeer slechte staat bevinden, niet vanwege het verval van de keimverf, maar doordat de pleisterlaag van de muur komt. Op dit punt mag beslist de noodklok worden geluid.

Wie de Verheerlijking van Maria vergelijkt met het werk van Jonas uit dezelfde jaren, waarin met name het vrouwelijk naakt centraal staat, kan niet anders dan verrast zijn. Qua stijl lijkt deze uitmonstering in helemaal niets op wat hij tot dusver had gedaan. Verreweg de meeste kunstenaars zochten voor hun monumentale schilderwerk aansluiting bij hun glazen, zoals Molkenboer met zijn oeuvre in de kerk van O.L. Vrouwe van Goede Raad in Den Haag. Niet echter Jonas, die een heel andere richting koos dan een vertaalslag van het idioom van Thorn Prikker. Hij lijkt zich met de Mariakapel doelbewust te hebben gezet aan de ontwikkeling van een aparte stijl voor kerkelijke schilderingen met een bescheiden barok contrapost. Wat dit helemaal bijzonder maakt, is dat hij daarbij kennelijk aansluiting zocht met ideeën die onder Duitse kunstkenners leefden. Zoals hierboven al bleek, is heel weinig bekend van Jonas’ intellectuele bagage. Dit heeft ongetwijfeld ook te maken met het door Engelman geschapen beeld ‘van den simpelen huisschilder’. Maar uit de toelichting bij de zelfportretten blijkt Engelman zeker niet blind te zijn geweest voor de ‘wijsgeerigheid’ van Jonas. Engelman en Van Merlet stonden voor het probleem kost wat kost te voorkomen dat er ook maar een zweem van het literaire aan de schilder zou kleven. Dit gold niet alleen voor Jonas, maar ook voor Cantré, Wiegersma en andere schilders uit de waaier van Meuleman. Vandaar de nadruk op de ambachtelijkheid en de eenvoud, die gelijkgesteld werden met authenticiteit.[16] Daarmee is wel het kind met het badwater weggegooid. Zo werd namelijk opnieuw het misverstand gevoed dat iemand die meer op beelden dan op woorden is gericht – een beelddenker dus – niet intellectueel zou zijn.[17] Dit vormt een sterke nawee van de opkomst van het concept van de pictor doctus in de renaissance, hoewel juist Jonas zich door middel van het beeld als zodanig neerzette. Een van de weinigen die zich op dit punt werkelijk wist te profileren, was Nicolas, die het geluk had dat hij in woord én beeld over een vaardige hand beschikte. In wat mindere mate gold dat ook voor Adams, zoals later in dit hoofdstuk zal blijken. Nicolas is overigens de enige kunstenaar die zich rond 1926 met de verwerking van de barokke contrapost in zijn figuren aan een soortgelijk experiment waagde als Jonas. Deed Nicolas dat echter in de profane ambiance van het raadhuis van Breda, waar de klassiek aandoende sfeer van de burgerlijke deugden volledig in het decor past van de modern-classicistische uitbreiding van Hanrath, Jonas zette deze stap in de Koepelkerk. Dat wil wel wat zeggen, want zoals al is opgemerkt zou Nicolas het barokke idioom aanvankelijk alleen in niet-religieuze gebouwen toepassen.

Henri Jonas, Verheerlijking van Maria, middenstuk muurschildering, Koepelkerk Maastricht.
Afb. 350 Henri Jonas, De verheerlijking van Maria (1926) in de Koepelkerk te Maastricht van Alphons Boosten (1920). Muurschildering in keimverf.

Het ‘middenluik’

Bij de schilderingen van Jonas gaat het om een betrekkelijk eenvoudig programma, waarin enkele verrassende elementen niet [p. 414] ontbreken. Centraal staat het beeld van Maria met kind, waarvan het originele exemplaar uit het interbellum heeft moeten wijken voor een veel lagere, middeleeuwse Sedes sapientiae (Zetel der wijsheid).[18] Het beeld is ingekapseld in een scène waarin de boom van goed en kwaad, de slang en Eva als voorafbeelding figureren. Terwijl de slang zich afwendt van Maria, buigt Eva zich naar haar toe om vergeving te vragen. Daarboven zijn rond de Moeder van God musicerende engelen opgesteld, waarin nog de Beuroner thematiek doorklinkt. Op een aparte manier heeft Jonas de Madonna en haar hemelse orkest met de flankerende figuren verbonden door middel van instrumenten en een liedboek. Vandaar dat we links opnieuw David met de harp tegenkomen met Isaias of Jesaja achter hem die een bazuin vasthoudt. Dankzij de kalligrafie van enkele bijbelteksten die Jonas heeft verwerkt – te vinden op de plaquette bij de entree naar de sacristie – beschikken we over de sleutel tot het programma. Zo weten we dat David in de schildering een van de psalmen ten gehore brengt en Isaias de tekst uitspreekt: Ecce virgo concipiet et pariet filium et vocabitis nomen eius Emmanuël (Zie, de vrouw is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen, en u zult hem de naam Emmanuël geven). Aan de andere zijde bevinden zich twee figuren, van wie Jonas de naam niet aan de zoom van de schildering heeft geplaatst. De tegenhanger van David kan echter worden geïdentificeerd als Salomo vanwege de tekst op het manuscript dat hij vasthoudt: canticorum. Dit slaat op de Canticum canticorum Salomonis, oftewel het lied der liederen van Davids zoon en opvolger Salomon, beter bekend als het Hooglied. Hoewel juist het Hooglied een belangrijke bron van mariale metaforen is, kwamen we deze oudtestamentische persoonlijkheid eerder in de uitmonsteringen niet tegen. De man achter hem vervult, gelet op zijn houding en gewaad, dezelfde rol als Isaias. Ook voor zijn naam biedt de geschilderde plaquette uitkomst, want de enige andere profeet die vermeld staat is Ezechiël. Van hem komt de beeldspraak van Maria als gesloten poort, omdat geen levende man mag binnentreden waar God is binnengaan.[19] De over elkaar geschoven zon en maan, waar de ster van Bethlehem langs schiet, grijpen terug op het vers uit het Hooglied dat ook op de muur staat: pulchra ut luna electa ut sol terribilis ut castrorum acies ordinata (mooi als de maan, stralend als de zon, ontzagwekkend als een leger in slagorde). Het gaat hier om zinnebeeldige prefiguraties die terug te vinden zijn in de Litanie van Loreto en die voor een deel overgenomen zijn in de tekst van het dogma De immaculata conceptione. In relatie tot de eerdere omschrijving van Maria als ‘tota pulchra et perfecta’ geven deze typeringen een goed beeld van het aura van schoonheid waarmee Maria in de dagelijkse devotie werd omgeven.[20]

Henri Jonas, Verheerlijking van Maria, linkervleugel muurschildering, Koepelkerk Maastricht.

Henri Jonas, Verheerlijking van Maria, rechtervleugel muurschildering, Koepelkerk Maastricht.
Afb. 351a-b Henri Jonas, a. Bovenaan het linker ‘luik’ van De verheerlijking van Maria (1926) in de Koepelkerk te Maastricht van Alphons Boosten (1920). Van links naar rechts: de jezuïetenheilige Johannes Berchmans, Bernardus van Clairvaux en de evangelist Johannes. b. Onderaan het rechter ‘luik’ van De verheerlijking van Maria (1926) in de Koepelkerk te Maastricht van Alphons Boosten (1920). Van links naar rechts: Dominicus, Theresia van Lisieux en Agnes.

De ‘zijpanelen’

Het mariale programma wordt voortgezet op de zijmuren, die door Jonas zijn opgevat als de opengeslagen luiken van een triptiek en de penanten waarop de aartsengelen Gabriël en Michael staan (zie afb. 210a). Op de ‘muurluiken’ zijn onder meer heiligen weergegeven die een nauwe band hebben met Maria (afb. 351a-b). Aan de ene kant is dat haast vanzelfsprekend Bernardus van Clairvaux, die vergezeld wordt door Johannes met de Apocalyps in zijn hand: hierin staat de prachtige beschrijving van Maria als de vrouw bekleed met de zon en de maan aan haar voeten.[21] Dat ook de jezuïetenheilige Johannes Berchmans hier staat afgebeeld, heeft te maken met de persoonlijke devotie van Leo Dehon, de oprichter van de paters van het Heilig Hart van Jezus, die de Koepelkerk onder hun hoede hadden.[22]

Op het andere luik treffen we uiteraard Dominicus aan, die de rozenkrans invoerde, en voorts Agnes en Theresia. Uit de letters a j.i. (Teresiae ab Jesu Infante) kan worden afgeleid dat het hier om de kleine Theresia van Lisieux gaat, die dankzij Maria van een zwaar ziekbed genas. Omdat Agnes op dezelfde positie staat als Johannes Berchmans, is ook haar aanwezigheid mogelijk te verklaren uit meer persoonlijke motieven. Door het kettinkje in haar hand roept ze associaties op met de heidense priesteres van Joep Nicolas. Hier hangt echter geen toverkristal aan, maar een ring die duidt op haar huwelijk met de hemelse bruidengom. In het spoor van de Apocalyps is deze als lam verbeeld. Het dier in haar arm (agnus in het Latijn) slaat dus zowel hierop als op de naam van Agnes.[23] Bij dit luik heeft Jonas overigens moeten woekeren met de ruimte, doordat hier de doorgang naar de sacristie zit. Daardoor heeft hij hier vrij weinig met de enscenering kunnen doen. Daarentegen was er aan de andere kant alle ruimte om een volledig landschap in kaart te brengen met als synthetistische kwinkslag het Limburgse dorpje met de karakteristieke witte hoeves geheel links. Op de achtergrond [p. 415] is onder de regenboog – het teken van het verbond tussen God en de mensheid – de ark van Noach geschilderd: als schip en toevluchtsoord van getrouwen verwijst dit naar de kerk, zoals in hoofdstuk 5 bij Jan en Kees Dunselman is toegelicht. Daarbij vormt de ark een van de klassieke mariale metaforen. De duif met het takje in zijn bek lijkt hier niet alleen te wijzen op het einde van de zondvloed, maar tevens te zijn ingezet als symbool van Pinksteren.[24] Dit past bij de driehoek rond Johannes, wiens visioen op hemelse openbaring berust en daarmee de vervulling vormt van de voorafbeelding in de scène rechtsboven, waar Mozes de stenen tafelen van Jahweh ontvangt. Men kan zich afvragen hoe Jonas aan deze laatste invulling komt, want ze berust niet op een van de traditionele concordanties tussen het Oude en het Nieuwe Testament.[25] Zo blijkt hij zich opnieuw te ontpoppen als een kunstenaar wiens concepties als beelddenker van veel meer ‘gehersend overleg’ getuigen dan Engelman lief was.

Vormgeving en factuur

In de vormgeving heeft Jonas haast geaquarelleerd met de keimverf. De factuur onthult een onvoorstelbaar gemak waarmee hij grote kleurpartijen neerzette en voorzag van schaduwen en ophoogsels. Vloeiende lijnen geven de gewaden meer diepte, waarbij de bollingen de positie van knieën en schouders aangeven. Die lijnvoering keert terug in het beekje en de smalle boomstammen. Een bijzonder detail vormt het blauwe gebladerte, dat we inmiddels als een expressionistische stijlindicator herkennen dankzij het werk van Nicolas in Asselt. Jonas heeft de koppen, met name die van de heiligen in het linkerluik en Salomon in het centrale luik, voorzien van wat fellere gelaatstrekken, waardoor hij het door Lenz voorgeschreven puur typologische voorbijgaat. Dit illustreert heel mooi welke veranderingen zich voltrekken zodra de rol van het beeld als stemmingsdrager op de voorgrond mag treden. Het is duidelijk dat Jonas hier persoonlijkheden met een sterke overtuiging heeft willen neerzetten; mannen die staan voor het geloof en getekend zijn met de vlam van de openbaring. Wel is het de vraag waarom hij dat bij de een wel en bij de ander niet deed, en vooral, waarom de vrouwen zo non-descript ogen. Lenz triumphans, zou je bijna zeggen. Niet geheel onvoorspelbaar hield Jonas zich ook bij de engelen aan gedepersonaliseerde koppen.

Jonas toont hier zijn vakmanschap in de weergave van vleugels die door hun transparantie verfijnd ogen. Het is jammer dat het oorspronkelijke devotiebeeld is verdwenen, want de architectuurelementen die het op het platte vlak van de muur omlijsten en bekronen, verwijzen niet alleen naar de O.L. Vrouwekerk van Maastricht, maar refereren bovendien aan architectonische metaforen: hiervan is de turris Davidicae (de toren van David) tussen de hoogst geplaatste engelen wel de meest toepasselijke. Juist in dit centrale luik valt op hoe Jonas met de gotisch-barok-expressionistische drieslag van Brandt en Worringer is omgegaan: hij lijkt te hebben gehandeld conform de ingeprente associatie dat de engelen op hun gotische voorbeelden horen te lijken, terwijl de heiligen door aard en aantal sterk contrareformatorisch aandoen. Lang voordat de barok een alibi werd in de liturgische stijlslag, maakte Jonas hem tot onderdeel van zijn kerkelijke muurschilderstijl, die helaas na deze ene uitvoering al tot stilstand kwam. Ook op dat punt dringt zich een vergelijking met Nicolas op, die na Asselt evenmin nog veel schilderingen maakte. Het verschil is wel dat Nicolas met zijn jeugdwerk ruimschoots de publiciteit haalde. Algemeen had Jonas daar overigens ook niet over te klagen, zeker niet toen Van der Meer en Engelman hem eenmaal hadden ontdekt. Maar als men ziet hoeveel er geschreven is over de glazen van de Koepelkerk, blijft het verbazen dat zijn schildering niet meer aandacht heeft getrokken. Net als zijn ramen laat dit werk zien wat voor een zeldzaam begenadigd kunstenaar Jonas was. Het heeft dan ook iets tragisch dat dit oeuvre pas effect sorteerde toen Matthieu Wiegman en Charles Eyck Jonas’ indrukwekkende voorzet overnamen voor de uitvoerig bejubelde muurschilderingen in de Amsterdamse Obrechtkerk (1927) en in Rumpen (1929).

Henri Jonas, zelfportret in houtskool.  Henri Jonas, Het gezin, met zelfportret van de kunstenaar.
Afb. 349a-b Henri Jonas, Zelfportret in variaties, onder meer verwerkt in de glazen met De aanbidding van Maria (1929) in de Koepelkerk te Maastricht. a. Houtskoolschets (ca. 1927); b. Het gezin (ca. 1931).154 Fotografie: Paul Mellaart, Maastricht. Met dank aan Museum aan het Vrijthof.

Naschrift

Tot zover het fragment uit De genade van de steiger. Meer lezen? Dan zul je het boek uit een bibliotheek moeten halen, of ergens anders zien te bemachtigen, want bij de Walburg Pers is het uitverkocht! Voor een auteur is dat heel plezierig nieuws. De RCE is van plan om het boek on line te plaats op dbnl.org. Dat is geweldig, want veel onderzoek wordt tegenwoordig immers via de digitale snelweg gedaan. En het zou nog mooier zijn, als er dan middelen zouden zijn om het boek te actualiseren. Er is onvoorstelbaar veel nieuwe informatie tevoorschijn gekomen, zoals je kunt zien bij de aanvullingen, errata en feed back.

Wil je dit artikel delen of mailen, ga dan naar het einde van deze pagina.

Bernadette van Hellenberg Hubar

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

← Terug naar Joep Nicolas of De genade van de steiger | Door naar Jos ten Horn

Bronnen

Nota bene — In de voetnoten staan verkorte titels die volledig zijn aangehaald in de bibliografie van het boek dat rechtstreeks besteld kan worden bij de Walburg Pers.

[1]    Zie de lemmata over Henri Jonas en Jan Grégoire in P.J.H. Ubachs en I.M.H. Evers, Historische Encyclopedie Maastricht, Zutphen 2005.

[2]    Dickhaut, Jonas, pp. 26-29, 39, 161-163. Claire Nicolas-White, Joep Nicolas, pp. 21-22. Engelman, Jonas (1936), p. 201

[3]    Van der Meer, Kunst in het Zuiden (1924), p. 849. Over het debat rond de architectuur van de Heilig Hartkerk in Maastricht – beter bekend als de Koepelkerk – zie Pouls, Ware schoonheid, pp. 135-139.

[4]    Zie hierover uitgebreid Dickhaut, Jonas, pp. 212-222; de dateringen zijn aan deze studie ontleend.

[5]    Zie paragraaf 6.3.2 Thorn Prikker terug in Den Haag: Lou Asperslagh; 6.3.3 Een breed register aan stijlen: Toon Ninaber van Eyben, en 6.3.6 Toetssteen: Augustijn Hermans en Gerhard Jansen.

[6]    Deze invloed werd in de eigen tijd al gesignaleerd: KB krantenbank, zoektermen: Jonas Henri Thorn Prikker (Veritas 30-04-1938).

[7]    Zie paragraaf 6.3.6 Toetssteen: Augustijn Hermans en Gerhard Jansen

[8]    Voor Toorop zie paragraaf 6.2.5 De pelgrim (1921). Voor Lebeau 6.5.1 Het kosmische programma in de oudkatholieke kerk te Leiden (1926-1931).

[9]    Engelman, Jonas (1927), p. 198.

[10]   KB krantenbank, zoektermen: Henri Jonas gezin (H.V.M. [=Herluf van Merlet] De Tijd 15-12-1931).

[11]   Maritain, Kunst en scholastiek, p. 35. Over de pictor doctus en Phidias zie Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. xxx-xxx.

[12]   Maritain, Kunst en scholastiek, pp. 38, 144-145

[13]   Maritain, Kunst en scholastiek, p. 157 (cursief door de auteur).

[14]   Dickhaut, Jonas, p. 91. De omschrijving ‘tota pulchra et perfecta’ komt uit het dogma De immaculata conceptione. Geciteerd naar Hubar, Arbeid en Bezieling, p. 289. Voor Maria als schoonheidsideaal: Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 126-132.

[15]   KB krantenbank, zoektermen: Jonas, Boosten, muurschildering (Limburger Koerier 28-09-1926).

[16]   Engelman, Jonas (1927), p. 198. Timmer, Kunstkritiek Engelman, pp. 97-109.

[17]   Voor het begrip beelddenken zie het betreffende lemma op Wikipedia met de betreffende literatuurverwijzingen. Met dank aan Mieke Siemons van Knockart: http://knockarttrainingen.blogspot.nl/2010/04/beelddenken-en-begripsdenken.html.

[18]   Op een historische ansichtkaart uit de collectie van Wil Lem te Maastricht is het oorspronkelijke beeld te zien.

[19]   Timmers, Symboliek en iconographie, p. 422.

[20]   Hooglied 6-10 (ten onrechte staat op de plaquette Cant. VI-9). Zie voor de Litanie van Loreto paragraaf 5.4.4 Kees Dunselman in de Obrechtkerk: een iconografische exercitie. Voor Maria als schoonheidsideaal: Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 126-132.

[21]   Nieuwbarn, Kerkgebouw, p. 96.

[22]   Driedonkx, H. Hartklooster Asten, p. 19.

[23]   Timmers, Symboliek en iconographie, p. 851. De afkorting a j.i. voor Theresia van Lisieux kon herleid worden dankzij een inscriptie op de toren uit 1926 van de kathedraal van Reggio Calabria (Zuid-Italië).*

[24]   Nieuwbarn, Kerkgebouw, pp. 34-35, 102. Timmers, Symboliek en iconographie, p. 313.

[25]   Noch gevonden in Nieuwbarn, Kerkgebouw, noch in Timmers, Symboliek en iconographie.


Herziening
  • Helaas is de webpagina die me hiernaar verwees verdwenen en jammer genoeg niet beschikbaar met de Way Back Machine van archive.org. Het betreft deze URL: www.catedralescatolicas.com/?p=3394&cpage=1 (16 mei 2018).

Nota bene — De verkorte link van dit item is http://bit.ly/VHH-Jonas1.

Joep Nicolas in Asselt

Joep Nicolas in Asselt, noorderportaal
Vue op het noorderportaal van de crypte van de Dionysiuskerk te Asselt. De schilderingen verkeren in goede staat, doordat ze in 2001 zijn geconserveerd door de Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL).*

Joep Nicolas in Asselt

Het is wat paradoxaal om de aandacht te vragen voor een kunstwerk dat je nauwelijks iemand kunt laten zien. Want de bijzondere cyclus over de mens en de dood en het hiernamaals in de crypte van de Dionysiuskerk te Asselt verdraagt maar mondjesmaat bezoek. Met name de gangetjes die de twee portalen met de centrale ruimte verbinden zijn zo nauw dat de verf alleen al te lijden heeft van onze jassen die er langs schuren als we er door heen gaan. Enkele dagen geleden gaf ik er op verzoek van Galerie Mariska Dirkx uit Roermond uitleg voor het Prins Bernhard Cultuurfonds van Limburg. Het gezelschap was diep onder de indruk van dit jeugdwerk van Joep Nicolas in Asselt en vond het toch wel jammer dat zo’n bijzonder oeuvre zo onbekend was. Dat vormde voor mij het sein om het betreffende stuk uit De genade van de steiger op deze site voor het voetlicht te plaatsen.

Nicolas @Cuypershuis tot 22 februari 2015 — Afegelopen jaar deed zich een zeldzame gelegenheid voor om nader kennis te maken met Joep Nicolas dankzij de tentoonstelling die tot 22 februari 2015 liep in museum Cuypershuis te Roermond. Daar was ook Morte fortior te zien, het jeugdwerk waarmee Nicolas de Vigeliusprijs won en dat hieronder besproken wordt. Alleen al qua legendevorming vertegenwoordigt deze opmaat tot de cyclus van Asselt een boeiend stukje geschiedenis.

Joep Nicolas in Asselt, vignet van de kunstenaar
Joep Nicolas, Vignet voor De Gemeenschap met de kunstenaar als personificatie van de schilderkunst. Het motto Ars longa vita brevis (De kunst is lang het leven kort) staat  overigens ook op het Amsterdamse woonhuis van Pierre Cuypers senior in de Vondelstraat, dat Joep dankzij zijn vriendschap met Pierre Cuypers junior zeker gekend zal hebben.*

Uit paragraaf 7.3 | Joep Nicolas

Ontleend aan: Bernadette van Hellenberg Hubar, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger (Rijksdienst Cultureel Erfgoed | Walburg Pers 2013), pp. 389-402.

Nota bene — De tekst weerspiegelt de stand van zaken medio 2013.

Joep Nicolas

Joep Nicolas (1897-1972) is zonder meer een van de grootste kunstenaars van het interbellum en steekt ook binnen de expressionistische stam met kop en schouders boven de anderen uit. Men zal op een afzonderlijke studie naar deze veelzijdige persoonlijkheid moeten wachten om te beoordelen of hij een plaats verdient in de canon van de internationale kunstgeschiedenis. In dit stadium kan deze plaats wel al worden gereserveerd, want een vergelijking van zijn oeuvre met dat van Marc Chagall geeft daar alle reden toe. Waarschijnlijk zal ook zijn hoogst bijzondere jeugdwerk in de crypte van Asselt aan de onderbouwing van een internationale positie bijdragen. Dan hebben we het nog niet gehad over zijn medium bij uitstek, het glas-in-lood, en het door hem uitgevonden vermurail. Ten slotte leverde Nicolas een cruciale bijdrage aan de ‘nieuwe barok’, die ook bij hem diepere wortels blijkt te hebben dan alleen de eisen van de liturgie.

Artistieke vorming

Als derde generatie in een familiebedrijf van glazeniers kreeg Nicolas de kunst met de paplepel ingegoten. Toch, of misschien wel juist daarom, verzette hij zich lange tijd tegen dit vak. Terwijl hij andere studies volgde, lijkt hij echter wel steeds het gezelschap van kunstenaars te hebben opgezocht. Voor zijn vorming zijn vooral de periodes dat hij in Fribourg en in Amsterdam verbleef, van grote betekenis geweest. Daarnaast heeft het contact met de groep gelijkgezinde kunstenaars rond De Gemeenschap en Clemens Meuleman hem vrienden en vijanden voor het leven bezorgd. Nicolas heeft formeel geen enkele academie bezocht, maar zich het vak in het familiebedrijf eigen gemaakt. Wel heeft hij in zijn Amsterdamse tijd een avondcursus tekenen gevolgd en bewoog hij zich daar net als in Fribourg tussen de verschillende kunstenaarsnetwerken. In de sociëteit Het Honk ontmoette hij de schilders Rik Wouters, Henri Le Fauconnier, Carel Willink, Raoul Hynckes, Jan Sluijters, Piet en Mathieu Wiegman en Charley Toorop, en de dichters A. Roland Holst en Werumeus Buning. Volgens Claire Nicolas heeft haar vader in deze kring een ‘expressionistisch impressionisme’ leren waarderen, omdat de resultaten ervan direct, spontaan en sensueel waren. De jonge Nicolas, die zich in deze scene als een dandy profileerde, kon de betekenis van de Nederlandse variant van het expressionisme uitstekend doorgronden, omdat hij in zijn Zwitserse periode de hele avant-garde langs had zien komen.

‘Mijn vacanties bracht ik door aan de boorden van het Lago Maggiore, waar vooral Ascona een kiembed was van de nieuwe verlangens der mensheid. Daar kreeg ik mijn eerste contacten met alle nieuwlichters: anarchisten, nihilisten, communisten, Nietzscheanen, Freudianen en Einsteiners. Daar zaten fauves, cubisten, futuristen en dadaïsten; Klee, Kandinsky en Kurt Schwitters warmden dagelijks hun “Eintopfgericht” op, en voerden dat aan de snakkende mensheid: blauw aangeslagen vuurprofeten, die nu geclasseerd en gecollectioneerd zijn.’[1]

Op een alternatieve manier had Nicolas dus de nodige vorming ondergaan. Toen hij in 1922 na lang afhouden toch besloot [p. 390] om kunstenaar te worden, had hij een referentiekader waar menigeen jaloers op kon zijn. Voeg daaraan toe zijn uitgebreide relatiepatroon en het laat zich raden dat de eerste grote opdracht zich spoedig aandiende. Intermediair hiervoor was zijn vroegere leraar aan het gymnasium, de priester-dichter en neerlandicus René Klinkenberg, met wie Nicolas na zijn schooltijd een hechte vriendschap onderhield.[2]

Asselt: de ‘groote symphonie der doodenmysteriën’

De mecenas in Asselt

Het was niet de eerste keer dat rector Jean Pinckers te Asselt als een soort mecenas zijn vermogen inzette om zijn kleine Dionysiuskerk meer aanzien te geven. Op de keper beschouwd was het ook zijn gebouw, want hij had ervoor gezorgd dat de piepkleine romaanse kapel na 1916 flink was uitgebreid. Op grond van een ontwerp van Pierre Cuypers kwam er een toren, een volwaardig schip en priesterkoor, en werden een kinderkapel en sacristie toegevoegd. Nadat Eugène Lücker (1876-1943) – uit de stal van Cuypers – een deel van de schilderingen van de kerk had uitgevoerd, werd de rest van de polychromie uitbesteed aan vakschilders. Door de vochtproblemen werd dit geen succes en moest het werk driemaal worden overgedaan. Later betreurde Pinckers het dat zijn comité toen niet de gelegenheid te baat had genomen om af te zien van de drukke ‘fondant kleuren’.[3] De wisselende reacties die hij daarop kreeg, maakte dat het roer al snel radicaal werd omgegooid.

Hoe het contact tot stand is gekomen, weten we niet, maar in 1919 werd de later wereldvermaarde illustrator van kinderboeken Henriette Willebeek le Mair (1889-1966) uitgenodigd om de kinderkapel van schilderingen te voorzien. Dit bleek een groot succes en leverde veel aandacht in de landelijke pers op, ook al moest het werk in 1927 wegens voortijdig verval over worden gedaan.[4] Toen Joep Nicolas in 1922 voorstelde de fundering van het nieuwe priesterkoor in te richten als crypte en door hem te laten beschilderen, was het vochtprobleem het eerste punt waarvoor hij een oplossing moest bedenken. De Maas drong immers met hoog water jaarlijks dit lager gelegen deel van de kerk binnen, met alle gevolgen van dien. Het antwoord van Nicolas heette ‘keimsche Farbe’. Achteraf was Pinckers er heel gelukkig mee dat de kunstenaar dit werk niet in ‘Fresco’ had uitgevoerd.[5]

Legendevorming

Er is nogal wat legendevorming rond de opdracht in Asselt ontstaan, waar Nicolas overigens zelf aan heeft meegewerkt. Uit het register van Pinckers blijkt dat de kunstenaar het voortouw nam. Om het comité van Pinckers, bestaande uit Schreurs, Molenaar en René Klinkenberg te overtuigen, diende Nicolas een ‘beschrijving’ in waarover met name de laatste zeer enthousiast was.[6] Bij het lezen van het qua opmaat beslist poëtische en visionaire stuk kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat er een tweede scribent van klerikale herkomst in de trant van het Gildeboek bij betrokken moet zijn geweest. Gelet op de vriendschap tussen de priester Klinkenberg en de kunstenaar Nicolas ligt een wisselwerking bij het opstellen van dit stuk voor de hand. Vaststaat dat het qua toon en woordgebruik op bepaalde plaatsen sterk afwijkt van de latere, vlotte schrijfstijl van Nicolas’ publicaties.[7] Op dat moment zal vooral geteld hebben dat Nicolas nu voor Asselt twee hordes had genomen: hij had een oplossing voor de technische problematiek bedacht en een prachtig programma voorgelegd.

Joep Nicolas in Asselt, Morte fortior, Vigeliusprijs 1922.
Afb. 321 Joep Nicolas, Morte fortior (Sterker dan de dood), olieverf op doek. Met dit werk won de toen nog onbekende Joep Nicolas de Vigeliusprijs in 1922.  Huidige verblijfplaats: Museum Cuypershuis te Roermond.*

Toch was dit nog niet voldoende. De jonge kunstenaar had namelijk nog geen enkel werk op zijn naam staan dat als referentie kon dienen. In het verslag van Pinckers lezen we dan ook:

‘Wij stelden hem op de proef door hem te dwingen om mede te dingen voor den Vigeliusprijs van 1922 – het maken van een Groot Olieverf schilderstuk. Allergunstigst was het oordeel over zijn “Zalving van Christus Lichaam” en de Vigeliusprijs werd hem toegekend met algemeene stemmen, zelfs een bod van 1800 fl werd gedaan voor dien prijs (afb. 321).

Daar geen plaats was voor dat groote stuk in Asselt hebben wij het aangeboden zooals zijn eerste raam v/d Crypta aan de stad Roermond. Per omgaande werd het schilderstuk gehaald (het raam echter bleef hier)’.[8]

Legt men dit verhaal naast de biografie van Nicolas’ dochter Claire, dan ervaart men hoe sterk een geschiedenis door de jaren heen van inhoud kan veranderen. Bij haar heet het dat Nicolas de brochure voor de Vigeliusprijs te pakken kreeg toen hij datzelfde jaar in dienst zat. Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat dit klopt en dat er opnieuw sprake was van een-tweetje met Klinkenberg, waardoor Pinckers in de waan verkeerde dat zijn comité de kunstenaar tot deelname aan de prijskamp dwong. Het resultaat was er in ieder geval naar. [p. 391]

Dankzij de Vigeliusprijs is het mogelijk een preciezere chronologie van de totstandkoming van de schilderingen te bepalen: het programma dateert van februari 1922, de uitslag van de prijskamp werd bekend in december 1923, dus toen Claire later schreef dat de Maas zich in het voorjaar terugtrok en Nicolas eindelijk aan de slag kon, zou het 1924 zijn geweest. Dit rijmt echter weer niet met het artikel van pater Molenaar in Roeping van 1923-1924, waaruit blijkt dat een deel van het werk toen al af was, wat wordt bevestigd door een bericht in De Limburger Koerier van april 1923: Nicolas blijkt dan in de crypte bezig te zijn met de ‘schetsen’.[9] Kennelijk had de kunstenaar een voorschot genomen op de afloop van de prijskamp. Ook het verhaal van Pinckers over het unanieme oordeel van de jury blijkt trouwens niet te kloppen:

‘Motto: Morte Fortior. Door sommigen worden bijzonder gewaardeerd de orkestrale werking van het geheel, de goed gebouwde compositie en de kleur vol uitdrukking. Desondanks is de jury in haar geheel van meening, dat er groote onvolmaaktheden in dit werk zijn. De minderheid der jury acht deze onvolmaaktheden zelfs zóó overwegend, dat zij niet tot een waardeerend oordeel kan geraken. De zeer moeilijke taak voor de jury om uit de vier schilderijen van groep IV een keuze te doen ter bekroning, bracht een langdurige bespreking’.[10]

Uiteindelijk kreeg de inzending van Nicolas toch de meeste stemmen binnen de jury, waarin onder anderen Roland Holst zitting had. Het maakt wel nieuwsgierig wat de laatste van dit werk dacht, en of de onvolmaaktheden toe te schrijven zijn aan de gedeformeerde stijl waardoor Claire Nicolas White de vroege stijl van haar vader associeerde met het Vlaamse expressionisme. Morte fortior, zoals de inzending van Nicolas formeel heette, werd in verschillende vakbladen met foto en al onder de aandacht gebracht, zoals in Opgang en Elsevier’s Geïllustreerd Maandblad. Het schilderij zelf is niet te bezichtigen, doordat het werk van Nicolas in het nieuwe museumbeleid van de gemeente Roermond tot het depot veroordeeld is.[11] Het tekent het de situatie dat op dit moment in geen enkel Nederlands museum nog werk van Nicolas te bewonderen valt.

Programma

De cyclus van Nicolas in de crypte is de enige tot dusver waarvan een uitgewerkt programma bekend is. Hier geen achteraf gepubliceerd verslag in een krant of periodiek, zoals bij Derkinderen en Lebeau; geen dichterlijk dictaat over klokgelui zoals bij Roland Holst; geen moeizaam bij elkaar gesprokkelde snippers tekst uit brieven en commentaren, zoals bij Toorop en Bach; geen fragmentarisch geciteerde uitleg van de kunstenaar zelf, zoals bij Molkenboer, maar een door de kunstenaar zelf vooraf opgesteld verhaal. Qua verbeeldingskracht ademt dit een sfeer die alleen door de uitmonstering van Lebeau in Leiden wordt geëvenaard. Net zoals daar wordt in Asselt binnen de christelijke thematiek een volstrekt ongebaand pad ingeslagen. Behalve de meest elementaire iconografische indicatoren om de figuren te kunnen positioneren, heeft Nicolas de gebruikelijke rebusachtige stapeling van symbolen vermeden. Hij is teruggekeerd naar de epische traditie, waarbij echter de reminiscenties aan de historieschilderkunst, die in Morte fortior nog duidelijk doorklinken, zijn verdwenen. De titel, Cyclus van dood en eeuwig leven, verscheen voor het eerst in Molenaars publicatie in Roeping. Er werd zoveel belang gehecht aan dit project dat de bekende fotograaf Matthias Koch uit Roermond opdracht kreeg er beeldmateriaal bij te leveren.[12] Met name de foto van de doodsengel heeft vervolgens haar weg gevonden naar verschillende periodieken en de monografie van Plasschaert.

Nicolas heeft gekozen voor een dialectische opzet door in de cyclus twee typen mensen tegenover elkaar te plaatsen: de innig gelovige tegenover de wanhopige twijfelaar. In zijn beschrijving werkte hij deze structuur uit via het motief van de levensweg, dat een archetypisch karakter draagt. Vanuit Bijbels perspectief wordt men herinnerd aan Christus die volgens Johannes zei: ‘Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader’.[13] Maar het is vooral Mattheus die hier spreekt:

‘Ga binnen door de nauwe poort. Want wijd is de poort en breed is de weg die naar de ondergang leidt; er zijn vele mensen die daarlangs gaan. Hoe nauw is de poort en hoe smal de weg die naar het leven leidt; er zijn maar weinig mensen die hem vinden.’[14]

Bij Nicolas gaat het om twee letterlijk nauwe toegangspoorten, met de sombere kant aan de noordzijde en de lichte aan de zuidzijde. Los van de evangelische associaties is er nog het thema van de symbolische bedevaart die de mens tijdens zijn leven maakt: vanuit christelijk perspectief is iedereen, net als Toorops pelgrim, op weg naar de hemelse stad. Ook Joan Collette en Anton Molkenboer [p. 392] verbeeldden dit thema in respectievelijk de Veertiende zondag na Pinksteren en het Gebodenraam.[15] Beide kunstenaars verwezen daarbij naar de kruisweg, want iedereen heeft op zijn levenspad wel een kruis te dragen. Allesbepalend daarbij is de overwinning die de gelovige in het voetspoor van Christus zal behalen.[16] Nicolas verwoordde dit laatste bij wijze van ‘praeludium op de groote symphonie der doodenmysteriën’ als volgt:

‘Twee menschen gaan op het levenspad, en de Dood komt twee menschen tegemoet. Beiden zijn kinderen van den eerstgeschapene; beiden moeten sterven.

De één gaat den weg langs, en weet niet waarom, en weet niet waarheen. Hij trekt voort en beziet al wat er ligt langs den weg, en verstrooit zijne blikken over het land en de boomen, en de rimpelende wateren. Maar waarheen hij schrijdt weet hij niet. Hij zoekt in den wind, in het licht van den dag, en in de sterren van den nacht, hij zoekt in het water en in de planten. En blijft zoeken de reden van alle dingen en het waarom. Maar vóórt moet hij, altijd voort. En zijn voorhoofd staat gefronst en zijn oogen star en angstig, want hij wilde weten, en het weten is hem niet gegeven. En hoelang hij nog zoo voort gaat, maakt niemand hem bekend. Tot opeens een hand wordt gelegd op zijn schouder, een kille greep voelt hij aan de keel, een ijzige koude omgeeft hem.

Dan ziet hij zijn leven wéér in één oogenblik, dan wil hij terug – anders leven. Maar de greep laat niet los, de koude groeit nog aan. Hij ziet voor zich uit en erkent – den Dood, die hem gegrepen heeft. Een wanhopige worsteling, angst en pijn en onstilbaar heimwee naar het leven en het volgend oogenblik houdt een mensch op, het levenspad te bewandelen …….

Een ander volgde hetzelfde levenspad. Rustig ging hij en kalm in de middagen en in de morgenuren. Hij wist waarheen het pad hem voerde. Hij las in de planten, die opschoten en weer verdorden, in de boomen die knoppen deden zwellen om in den herfst hun bladeren te strooien in den wind. Hij las in het zonnelicht, dat geel in het oosten rees, en rood verzonk in het westen. Hij wist, dat alles sterven moet om opnieuw te leven in grooter glorie en hij wist dat er een uur kwam, dat de dood een hand op zijn schouder zou leggen en met kille lippen een kus zou drukken op zijn voorhoofd. Maar ook wist hij dat Één hem voorgegaan was, die de bitterheid ontnomen had aan het sterven: Christus, die den dood stervende verwonnen had en ons voorging naar den slaap des lichts.

En deze mensch ging zijn weg in vrede; in vrede ondanks zijn strijden met de moeilijkheden des levens, in vrede ondanks de raadselen die rezen langs den weg. Omdat zijn oogen den dood hadden leeren zien als een vriend die hem brengen zou tot Christus.

En eens kwam hem de dood tegemoet; Een groote engel met stille gebaren die bei zijn schouders vatte en een lichten kus, haast onvoelbaar drukte op het onbewogen voorhoofd. En ook deze mensch hield op, het levenspad te bewandelen. Zijn laatste blik was: geloof, en hoop, en liefde om de komende Liefde.’[17]

Dit praeludium roept allerlei associaties op die niet per definitie allemaal een directe relatie met het programma hebben. De hierna volgende analyse is vooral bedoeld om een indicatie te geven van de intellectuele bagage waaraan dit werk kon appelleren. Ze wil een beredeneerde inschatting geven van de indruk die de schilderingen op de toenmalige intelligentsia gemaakt zou kunnen hebben. Nicolas maakte daar zelf deel van uit, gelet op zijn gymnasiumopleiding en verblijf aan de universiteiten van Fribourg en Amsterdam voor filosofie en rechten. De opgeroepen beelden variëren van Victor Hugo die weet waarheen de weg gaat als hij het graf van zijn jong gestorven dochtertje Leopoldine bezoekt, tot de tuinman en de dood die de dichter P.N. van Eyck ontleende aan Jean Cocteau. Op zijn beurt liet deze vriend van Maritain zich door de Perzische schrijver Roemi inspireren, die de onverwachte ontmoeting met de dood herleidde tot een verhaal met koning Salomon in de hoofdrol.[18] Hij die niet te ontlopen valt, vormt een oerthema par excellence. Zeker zo prominent is het andere leidmotief: dat van de man die alles wil weten, de natuur en de kosmos onderzoekt en botst tegen zijn eigen machteloosheid. Hier wordt gewoonweg Faust ten tonele gevoerd, waarbij de moraal hier niet eens zo zeer is dat hoogmoed voor de val komt, maar dat kennis zonder geloof de mens op een dood spoor zou leiden. Dit is kortweg het motto van het noorderportaal.

Joep Nicolas in Asselt, noorderportaal worgengel
Afb. 322 Joep Nicolas, De worgengel en de wanhopige faustiaanse figuur in het uur van de dood (uit de cyclus De dood en het eeuwig leven): ‘De Doodsengel in zwarte sluier, teruggeslagen achter het witte voorhoofd. De oogen klaar en passieloos – niets ontziende: een zuiver werktuig Gods. Zijn handen zeker en onbewogen, in vasten greep houdende een mensch. Deze mensch is het beeld van den niet wetende: angst en onrust liggen op zijn gelaat, zijn handen trachten den greep van Gods engel los te wringen, zijn oogen staan wijd verschrokken opengerukt en staren in de koele oogen van den dood’. Noorderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924).*

Noorderportaal

Bij betreding van het noorderportaal wordt men direct geconfronteerd met de engel des doods, die al snel de naam kreeg van de ‘worg-doods-engel’ of de ‘worgengel’.[19] Gelet op de manier waarop hij ‘Faust’ in zijn greep houdt en hem de adem beneemt, ligt dat voor de hand (afb. 322). Nicolas gaf hem geen vleugels, maar vlerken als van een vleermuis, wat iconografisch hoogst zeldzaam, zo niet uniek is. Niettemin draagt de worgengel een nimbus, als om aan te geven dat niet híj de verschrikking is, maar de mens zelf. De hoek van het geknikte hoofd doet symbolistisch aan – het is een van de stijlindicatoren van Toorop die [p. 393] bijvoorbeeld ook bij Grégoire is terug te vinden – waartegenover de koppen rechts aan de types van James Ensor en Jeroen Bosch herinneren. Het landschap op de achtergrond is somber: de man links die met een zeis langs een kale boom gaat, zou zo uit een tafereel van Jeroen Bosch geplukt kunnen zijn. Zijn werktuig herinnert aan het wegmaaien van het leven, het doorsnijden van de draad des levens, het onherroepelijke einde voor wie Gods woord niet aanvaardt. Volgens Nicolas houdt de worgengel ons dan ook voor dat we zonder openbaring enkel as zijn en tot as zullen wederkeren. In die zin ademt het noorderportaal onmiskenbaar de sfeer van Herfsttij der middeleeuwen (1919), het meesterwerk van Huizinga dat Nicolas haast onmogelijk niet gelezen kan hebben. Vooral het woord macaber doemt in dit verband op, dat volgens Huizinga pas in de veertiende eeuw zijn entree maakte en kort en bondig de gehele laatmiddeleeuwse visie op de dood markeerde (afb. 323):

‘Er raakte in de voorstelling van den dood een nieuw, aangrijpend fantastisch element gemengd, een rilling, die opkwam uit het bewustzijnsgebied van ijzige spokenvrees en klammen schrik. De alles-beheerschende godsdienstige gedachte zette haar aanstonds om in moraal, herleidde haar tot memento mori, maar maakte gaarne gebruik van al de huiveringwekkende suggestie, die het spectrale karakter der voorstelling meebracht.’[20]

Nicolas in Asselt: De dodendans van Huizinga, ontleend aan Guyot Marchant 1485.
Afb. 323 Guyot Marchant, houtsnede uit de Danse macabre (Parijs, 1485). In de editie van Huizinga’s Herfsttij der Middeleeuwen van 1957 wordt hiermee de morbide fascinatie met de dood in de late middeleeuwen geïllustreerd.*

Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit laatste beslist ook voor de worgengel van Nicolas gold, die omringd wordt door publiek dat doorweekt is van klamme schrik. Qua sfeerbeeld zijn al namen gevallen als Jeroen Bosch en James Ensor, terwijl Claire Nicolas White de invloed van het Vlaamse expressionisme bespeurde en weer anderen op het voorbeeld van de Bergense school hebben gewezen. Toch doet niets in dit werk aan als een direct citaat, wat wel een van de sterkste eigenschappen van Nicolas moet zijn: uit de gigantische hoeveelheid beelden in zijn hoofd selecteerde hij wat hij nodig had en gaf er een eigen draai aan. Iets wat overigens, vooral later, niet altijd het geval zou zijn. Waar Eyck met enige regelmaat van wordt beticht, kan niet minder Nicolas worden verweten: ook hij wilde wel eens op zijn – barokke – routine drijven.


Joep Nicolas in Asselt, noorderportaal, sombere filosoof
Afb. 324 Joep Nicolas, De gedeprimeerde filosoof en de rattenvanger die de dodendans fluit in het noorderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924).*

Het faustiaanse thema van het noorderportaal krijgt een vervolg in de filosoof die aan het eind van zijn Latijn is (afb. 324). Hij was al te zien in De pelgrim van Toorop, waar hij echter een blijmoedige betekenis aan de scène geeft. Nicolas heeft daarentegen – net als na hem Lebeau met Saul (zie afb. 299) – gekozen voor de sombere kant, die vanouds vertegenwoordigd werd door Melencolia I van Dürer. Dit icoon genoot in de negentiende en twintigste eeuw zoveel bekendheid dat het tot de standaardbagage hoorde van de kunstenaar en de intellectueel, vooral omdat de psychologische implicaties ervan nog steeds actueel waren. Tekenend is de lezing van H.J. Lulofs over ‘antieke melancholie’ (1923) die in de Nieuwe Rotterdamsche Courant werd afgedrukt:

‘Wie kent niet de kopergravure van Albrecht Dürer: Melencolia? Daar zit, belicht door den onder een regenboog uitbarstenden stralenkring der ondergaande zon aan den oever van een meer met een stad in het verschiet, eenzaam een forsche vrouwenfiguur in een wijdgeplooid gewaad, omringd door de attributen van tijd, arbeid, godsdienst, wetenschap, kunst, natuur en liefde; chaotisch door elkaar gegooid. Zij zit er midden in … en ziet niets. De walging van het leven is al wat haar het leven liet! Symbolisch liggen werkelijkheid en idealisme om haar opgestapeld … háár waan is blind! De afgrijselijkheid van dit beeld ontroert, door de eeuwige waarheid: de ouden en wij mogen melancholie verschillend verklaren en genezen – het lijden bleef hetzelfde.’[21]

Niet alleen artsen maar ook dichters waren geïntrigeerd door deze figuur, die dan weer een vrouw, dan weer een engel heette te zijn. In een bespreking van het gedicht The City of Dreadful Night van James Thomson in Onze Eeuw van 1901 wordt Melencolia als ‘That City’s sombre Patroness and Queen’ ten tonele gevoerd.[22] In dezelfde tijd zet Derkinderen Melencolia I, gezeten tussen de attributen van de bouwkunst, voor het voetlicht als voorbeeld van het verloren eenheidsbegrip in de kunst. Zeer waarschijnlijk kende hij de opvattingen over de creatieve kracht van de weemoed die losbarst nadat het diepste punt van de misère is bereikt. Zijn oude hoogleraar Thijm, wiens artikelen Derkinderen in de jaren negentig had bestudeerd als uitgangspunt voor een publicatie, kon er over mee praten.[23] Ook Thijm had zich in een van zijn geschriften verdiept in Melencolia I, waarbij hij verwees naar het romantische gedicht over deze hermetische personificatie van de hand van Théophile Gautier (1811-1872). Hoewel het primair over Dürers prent (afb. 325) gaat, tekent het tevens de stemming van de sombere peinzer in Asselt: [p. 394]

‘Toi, le coude au genou, le menton dans la main,
Tu rêves tristement au pauvre sort humain :
Que pour durer si peu la vie est bien amère,
Que la science est vaine et que l’art est chimère,
Que le Christ, à l’éponge, a laissé bien du fiel,
Et que tout n’est pas fleurs dans le chemin du ciel
[…]
Un mobilier de Faust, plein de choses sans nom;
Cependant c’est un ange et non pas un démon.
Ce gros trousseau de clefs qui pend à sa ceinture,
Lui sert à crocheter les secrets de nature.
Il a touché le fond de tout savoir humain;
Mais comme il a toujours, au bout de tout chemin,
Trouvé les mêmes yeux qui flamboyaient dans l’ombre,
Qu’il a monté l’échelle aux échelons sans nombre,
Il est triste; […]’
(voor de vertaling volg noot [24].)

000070 Melencolia I Durer
Afb. 325 Albrecht Dürer, Melencolia I, gravure (1514).*

Hoewel niet bekend is wat Nicolas precies in gedachten had, is het wel opvallend dat de worgengel net als Melencolia I een engel is en geen demon, gelet op de nimbus achter zijn hoofd. Terwijl ook Gautier het thema van de hemelse weg invlecht, zijn vooral de typologische overeenkomsten met de sombere filosoof frappant. De klassieke denk/treurhouding van de hand onder de kin of tegen de wang komt al vanaf de middeleeuwen veel voor, onder meer bij de slapende apostelen die bij Christus zouden waken, een motief dat Lodewijk Schelfhout integreerde in zijn glazen voor de kweekschool van Hilversum (zie afb. 308). Nicolas noemt in zijn beschrijving het gedreven zoeken ‘in de geheimen der natuur’ en ‘de teekenen der sterren’, maar dat levert allemaal niets op:

‘zijn voorhoofd blijft gefronst in diepe zorg en onbevredigdheid, en om zijn mond speelt een trek van peillooze teleurstelling. Los en krachteloos liggen zijn zwaargeaderde handen in den schoot, een perkament rol is zijn vingers ontgleden, ze ligt aan zijn voeten, doelloos, geen oplossing gevend aan het raadsel des doods – het eenige raadsel dat het zoeken waard was’.[25]

Kennelijk heeft Nicolas pas bij de uitwerking van zijn programma besloten de iconografie van Melencolia I toe te passen. Oorspronkelijk had hij deze bestemd voor de ‘priesteres der heidensche wijsheid’, die hij naar de taverne aan de overkant gedirigeerd heeft. In plaats daarvan loopt de jonge flierefluiter naar de filosoof toe, als om hem te vertellen dat de bezigheden van de wijsgeer net zoveel zin hebben als het fluiten van een wijsje. Door de kinderen achter hem wordt men onwillekeurig herinnerd aan de rattenvanger van Hamelen die als in een dodendans het leven wegvoert naar een onbekend oord waarvandaan geen mens terugkeert (afb. 326a en b). Tegelijkertijd herinnert het aan die andere fameuze dodendans, het ‘zuiver pijpen’ van de Goede dood uit het gelijknamige gedicht van P.C. Boutens:

‘Goede Dood wiens zuiver pijpen
Door ‘t verstilde leven boort,
Die tot glimlach van begrijpen
Alle jong en schoon bekoort,

Voor wien kinderen en wijzen
Lachend laten boek en spel,
Voor wien maar verkleumde grijzen
Huivren in hun kille cel, […]’ [26]

Joep Nicolas in Asselt, noorderportaal, kinderen  Joep Nicolas in Asselt, noorderportaal, pijper
Afb. 326a-b Joep Nicolas, De kinderen grijpen naar hun oren (a.) vanwege de muziek van de ‘rattenvanger’ (b.) die hen meetrekt in een ongewisse dodendans. Noorderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924).*

Van enig begrip, bekoring of gelach is in dit portaal echter geen sprake. Want welke diepzinnige gevoelens Boutens ook beleed, vanuit katholiek standpunt leidde zijn milde visie evenmin ergens toe, omdat de dichter de Goede dood niet koppelt aan de openbaring. Strikt bezien zal ook hij dus eindigen als de gedeprimeerde filosoof. Of de jonge Nicolas zover zou willen gaan, is zeer de vraag – zelfs bij de neerlandicus René Klinkenberg is dat zeer de vraag – maar menigeen binnen de Kerk zal er zeker zo over hebben gedacht.

Joep Nicolas in Asselt, noorderportaal, taverne
Afb. 327 Joep Nicolas, De taverne uit de cyclus De dood en het eeuwig leven is geïnspireerd op de Carmina burana en de vagantenliederen, waarmee Nicolas in Fribourg kennismaakte. De ‘heidensche priesteres’ (de primitieve kop rechts) met het ‘tooverkristal’ vormt mogelijk een variant op vrouwe Fortuna. Noorderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924).*

In de scène tegenover de uitgeputte wijsgeer belandt men in de taverne (afb. 327). Associaties met de studietijd van Nicolas in [p. 395] Fribourg zijn onvermijdelijk: hier kwam hij– naar eigen zeggen – terecht in een quasi-middeleeuwse vagantenmilieu van ‘goliards’ en ‘zwervende scholiasten’. Hier leerde hij ‘in vele talen liederen zingen, geïnspireerd door wijn en vrouwen, zoals de Carmina Burana’. Ook in de taverne van het noorderportaal wordt feest gevierd, althans dat lijkt de bedoeling, maar hier overheerst vooral de droeve dronk. Omringd door zijn demonen die hem de roes van de vergetelheid voorhouden, omdat er ‘boven’ niets te winnen valt, wordt de centrale figuur door ‘het knagen der eeuwigheid’ verteerd:

‘hoelang nog, hoelang nog? Dat is de vraag die den beker deed zinken van zijne lippen, die den bloemkrans deed verwelken om zijne slapen. Waar is het feest, dat eeuwig duurt? Zijn oogen zoeken het. Hij schijnt te turen in ’t binnenste van zijn eigen ziel: dof en terneergeslagen is zijn blik. Hij vindt niet het feest, dat eeuwig duurt. Hij weet slechts: de dood, de dood, en alles is voorbij. Neen niet voorbij! Maar dan? en niemand geeft antwoord. […] Ziet die gezwollen aderen op ’t bange voorhoofd. Ziet die bevende lippen. En deze man zocht het geluk op de wereld …’[27]

Door twijfel overmand smaakt de wijn de tobbende kroegloper niet meer en leidt het gezelschap van de jonge vrouw, frivool gekleed als een moderne nachtclubdanseres, hem niet langer af van zijn existentiële misère. Eigenlijk had de drank hem net als zijn lotgenoten uit de Carmina burana even los moeten maken van het besef slechts stof te zijn (‘non curamus quid sit humus’) en van de angst voor de dood (‘ibi nullus timet mortem’).[28] Het is hem echter niet gegund. Zo niet zijn tegenhanger uit de vagantenbende die luidkeels zong:

‘Meum est propositum in taberna mori
ubi vina proxima morientis ori.
Tunc cantabunt laetius angelorum chori:
Deus sit propitius isti potatori’.[29]

‘Ik ben van plan om in de kroeg te sterven
Waar de wijn dicht bij mijn stervende mond zal zijn
Dan zullen de engelenkoren vol vreugde zingen:
Moge God deze dronkaard genadig zijn’.

Maar deze vagant gelooft in het hiernamaals, terwijl de kroegloper in het noorderportaal van de twijfel niet weet waar hij het zoeken moet. Op een averechtse manier past deze tobber in de groep die in de (latere) uitmonstering van Lebeau aan het vette der aarde de voorkeur gaf, maar dan nog dover voor de blijde boodschap dan zijn Leidse tegenhangers. Een spannend detail vormen de amforen op de voorgrond, die een vast element vormen in de weergave van een heel wat feestelijker bijeenkomst, de bruiloft van Kana. Zo zien we hoe Nicolas positieve associaties verwerkt in deze weinig opbeurende ambiance, met als boodschap dat er ook andere scenario’s mogelijk zijn, haast als een alternatieve voorafbeelding. Wat verder opvalt in de taverne zijn de kappen waarin de demonen hun hoofden hullen, als om hun ware aard te verbergen en de schijn van vreugde op te houden. Ook andere koppen van dit portaal, waarvan sommige wel op een toneelmasker lijken, dragen dit attribuut. Apart is ten slotte het primitieve maskerachtige hoofd rechts, dat kan worden geïdentificeerd aan de hanger aan de linkerhand. Zij is de ‘priesteres der heidensche wijsheid’:

‘Haar linkerhand houdt achteloos een geslepen cristal met vele facetten, waarin het leven zich weerkaatst als een tooverspiegel zoo toovert zij visioenen voor de onwetenden, en stelt de menschen tevreden met het bedrog, waarom ze zelf niet geeft. Maar het toovercristal is nutteloos voor het aanschijn des doods’.[30]

Deze priesteres lijkt gehoor te krijgen bij het meisje van plezier dat er een beetje giebelend bijstaat vanwege de visioenen die haar worden toegefluisterd. Het blijft ondertussen schijn. Er is maar één plaats waar we een vergelijkbaar type als de priesteres tegengekomen zijn: bij de Antoniuscyclus van Molkenboer in Scheveningen (1928; 1951). In deze scène, die vrijwel zeker op Molkenboers persoonlijke interpretatie van de Vita van Antonius Abt berust, treedt de heilige op tegen de exotisch geklede vrouw die de Fenicische moedergodin Astarte vereert. Zij staat net als het toverkristal voor het geloof in heidense wijsheid die het ten slotte af zal leggen tegenover de dood.

Het noorderportaal is één grote Vanitas, één samengebald Memento mori, één alternatieve dodendans waarin kinderen, feestgangers en wijsgeer participeren te midden van een publiek dat maskers draagt of zich onzichtbaar maakt door de kap over het hoofd te trekken: een bizar en treurig carnaval dat door een doodse stad en een kaal landschap trekt. Het tegenstrijdige is dat deze stoet in al zijn somberte deel uitmaakt van een medaille, waarvan de keerzijde echter níet door het zuiderportaal wordt bepaald. [p. 396] Die keerzijde bestaat namelijk uit de fascinatie die Nicolas met Huizinga deelde voor de macabere kant van de middeleeuwen:

‘En wie zou vergeten hoe soms alle dionysische driften losbraken in de wild bewogen vormen vooral der late gothiek, hoe het opbruisend en breed uitvloeiend temperament der beeldhouwers chimaeren en ironische maskers deed ontstaan aan de kathedralen, en hun sensatielust zich botvierde aan martelscènes en foltertafereelen, — Hoe een drom van helleschilders en fantasten zich uitsloofden om gruwel-lust en lust-gruwelen vast te leggen op doeken, paneelen en muren, tegelijk met de hoogste visioenen die ooit menschen teekenden!’[31]

Ondertussen geeft dit citaat precies weer wat Nicolas voor ogen had: naast de gruwelen van de uitputtende angst voor de dood de hoogste visioenen weergeven die een mens ooit zag. Dat is nu wat hij in het zuiderportaal deed.

Joep Nicolas in Asselt, zuiderportaal, zachte doodsengel
Afb. 328 Joep Nicolas, De doodsengel met de gelovige ziel in het zuiderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924). Nicolas schreef hierover: ‘En dan staat voor ons: wederom Gods doodsengel, groot en heilig, in zijn zwart gewaad, onbewogen en met de zelfde klare blikken, die het onfeilbare van Gods raadsbesluit weerspiegelen. En zijn armen omvatten een mensch. Die omvatting is heerlijk; rust en gelatenheid spiegelt die gansche menschenfiguur’. Links op de muur is Franciscus van Assisi afgebeeld.*

Zuiderportaal

Is het motto van het noorderportaal dat de mens zonder de openbaring slechts as is, in het zuiderportaal is het: Ecce quomodo moritur justus (Ziet hoe de rechtvaardige sterft) (afb. 328).

‘En even buigt zich de engel naar haar over, drukt een kus op het klare voorhoofd. Dit is een teerheid als het plukken van een bloem, dit is als het verbleeken van een kaarsvlam bij het rijzen der zon. Zóó sterft een Christen’.[32]

Vergeleken met de gebeurtenis aan de noordkant, gaat het hier inderdaad om een milde, liefdevolle omhelzing. Hoewel het dezelfde engel heet te zijn, hebben de pezige ledematen die de ongelovige mens wurgen, plaats gemaakt voor gespierde armen die de gelovige ziel opbeuren. De benige vlerken die in het noorderportaal als macabere signalen in een rode weerschijn staan, fungeren in het zuiderportaal als een schutsmantel van weldadig blauw. De gespannen frons op het gezicht van de stervende is hier verzacht tot een uitdrukking van overgave.

Nicolas wist wel hoe hij de twee uitersten moest weergeven. Het is duidelijk dat hij in het zuiderportaal heeft gekozen voor de vorm van de zachte, ‘zalige dood’: dat archetypische verlangen van iedere mens, waarvoor de Una sancta verschillende beschermheiligen had, zoals al te zien was bij Toorop. Het was niet toevallig dat het programma ook had voorzien in de uitbeelding van Jozef in dit deel van de cyclus, die we elders bij Alphons Damen en Charles Eyck als patroon van de zachte dood zijn tegengekomen (zie afb. 179 en 209).[33] In tegenstelling tot het beeld van de doodsnood in het noorderportaal, heeft Nicolas met dit beeld in het zuiderportaal de sfeer getroffen die Boutens verwoordt in zijn gedicht Goede dood. Een sfeer die Plasschaert treffend wist te raken in zijn beschrijving van de figuranten in het zuiderportaal (afb. 329):

‘daar is, in ’t doorgangetje, kop na kop, die den dood indrinken met een zoeten lach, met een mond wijd-open, met d’ oogen dicht’.[34]

Joep Nicolas in Asselt, zuiderportaal, gelukzaligen
Afb. 329 Joep Nicolas, De processie van gelovigen die volgens Plasschaert ‘den dood indrinken met een zoeten lach, met een mond wijd-open, met d’ oogen dicht’ in de smalle gang van het zuiderportaal naar de middenruimte van de crypte te Asselt (1923-1924).*

In deze ambiance getuigen uiteraard ook de overige taferelen van de kracht van de openbaring. Nicolas heeft als tegenhanger van de machteloze filosoof Johannes genomen als schrijver van het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Openbaring (afb. 330). Tegenover de wijsgeer die alles wil weten maar niet gelooft, staat de gelovige met de enige wijsheid die telt: die een van de belangrijkste getuigen van het christendom in een goddelijk visioen tot het schrijven van de Openbaring aanzette. Ook hier zien we weer een parallel tussen dit jeugdwerk van Nicolas en het Lebeau’s programma in Leiden: de laatste koppelt immers het gezelschap van de echte wijze mensen aan Johannes.

Joep Nicolas in Asselt, zuiderportaal, Johannes die zijn visioen van de Openbaring opschrijft
Afb. 330 Joep Nicolas, Johannes die zijn visioen van de Openbaring opschrijft. Nicolas schreef hierover: ‘De groote boodschapper van de heerlijkheid des doods, dien God in de Hemelen liet schouwen en in de komende heerlijkheid. Waar is hier angst, waar is hier onrust? Vastgeklonken aan den hemel zijn de blikken van St. Jan. En zijn oogen verhalen ons van de bruiloft van het Lam, die ze aanschouwen; van het Hemelsch Jerusalem dat op de aarde zal dalen, en van de groote menigte zaligen uit alle stam en taal en volk en natie’. Zuiderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924).*

[p. 397] Op dezelfde dialectische manier als de filosoof versus Johannes, heeft Nicolas tegenover de tobber in de taverne de meest onthechte van alle heiligen geplaatst, Franciscus (zie afb. 328). Het aardige hiervan is dat de kroegloper in feite een voorafbeelding van Franciscus is, die immers een ‘werelds’, losbandig leven leidde voordat hij tot inkeer kwam. Hij wordt hier geplaatst vanwege zijn bijzondere relatie met de dood: ‘Hij die voor zijn heengaan een lied zong van de zon en de schoone wereld die hij ging verlaten en van “zijn broeder den lichamelijken dood”’. Niet alleen benaderde Franciscus met zijn stigmata het lijden van Christus op de meest nabije wijze, ook ging hij de pijn van zijn wonden voorbij door te denken:

‘aan den dood, en aan de heerlijkheid die Christus hem geven wil. Zie, hij ziet alles, hij hoort de engelen spelen op zuiver gestemde violen, zoo zoet, zoo zoet, dat zijn ziel welhaast gelokt wordt uit zijn lichaam om weg te vlieden op vleugelen van muziek. Uit zijn lichaam, dat arme lichaam: “broeder ezel” noemt hij het zelf. Ziet eens, nu lacht de goede St. Frans. God heeft hem toegelachen, en die lach spiegelt in zijn oogen, vurig als kolen onder de asch; die lach strijkt even over zijn mond, de dunne lippen rekken zich even en hij schijnt licht uit te stralen door zijn witte perkamenten huid. Is dat een mensch? Dat is het geluk, dat is de overwinning op het mensch-zijn, dat is de bespotting van den dood.’[35]

Joep Nicolas in Asselt, zuiderportaal rector Pinckers?
Afb. 331 Joep Nicolas, In de linkerhoek vindt een begrafenis plaats, waarbij zeer waarschijnlijk de rector van de kapel, Pinckers, als priester is weergegeven. Rechts twee franciscaner broeders die de hemelvaart van Franciscus bijwonen. Zuiderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924).*

In dit soort passages, waarin met net nog niet overslaande stem getuigenis wordt afgelegd, is de klerikale toon het sterkst. De tekst is heel nauwkeurig, want precies zo heeft Nicolas de heilige met zijn stigmata, haast doorschijnende huid en lachende ogen neergezet, zwevend tussen hemel en aarde. De beschrijving geeft tegelijkertijd een adequate indruk waarom Lidwina in het interbellum zo populair was. Ook over haar lijden en visioenen werd in dit soort termen gedacht, waarin een echo van het masochisme van de middeleeuwse flagellanten doorklinkt. Als tegenwicht benadrukt Nicolas in zijn tekst de positie van het zonnelied van Franciscus, waarin de schepping als beeld van God wordt bezongen en de mens onderweg op zijn aardse pelgrimstocht naar de hemelse stad telkens weer van deze weerschijn van God mag genieten. Het geloof van Franciscus was dan wel sterk ascetisch, maar bepaald niet zonder vreugde over de schoonheid van het ondermaanse. De oorspronkelijk geplande Jozef is vervangen door een priester met een gebedenboek in de hand en naast hem een misdienaar en een rouwende vrouw (afb. 331). Het onderste deel van de schildering is verdwenen, maar zeer waarschijnlijk was hier een begrafenis uitgebeeld en is de uitvoerende priester niemand anders dan rector Pinckers. De vrouw heeft één oog gesloten en blikt met het andere schuin opzij naar Franciscus die symbool staat voor de hemelvaart van de ziel van de overledene.

Anders dan in het noorderportaal is de entourage van de taferelen zuidelijk van toon: de doodsengel is omgeven door palmen, de bomen rond Johannes en Franciscus herinneren aan de oudtestamentische ceders en cipressen, en er staat zelfs een apart soort bloeiende bomen op de achtergrond van de begrafenis. Heel bijzonder is de rode toon waarin Nicolas de lucht en de sterrenhemel heeft geschilderd. Vrijwel zeker refereert dit aan wat hij in zijn praeludium zegt over ‘het zonnelicht, dat geel in het oosten rees, en rood verzonk in het westen’: symbool voor alles wat ‘sterven moet om opnieuw te leven in grooter glorie’. De sterren tegen het plafond zijn dan ook niet goud en stralend, maar bleek en klein en zilverig. Dit krimpende beeld vormt een groot contrast met het uitbundige dak van de hemel in de hoofdruimte, waar geleefd wordt ‘in grooter glorie’.

Joep Nicolas in Asselt, de hemel in de centrale ruimte
Afb. 332 Joep Nicolas, De ziel op weg naar de hemelse gemeenschap in de kapel in de crypte te Asselt (1923-1924).*

De apotheose in de kapel

Nergens is een hemels gezelschap zo vrolijk en vrij van plechtstatigheid weergegeven als in de kapel van de crypte te Asselt (afb. 332). Aan zijn verloofde, Suzanne Nys, schreef Nicolas hierover: [p. 398]

‘En ik teken op de muren, en ik sta er voor in dat de crypte iets unieks wordt … De ruimte dwingt me tot een veel beter ontwerp, en daar beginnen die arme heiligen een dans rond de goede Christus die er zo simpelweg bij zit … de hele schildering wordt een dans, echt ongedwongen en lyrisch. Een paar gezichtsexpressies zijn zo gek en leuk dat ik me meegesleept voel …’[36]

Nicolas heeft het gezelschap op wolken geplaatst tegen een blauwe lucht, waarboven het geïdealiseerde landschap is te zien van het koninkrijk der hemelen, onder een lucht waar zon en maan tegelijk schijnen. Centraal in het oosten zetelt de verrezen Christus die de gelovigen in een orantenhouding verwelkomt. Zo toont hij tegelijkertijd de stigmata van zijn handen. Aan de zuidelijke kant staan twee mannelijke heiligen, vermoedelijk Petrus en Johannes, aan de noordelijke kant mogelijk Maria en Maria Magdalena. Er zijn geen attributen geschilderd, terwijl de vrouw die op de plaats van Maria naast Christus staat, wel heel afwijkend is uitgedost in een oranje gewaad. Al helemaal ondoenlijk is het de identiteit van de overige heiligen uit de voorstelling af te leiden (afb. 333). Op dit punt lijkt Nicolas volledig af te wijken van de beschrijving, waarin een beeld wordt opgeroepen van engelen die de zielen naar Gods troon geleiden. Wel zijn op de zijwanden heiligen weergegeven, maar het is niet duidelijk of de kunstenaar hier de indeling volgt van ‘de Apostelen, de Martelaren, de Belijders, de Maagden’. Vaststaat dat de figuur met de palmtak een martelaar is, maar meer aanknopingspunten zijn er niet. Had nu de staf van de oude man met de baard gebloeid, dan was het duidelijk Jozef, maar nu kan het ook heel goed om de heremiet Antonius Abt gaan. Opvallend is ook het numerieke overwicht van de vrouwen, van wie er enkelen, zeker voor die tijd, behoorlijk frivool zijn weergegeven: de een knipoogt, de ander schuift de kap ondeugend van het hoofd, terwijl ook de Maria in oranje steels glimlachend richting Christus kijkt. Zoals al uit de brief aan Suzanne Nys bleek, heeft Nicolas zich dan ook niet aan het deel van de tekst gehouden, waarin staat dat ‘deze groep van heerlijke klare gestalten licht van gebaar en aanraking, passieloos onbewogen van gelaat in de aanschouwing Gods’ is. Verre van dat![37]

Joep Nicolas in Asselt, centrale ruimte heiligen, engel, ziel, orante
Afb. 333 Joep Nicolas, Links een martelaar en een vrouwelijke heilige (maagd), rechts de ziel die naar Christus wordt geleid en de ziel die als orante voor de achtergebleven gelovigen bidt. Kapel in de crypte te Asselt (1923-1924).*

Bij nadere beschouwing blijkt Nicolas op een alternatieve manier toch meer van zijn programma te hebben uitgevoerd dan zich aanvankelijk liet aanzien. Hoewel het verwarrend is dat ze een nimbus dragen – of liever, het aureool dat bestemd was voor de gelukzaligen – zijn de twee paar westelijke figuren vrijwel zeker zielen. In Nicolas’ beschrijving heet het immers dat de zielen door een engel aan de hand worden genomen om naar Christus te worden geleid, precies zoals in het midden van de zuidelijke en noordelijke wand gebeurt. Omdat het woord ziel vrouwelijk is heeft de kunstenaar de beide personificaties in de beste humanistische tradities als vrouwen weergegeven. Daarnaast staat aan allebei de kanten in de westelijke hoek een orante. Kennelijk wist Nicolas dat de vroegchristelijke orante staat voor de gehemelde ziel, die de eeuwige zaligheid binnendringt om daar te bidden voor de gelovigen die achterblijven. Ook oranten worden traditioneel als vrouw weergegeven, waarmee duidelijk is waarom dit geslacht in de schilderingen van de kapel overheerst. [p. 399] Terwijl de orans volgens Nieuwbarn de schakel vormt met de strijdende kerk, trekt de engel de ziel naar de overwinnende kerk, waar volgens Nicolas de ‘triumphator […] in volkomen rust gezeten’ is.[38] Nicolas heeft die strijdende kerk tegen de westelijke wand weergegeven, waar Adam en Eva als prefiguratie van de verlossing het raam omlijsten (afb. 334). Hier heeft de kunstenaar op superbe wijze een scène uit de passie verwerkt die voorafgaat aan de laatste kruiswegstatie, namelijk het afleggen van Christus.

Joep Nicolas in Asselt, centrale ruimte, Adam en Eva met raam met grafaflegging Christus
Afb. 334 Joep Nicolas, De westelijke wand met Adam en Eva en de aflegging van Christus’ lichaam in glas-in-lood. Oorspronkelijk zat hier een ander raam van Nicolas met de graflegging van Christus. Kapel in de crypte te Asselt.*

Adam en Eva staan tussen de doornen die verwijzen naar de doornenkroon, terwijl het venster wordt gedragen door de boom van goed en kwaad, waar de slang zich doorheen slingert. Tegelijkertijd gaat het hier om de boom waaruit het kruis is gemaakt, gelet op de schedel die aan de voet ervan op Golgotha werd aangetroffen. Qua motieven doet de boom denken aan het Cholerawonder van Anton Molkenboer uit 1925-1928. [39] De vergelijking illustreert heel helder hoe twee grote talenten ieder een andere weg kozen om een verwant thema uit te drukken, want Molkenboers symbolistische handschrift is van een heel andere orde dan de expressionistisch bepaalde stijl van de jonge Nicolas. Dat verschil komt ook sterk naar voren in het (tweede) glasraam van de crypte, waarvan het lichtere, centrale deel als het ware de kroon van de geschilderde boom is. Dit samengaan van de glas- en de muurschildering herinnert aan het Geboorteraam van Augustijn Hermans in de kapel van Johannes de Deo te Den Haag. Doordat de datering van het exemplaar in Asselt niet vaststaat, valt niet uit te maken wie hierin wie gevolgd heeft. Nicolaas trok overigens het concept van de wisselwerking van afzonderlijke technieken in zijn glas nog verder door dan Hermans: behalve het verschil tussen muur en glas, is in het raam zelf ook een opvallend contrast in de makelij zichtbaar. Dit laatste komt hierna nog aan de orde.

Schilderstijl

Voor al het werk van Nicolas geldt dat het zich moeilijk laat vangen in het bekende systeem van stijlpredicaten. Bij vergelijking van Morte fortior met de cyclus te Asselt vallen op dit punt niet alleen de grote overeenkomsten op, maar ook de verschillen. Veel meer dan de uitmonstering van de crypte is de inzending voor de prijskamp opgezet als een Bijbels historiestuk in de trant van Derkinderen. Weliswaar had Nicolas geen onderwijs bij Derkinderen genoten, maar de hoogleraar bleek in 1924 hoge verwachtingen van hem te koesteren.[40] De opzet van Morte fortior is heel statisch gehouden, vermoedelijk om te voorkomen dat het niet verheven genoeg zou ogen. Hoewel Nicolas een vrij klassiek compositieschema heeft toegepast van horizontalen en driehoeken, werkt het lichaam van Christus als een verrassende verticaal, mede door de witte lijkwade. Het werk is dus allerminst saai, waarbij de driehoek die Christus en de drie vrouwen omvat, duidelijk effect sorteert. Inmiddels zijn we vertrouwd met de formule van de figuur die op de rug wordt afgebeeld. Deze krijgt een plaats op de voorgrond om de toeschouwer het tafereel binnen te leiden. Derkinderen maakte van die formule onder meer gebruik in zijn eerste versie van De processie, met de rij soldaten. Los daarvan laat zelfs de zwart-witfoto zien dat de ingetogenheid waarmee Christus door de drie vrouwen wordt verzorgd, een zekere intimiteit oproept. De hoofdfiguren rond de Verlosser zijn in werkelijkheid in helder gekleurde gewaden – rood, blauw en oranje – neergezet, omsloten door donkere partijen waaruit zich enkele figuranten losmaken. Het lijdt geen twijfel dat dit de stijl was waarin Nicolas in 1922 de crypte had willen uitmonsteren. Hij was kennelijk nog zo bezig met dit thema dat dat hij later het oorspronkelijke raam met de graflegging alsnog vervangen heeft door het raam met de aflegging, Morte fortior.

Het is hiervoor al opgemerkt: toen Nicolas eenmaal op de muren in de crypte aan het schetsen ging, ontwikkelde hij geleidelijk aan een dynamischer en meer uitgesproken concept, waarin hij qua hoofdlijnen toch dicht bij het aanvankelijke programma bleef. Waarschijnlijk is deze verandering mede ingegeven door het totaal andere karakter van de drager: de muur vormt nu eenmaal een heel ander medium dan het doek. Voor de factuur of makelij zal het directe contact tussen de hand van de kunstenaar en de wat grove pleister van groot belang zijn geweest. In dit contact manifesteert zich immers het handschrift dat refereerde aan aspecten als spontaniteit, improvisatie en onbelemmerde creativiteit: zo kreeg het intuïtieve vatten van het concept, de idee of het teken de meeste kans. Nicolas beantwoordde hiermee in feite aan de mythe van de middeleeuwse muurschilder uit de eloge van Huib Luns op het gotische werk in de Sint Jan in Den Bosch. De jonge kunstenaar werd op dit punt op de voet gevolgd door Collette, Lebeau en Eyck.

Na het schetsen volgde het aanbrengen van de keimverf. Nicolas lijkt hiermee het effect van de frescotechniek te hebben willen [p. 400] oproepen. Heel anders dan bij de olieverf van Morte fortior, is de factuur droog en mat en speelt ze duidelijk in op de korreligheid van de pleisterlaag die er op verschillende punten doorheen schemert (afb. 335), al kan dit ook het aandeel van de eroderende tijd zijn. Het gaat grotendeels om relatief grote partijen kleur. Op verschillende plekken rond de koppen en zelfs bij de haardos is in contourachtige slagen gewerkt, waardoor een enigszins golvend effect is ontstaan. Deze factuur is terug te vinden in de kleding, zoals de schaamdoek van de wanhopig stervende en het daaronder zichtbare gewaad van de worgengel, of dat van de kroegloper. Het gaat om vrij lange halen, die sterk bijdragen aan de dynamiek. De dramatiek wordt echter vooral bepaald door de factuur van de ophoogsels die de spieren en de gewaden volume geven. Ook Nicolas wist hoe hij een lichaam onder de kleding door moest laten schemeren. Aan de koppen gaf hij vervolgens uitdrukking door met smallere penselen lijnen en schaduwen aan te brengen. De factuur draagt op dit punt bij aan het maskerachtige karakter van de koppen in het noorderportaal en de meer ontspannen expressie in de gezichten in de centrale ruimte en het zuiderportaal.

Joep Nicolas in Asselt, noorderportaal, factuur
Afb. 335 Joep Nicolas, De factuur in het werk van Nicolas in het noorderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924). Let op de korrelige structuur en de borstelstreken die met name in de ophogingen van de kleding en schaduwen van de anatomie en de gezichten een duidelijke rol spelen.*

Het werk kreeg al tijdens zijn ontstaan grote aandacht: Plasschaert en Van der Meer de Walcheren kwamen kijken, Piet Wiegman, die in Thorn woonde, bood zijn hulp aan, Raoul Hynckes kwam langs en iedereen was even enthousiast. Daarom blijft het verbazen dat een echte kunstkritische analyse van de cyclus ver te zoeken is. Alsof het jargon tekortschoot. Terwijl Van der Meer in prachtige bewoordingen het werk van Wiegman wist te typeren, waarbij hij het woord ‘factuur’ ook gebruikte ter beoordeling van monumentale schilderingen, komt hij in Asselt niet verder dan opmerkingen als de ‘glorie der kleuren’ en ‘het zware rhythme’ dat ‘door heel de compositie’ gaat. Als een ontsnappingsclausule – de affaire Servaes lag nog vers in het geheugen – positioneert hij Nicolas als de man die tussen traditie en vernieuwing in staat:

‘Onmiddellijk begrepen wij te doen te hebben met een ras-kunstenaar, een sterk artiest, die niet grillig zoekt naar een gewild-moderne uiting, maar den adaequaten vorm tracht te vinden om het innerlijk-geziene, direct en vol en intens, geladen en zuiver, in zichtbare gestalte te verwezenlijken. Want voor hem gaat het niet om modern of niet-modern. Dat geldt hem geen probleem. Hij creëert uit vollen innerlijken nood. En zoo men hem wil bepalen, dan kan men hem noemen een kunstenaar der traditie. Dit lijkt paradoxaal. Maar het is toch zoo. Want hij sluit zich aan bij den geest der levende traditie. Hij toetst zijn werk niet aan den modernen tijd, maar aan al het levende oude dat er ooit geweest is.’[41]

Hoewel dat laatste zeker waar was en Nicolas ten opzichte van zijn directe collega’s een behoorlijk onafhankelijke koers voer, was hij zich waarschijnlijk wel ter dege bewust van zijn positie te midden van de kunst van zijn tijd. In een door zijn dochter Claire geciteerde uitspraak merkte Nicolas op dat hij traditie zag als ‘dat wat van het verleden naar de toekomst leidt’.[42] Het ziet ernaar uit dat deze briljante eclecticus in het begin van zijn carrière vooral die equivalenten in de geschiedenis heeft opgespoord, die bij uitstek pasten bij de expressionistische beeldtaal, waarmee Nederland dankzij Het Signaal van Le Fauconnier en Piet van Wijngaerdt kennis had gemaakt. De meest treffende beschrijving van Nicolas’ Asseltse stijl vinden we dan ook in Jan Engelmans recensie uit 1925 van het werk van Piet van Wijngaerdt. De betreffende passage kan woordelijk worden geëxtrapoleerd naar de schilderingen in de crypte. De relevantie is zo frappant dat de passage nogmaals wordt geciteerd (de stijletiketten die Engelman niet noemde, maar wel bedoelde, zijn in vierkante haken toegevoegd):

‘De schilder Piet van Wijngaerdt is een goed vertegenwoordiger van de talrijke moderne Hollanders, die in hun beelding streven naar het geven van een sterke psychische spanning in eenvoudige, breede, niet-verbijzonderde vormen [expressionisme]. Met het noemen van dit streven is, in den chaos der richtingen, een hoofdneiging geteekend, die in de individuën schakeeringen kan aannemen, maar ondanks differentiatie herkenbaar blijft. In het algemeen-waarneembare loslaten van het naturalisme onderscheiden zich deze schilders1), die allen naar hun aard invloeden ondergingen van de verschillende wijzen, waarop voor en tijdens den oorlog de z.g. “ontbinding” van den vorm werd bewerkstelligd [kubisme, expressionisme], door een visie op het onderwerp die fel-psychologisch is en door een hanteering van het materiaal die zuiver-schilderlijk blijft [expressionisme]. Dat wil hier zeggen: zij idealiseeren en schematiseeren niet, zij trachten niet naar een haastige “styleering” [symbolisme], noch treden zij de aanschouwde wereld met literaire neigingen tegemoet [symbolisme]. Toch weten zij zich van een vorig geslacht te onderscheiden, doordat zij de copiëerlust des dageIijkschen levens [impressionisme] afzwoeren, zich niet bepalen tot het beelden van een uiterlijke werkelijkheid, [p.401] maar ook met opzet, en soms overwegend, trachten, in hun uiting de geestelijke beteekenis der dingen vast te leggen [synthetisme]’.[43]

Tot deze groep rekende Engelman terecht óók Nicolas, die in de crypte van Asselt in ‘eenvoudige, breede, niet-verbijzonderde vormen’ op een erudiete manier vol spannende verwijzingen naar het verleden een ongekend programma had verwezenlijkt. Dat wat Engelman als ‘fel-psychologisch’ betitelde, heeft Nicolas op sterk empathische wijze verwerkt in de twee doodsengelen, die archetypisch zijn voor wat de mens vreest en wenst in het uur van zijn sterven. Met name in het noorderportaal tonen stijl en factuur een onmiskenbaar ‘sterke psychische spanning’ bij de verbeelding van het onderwerp. De verwerking in het zuiderportaal zou – als tegenpool – niet als fel kunnen worden omschreven, maar met zijn sfeer van overgave, liefde en vertrouwen als innig psychologisch. Vertaald in eufore termen gebeurt dat ook in de dans van de apotheose, waar Nicolas als eerste – en voorlopig ook laatste – de hemelse zaligheid van de ziel in uitbundige vrolijkheid viert. Die vreugde om de hemel is niet statisch, plechtig, of verheven, zoals de Una sancta dat het liefst zag, maar gewoon, als op een feestje, uit het leven gegrepen, en dus niet alleen psychologisch goed getroffen, maar ook synthetistisch qua uitdrukkingsvorm.

Dat Nicolas het naturalisme hierbij heeft losgelaten, is duidelijk. Zijn vervormingen, hyperbolische verkort en scheve perspectief herinneren vooral aan Cézanne, die overigens ook blauwe bomen heeft geschilderd in een van zijn vele versies van de Mont Victoire. Bij hem gaat het echter om een blauwe, niet erg gedetailleerde massa die steeds verder naar de achtergrond treedt, terwijl Nicolas vooral zuidelijke bomen met een blauwe kroon weergeeft (populieren, cipressen en loofbomen) (afb. 336). De locus classicus van deze kleurtoepassing is te vinden bij Van Gogh met zijn blauwe knotwilgen en dennen bij zonsondergang, of populieren in de regen. Met name deze weergave van de bomen kan Nicolas hebben geïnspireerd om het bladerdak van de bomen in de landschappen van de portalen en het hemelrijk te schilderen in volle blauwe, vaak kegelachtige vormen. Bij het zuiderportaal betreft het immers ook een zonsondergang die niet alleen de bomen, maar ook de sneeuwranden van de bergen in een blauwe schijn zet, terwijl de lucht daarboven rood verkleurt. Deze kleurtransposities horen tot de standaarduitrusting van het expressionisme, waarvan Nicolas zich heel goed bewust was, gelet op zijn opmerking over de ‘blauw aangeslagen vuurprofeten’ die hij in Ascona had gezien: de directe verwijzing naar Klee en Kandinsky leidt vanzelf naar de Blaue Reiter, tot wie ook de jonge Heinrich Campendonk behoorde. Overigens beschouwde de toenmalige kunstkritiek het palet van Nicolas als een van zijn sterke kanten, zoals blijkt uit de recensie ‘Modernen bij Kleykamp’ in het Algemeen Handelsblad (1926). Hierin werd hij tot de ‘de groep der zuivere kleurtranspositoren’ gerekend.[44]

Joep Nicolas in Asselt, zuiderportaal kleurtranspositie
Afb. 336 Joep Nicolas, Detail van het zuiderportaal met het zuidelijke landschap (1923-1924). Dit werk vormt een voorbeeld bij uitstek van de typisch expressionistische kleurtransposities, waar Nicolas ook volgens de contemporaine kunstkritiek een meester in was. De locus classicus van de bomen is te vinden bij Vincent van Gogh. Nicolas zette dit middel voor een deel in om de symboliek van de cyclus leven-dood-leven uit te beelden.*

Hiervoor is opgemerkt dat Nicolas voor zijn expressionistische beeldenschat zocht naar stilistische equivalenten in het verleden. Welke dat zijn valt met name te achterhalen via Plasschaert. De criticus noemt heel specifiek de ‘Romaansche perioden’, waarin hij wat betreft de geestelijke staat sowieso veel verwantschap met de eigen tijd meent aan te treffen. Qua sfeer ziet hij veel overeenkomsten op het gebied van architectuur, schilderkunst en ‘de glazeniers. De figuren zijn zwaar van bouw; de kleur is zwaar en traag, de psychische gang gaat naar ’t donkre diep’. Maar Plasschaert noemt ook Brueghel (door hem gespeld als Breughel), omdat met name het glas van Nicolas vol kan zijn van ‘het tumult van ’t leven’.[45] Hierin lijkt zich opnieuw de invloed van het kunsthistorisch onderzoek van die tijd te manifesteren, want niet lang daarvoor had Max Dvořák een studie over deze Vlaamse schilder gepubliceerd, waarin de expressieve kant van diens werk veel aandacht kreeg.[46] De associatie met Brueghel is heel toepasselijk, niet alleen omdat Nicolas dat ‘tumult’ inderdaad weet op te roepen, maar vooral ook omdat ze Plasschaert ontslaat van een vergelijking met die andere kunstenaar die aan Brueghel inspiratie ontleende, James Ensor. Tegenover de maskerachtige parade in het noorderportaal plaatst Nicolas de processie in het zuiderportaal. Beide monden uit in het joie de vivre van de centrale ruimte waar hemel en aarde samenvloeien en Nicolas de pure vreugde van de mens als symbool, als stemmingsteken kiest voor de ultieme zaligheid. Een uitleg daarvoor is te vinden, niet bij de katholieke recensenten, maar bij Plasschaert:

‘Nicolas is een der weinigen, die het Christendom en Jezus beleven in het tegenwoordige; het katholicisme is voor hem geen traditie, maar spontaniteit des harten. Wat ge zoo ervaart, kunt ge met eerbied en met speelschheid vertolken. Ge kunt altijd speelsch zijn met dat waarvoor ge een volstrekten eerbied bezit. Nicolas is een der tegenwoordigen, die den ernst durft geven, en de uitbundigheid, die het tegenspel, het evenwicht is van dien ernst’.[47]

[p. 402] Terwijl de nadruk op dat ‘beleven in het tegenwoordige’ uit de mond van Plasschaert beslist een synthetistische ondertoon heeft, bevestigt hij wat al eerder is opgemerkt: eigenlijk was Nicolas de nar die Roland Holst in zijn openingsrede als hoogleraar aan de Rijksacademie in 1918 tegenover de priester plaatste.[48]

Nicolas, Omslag van 'Wij glazeniers' (1938)
Omslag van het boek van Joep Nicolas, ‘Wij glazeniers’, Utrecht, z.j. (1938) met het zelfportret van de kunstenaar. Het gaat om een met vaart geschreven bespiegeling van de hedendaagse rol van de glasschilderkunst, bezien vanuit de traditie. Een pregnante opmerking onderstreept dit streven: ‘Wij, glazeniers, mogen ons de vraag stellen welke taak en welke zending nog de onze kan zijn in een tijdvak waarin Hitler naar Italië reist in een trein met achtdubbele glasramen, die bestand zijn tegen geweer- en mitrailleurkogels?.*

Naschrift en verkorte link

Tot zover het fragment uit De genade van de steiger. Het vervolg over de crypte in Asselt, waarin aandacht wordt besteed aan het prachtige raam in de centrale ruimte, kun je op deze site vinden onder de link: http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen.

Meer lezen? Bestel het boek dan bij de Walburg Pers!

Wil je dit artikel delen of mailen, ga dan naar het einde van deze pagina.
De verkorte link van dit item is: http://bit.ly/GvdS-Nicolas-Asselt.

Bernadette van Hellenberg Hubar

← Terug naar De genade van de steiger! | Verder naar Joep Nicolas tussen de glazen

Bronnen

Nota bene — In de voetnoten staan verkorte titels die volledig zijn aangehaald in de bibliografie van het boek dat rechtstreeks besteld kan worden bij de Walburg Pers.

[1]    Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 19, citeert een ongedateerde en onverzonden brief aan Godfried Bomans, die Nicolas in 1956 voor de Volkskrant interviewde.

[2]    Claire Nicolas White, Joep Nicolas, pp. 19-22, 27.

[3]    GAR archief 4118, Parochie van de H. Dionysius te Asselt, inv.nr. 69: Pinckers verwijst in zijn verslag naar KB krantenbank, zoektermen: Asselt, kinderkapel (M.V., Algemeen Handelsblad 13-09-1919). De uitbreiding van de kerk, die onder P.J.H. Cuypers plaatsvond, was voltooid in 1917: Van Leeuwen, Cuypers, p. 204.

[4]    KB krantenbank, zoektermen: Asselt, kinderkapel (M.V., Algemeen Handelsblad 13-09-1919). Ibidem, zoektermen: Asselt, kinderkapelletje (Algemeen Handelsblad 25-08-1927).

[5]    GAR archief 4118, Parochie van de H. Dionysius te Asselt, inv.nr. 69.

[6]    GAR archief 4118, Parochie van de H. Dionysius te Asselt, inv.nr. 69. Alleen bij Klinkenberg staat de naam vermeld. Mogelijk is Schreurs de priester-dichter Jac. Schreurs die lovend schreef over het werk van Albert Verschuuren. Molenaar zou is vrijwel zeker Maurits Molenaar kunnen zijn, die in het blad Roeping over het werk in Asselt publiceerde: Molenaar, Asselt (1923-1924), pp. 6-7. Zie over hem: Ronald Peeters, Ed Schilder en stichting Cultureel Brabant, ‘De paap van gramschap’, op: cubra.nl (1992-2015).

[7]    Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering. Vergelijk de items van Nicolas in de bibliografie. Over de vriendschap met Klinkenberg zie Claire Nicolas White, Joep Nicolas, pp. 19, 27, 30.

[8]    GAR archief 4118, Parochie van de H. Dionysius te Asselt, inv.nr. 69. Dit schilderij beindt zich momenteel in de collectie van museum Cuypershuis te Roermond.

[9]    KB krantenbank, zoektermen: Nicolas, prijs (Het Vaderland 06-12-1923); ibidem, zoektermen; Nicolas, Asselt (Limburger Koerier 05-04-1923). Molenaar, Asselt (1923-1924), p. 7.

[10]   KB krantenbank, zoektermen: Nicolas, prijs (Nieuwe Rotterdamsche Courant 12-12-1923).

[11]   Van der Meer, Nicolas (1925), p. 171. Hana, Nicolas (1925), afb. LXVII (foto: Matthieu Koch, Roermond). Morte fortior bevindt zich in het depot van museum Cuypershuis te Roermond.

Nota bene — Morte fortior is tijdelijk tentoongesteld in het kader van de tentoonstelling over Joep Nicolas in het Cuypershuis die tot begin januari 2015 loopt.

[12]   Molenaar, Asselt (1923-1924), z.p. (volgen na p. 7).

[13]   Geciteerd naar www.willibrordbijbel.nl, zoektermen: weg, waarheid, leven (Johannes 14: 6).

[14]   Geciteerd naar www.willibrordbijbel.nl, zoektermen: weg, smal (Mattheus 7: 13-14).

[15]   verwijzingen (omissie in De genade van de steiger. Bedoeld is een verwijzing naar de volgende noot).

[16]   Zie het slot van paragraaf 6.2.6 De pelgrim voorbij: Willem van Konijnenburg en Joan Collette, en 6.4 Anton Molkenboer. Algemeen: Timmers, Symboliek en iconographie, pp. 694-697.

[17]   Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, p. 1.

[18]   Voor Hugo zie http://fr.wikisource.org/wiki/Les_Contemplations: ‘Demain, dès l’aube, à l’heure où blanchit la campagne’. Voor de tuinman en de dood zie het betreffende lemma op Wikipedia.

[19]   Molenaar, Asselt (1923-1924), p. 6. Plasschaert, Muurschilderingen, p. 46.

[20]   Het hier vermelde citaat is afkomstig uit de eerste druk uit 1919, integraal opgenomen op http://nl.wikisource.org/wiki/Herfsttij_der_Middeleeuwen, hoofdstuk V, Het beeld van den dood, zoekterm: macabre.

[21]   KB krantenbank, zoektermen: Melencolia (Nieuwe Rotterdamsche Courant 21-10-1923).

[22]   DBNL, zoekterm Melencolia, zoekgebied 1900-1940.

[23]   Derkinderen, Kunst- en ambachtsonderwijs (1902), p. 392. Tibbe, Roland Holst, pp. 30-31: van de betreffende publicatie zag Derkinderen uiteindelijk af. Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 229-234; 245-246.

[24]  Vertaling door Rita Duponcheel:

Jij, de elleboog op de knie, de kin in de hand,
Droom je treurig over het droeve lot van de mens:
Dat het leven wel bitter is zo kort als het duurt,
Dat de wetenschap ijdel is en de kunst een hersenschim,
Dat Christus aan de spons heel wat gal heeft laten zitten,
En dat het niet allemaal bloemen zijn langs de weg naar de hemel
[…]
Meubilair als van Faust, vol dingen zonder naam;
Toch gaat het om een engel, en niet om een demon.
De grote bos met sleutels die hangt aan zijn ceintuur,
Dient hem bij het doorgronden van de geheimen der natuur.
Hij raakte aan de grens van alle menselijke kennis;
Maar omdat hij telkens weer, aan het einde van iedere weg,
Dezelfde ogen ontmoette die schitterden in het duister,
Daar hij de ladder beklom met treden zonder tal
is hij triest; […]

Voor de volledige tekst zie: http://fr.wikisource.org/wiki/Melancholia_%28Gautier%29. Zie voorts Hubar, Arbeid en Bezieling, p. 246: ook het beeld Bezieling in de topgevel van het Rijksmuseum is op dit prototype gebaseerd, zij het positief omgemunt.

[25]   Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, p. 3.

[26]   DBNL, zoektermen: Boutens, Goede dood: het gedicht verscheen in de bundel Stemmen uit 1907.

[27]   Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, p. 3. Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 19, citeert een ongedateerde en onverzonden brief aan Godfried Bomans, die Nicolas in 1956 voor de Volkskrant interviewde.

[28]   Zie het veertiende lied van de Carmina Burana onder deze link op Evernote: ‘we maken ons geen zorgen dat we stof zijn’; ‘hier vreest niemand de dood’. | Opnemen bij de errata!

[29]   Zie: http://ingeb.org/Lieder/meumestp.html. Uit het materiaal op de site van de DBNL blijkt dat vanaf 1920 wetenschappelijke artikelen verschenen over de ‘Goliardi’ en ‘clerici vagantes’ (op te sporen via de zoekmachine van site).

[30]   Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, p. 3.

[31]   Nicolas, Religieuse kunst van dezen tijd (1932), p. 94.

[32]   Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, p. 4.

[33]   Zie de analyse in paragraaf 6.2.5 De pelgrim (1921), van Toorop. Voor Damen zie paragraaf 5.7.2 De Beuroner stijlindicator, en voor Eyck 5.9 Op Beuroner wieken: Charles Eyck. Behalve Christoffel tegen de onvoorziene dood, zijn er naast Jozef ook nog Vincentius en Barbara, terwijl ook Maria ‘in het uur van de dood’ om bijstand wordt gesmeekt in het Wees gegroet, dat dagelijks gebeden werd.

[34]   Plasschaert, Muurschilderingen, p. 46.

[35]   Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, p. 4.

[36]   Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 28.

[37]   Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, p. 6.

[38]   Nieuwbarn, Kerkgebouw, p. 92. Timmers, Symboliek en iconographie, pp. 718-719 (orante).

[39]   Nieuwbarn, Kerkgebouw, p. 83. Zie paragraaf 6.4.2 De Antonius Abtkerk in Scheveningen (1925-1928).

[40]   NHA, Archief Rijksacademie, inventarisnummer 269: ongedateerd typoscript van een artikel over de eerste voorbeelden van de moderne mozaïekkunst in Nederland.

[41]   Van der Meer, Nicolas (1925), pp. 172-173; p. 175.

[42]   Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 29.

[43]   Engelman, Schilderkunst I (1925), p. 264, noot 1: ‘Behalve Van Wijngaerdt o.a. te noemen Sluyters, Colnot, Gestel, Schelfhout, Schuhmacher, Matthieu Wiegman, Piet Wiegman, Van Rees, Nicolas, Leyden, Charley Toorop’. Zie voorts voor Engelman paragraaf 4.5.2 Een ‘plastisch en poëtisch esperanto’.

[44]   Zie paragraaf 4.4.3 Het kritisch idioom van Van der Meer. Voorts KB krantenbank, zoektermen: Matthieu Wiegman expressionisme (Algemeen Handelsblad, 1926). Over kleurtranspositie vergelijk onder meer http://www.openbaarkunstbezit.be/OKV-artikel/albert-saverijs-winter-vlaanderen?page=show, met betrekking tot het Vlaams expressionisme.

[45]   Plasschaert, Muurschilderingen, pp. 45-46.

[46]   Max Dvořák, ‘Pieter Bruegel der Ältere’, in: idem, Kunstgeschichte als Geistesgeschichte, München Piper, 1928. (1e editie 1924), pp. 219-257. Met dank aan Paul van den Akker die me op de rol van Dvořák wees naar aanleiding naar zijn onderzoek over het maniërisme: Van den Akker, Looking for Lines, pp. 98-100; 386.

[47]   Plasschaert, Muurschilderingen, p. 45.

[48]   Zie paragraaf 2.3.5. Roland Holst aan het roer. Voorts Roland Holst NRC 1926 (21 oktober) in NHA, archief Rijksacademie, inv.nr. 463 Krantenknipsels.

[49]   Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 29. Eliëns, ‘Limburgse glasschilderkunst’, pp. 146-147, afb. 183A-D.

[50]   Vergelijk Bisanz-Prakken, Toorop / Klimt, pp. 191, 219. Nicolas, Kroniek (1939), p. 218. voor de invloed van Klimt zie hierna ook paragraaf 7.11.3 Jaap Mes (1892-1983).

[51]   Nicolas, Wij Glazeniers, pp. 90-91. Miek Janssen, Toorop deel XII (1932), p. 397.

[52]   Zie http://ocmw.antwerpen.be, zoekterm Jacob Jordaens.

[53]   Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 34. De datering 1926 danken we aan KB krantenbank, zoektermen: Nicolas, Derkinderen, Bazel (Algemeen Handelsblad 27-05-1926).

[54]   Nicolas, Wij glazeniers, pp. 68-69 (Nicolas noemt alleen de zestiende-eeuwse glazen, hoewel er ook uit de zeventiende eeuw dateren). Zie voorts paragraaf 2.3.3 De collegestof van Derkinderen en 4.5.4 Tussen joie de vivre en devotie (Van Gelder).

[55]   Vergelijk ‘Sapientia en Stultitia’ in de serie Deugden en ondeugden van ontwerper Willem van Haecht en graficus Hieronimus Wierix uit 1579 (Museum Boijmans Van Beuningen), te vinden op de site van het Geheugen van Nederland. Algemeen, zie Levi e.a., Tot lering en vermaak, passim.

[56]   Claire Nicolas White, Joep Nicolas, pp. 64-65.

[57]   Hubar, Arbeid en Bezieling, passim.

[58]   Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 39.

[59]   Zie de site van het RKD, zoekterm: Nicolas, Joep: afbeeldingnummer 000092493: kunstwerknummer 61882.

[60]   Voor het Maartensraam, waarmee Nicolas 1925 op de Exposition lntemationale des Arts Decoratifs et Industriels Modernes in Parijs zowel een gouden medaille won als de Grand Prix des Maitres Verriers de France, zie paragraaf 4.2 Albert Plasschaert.

[61]   Nicolas, Religieuse kunst van dezen tijd (1932), pp. 91-94, 105-108. Een steekproef aan de hand van het oeuvre in Limburg bevestigt dit beeld. Vergelijk: www.Kerkgebouwen-in-limburg.nl.

[62]   Van der Meer, Joep Nicolas (1929), p. 198.

[63]   Voor de datering zie Ars scara, p. 91, afb. 162, Nicolas, Religieuse kunst van dezen tijd (1932), pp. 105-108, en het monumentenregister. Voorts Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 53.

Beeldmateriaal

* Wat betreft het beeldmateriaal en andere verwijzingen via de asterisk * in dit item, het volgende:

  • Voor meer informatie over de Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL) zie deze link.
  • De foto’s zonder nummering komen in het boek níet voor.
  • Alle foto’s van de crypte van de Dionysiuskerk te Asselt zijn afkomstig van de beeldbank van de RCE en van de hand van Sjaan van der Jagt van Pixelpolder (2012-2013).
  • Ook de verkorte titels hieronder verwijzen naar de bibliografie van het boek dat rechtstreeks besteld kan worden bij de Walburg Pers.
  • Het vignet met het zelfportret van Joep Nicolas is afkomstig uit De Gemeenschap, jaargang 30.
  • De foto van Morte fortior is afkomstig uit Elsevier’s geïllustreerd maandschrift, 1925
  • De dodendans van Guyot Marchant is ontleend aan de editie van Huizinga’s Herfsttij der middeleeuwen op dbnl.org.
  • Melencolia I komt van Wikimedia Commons.
  • Voor de herkomst van de citaten in de bijschriften van afb. 322, 327, 328 en 330 zie Nicolas, Ontwerp van de cryptebeschildering, pp. 2, 4, 5.
  • Voor de herkomst van het citaat in het bijschrift van afb. 329 zie Plasschaert, Muurschildering, p. 46.
  • De omslag van het boek van Joep Nicolas, Wij glazeniers, komt uit de eigen collectie van de auteur. Het citaat is te vinden op p. 12.

← Terug naar De genade van de steiger! | Verder naar Joep Nicolas tussen de glazen

BewarenBewaren

De voetsporen van Joep Nicolas | Glasbiënnale Roermond

Ook zo genoten van de tentoonstelling over Joep Nicolas in Cuypershuis te Roermond afgelopen jaar? Maak dan een afspraak bij Galerie Mariska Dirkx (www.galeriemariskadirkx.nl) in het voormalige atelier van Joep Nicolas.

Joep Nicolas, Portret van de vrouw van Max Weiss.

Joep Nicolas, Portret van de vrouw van zijn chef de atelier, Max Weiss, circa 1930 (detail) met in de spiegeling de ruimte van zijn vroegere atelier. Te zien op de tentoonstelling ‘De voetsporen van Joep Nicolas’, Galerie Mariska Dirkx te Roermond. Foto, Marij Coenen 2014. ((Voor meer informatie zie www.galeriemariskadirkx.nl.))

Als je een boek schrijft over kunstenaars – want dat is De genade van de steiger natuurlijk – ga je met elk van hen een relatie aan. Met ieder van hen is het dansen op het scherp van de snede tussen wetenschappelijke afstandelijkheid en empathie. Dat dat laatste zeker zo belangrijk is als de objectiverende logica, is er bij mij wel ingeprent. Ik hoor nog mijn promotor Paulus citeren door ons voor te houden: als je de liefde niet hebt …

Daar had hij zonder meer gelijk in en het aparte is, dat de beroemde kunstenaar en -theoreticus Albrecht Dürer dat ook al stelde. Met zijn visie eindig ik de inleiding van De genade van de steiger: je hoeft een geslaagd werk niet lang te bekijken, want zoiets trekt de mensen onmiddellijk naar zich toe door een ongelooflijke liefde. ((Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 232; 254; parafrase van de Oudhollandse vertaling Van de Menschelijcke Proportien (1622) die zich in de bibliotheek van de Rijksacademie bevond: men hoeft ‘een loflick werck niet langh aen te zien/ maer dat selve treckt terstont alle verstandighe tot onghelooflicke liefde van sich selve.’))

Het zou eigenlijk geen betoog behoeven dat dit nu precies is wat het werk van Joep Nicolas doet. Maar zo’n betoog is wel degelijk nodig, want hij is in geen enkele vaste collectie van enig Nederlands museum nog te zien. Misschien gaat dat veranderen na de twee tentoonstellingen in Roermond, de een in het Cuypershuis (tot 22 februari 2015) en de andere in zijn vroegere atelier, waar nu de Galerie van Mariska Dirkx gevestigd is en beeldhouwer Dick van Wijk zijn werkplaats heeft. Deze laatste expositie, De voetsporen van Joep Nicolas, wordt gecombineerd met de tiende glasbiënnale van Mariska Dirkx in de kruisgang van het kartuizer klooster (beide eindigden 22 oktober 2014, maar een aantal werken blijft tentoongesteld in de galerie van Mariska Dirkx die op afspraak te bezoeken is). ((Voor meer informatie zie www.galeriemariskadirkx.nl.))

De tentoonstellingen vormden een mooie aanleiding om het stuk over de glazen van Joep Nicolas uit De genade van de steiger on line te zetten. Omdat het boek over monumentale schilderkunst gaat, verwachten de meeste mensen niet direct informatie over het medium glas-in-lood. Waarom dat toch het geval is, leg ik uit bij het item zelf. ((Surf daarvoor naar http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen.)) Hier wil ik nog even terugkomen op de reactie van Mariska Dirkx op dit fragment uit De genade van de steiger:

Bernadette, wat heb je een prachtige uiteenzetting geschreven over het werk van Joep Nicolas! Zo uitgebreid heb ik het nog nergens gelezen. Het is een plezier om zo samen naar het werk te kijken.

Dat is toch wel heel prettig om te horen van iemand die al vanaf 1986 met het werk van Nicolas bezig is. ((Mariska Dirkx staat aan de basis van de herwaardering van het gehele werk van de familie Nicolas: http://www.galeriemariskadirkx.nl/nicolas.html.)) Na zo’n opmaat ben je meer dan welkom om zelf een kijkje te nemen bij http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen.

Ondertussen hoop ik je ook te verleiden om Roermond te bezoeken. Want niet alleen de Nicolastentoonstellingen, maar ook de glasbiënnale is een feest. Een mooiere ambiance voor dit medium dan het oude kartuizer klooster is nauwelijks te vinden. ((Adressen: Wilhelminasingel 67 – Roermond: het voormalige atelier Joep Nicolas. Swalmerstraat 100 – Roermond: Eigentijdse glaskunst van moderne glaskunstenaars, fragmenten van de grootste glasvondst in N.W. Europa in de kruisgangen van het voormalig kartuizerklooster. Openingstijden op beide locaties: zaterdag en zondag van 13 – 17 uur. Toegang gratis. ))

Ga kijken in Roermond!

B. ((Verkorte link van dit item: http://wp.me/p4eh3s-10n.

< Surf verder naar http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen!))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

 

Fragmenten uit het boek

De kruisweg van Jan Toorop

 

Joep Nicolas tussen de glazen

Inleiding en aanleiding: Nicolas op expositie

2014 is voor liefhebbers van Joep Nicolas een bijzonder jaar. Een van de belangrijkste kunstenaars van het interbellum die in geen enkele vaste opstelling voorkomt van enig museum in Nederland, vormt zomaar het middelpunt van twee exposities: in het Cuypershuis te Roermond en bij Galerie Mariska Dirkx in dezelfde stad. Terwijl de ene tentoonstelling een mooi beeld geeft van enkele plaatselijke collecties, dwingt de andere respect af door de combinatie van Joep, Silvia en Diego Semprun Nicolas – om Max Weiss en Gisèle van Waterschoot van der Gracht niet te vergeten – en de tiende glasbiënnale in Roermond. De tentoonstelling in het Cuypershuis is verlengd tot 22 februari 2015, die van Mariska Dirkx in de kruisgang van het Kartuizer klooster en bij haar in het vroegere atelier van Nicolas eindigde 12 oktober 2014 (http://bit.ly/BiennaleX).

Hoewel De genade van de steiger gaat over de monumentale kerkelijke schilderkunst uit het interbellum, bleek het onmogelijk om het glas-in-lood buiten beschouwing te laten. De meeste kunstenaars hebben zich namelijk veel meer met dat medium bezig gehouden dan met de muurschilderkunst. Dat is ook het geval bij Joep Nicolas wiens schilderingen niet gepositioneerd kunnen worden zonder zijn glazen daarbij te betrekken. Daarover lees je meer in het onderstaande fragment.

Joep Nicolas, Johannes, Lambertuskerk Maastricht. Joep Nicolas, Johannes, crypte Dionysiuskerk Asselt

Joep Nicolas, Links: Johannes als onderdeel van de vier evangelistenramen in de Lambertuskerk te Maastricht (1923). Rechts: Johannes op Patmos in het zuiderportaal van de crypte te Asselt (1923-1924). ((Afbeelding links ontleend aan: Eliëns, Limburgse glasschilderkunst, in Hoogveld, Glas-in-lood, pp. 146-147, afb. 183A-D. Rechts: RCE-Pixelpolder.))

Uit paragraaf 7.3 | Joep Nicolas

Ontleend aan: Bernadette van Hellenberg Hubar, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger (Rijksdienst Cultureel Erfgoed | Walburg Pers 2013), pp. 402-407.

De positie van de Aflegging van Christus

Net als de schilderingen illustreert het raam in de crypte van Asselt hoe complex het is om Nicolas stilistisch te positioneren. Zelf beschrijft hij de stijl van dit werk als ‘atavistisch’ (in de zin van primitief) en ‘romanesk’. Met dat laatste verwees hij waarschijnlijk niet naar de verhalende kant van de cyclus, maar – vergelijkbaar met wat Plasschaert deed – naar de figuratieve stijl uit de romaanse kunst. Deze stijl bood een schat aan equivalenten voor de expressionistische vormentaal. De koppen in het vroege glas-in-lood van Nicolas tonen bijvoorbeeld de amandelvormige hoofden met de dito ogen die onder meer voorkomen in de twaalfde-eeuwse Noodkist van de Servaaskerk te Maastricht. Hoe de kunstenaar het middeleeuwse idioom met de moderne stromingen verenigde wordt onder meer geïllustreerd door de serie evangelisten voor de Lambertuskerk in Maastricht (1923). De koppen van deze heiligen herinneren voor een deel aan middeleeuwse miniaturen, waarvan ook het scheve perspectief in de zetels is overgenomen. Heel opvallend is Johannes die in dezelfde pose is geplaatst als de ziener van Patmos in het zuiderportaal. ((92: Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 29. Eliëns, ‘Limburgse glasschilderkunst’, pp. 146-147, afb. 183A-D.)) Juist vanwege de typologische verwantschap demonstreren deze twee voorbeelden heel helder hoe groot het verschil is tussen de media glas-in-lood en muurschildering: tegenover de grote lijnen en matte kleuren van het laatste medium staat de polychrome schittering en detaillering van het eerste. De manier waarop Nicolas het repetitieve patroon in het gewaad van Johannes heeft verwerkt, reflecteert zijn enthousiasme voor de ‘vroege’ Thorn Prikker, bij wie de figuren eveneens de neiging hebben om op te lossen in de decoratieve abstractie van het platte vlak. In de verte roept dat weer associaties op met de gewaden van de vrouwenfiguren van Klimt van kort na 1900. Toen Nicolas eenmaal naam had gemaakt met de nieuwe barok, zou hij zich, in 1939, uitdrukkelijk van Klimt distantiëren, overigens in één adem met Toorop: beiden hoorden volgens hem tot de schilders die niet in staat waren om vanuit ‘de factuur der figuren […] het vlak tot leven’ te brengen . ((93: Vergelijk Bisanz-Prakken, Toorop / Klimt, pp. 191, 219. Nicolas, Kroniek (1939), p. 218. Voor de invloed van Klimt zie hierna ook paragraaf 7.11.3 Jaap Mes (1892-1983).))

Joep Nicolas, Catharina, Dionysiuskerk Asselt (1923). Joep Nicolas, Antoniusraam, Derkinderen.

Links: afb. 337 Joep Nicolas, Catharina in de Dionysiuskerk te Asselt (1923). ((Afbeelding uit: Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 29.))
Rechts: afb. 341 Joep Nicolas, Antonius van Padua ‘In memoriam Prof. Dr. Anton Derkinderen’. Volgens Ars sacra dateert dit van 1927, volgens een artikel van Nicolas in ‘Opgang’ van 1925, het sterfjaar van Derkinderen. Nicolas zou, zoals in de volgende paragraaf* behandeld wordt, de laatste opdracht van Derkinderen voltooien en mede daardoor een andere kijk krijgen op de inheemse renaissance en barok. Het raam vormt een prachtig voorbeeld van de stapeling van (architectuur)elementen en scènes met wisselende verdwijnpunten. De huidige verblijfplaats is onbekend. Herkomst Ars scara. ((150: Ars sacra, p. 93, afb. 166. Nicolas, Religieuse kunst van dezen tijd, Opgang 1932, p. 93.))

Dat ideaal ‘om het vlak tot leven’ te brengen komt in het jeugdwerk van Nicolas vooral tot uitdrukking in het Catharinaraam (1923) in het kerkje van Asselt (afb. 337). Om dat te bereiken, heeft hij hier nog een ander stijlmiddel toegepast dat vaak in zijn werk terugkeert: de stapeling van losse elementen, later gecombineerd met taferelen. Daarmee wilde hij in dit raam vrijwel zeker ook de sfeer van een middeleeuwse miniatuur oproepen. Essentieel hiervoor was het primitieve perspectief dat zich manifesteert in het klassieke tempeltje met zuilen, de slingerende weg naar het kapelletje rechtsboven en het verkort van het rad, met als een averechts akkoord het tegelvloertje waarop de heilige staat, dat zelfs helemaal zonder dieptewerking is. Kortom een prachtige staaltje ‘nieuwe ruimtelijke logica’ à la Engelman.

Marc Chagall, Moi et le village. Marc Chagall, Fiancees de la Tour Eiffel.

Afb. 338a en b | Links: Marc Chagall, Moi et le village (olieverf op doek, 1911). Rechts: idem, Les Fiancees de la Tour Eiffel (1939). Na zijn terugkeer naar Parijs in 1923 – na het echec van de Russische Revolutie, waarin Chagall aanvankelijk veel vertrouwen had – ontwikkelde hij opnieuw een genre schilderijen met stapeling van beelden en scènes, en variaties in leesrichtingen. Engelman schreef herkende dit toen hij over Chagall schreef: ‘Zijn beste werk van 1926, steeds volkomen plastisch en zonder anecdotische literatuur, heeft dezelfde onbevangenheid en innigheid van het eerste verschijnen en ook daarin bewijst het zijn oorspronkelijke gezondheid’. ((Engelman, Chagall, De Gemeenschap 1926, pp. 310-311. Afbeeldingen uit: tent.cat. Marc Chagall, Luik, 1998, p. 9, nr. 7.))

Hoewel de stijl van Nicolas heel anders is, doet dit raam in zekere zin denken aan het werk van Toorop, over wie Nicolas zich ondanks zijn kritiek ook geestdriftig uit kon laten. In Wij glazeniers roemde hij Toorop als ‘een warmbloedig schrikaanjager met zó groot mogelijke “den Ramen sprengenden” apostelfiguren’, precies zoals zijn Catharina in Asselt. Dit enthousiasme was overigens wederzijds, gezien de waarderende woorden die Toorop in 1925 in zijn dagboek noteerde. Al kon hij op dat moment nog maar op een paar kunstwerken afgaan – Nicolas was immers pas net gestart –, Toorop vond de kerkramen van de jonge glazenier ‘échte mystieke kunst’, welke kwaliteit vooral door de kleur werd bereikt. Wat echter vooropstond was de ‘ontroering’ die Nicolas opriep door zijn techniek. ((94: Nicolas, Wij Glazeniers, pp. 90-91. Miek Janssen, Toorop deel XII (1932), p. 397.)) In de verte klinkt Maritain! Toorop schreef dit een paar jaar na de voltooiing van De pelgrim, waarin een cumulatie plaatsvond van al de kenmerken, die Nicolas in zijn vroege werk als quasi-middeleeuwse elementen presenteerde. Ook bij hem lopen de leesrichtingen van de voorstellingen door elkaar en zijn er wisselende verdwijnpunten. Toorop maakte eveneens graag gebruik van een stapeling van objecten en kleine taferelen. Op internationaal vlak herinnert dit idioom aan dat van Marc Chagall, waarmee deze vanaf 1911 experimenteerde (afb. 338a en b). Of van een feitelijke beïnvloeding sprake is, vraagt om nader onderzoek, maar kan zeker niet uitgesloten worden. Toorop was nog altijd een internationaal gevierd kunstenaar op het moment dat de jonge Rus zich in Parijs en München aandiende (1910- 1914).

Joep Nicolas, Graflegging, crypte Dionysiuskerk Asselt (circa 1931). Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2011.

Afb. 339 Joep Nicolas, De aflegging van Christus in glas-in-lood. Kapel in de crypte te Asselt (z.j). Qua stijl en uitvoering is het werk te vergelijken met de eerste opzet voor de glazen van het stadhuis in Breda, 1927, maar ook met een raam voor zijn broer Edmond in 1930 en de cyclus voor het stadhuis van Dudok in Hilversum, 1931. ((149: Claire Nicolas White, Joep Nicolas, pp. 36, 48, 51.)) (Foto: RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder, 2011).

Van het oorspronkelijke glas in de crypte van Asselt kunnen we ons geen beeld meer vormen, maar het zal qua stijl ongetwijfeld [p. 403] hebben aangesloten bij het Catharinaraam in de kapel erboven en de vier evangelisten in de Lambertuskerk. Maar ook de Aflegging van Christus getuigt van Nicolas’ virtuoze eclecticisme (afb. 339). Wie de kleuren en vormen wegdenkt en zich op de compositie concentreert, ziet de contouren tevoorschijn komen van een Vlaams werk, met name bij de drie vrouwen op de voorgrond met potten en kruiken die ietwat doen denken aan een keukenstuk. Zonder dat er ook maar in de verste verte sprake is van een kopie, treft men iets vergelijkbaars aan in De nood Gods van Jacob Jordaens in het Maagdenhuis te Antwerpen (1620), waar net als in Morte fortior de wassing en reiniging van het lijk centraal staan. ((95: Zie http://ocmw.antwerpen.be, zoekterm Jacob Jordaens.)) Op zich is dit al een zeldzaam thema. Rechts heeft Nicolas de treurende Maria en Johannes neergezet, terwijl – heel ongebruikelijk – de overige omstanders vreemd genoeg herinneren aan de herders wier bezoek het begin van de heilsgeschiedenis markeert. Heel apart is de figuur met een Van Rees-achtige kop, die als een verteller de aandacht van Maria en Johannes verlegt naar de herders. Details als een ruiter te paard (Longinus?), een bomenlaantje, drie kruisen op de achtergrond worden lukraak toegevoegd. Manifest zijn de vertekening en vervorming die Maritain zo belangrijk vond en die algemeen als expressionistisch worden ervaren. Sterker geldt dat nog voor het kleurgebruik, waarin Nicolas iedere conventie lijkt te hebben losgelaten. Hij combineerde dit met een patroon van loodlijnen dat zijn eigen ritme volgt en niet langer ten dienste staat van de figuratie. Feitelijk liggen er dan ook twee voorstellingen als transparanten over elkaar. Het ene moment borduren ze op elkaar voort, waardoor er synergie ontstaat op beeldend en verhalend terrein. Tegelijkertijd leidt de combinatie tot een verwarrende vlakwerking: wat hoort bij wat en welk deel krijgt voorrang van het oog? Een intrigerend kijkspel vol spannende momenten is het resultaat.

De inspiratie van Derkinderen en de Goudse glazen

Nieuwe barok

Zowel uit de recensies van Jan Engelman als uit de apologie van Henri van Rooijen is duidelijk geworden dat Nicolas tot een van de grote exponenten van de nieuwe barok werd gerekend. Deze wending, die uiteraard niet los kan worden gezien van de kunstpolitiek van het Vaticaan en mede gestuurd werd door het concept van de gotisch-barok-expressionistische vormdwang, had ook een sterk persoonlijke component. Volgens dochter Claire was het namelijk haar oom Aldous Huxley, de schrijver van Brave New World (1932), die Nicolas inwijdde in de barok, toen hij in 1924 bij zijn schoonfamilie in Florence logeerde. Dit maakte de tot dusver vooral middeleeuws georiënteerde kunstenaar tijdens het daaropvolgende verblijf in Rome ontvankelijk voor de werken uit deze periode. ((96: Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 34. De datering 1926 danken we aan KB krantenbank, zoektermen: Nicolas, Derkinderen, Bazel (Algemeen Handelsblad 27-05-1926).)) Nu de barok niet langer taboe was, mogen we aannemen dat Nicolas zich navenant openstelde voor de vormentaal van het maniërisme. Toetssteen was de voltooiing [p. 404] een jaar later van de opdracht die Derkinderen niet meer af had kunnen maken voor het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij in Amsterdam (1926).

Derkinderen Nicolas, Daad en Ondaad (1926).

Afb. 340 Anton Derkinderen en Joep Nicolas (voltooiing), Daad en Ondaad (1926) uit de cyclus in de trappenhal van de Algemene Handelsmaatschappij te Amsterdam. Hoewel Derkinderen niet erg enthousiast was over de Goudse Glazen, is het vele wit in deze ramen en het gebruik van kaders en cartouches à la Vredemann de Vries wel daarop geïnspireerd. Na de dood van Derkinderen heeft Joep Nicolas op diens verzoek deze opdracht voltooid. Anders dan algemeen wordt beweerd, zijn deze ramen van groot belang geweest voor zijn verder ontwikkeling als glazenier (Foto: RCE).

Derkinderen

De glazen in dit meesterwerk van K.P.C. de Bazel verdienen zeker nader onderzoek, vooral omdat Claire Nicolas White beweerde dat de typische aanpak van Nicolas hierin ontbreekt, wat niet onlogisch is voor een ontwerp dat Derkinderen al ver af had (afb. 340). Niettemin merkte ze tevens op dat het werk een schoolvoorbeeld is van de beide richtingen die Nicolas later zou inslaan. Hoewel ze dit jammer genoeg niet heeft gespecificeerd, mogen we aannemen dat ze hier in ieder geval de renaissancistische, zo niet maniëristische ornamentiek à la Hans Vredeman de Vries (1527-1609) bedoelde. Niet dat deze letterlijk door Nicolas werd gebruikt, maar Derkinderen had hem wel op een spoor gezet. Derkinderen heeft met dit ontwerp de architectonische kaders en cartouches geactualiseerd, die dankzij de modellenboeken van Vredeman de Vries hun entree maakten in de monumentale kunst van de zestiende eeuw, zoals de Goudse glazen. Dit voorbeeld lag aan de basis van een contemporaine vertaalslag die Nicolas in verschillende ramen en Charles Eyck onder meer bij het Maria- en Jozefaltaar in Rumpen heeft gemaakt. Door dit soort elementen centraal in het vlak te plaatsen, ontstond ruimte voor de ‘witte’ leegte in glasschilderingen. Vooral bij donkere ruimten – zoals de trappenhal in het gebouw van de Nederlandsche Handel- Maatschappij – betekende deze formule een grote verbetering voor de lichttoevoer. Het vele wit in de cyclus te Amsterdam sloeg zo aan, dat het een vast onderdeel werd van het decoratieve repertoire tijdens het interbellum. Opnieuw blijkt dat Derkinderen met zijn kleine oeuvre een onevenredig grote invloed heeft gehad op de monumentale kunst van die tijd (afb. 341). [p. 405]

Voor Nicolas heeft de opdracht van Derkinderen verstrekkende gevolgen gehad, omdat hierin de bron ligt van enkele cruciale innovaties die hij bedacht voor de glazenierskunst. Dit creatieve proces kan bijna op de voet gevolgd worden aan de hand van de serie deugden in het trappenhuis van het stadhuis van Breda (1926-1927), die architect J.W. Hanrath in 1924 als onderdeel van de nieuwe raadzaalvleugel aan het historische complex toevoegde. De inrichting, met onder meer glas-inlood en een schildering van Nicolas, is nog vrijwel geheel authentiek. Nicolas startte met dit werk in het jaar waarin hij de glazen van Derkinderen voltooide. In verband met deze ontwerpopgave vormde alleen al het woord trappenhal met zijn functionele desiderata de verbindende schakel met Derkinderen. Aanvankelijk had Nicolas een raam gemaakt dat meer in de sfeer was van het tweede glas in de crypte van Asselt. De enige reden waarom hij daarvan afstapte, was dat het met zijn verzadigde kleurengamma te weinig lichttoevoer zou bieden aan het trappenhuis. Om dit laatste zo veel mogelijk te voorkomen, heeft hij de personificaties in het nieuwe ontwerp tamelijk ruim in het wit gezet: subtiel voorzien van grisaille, vloeit dit over in de detaillering van het decor op de achtergrond. Claire Nicolas White stelde dat dit het project is waar haar vader het glas voor de eerste keer bevrijdde van ‘het slaafs nalopen van de loodcontouren’ zoals dat in deze branche eeuwenlang gebruikelijk was geweest. Ook al presenteerde ze dit als een artistiek unicum, het heeft er alle schijn van dat we hier bij Nicolas voor de eerste keer de invloed van de Goudse glazen zien, en wel in het bijzonder De aankondiging van de geboorte van Jezus, naar ontwerp van Daniel Tombergen en in 1655 gebrand door Albert Merinck (afb. 342).

Goudse glazen
Een van de Goudse glazen, inspiratiebron Joep Nicolas.

Afb. 342 Een van de Goudse glazen: ‘De aankondiging van de geboorte van Jezus’, naar ontwerp van Daniel Tombergen en gebrand door Albert Merinck (1655). Let op het wit en op de cartouches. Nicolas hield een warm pleidooi voor de herwaardering van deze glazen (Foto: RCE).

Anders dan Derkinderen of J.G. van Gelder had Nicolas grote bewondering voor de Goudse glazen. In zijn boek over de historische ontwikkeling van het metier, Wij glazeniers (1938), stelde hij dat ze ‘verreweg het hoogtepunt vormen van de 16de [sic] eeuwse glazenierskunst in Europa’. Wat hem met name frappeerde was het vele wit in de Hollandse glazen, dat gepaard gaat met een grisaillering die ‘rijker, voller en plastischer’ is dan elders. Wie de betreffende artefacten door zulke ogen bekijkt, kan haast niet anders dan een pleidooi houden voor een herwaardering van de renaissance en de barok. Dat is dan ook wat Nicolas deed, ook omdat hij zijn trots wilde delen op ‘datgene [p. 406] wat ons erfdeel is’. ((97: Nicolas, Wij glazeniers, pp. 68-69 (Nicolas noemt alleen de zestiende-eeuwse glazen, hoewel er ook uit de zeventiende eeuw dateren). Zie voorts paragraaf 2.3.3 De collegestof van Derkinderen en 4.5.4 Tussen joie de vivre en devotie (Van Gelder).)) Zoals de ramen in Breda laten zien, heeft deze waardering voor de inheemse glaskunst al heel vroeg zijn kunstenaarschap beïnvloed. Wat betreft het gebruik van wit zal er sprake zijn geweest van een wisselwerking tussen de betreffende velden in de Goudse glazen en die rondom de cartouches van Derkinderen enerzijds en het oeuvre van Nicolas anderzijds. Na het experiment in Breda kwam dit in 1928 tot volle uitdrukking in de ramen van de trappenhal van Philips, die heel toepasselijk gewijd zijn aan het licht en vol barokke zinspelingen zitten. Uit datzelfde jaar dateert ook het Hubertusraam in de pastorie van de Amsterdamse Obrechtkerk, waarin de groepen en voorwerpen in een wit gegrisailleerde enscenering zijn geplaatst (zie afb. 320). Hierin is weer een heel andere, meer grafische stijl aangehouden dan in de voorbeelden die tot dusver zijn besproken. Ook hierdoor dringen zich associaties op met het blanke vel papier.

Breda

Zover als in Eindhoven en Amsterdam ging Nicolas bij de deugden in Breda nog niet (afb. 343). Dit zestal glazen is qua opzet vooral beïnvloed door de – barokke – series in grafiek van personificaties en allegorieën die in de zestiende en zeventiende eeuw gretig aftrek vonden. ((98: Vergelijk ‘Sapientia en Stultitia’ in de serie Deugden en ondeugden van ontwerper Willem van Haecht en graficus Hieronimus Wierix uit 1579 (Museum Boijmans Van Beuningen), te vinden op de site van het Geheugen van Nederland. Algemeen, zie Levi e.a., Tot lering en vermaak, passim.)) Dat Nicolas daar graag mee mocht spelen zien we later bij de personificaties die hij ontwierp voor de aula van de Rijksuniversiteit in Utrecht (1936). ((99: Claire Nicolas White, Joep Nicolas, pp. 64-65.)) Waarschijnlijk heeft hij in beide gevallen gebruik gemaakt van de Iconologia van de Italiaan Cesare Ripa uit 1593, waarvan al in 1644 een Nederlandse vertaling was verschenen. Dit naslagwerk was eigenlijk nooit uit de gereedschapskist verdwenen, van kunstenaar noch programmeur. Zo speelde Ripa een belangrijke rol bij de decoraties van met name het exterieur van het Rijksmuseum, dat in het interbellum nog een groot deel van zijn zeggingskracht zal hebben behouden. Het hoeft niet te verbazen dat Alberdingk Thijm een exemplaar van deze Oudhollandse editie in zijn bibliotheek had staan. ((100: Hubar, Arbeid en Bezieling, passim.)) Tot dusver is geen specifiek onderzoek verricht naar het gebruik van Ripa door Derkinderen, maar hij moet dit werk haast onvermijdelijk op tafel hebben gehad toen hij de personificaties voor de Beursramen ontwierp. Zijn de figuren daar in rijk geplooide, classicistisch bedoelde kledij uitgedost, ook Nicolas hulde zijn deugden in klassieke gewaden. Deze heeft hij vrijwel tot gedrapeerde doeken gereduceerd, waarbij op een soortgelijke wijze als in Asselt het lichaam onder het weefsel wordt weergegeven. De reminiscenties aan de renaissance en barok worden versterkt door het heraldische monster waarmee de figuur die de Intrepiditas (onverschrokkenheid) voorstelt, in gevecht is. Opvallend is de serpentinelijn van het knikkende hoofd via de gedraaide tors naar de rechtervoet, die zowel een gotisch als barok element vormt en inherent is aan de gotische ‘Formwille’ van Brandt en Worringer. Zoals al eerder is geconstateerd, bespeelde Nicolas op een ongelooflijk knappe manier een breed register aan vormen uit het verleden die hij in een eigentijdse beeldtaal omzette. Dit proces is hij weloverwogen aangegaan, als we zijn dochter Claire Nicolas White mogen geloven. Zij verhaalde dat de trappenhal van Breda ‘de meest bewust moderne glazen’ toont die haar vader ooit gemaakt heeft. ((101: Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 39.))

Pluriforme kunstenaar
Joep Nicolas, Intrepiditas (onverschrokkenheid) uit serie deugden, stadhuis Breda.

Afb. 343 Joep Nicolas, Intrepiditas (onverschrokkenheid) uit de serie deugden (1926-27) in de trappenhal van het stadhuis van Breda. Deze cyclus is in meer opzichten beïnvloed door het werk dat hij had gedaan aan de voltooiing van de glazen van Derkinderen (1925) in de trappenhal van de Algemene Handelsmaatschappij te Amsterdam (zie afb. 340). ((Afbeelding uit: Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 41.))

De opdracht in Breda laat goed zien dat ook Nicolas kan worden toegevoegd aan de lijst van pluriforme kunstenaars. Zo is in het stadhuis naast de glazen een muurschildering in tempera aanwezig, welke techniek al een apart detail vormt. ((102: Zie de site van het RKD, zoekterm: Nicolas, Joep: afbeeldingnummer 000092493: kunstwerknummer 61882.)) Vergeleken met wat er in dezelfde tijd werd geproduceerd, toont de voorstelling opnieuw de kunstenaar die met een even fris als inventief oog verleden en heden bij elkaar heeft gebracht. Niet alleen werkte hij in de raadzaalvleugel in verschillende media en afzonderlijke stijlen, ook ontwierp Nicolas per ruimte een bijbehorend type ramen: in de raadzaal zijn dat historische verhalen in architectonisch omlijste scènes die een echo laten horen van de cartouches van Vredeman de Vries. Omringd door veel gegrisailleerd wit, herinneren zij aan de speelse, verhalende en wat anekdotische opzet van het Maartensraam (1925), ook al volgt de kunstenaar hier een heel ander compositieschema. ((103: Voor het Maartensraam, waarmee Nicolas 1925 op de Exposition lntemationale des Arts Decoratifs et Industriels Modernes in Parijs zowel een gouden medaille won als de Grand Prix des Maitres Verriers de France, zie paragraaf 4.2 Albert Plasschaert.)) Wat Claire Nicolas White terecht heeft betiteld als de ‘scrupuleuze inleving in doel en stijl’ van haar vader, kan dus ook hier kortweg worden samengevat onder de noemer van decorum, zowel in architectonische zin als qua doelgroep. Wat dat betreft, is het wel heel opvallend dat Nicolas – afgaande op Ars sacra (1929), zijn eigen artikelen in Opgang (1932) en de monografie van zijn dochter – het barokke idioom de eerste jaren reserveerde voor de burgerlijke opdrachten. ((104: Nicolas, Religieuse kunst van dezen tijd (1932), pp. 91-94, 105-108. Een steekproef aan de hand van het oeuvre in Limburg bevestigt dit beeld. Vergelijk: www.Kerkgebouwen-inlimburg.nl.)) Onder invloed van de Bredase glazen is er al sprake van een zweem in de ramen van de Jozefkerk te Nijmegen (1926-1928), waar overigens ook schilderingen van Nicolas aanwezig zijn (afb. 344). ((105: Van der Meer, Joep Nicolas (1929), p. 198.)) De nieuwe barok brak echter in zijn kerkelijke oeuvre pas onverbloemd door met het Kruisigingsraam in de Martinuskerk van Oud-Zevenaar, bij welke opdracht Nicolas samenwerkte met de iconograaf en latere hoogleraar (toen nog kapelaan) Frits van [p. 407] der Meer. ((106: Voor de datering zie Ars scara, p. 91, afb. 162, Nicolas, Religieuse kunst van dezen tijd (1932), pp. 105-108, en het monumentenregister. Voorts Claire Nicolas White, Joep Nicolas, p. 53.)) In Oud-Zevenaar schrijven we 1931, het jaar waarin de liturgische stijlstrijd bij de tentoonstelling van Molkenboer een aanloop nam. Dat de kunstenaar met dit werk daar al een antwoord op formuleerde, staat niet vast. Het zou in ieder geval de rol van het decorum bevestigen. Of Nicolas nu episch bezig was of moraliserend, hij richtte zijn kompas naar het decorum in allerlei gradaties: verheven of burlesk, kerkelijk of profaan, voor de brouwer of voor de bisschop, voor het stoomschip of het woonhuis, het maakte allemaal niet uit. Ook de vermurails getuigen daarvan.

Joep Nicolas, ontwerp voor Jozefkerk Nijmegen.

Afb. 344 Joep Nicolas, Ontwerp voor de schildering van een van de vieringmuren in de Jozefkerk te Nijmegen. Nicolas extrapoleert hier de stijl die hij ontwikkelde met de glazen voor de nieuwe raadszaal in Breda, waarin verhalen uit de geschiedenis van de stad in en tussen architectuurfragmenten zijn geplaatst, vergelijkbaar met middeleeuwse miniaturen. Ook de stapeling die in de vroege glazen van Asselt al voorkomt, herinnert daaraan. ((Afbeelding uit: Van der Meer, Joep Nicolas (1929), p.198.))

Tot zover het fragment.

Meer lezen? Bestel het boek dan bij de Walburg Pers!

Naschrift

Toen ik in 2013 startte met het onderzoek naar de nieuwe Bavo te Haarlem van Joseph Cuypers, bleek al snel dat hij vanwege de atmosferische lichtval in de kathedraal een zeer bewuste toepassing nastreefde van veel partijen wit of zachte tinten glas. Je ziet een soort opmaat in de voorhal van het Rijksmuseum (1885), maar als bewuste kunstgreep komt hij ermee in 1898 met de engelenramen in de koortravee van de Haarlemse kathedraal. Hiermee brak hij met de traditie van de kleurrijke Chartresachtige glazen. Voor zover mij bekend, wordt nergens als bijzonderheid vermeld dat Joseph Cuypers hier mee bezig was, ook al stipuleerde hij zelf het belang van de lichtinval wel in verschillende artikelen voor de toenmalige vakbladen. In De genade van de steiger heb ik deze vernieuwing – gekoppeld aan de herwaardering van de Goudse glazen – toegeschreven aan Derkinderen en Nicolas in 1925. Curieus genoeg was de laatste goed bevriend met Pierre Cuypers junior, wiens vader, Joseph Cuypers weer goed bevriend was met Antoon Derkinderen. Dat maakt het al helemaal vreemd dat de vernieuwing van glas-in-lood in het kader van de atmosferische lichtval van Joseph Cuypers in vergetelheid is geraakt.

Meer hierover kun je lezen in het item over Licht en atmosfeer in de nieuwe Bavo.

B. ((Het bovenstaande item heeft als verkorte link http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen.

< Terug naar De genade van de steiger!))

Bronnen

Nota bene — In de voetnoten staan verkorte titels die volledig zijn aangehaald in de bibliografie van het boek dat rechtstreeks besteld kan worden bij de Walburg Pers.

Register op topografica

‘De genade van de steiger’ kan rechtstreeks besteld worden bij de Walburg Pers. ((De foto’s betreffen van links naar rechts: Anton Molkenboer in de Antonius Abtkerk te Scheveningen, Eugène Laudy in de Jozefkerk van Broekhem en Perey in de Lambertuskerk te Helmond. Ze kunnen gedownload worden via de beeldbank van de RCE en zijn gemaakt door Pixelpolder.

< Terug naar De genade van de steiger!))

A

  • Alkmaar, Stedelijk Museum Alkmaar, 138-140, 147-148, 512
  • Amerika, Amerikaan, 15, 62, 99, 254, 339, 364, 386, 468
  • Amersfoort, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed [RCE], 16, 19, 22-23, 87, 97, 118, 306, 512
  • Ammerzoden, 29
  • Amsterdam, Agneskerk, 244, 386, 407, 458-459; Algemene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond, 48, 51, 98, 122, 217, 271-272, 372; Amstelstation, 62; Augustinuskerk [gesloopt], 385; Begijnhofkerk, 34, 36, 47, 105; Bernulphushuis, 385; Beurs van Berlage, 35-37, 49, 55-58, 70, 112, 278-279, 281, 284-287, 298, 300, 302, 363, 372, 411, 420, 467, 470, 476; Chemisch Laboratorium, 58-59; De Roos, 61; Dominicuskerk, 227-228-231, 263, 328; First Church of Christ Scientist, 61; Franciscushuis, 291-292; Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst, 172; Geologisch Instituut, 58-59; Kamer van Koophandel, 35, 37, 42, 49; Instituut voor Kerkelijke Kunst Bonifacius, 385; Levensverzekeringsmaatschappij ‘De Algemeene’, 48; Mozes en Aaronkerk [verwoest bombardement], 30; Nederlandsche Handel-Maatschappij, 35, 404, 406; Nicolaaskerk, 9, 30, 179, 183-192, 198, 202-203, 206-208, 263; Obrechtkerk (Roze(n)kranskerk, 9, 12, 30, 114, 135, 139, 143, 166, 175-185, 191, 193-208, 220, 235, 237, 244, 258-261, 267, 278, 328, 356, 382, 386, 389, 406, 415-416-431, 434, 437, 440, 447, 464, 466, 475, 512; Openluchtschool Oosterpark, 89; Paleis op de Dam, 46, 89; Papegaai (zie Petrus en Pauluskerk), 89, 167, 357, 372; Petrus en Pauluskerk (zie Papegaai), 89, 375; Posthoornkerk, 100; Quellinusschool, 73, 360, 372; Rijksmuseum, 23, 35-36, 41, 45, 48, 59, 62, 73, 100, 102, 166, 179, 241, 279, 341, 360, 406, 466, 470; Rijksschool voor Kunstnijverheid, 73, 80, 372, 431; Scheepvaarthuis, 45-46; Stadhuis, Trouwkamer der Eerste Klasse, 63, 359, 370; Stedelijk Museum, 62-63, 113-114, 142-143, 150, 274, 291, 306; Teekenschool voor Kunstambachten, 73; Van Goghmuseum, 151; Vredeskerk, 374; Willibrorduspatronaat, 88
  • Annecy, Frankrijk, Basiliek, 357
  • Antiochië, 10, 210-211, 249
  • Antwerpen, 133, 179, 262; Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, 179 239, 470; Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 179; Maagdenhuis, 403
  • Arnhem, Nederlandsche Heidemaatschappij, 51; Walburgiskerk, 162
  • Ascona, Italië, 389, 401
  • Assen, Drents Museum, 72
  • Assisi, Italië, 10, 90, 98, 199, 332, 396
  • Assyrië, 291
  • Athene, 284; Akropolis, 284; Parthenon, 45-46, 284

B

  • Bakhuizen, Odulphuskerk, 17, 458
  • Balk, Ludgeruskerk, 458-460
  • Beegden, Martinuskerk, 72, 437
  • Beek-Genhout, Hubertuskerk, 159, 450-451
  • Beltrum, O.L. Vrouwe ten Hemelopnemingkerk, 198, 223-224, 268
  • Bergen aan Zee, Petrus en Pauluskerk, 58, 61, 65, 315-317
  • Berkel-Enschot, Ceciliakerk, 69, 71, 158, 226
  • Beuron, Genadekapel, 118, 228, 245, 254-255; Mauruskapel, 181
  • Bilthoven, O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand, 164, 457, 461, 464; Sanatorium, 328
  • Bir es-Zet, Transjordanië [?], 240
  • Bleyerheide, Antoniuskerk, 385
  • Bloemendaal, kapel, 358
  • Breda, 12, 406-407; Annakerk, 207; Stadhuis, 403, 405-406, 413
  • Broekhem-Valkenburg, Jozefkerk, 164, 174, 198, 382, 451, 455; kinderkapel, 382
  • Brugge, Stadhuis, 239; Stedelijk Museum, 293
  • Brunssum, Vincentius a Paolokerk (zie onder Rumpen), 155, 156, 254-260, 512
  • Brussel, 36, 87, 130, 262
  • Buffalo [New York], Albright–Knox Art Gallery, 128
  • Bunde, 19, 437
  • Bussum, Heilig Hartkerk, 385

C

  • Canada, 427
  • Chartres, Frankrijk, Kathedraal, 222
  • Compostella, 273, 278
  • Constantinopel, 208
  • Damascus, 240, 248, 250

D

  • Delft, Hippolytuskerk [gesloopt], 325, 459; Maria-van-Jessekerk, 196
  • Den Bosch, Catharinakerk, 10, 208-212; Jacobskerk,76, 90, 206, 211, 328, 467; Koninklijke School voor Beeldende Kunsten, 67; Sint Jan, 399; Stadhuis, 40, 50, 105, 179, 261-262
  • Den Haag, Academie van Beeldende Kunsten, 67, 312; Agneskerk, 317; Antonius en Lodewijkkerk, 30, 456; Dalton College, 357; Duinoordkerk [gesloopt],315-317; Emmaüskerk, 456; Firma Botermans & Co, 339; Gemeentemuseum, 142, 158, 307, 313, 465; Gerardus Majellakerk, 243; Hoge Raad, 100, 246; Joannes de Deokapel Westeinde Ziekenhuis, 11, 76-77, 329, 338, 367, 399; Koninklijke Schouwburg, 109, 111; Kunstzaal Kleykamp, 142, 287, 401; Lourdesgrotkapel O.L. Vrouwe van Lourdeskerk, 93, 319-322, 331; Marthakerk, 30-31, 312-314, 324, 326-328, 426; O.L. Vrouwe van Goede Raadkerk, 11, 118, 339-341, 345, 359-360, 384, 413, 475; Paschalis van Baylonkerk, 315-316; Sacramentskerk, 319; Vincentiuskapel, 317
  • Deurne, 130, 139, 145, 153, 424; Klein Kasteel, 130; Museum De Wieger, 144, 153, 162, 384, 512
  • Deventer, Stadhuis, 59, 358
  • Domburg, 288, 297, 304, 384, 424; Noordzeehuis, 284
  • Dongen, 93, 102, 238, 256, 267, 329, 331, 355, 456; Laurentiuskerk, 10, 22, 25-26, 127, 220, 226-227, 230-231, 234-237, 322-323, 330; Huize Overdonk, 68
  • Duitsland, 17, 60, 63, 93, 101, 117, 190, 357, 468, 476; Duits, 47, 49, 51, 53, 61, 64-65, 88, 90, 91-92, 115-116, 150, 163, 179-180, 191, 222, 257, 266, 317, 324, 369, 373, 379, 386, 413, 418, 458, 464, 471, 473
  • Düsseldorf, 325; Düsseldorfer Malerschule, 182; Staatliche Kunstakademie, 61

E

  • Edinburgh, Scottish National Gallery, 112
  • Efeze, 303
  • Egmond, Adelbertusabdij, 383
  • Egypte, 219, 237, 264, 285, 291, 304, 360, 425; Egyptisch, 55, 132, 183, 227, 251-252, 285-286, 334, 360, 368, 371, 383, 417, 468, 470
  • Eindhoven, Philips, 406; Van Abbemuseum, 150
  • El-Hosn, Transjordanië [?], 239
  • Engeland, 52, 93, 100, 103, 227; Engels, 103, 477
  • Enschede, Jacobskerk, 385; Jozefkerk, 199, 323; Mariakerk, 268, 459
  • Es-Rumenimes, Es-Salt, Transjordanië [?], 240
  • Essen, Duitsland, 380; Folkwang-Museum, 324, 379, 470; Kunstgewerbeschule, 61
  • Europa, 62, 69, 91, 222, 241, 348, 380 , 405, 425, 447, 463, 468, 474; Europees, 165

F

  • Fleury-en-Bière, Frankrijk, Kasteelkapel, 415-416
  • Florence, Italië, 90, 381, 403
  • Frankrijk, 12, 17, 100, 111, 201, 340, 357, 415-416, 421, 474; Frans, 426-427, 472, 473
  • Fribourg, Zwitserland, 389, 392, 395
  • Friesland, 16-17

G

  • Galaadgebergte [Gilead], Jordanië, 239
  • Galilea, Israël, 139, 251, 421
  • Gerach, 239
  • Goirle, Kerk, 68
  • Groenlo, Calixtuskerk, 203-204, 337, 381, 464
  • Groningen, 34, 59, 213; Groninger, 21, 213, 225; Groningse, 34
  • Groningen, Academie Minerva, 213
  • Grubbenvorst, 437

H

  • Haarlem, 16, 19, 25, 54, 80, 94, 208, 275; Bavo kathedrale basiliek, 10, 119, 206, 262-264, 266; Geneeskundige Dienst, 90; Kunstnijverheidsschool, 80, 94; Postkantoor, 367
  • Heerlen, Franciscus van Assisikerk, 98; Gerardus Majellakerk Heksenberg, 159, 163, 407, 446, 448-449; Pancratiuskerk, 104
  • Heilig Landstichting, 10, 116, 240-241, 243-244, 247-253, 267, 437, 475; Cenakelkerk, 10, 220, 240-254, 258, 303, 321, 437, 467, 474, 474, 475
  • Heiloo, 90; Bedevaartskapel, 110; Kruiswegpark, 190; O.L. Vrouwe ter Nood, 100, 264-265; Willibrordusstichting, 91
  • Helmond, 130, 450; Lambertuskerk, 34, 78
  • Herculaneum, Italië, 103
  • Hertogenbosch (zie Den Bosch)
  • Hilversum, 137, 159, 403, 426, 445; Ludgerus Kweekschool, 373-375, 394
  • Hoogeloon, Pancratiuskerk, 80
  • Houthem Sint-Gerlach, 29, 90, 451

I

  • Israël, 116, 190, 215, 237, 250, 365
  • Italië, 47, 88, 90, 182, 189, 348, 358, 456; Italiaan(s) 50, 88, 90, 264, 348, 364, 406, 461, 477

J

  • Jaffa, Israël, 240
  • Jeruzalem, Israël, 240, 244, 246, 248
  • Josaphat, Israël, 250, 289-290, 334, 365
  • Judea, Israël, Jordanië, 240
  • Jutphaas, 263, 266, 335-336, 427; Nicolaaskerk, 44, 119, 206, 337, 429, 466, 512

K

  • Kevelaar, 185, 198
  • Kleef, 93

L

  • Laren, 42, 331, 423, 443; Janskerk, 90
  • Leiden, 12, 16, 280, 313, 361, 369-372, 376, 391, 397; Franciscaner Kerk, 67; Oudkatholieke kerk, 11, 21, 273, 329, 344-345, 359-365, 367-369, 371, 376, 512; Rijksuniversiteit, 62
  • Limburg, 9, 16, 71, 74, 94, 114, 152, 155, 158-159, 409, 422, 435, 465
  • Lisse, 179, 199, 355, 382, 469; Agathakerk, 117-118, 177, 183-187, 190, 196, 198, 204, 206-208, 212, 219, 267, 327, 467
  • Luik, 87, 389

M

  • Maastricht, Dinghuis, 89; Heilig Hartkerk, 409; Juvenaatskapel, 34, 80, 177, 212-219, 222-223, 225, 228, 262, 330-331, 334, 437, 512; Koepelkerk, 12, 137, 158-159, 259, 320, 389, 409-415, 417-418; Lambertuskerk, 8, 20, 83-89, 92-97, 100-101, 114, 165, 402-403, 455, 460-462, 465, 512; Lidwinakapel, 94; Museum aan het Vrijthof , 19, 512; Servaaskerk, 23, 34, 168, 175, 185, 206, 402; SRAL [stichting Restauratieatelier Limburg], 22, 84, 86-87, 94, 98, 102-105; Stadsteekeninstituut, 87; Theresiakerk, 85, 87, 89
  • Madrid, Prado, 294
  • Manchester, 52
  • Marburg, Duitsland, 381
  • Medemblik, Martinuskerk, 182
  • Meyel, 237
  • Midden-Oosten, 239-240
  • Milaan, 331
  • Monte Cassino, Italië, 203; Benedictijner abdij, 181
  • München, 8, 52, 90-92, 102-103, 236, 402
  • Munstergeleen, 237

N

  • Nederland, 8, 12, 15-16, 19-21, 23, 29, 40-41, 51, 55, 59, 61-67, 74, 87-93, 101-102, 114-115, 130, 133-137, 142, 146, 159, 172, 178, 180-181, 184-185, 190, 208, 210, 238, 240, 254, 267, 275, 312, 314-315, 324, 326, 328-329, 359, 372, 377, 379-380, 383, 386, 400, 409, 415, 424-428, 431, 437, 439, 454, 469, 470, 473, 474
  • Neer, Martinuskerk, 94
  • Neerbeek, Callistuskerk, 437
  • Neuss, 317, 328, 342; Clemens-Sels-Museum, 285; Driekoningenkerk, 317, 409
  • New Mills, 52
  • New York, 357; Academie, 339; Albright–Knox Art Gallery 128
  • Nieuwenhagen-Landgraaf, O.L. Vrouwe Hulp der Christenenkerk, 104, 454
  • Nieuwkoop, Kapel van de Zusters van de Sociëteit van Jezus Maria Jozef, 68-69
  • Nijmegen, 17, 174, 236, 239, 358, 385; Bethlehem, klooster, 129; Jozefkerk, 275, 406-407; Museum Valkhof, 297; O.L. Vrouwekerk, 189
  • Noord-Holland, 16, 143, 152, 213
  • Noordwijkerhout, Jozefkerk, 182, 208
  • Nunhem, 13, 16, 389, 439, , 444, 464-465; Servatiushuis, 435, 437, 440, 445; Servatiuskerk, 435, 438, 441-443

O

  • Oekraïne, Vrije Zone van, 364
  • Otterlo, Kröller-Müller Museum, 286, 298, 302
  • Oud-Zevenaar, Martinuskerk, 406-407

P

  • Palestina, 116, 239-240, 243, 250, 467
  • Paray-le-Monial, 239
  • Parijs, 17, 57, 61, 88, 127, 130, 132, 137, 139, 142-143, 254, 312, 348, 393, 402-403, 424; Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes [1925], 307; Jeu de Paume, dependance Louvre, 348; Kunstzaal Blanche Guillot, 254; Louvre, 348; Mauméjean Frères mozaïekatelier, 348-349; Musée des Monumens Français, 241; Parc Monceau, 241
  • Patmos, Griekenland, 50, 402
  • Pompeï, Italië, 103
  • Pont-Aven, Frankrijk, 127, 421
  • Praag, 228; Emaus abdij, 191-192, 263

R

  • Ravenna, 10, 59, 208, 251, 254-255, 348, 354, 358, 456, 468; Sant Apollinare Nuovo Classe, 244-245
  • Ravenstein, Luciakerk, 434
  • Reijmerstok, 237
  • Rijswijk, Bonifatiuskerk, 339
  • Roermond, 385, 390-391; Museum Cuypershuis, 390; Teeken- en Ambachtsschool, 74-75, 307
  • Roggel, Petruskerk, 44, 463
  • Rome, 29, 69, 115, 133, 141, 144, 179, 189, 198, 203, 215, 220, 268-269, 278, 280, 348-349, 360, 386, 403, 409, 468, 470, 472; Romeins, 50, 103, 188, 191, 246, 290, 302, 373, 447, 472-473; Cornarokapel van Santa Maria della Vittoria, 149; Nederlands Historisch Instituut, 348; Sint Pieter, 175, 198, 203, 258; Sixtijnse Kapel, 46, 100, 189
  • Rotterdam, 16, 59, 75, 108, 150 204, 320; Erasmiaans Gymnasium, 328; kathedraal [Elisabethkerk], 184, 190, 202, 244; Laurentiuskerk, 72; Museum Boijmans van Beuningen, 295; Stadhuis, 59, 306; Willibrorduskerk 441
  • Rüdesheim, Abdijkerk, 202
  • Rumpen, 21, 103, 155, 266-267, 304, 327, 379, 404, 415, 427, 429, 445, 447, 451, 466; Vincentius a Paolokerk Brunssum, 156, 254-260, 512
  • Rusland, 244-245

S

  • Scheveningen, Antonius Abtkerk, 11, 329, 339, 341, 344-345, 348-350, 354, 356-357, 439, 475
  • Schiedam, Lidwinakerk, 121, 187
  • Schijndel, Kapel van de Congregatie van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria, Moeder van Goede Bijstand, 385
  • Schoten, Lidwinakerk, 93
  • Siena, Italië, Dom, 381
  • Sint-Michielsgestel, Toenmalige doveninstituut, 94-95, 103, 165, 460-461, 463
  • Sion [of Zion], berg bij Jeruzalem, Israël, 195
  • Sittard, 409; Jezuitenkerk, 76, 328
  • Spaubeek, 44; Laurentiuskerk, 176, 456
  • Steenwijksmoer, Franciscuskerk, 71
  • Stuttgart, Mariakerk, 190-191, 222, 263, 469
  • Stuttgart: 190-191, 222, 263, 339, 469
  • Suriname, 434
  • Syrië, 240

T

  • Tabor, Israël, 422
  • Tarsus, Turkije, 246
  • Terwinselen, 103, 155, 237, 254, 259, 320
  • Thorn, 400
  • Tiberias, Israël, 203, 246
  • Tiel, [Walburgis?]kerk, 373
  • Tilburg, Antonius van Paduakerk [Korvel], 244; Dionysiuskerk of Goirkesekerk, 431, 434; Gerardus Majellakerk, 10, 241-245, 248, 366, 474, 475; kerk van Broekhoven, 70; Margaretha Maria Alacoquekerk, 245; Rooi Hartenkapel, 10, 34, 228-229, 259; Roomse Academie, 7, 19, 65, 67, 71, 137, 266
  • Transjordanië, 239-240, 248
  • Twente, 366, 431

U

  • Uden, 212, 215, 427; Petrus Stoel van Antiochiëkerk,10, 210-211
  • Utrecht, Academiegebouw, 42, 328, 406; Aloysiuskerk, 373; Catharijneconvent museum, 128, 273, 292, 299; Dom, 55, 160-161, 467; Kathedrale koorschool, kapel, 199; Kerkhof Barbara, kapel, 426, 445; Museum nieuwe religieuze kunst, 357; Nationale Schildersschool, 75-76; Voormalige hoofdpostkantoor op het Neude, 53

V

  • Vaticaan, 133, 358, 380, 403; Palazzo di Cancellaria, 348
  • Vlaanderen, 150, 153, 155; Vlaams, 133, 150, 153, 155, 206, 291, 403
  • Voorburg, Noord Brabant, kapel van de Congregatie van de Broeders van O.L.V. van Lourdes, 385
  • Vranck, Antoniuskerk, 437

W

  • Wahlwiller, Cunibertus en Dionysiuskerk, 337, 470
  • Wenen, Wiener Sezession, 217-218, 469
  • Wittem, Redemptoristenkerk, 450
  • Woudsend, 17 Michaelkerk, 458

Z

  • Zeeland, Zeeuw, Zeeuws 302
  • Zeist, Jozefkerk, 191; Jozefkweekschool, 157-158, 380, 426, 445, 447
  • Zoeterwoude, Kerk van de Kruisverheffing, 385
  • Zuid-Limburg, 16, 213
  • Zwolle, Dominicanerkerk, 309; Jozefkerk, 385

Register op namen

‘De genade van de steiger’ is uitverkocht en kan alleen nog antiquarisch of besteld worden.*

A

  • Abel [Oude Testament], 212, 221-222, 326, 327, 447-449
  • Abraham [Oude Testament], 223, 447-448
  • Academie Minerva, Groningen 213
  • Academiegebouw Utrecht afb. 15, 42, 328, 406
  • Adam [Oude Testament], 10, 118, 138, 212, 218, 221-223, 285, 320, 362, 399, 434, 450, 451, 454, 455, 458, 512
  • Adams, Jean afb. 373, afb. 374, afb. 375, afb. 376, afb. 377, afb. 378, 12, 16, 21, 66, 71-72, 93, 152, 171, 388-389, 409, 413, 422, 430, 435-445, 451, 454-456, 463-466
  • Adelbertusabdij Egmond afb. 315, 383
  • Agatha, heilige, 183, 186, 207
  • Agathakerk Lisse afb. 79, afb. 124, afb. 130, afb. 132, afb. 134, afb. 139b, afb. 146, afb. 147, afb. 155, afb. 157f-g, afb. 158, afb. 159, afb. 163, afb. 397a, 117-118, 177, 183-187, 190, 196, 198, 204, 206-208, 212, 219, 267, 327, 467
  • Agnes van Montepulciano, heilige, 330-331
  • Agnes, heilige, 331, 408, 414, 435, 440-442
  • Agneskerk, Amsterdam afb. 319, afb. 390a, 244, 386, 407, 458-459; Den Haag, 317
  • Ahasverus, 295-296
  • Alberdingk Thijm, Joseph A. afb. 169b-c, 9, 36-37, 40-42, 44, 46-47, 50, 55, 58, 70, 73, 81, 110-111, 119, 121-122, 125, 128, 131, 144, 167, 174-176, 179-180, 182, 187-189, 201, 204, 206-207, 212-216, 221, 238, 255-256, 261, 267, 279, 284-285, 294, 301-304, 331, 372, 376, 384, 406, 436, 439, 444, 454-455, 466-467, 469, 472
  • Alberti, L.B., 50-51, 180, 470, 471
  • Albright–Knox Art Gallery te Buffalo, New York afb. 90, 128
  • Algemeen Handelsblad, 142, 155, 181, 254-255, 258, 260, 290, 294, 374, 401, 429
  • Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging, 324
  • Algemene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond [ANDB] Amsterdam afb. 83, afb. 219, 48, 51, 98, 122, 217, 271-272, 372
  • Allebé, August, 36
  • Alma, Peter, 62, 147
  • Aloysius van Gonzaga, heilige, 204, 275, 355
  • Aloysiuskerk Utrecht afb. 307b, 373
  • Ananias van Damascus [Nieuwe Testament], 246, 249
  • Andreas, apostel, 274, 278; -kruis, 439
  • Andriessen, Mari, 16, 337, 379
  • Antonieten, kloosterorde, 356
  • Antonius Abt, heremiet en heilige, 260, 330, 349-350, 355-356, 395, 398
  • Antonius Abtkerk Scheveningen afb. 280, afb. 281, afb. 282, afb. 283, afb. 284, afb. 285a-b, afb. 286a-b, 11, 329, 339, 341, 344-345, 348-350, 354, 356-357, 439, 475
  • Antonius en Lodewijkkerk Den Haag afb. 7, 30, 456
  • Antonius van Padua, heilige, 194, 204, 207, 236, 260, 310, 330, 404
  • Antoniuskerk van Paduakerk [Korvel] Tilburg afb. 4, afb. 189, afb. 267, afb. 268a-b, 244
  • Apollinaire, Guillaume, 424
  • Apollinare in Classe, Ravenna afb. 192, 244-245
  • Appel, Karel afb. 31b, 63
  • Aquino, Thomas van, 11, 131, 213-214, 307, 309, 332, 412
  • Arianen, 356
  • Ariens, priester Alphons, 302, 366
  • Arondéus, Willem, 35-36, 108
  • Arp, Hans, 424
  • Ars sacra afb. 40, afb. 257a-b, afb. 276a-b, afb. 300, afb. 308a-b, afb. 341, afb. 347b-c, 2, 29, 317-319, 323-324, 339, 366, 373, 377, 404, 406
  • Arti Amsterdam, kunstenaarsvereniging, 287
  • Asperslagh, Alex afb. 85, afb. 251, afb. 253a, afb. 254, 11, 124-125, 137-138, 311-314, 318, 321, 323-324, 327, 475
  • Asperslagh, Lou afb. 255a-d, afb. 263, 11, 19, 21, 124, 137, 273, 276, 311, 314-318, 323-324, 328-329, 338, 355, 409
  • Astarte, Fenicische moedergodin, 356, 395
  • Atlas, 278
  • Audsley, George Ahsdown, 7, 45, 49, 51-52, 54-55
  • Audsley, William, 7, 45, 49, 51-52, 54-55
  • Aurier, Albert, 8-9, 20, 58, 110-114, 117-118, 120-122, 125-127, 129, 135-136, 141, 210, 225, 237-238, 267, 269, 272, 284, 298, 305, 314, 338, 416, 422, 469

B

  • Baams, Anton, 212, 225-226
  • Bach, Franciscus H. afb. 164, afb. 165a-e, afb. 166, afb. 167, afb. 168, afb. 170, afb. 172, afb. 173a-c, afb. 174a-b, afb. 217, 10, 21, 34, 80, 93, 99, 177-178, 212-225, 228, 234-235, 238, 243, 251, 255, 262, 267-269, 273, 294, 326, 329-330, 332, 334, 343, 355, 372, 376, 391, 408, 426, 437, 449, 471
  • Barlach, Ernst, 380
  • Bartels, P.H., 75, 81
  • Bartholomeus, apostel, 278
  • Baudelaire, Charles, 108, 131, 145
  • Baudouin, Paul, 88
  • Bavo kathedrale basiliek Haarlem afb. 81, 10, 119, 206, 262-264, 266
  • Bazel, Karel de, 35, 37, 147, 280, 360, 372, 404, 470
  • Beerends, Jan, 386
  • Begijnhofkerk Amsterdam afb. 10, afb. 11, afb. 18, afb. 70, 34, 36, 47, 105
  • Bègue, Jehan Le, 50
  • Beiaard, De [Tijdschrift], 295
  • Bekkers, Jos., 374
  • Bellefroid, Edmond, 435
  • Bellini, 46
  • Bellot o.s.b., Dom, 358
  • Benedictus van Nursia, heilige, 212-214
  • Benoit Labre, heilige, 260
  • Berchmans, Johannes, 414
  • Bergen, pater, Raymond van, 29, 317-318
  • Berger, Ernst, 45, 49-51, 91-92, 102
  • Berlage, H.P., 36-37, 41, 48-49, 51, 57-58, 70, 72-73, 111, 147, 264, 271, 285, 313, 363
  • Bernadette Soubirous, heilige, 284, 286
  • Bernardus van Clairvaux, heilige, 212-214, 219, 330, 414
  • Bernini, Gian Lorenzo afb. 105, afb. 313c, 124, 149, 197, 381, 473
  • Bernulphusgilde, 29, 67, 115, 118, 121, 168-169, 206, 307
  • Bernulphushuis, Amsterdam, 385
  • Bernulphuskerk Oosterbeek afb. 20, afb.184a, afb. 233a-n, afb. 236a, afb. 238b, 49, 98, 101, 236, 289, 293
  • Bethlehem, klooster Nijmegen afb. 89, 129
  • Beukering, F.C., pastoor, 357
  • Beuroner kunstschool (Kunstschule), 28, 67, 259
  • Beurs van Berlage Amsterdam afb. 23, afb. 24, afb. 226, afb. 228, afb. 232, 35-37, 49, 55-58, 70, 112, 278-279, 281, 284-287, 298, 300, 302, 363, 372, 411, 420, 467, 470, 476
  • Beyart, zie broeders
  • Biënnale Venetië, 16, 63, 140, 436
  • Bijvoet, Han afb. 215, afb. 216a-b, 10, 263-267, 376, 379, 386, 388
  • Bingen, Hildegard van, 311
  • Blaauw, Sible de, 458
  • Blaue Reiter, 61, 113, 150, 401
  • Blavatsky, H.P., 360, 371-372
  • Bleijs, A.C., 30
  • Blom, Th., 68
  • Bloy, Léon, 130
  • Boendermaker, Piet afb. 353, 143, 415-416
  • Boers, Willy, 63
  • Bogtman, Willem [glas-in-lood atelier], 19, 54
  • Boijmans van Beuningen, museum Rotterdam afb. 239, 295
  • Boissevain, Barthold Hubert afb. 288, 358, 388
  • Bond van Nederlandsche Schilderpatroons, 76
  • Bonifatius, heilige Bonifacius, 343
  • Bons, Jan, 62
  • Bonsel, H.C., 67
  • Boom, A. van der, 58
  • Boonekamp, G., 68
  • Boosten, Alphons, 13, 159, 164, 174, 259, 409-411, 413-414, 446-451, 455-456
  • Bosboom, Johannes, 29, 42
  • Bosch, Hiëronymus, 179
  • Bosch, Jac. van den afb. 41, 72-73, 77, 147
  • Bosch, Jeroen, 393
  • Botticelli, Sandro afb. 313b, 381
  • Bourlier, E.G.S., 367
  • Boutens, P.C., 394, 396
  • Bouvy, D.P.R.A., 159, 161-162, 426
  • Brandt, Paul, 162-163, 381-384, 406, 412, 415, 417-418, 425
  • Braque, Georges, 130, 132, 424, 428
  • Breitner, G.H., 43, 46, 151-152, 313
  • Bremer, Rob, 183
  • Bremmer, H.P., 9, 109, 145-146, 148-149
  • Bressers, Leon, 44
  • Bröcker, Hermann, 30-31
  • Broeders, van de Beyart, – van Maastricht, – van de congregatie, 34, 94, 212-218, 221, 225
  • Brom, Gebroeders, edelsmeden, 349, 385, Leo -, 385 Jan Eloy -, Joanna -, 385
  • Brom, Gerard, 36, 167-168, 174-176, 181, 183, 206, 291-292, 385
  • Brueg(h)el, 114, 131, 401
  • Bruno van Keulen, 176
  • Buning, J.W.F. Werumeus, 389
  • Bus, Dirk afb. 248, 307
  • Buurman, R., 359-365, 367-368

C

  • Calixtuskerk Groenlo afb. 154, afb. 275, afb. 312, afb. 396, 203-204, 337, 381, 464
  • Callier, A.J., bisschop, 206-207, 263
  • Campendonk, Heinrich afb. 28, afb. 32, 7, 30, 35, 53, 60-65, 81, 108, 111, 113, 150, 162, 315, 338, 359, 372, 388, 401, 474, 475
  • Campendonkianen, 61-62
  • Canticum canticorum Salomonis (zie Hooglied), 414
  • Cantré, Jozef afb. 108a-b, 64, 137, 150, 152-153, 155, 337, 413
  • Capiau, Paul, 25
  • Caravaggio, M.M. da, 461
  • Carmontelle, Louis de, 241
  • Carolus Borromeus, heilige, 330-331
  • Catharijneconvent museum Utrecht afb. 77, afb. 235, afb. 241, afb. 243, 128, 273, 292, 299
  • Catharina, heilige, – van Alexandrië, 36, 209, 402, 411 – van Siena, 332, 334
  • Catharinakerk Den Bosch afb. 160, 10, 208-212
  • Cecilia, heilige, 285
  • Ceciliakerk Berkel-Enschot afb. 37a-b, 69, 71, 158, 226
  • Cenakelkerk Heilig Landstichting afb. 186, afb. 190, afb. 193, afb. 194, afb. 195, afb.196, afb. 197, afb. 198, afb. 199, afb. 200a-b, afb. 201a-b, afb. 202a-e, afb. 203a-c, afb. 397b, 10, 220, 240-254, 258, 303, 321, 437, 467, 474, 475
  • Cendrars, Blaise, 424
  • Cennini, Cennino, 49-51, 87, 477
  • Cézanne, Paul; Cezannisme afb. 99, 21, 64, 65, 107, 131, 140-141, 149-152, 165, 174, 179, 249, 380-381, 401, 421-422, 436, 461
  • Chabot, Henk, 153
  • Chagall, Marc afb. 338a-b, 389, 402, 403, 424
  • Chamael, engel, 214-215, 219-220, 450
  • Chavannes, Puvis de, 42, 107, 131, 155
  • Christoffel, heilige, 11, 95, 300, 304
  • Christus Koning, 10, 182, 194-199, 207, 220, 261, 264
  • Cillekens-Dreesens, Roermond, 385
  • Citroen, Paul, 63
  • Clara, heilige, 10, 184, 194, 199, 207, 310, 349
  • Cleevers, Pierre, 437
  • Clemens XII, paus, 180, 472
  • Clemens-Sels-Museum Neuss afb. 230, 285
  • Cobra, 62
  • Cocteau, Jean, 130, 132, 137, 140, 383, 392, 424, 426, 473
  • Collette, Joan afb. 5, afb. 148b, afb. 154, afb. 176, afb. 182, afb. 183, afb. 184a-b, afb. 250, afb. 261, afb. 262b, afb. 275, afb. 396a, 2, 10-11, 21-22, 25-26, 28-30, 42, 48, 53, 71, 93, 98-99, 102, 108, 113, 124, 127, 171, 178, 183, 199, 203-204, 226-227, 234-238, 251, 256, 258, 267, 269, 293, 298, 306-307, 310-312, 317-318, 321-324, 327-331, 337-338, 344, 355, 384, 386, 388, 391, 399, 431, 437, 456, 464, 471, 474, 475
  • Colnot, Arnout, 142
  • Concilie van Trente [1545-1563], 220, 331, 447, 472
  • Congregatie van O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen [Fratres immaculatae conceptionis], 214
  • Coppens, Piet, 434
  • Cornarokapel van Santa Maria della Vittoria Rome afb. 105, 149
  • Cornelius, heilige, 236, 246
  • Cramer, Rie, 44
  • Crane, Walter, 44, 263, 367
  • Cremer, Frans Gerhard, 50
  • Crispinus, heilige, 236, 331
  • Crouwel, Joop, 59
  • Cunibertus en Dionysiuskerk Wahlwiller, 337, 470
  • Cuypers & Co Kunstwerkplaatsen afb. 118, afb. 176, afb. 180, afb. 181a-c, afb. 182, afb. 183, afb.185a-b, 10, 22, 25-26, 28, 76, 93, 167, 226-231, 234-235, 237-238, 328, 385, 431
  • Cuypers, Eduard, 244, 329-331
  • Cuypers, Joseph Th.J. afb. 176, afb. 177, afb. 178, afb. 180, 10, 21, 25-26, 28, 30, 35-37, 42, 67, 69, 76-77, 113, 118-119, 127, 167, 178, 180-181, 183, 193, 201, 204, 206, 208, 220-221, 226-231, 234, 236-239, 241-243, 251, 256, 262-263, 267, 285, 310, 328-331, 337, 345, 348-350, 355-356, 381, 385, 416-420, 423, 427, 464, 469, 474, 475
  • Cuypers, Pierre J.H. [senior] afb. 178, 9, 21, 23, 25, 28-30, 34-37, 41-42, 48, 54-55, 57, 64, 69, 73-77, 79, 100, 117, 166-167-169, 175, 178-185, 188, 196, 201, 204, 210-211, 227-231, 236, 239, 241, 251, 269, 307, 325, 328, 331, 338-339, 342, 345, 348-350, 354, 356, 360, 363, 370, 372, 385, 390, 461, 469, 470
  • Cuypers, Pierre J.J.M. [junior], 28

D

  • Dalsum, Albert van, 435
  • Damen, Alphons afb. 179, 34, 166, 228-229, 238, 259, 267, 396
  • David [Oude Testament], 11, 100-101, 193, 212, 214-215, 223, 229, 256, 285, 300-304, 365, 367-368, 409-410, 414-415, 423
  • David, Gerard, 293
  • Dehio, Georg, 47
  • Delftse school, 15
  • Denis, Maurice, 131, 141, 147, 154, 161, 173, 272, 311, 329, 348
  • Derkinderen, Antoon, afb. 10, afb. 11, afb. 12, afb. 13, afb. 14, afb. 15, afb. 16, afb. 17, afb. 18, afb. 19, afb. 21, afb. 69a-b, afb. 70, afb. 111, afb. 212, afb. 213, afb. 340, afb. 367, 2, 7-8, 10, 12, 19-21, 25, 28-29, 31, 34-57, 62, 64, 66-73, 81-83, 87-94, 98-126, 138-139, , 153-157, 167, 173-188, 208, 217, 223, 238, 255-272, 279, 284, 305-307, 335-341, 358, 367, 372-273, 377, 381, 388, 391-393, 399, 403-411, 420, 427-430, 435-437, 443-445, 449, 456-461, 469-476, 512
  • Deumens, Guillaume, 34
  • Dickhaut, Monique, 19
  • Didron, A. N., 50, 83, 201, 377
  • Diederen, Hubert, 254
  • Diepenbrock, Alphons, 11, 36, 40, 130, 305, 328
  • Dietsche Warande, 44, 55
  • Dionysius de Areopagiet, 144, 163, 473
  • Dionysiuskerk Asselt afb. 1, afb. 25, afb. 27, afb. 322, afb. 324, afb. 326a-b, afb. 327, afb. 328, afb. 329, afb. 330, afb. 331, afb. 332, afb. 333, afb. 334, afb. 335, afb. 336, afb. 337, afb. 339, afb. 345, 16, 44, 58-60, 92, 390, 402, 512
  • Dionysiuskerk of Goirkese kerk Tilburg afb. 370, afb. 371, afb. 372, 431, 434
  • Divina Comedia, 260
  • Doerner, Max, -Instituut, 91
  • Doesburg, Theo van, 21, 65, 111, 154, 162, 332, 382, 384, 416, 421-422, 425-426, 430-431, 456, 464, 472-473
  • Dom Utrecht afb. 113a-b, 55, 160-161, 467
  • Dom, Siena afb. 313c, 381
  • Dominicanerkerk Zwolle, 309
  • Dominicuskerk Amsterdam afb. 177, afb. 178, 227-228-231, 263, 328
  • Dongen, Kees van, 424
  • Donner, O., 50
  • Doré, Gustave, 352
  • Douwes, W.F., 271-272
  • Doveninstituut Sint-Michielsgestel [toenmalig] afb. 58, afb. 67, afb. 392, afb. 393a-b, afb. 395, 94-95, 103, 165, 460-461, 463
  • Drents Museum Assen afb. 41, 72
  • Drie-eenheid, 10-11, 191-192, 195-196, 208, 216, 263, 276, 278, 285, 298, 310, 320-321, 329-330, 342-343, 356, 361, 367, 446
  • Driekoningenkerk te Neuss afb. 256, 317, 409
  • Duinkerken, Anton van, 386
  • Duinoordkerk Den Haag afb. 255b-c, 315-317
  • Dunselman, Jan afb. 79, afb. 124, afb. 129, afb. 130, afb. 131, afb. 133, afb. 134, afb. 135, afb. 136, afb. 137, afb. 138, afb. 139b, afb. 140a-b, afb. 141, afb. 146, afb. 147, afb. 152, afb. 155, afb. 158, afb. 159, afb. 397a, 9, 20-21, 29-30, 49, 72, 100, 117-118, 123, 166-169, 177-193, 196, 198, 202, 204, 207-210, 222, 228, 231, 236-239, 244, 259, 263, 266-267, 327, 355, 372, 382, 408, 415, 467, 469, 474, 475
  • Dunselman, Kees afb. 118, afb. 124, afb. 126, afb. 128, afb. 130,afb. 132, afb. 133, afb. 134, afb. 140c, afb. 143, afb. 144, afb. 147, afb. 151, afb. 153, afb. 155, afb. 156a-b, afb. 157a-g, afb. 158, afb. 163, afb. 352, afb. 397a, 9, 20-21, 29-30, 100, 117, 166, 171, 174, 177-187, 191, 193-212, 220, 222, 228, 231, 236, 239, 244, 267, 269, 294, 327, 329, 356, 372, 382, 386, 408, 415-417, 428, 467, 469, 474, 475, 512
  • Dürer, Albrecht afb. 325, 23, 42-43, 46, 179-180, 285, 296, 393-394, 470
  • Dusseldorfer Malerschule, 182
  • Dvořák, Max, 164, 297, 401
  • Dysney, 297

E

  • Eden, 455
  • Eerenbeemt, Herman van den, 131, 133
  • Egbertus, heilige, 212-214
  • Eibner, Alexander, 91
  • Elia [Oude Testament], 422, 461
  • Elias, 223
  • Elisabeth [zuster van Maria], heilige, 46, 138, 278, 442
  • Elisabeth van Hongarije (zie Elisabeth van Thüringen)
  • Elisabeth van Thüringen, heilige, 76-77, 236, 440-441
  • Elout-Drabbe, Mies, 288, 296, 384
  • Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, 51, 58, 88, 108, 162, 362, 391
  • Emaus, abdij Praag afb. 142, 191-192, 263
  • Emmanuel, Emmanuël [Christus], 10, 212, 216-217, 223, 244, 414
  • Engelman, Jan, 9, 11, 14-20, 28, 40, 47, 55, 57, 62-66, 108-116, 122-177, 197, 225, 254, 257-260, 267, 271-272, 280, 292, 295, 312, 314, 320, 324, 326, 328, 338, 352-357, 372, 375-386, 400-403, 408-417, 423-429, 434, 436, 443-444, 456, 461, 463, 465, 466, 468, 469, 471, 473
  • Ensor, James, 295, , 393, 401
  • Erens, Emile, 177
  • Erens, Frans, 10, 293-294
  • Erftemeijer, Anton, 263
  • Eschauzier, F.A., 162
  • Escher, Maurits, 249, 281, 371
  • Esther, koningin [Oude Testament], 301-304, 311
  • Eva [Oude Testament], 10, 118, 138, 207, 212, 218, 221-223, 320, 399, 414, 434, 450, 454-455, 458, 512
  • Evers, Henri, 59
  • Experimentelen, De, 62
  • Eyck, Charles afb. 3b, afb. 63a-b, afb. 68b, afb. 110, afb. 111, afb. 204, afb. 206, afb. 207, afb. 208, afb. 209, afb. 210b, d-e, afb. 311, afb. 379, afb. 380, afb. 381, afb. 382, afb. 383, 9-10, 13, 16-21, 29, 34, 42-44, 63, 65-66, 81, 93, 98, 101-104, 137, 155-164, 171, 173, 177-178, 198, 251, 254-260, 266-267, 273, 296, 304, 320-321, 326-328, 332, 359, 366, 371, 379-380, 388-389, 393, 396, 399, 404, 408, 415, 417-418, 424-430, 435-439, 445-459, 464, 466, 473-474, 512
  • Eyck, P.N. van, dichter, 392
  • Eyckeler, Jean, 250
  • Ezechiël [Oude Testament], 211, 229, 237, 414

F

  • Faassen, Egbert, 19
  • Faassen, Sjoerd, 19
  • Fauconnier, Henri Le, 21, 142, 147, 152, 384, 389, 400, 409
  • Faust, 392, 394
  • Federle, Anton, 93, 266, 369
  • Fernbach, Franz, 91
  • Feuerstein, Martin von, 386
  • Fierens, Paul, 151-152, 382
  • Filarete, 51
  • Filarski, 142
  • Fischer, Hildegard, 385
  • Flaton, Peter, 213, 215-216
  • Fourna, Dionysius van, 50-51
  • Fra Angelico, 131-132, 264, 287, 443
  • Franciscus van Assisi, heilige, 10, 194, 199, 201, 260, 310, 313-314, 317-318, 330, 332, 386, 396-397, 440-441, 443
  • Franciscus van Assisikerk Heerlen afb. 63, 98
  • Franciscus Xavierus, heilige, 212-214
  • Franciscuskerk Steenwijksmoer afb. 39, 71
  • Frederik Barbarossa, keizer, 262
  • Freundlich, Otto, 424
  • Friedhoff, Gijsbert, 59, 358
  • Fuchs, Johann von, 92

G

  • Gabriël, engel, 10, 97, 164, 212, 214-215, 218-220, 223, 256, 320, 414, 512
  • Gamaliël, 246, 250
  • Gambier Parry, Thomas, 7, 48, 51-52, 103
  • Gauguin, Paul afb. 75, afb. 90, 55, 110, 112, 114, 117, 127-128, 140-141, 173, 272, 353, 366, 376, 421, 425, 459, 464, 470-471, 474, 476
  • Gautier, Théophile, 393-394
  • Geelen, Hendrik, 25
  • Geetere, George de, 90, 206
  • Geffen, Gerrit van, 93
  • Geffen, H van, 68
  • Gelder, J.G. van, 47, 163-164, 405
  • Gemeenschap, De, afb. 3a-b, afb. 102a-b, afb. 108a-b, 9, 18, 40, 43-44, 61, 65, 108, 110, 127, 129-133, 136, 144-145, 147, 149, 152-153, 155, 157, 163-165, 168, 171, 256, 259, 291, 310, 319, 321, 325, 337, 353, 355, 371, 373, 376, 382, 386, 389, 409, 424, 436, 440, 451, 456, 458, 463, 468, 470, 471
  • Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst Amsterdam afb. 120, 172
  • Gemeentemuseum Den Haagafb. 248, afb. 253b, 142, 158, 307, 313, 465
  • Genadekapel Beuron afb. 80a-d, afb. 205, 118, 228, 245, 254-255
  • Geraedts, Wijnand afb. 78, 116-117, 123-124, 128, 133, 166, 169, 177, 229, 266, 373, 386, 388
  • Gerardus Majella, heilige, 193, 204
  • Gerardus Majellakerk Den Haag, 243
  • Gerardus Majellakerk Heksenberg Heerlen afb. 115, afb. 380, afb. 381, afb. 382, afb. 383, 159, 163, 407, 446, 448-449
  • Gerardus Majellakerk Tilburg afb. 187a-c, afb. 188, 10, 241-245, 248, 366, 474, 475
  • Gerbrands, Roelf afb. 71, 108
  • Géricault, Théodore, 46
  • Germaan, Germaans, Germaansch, 151, 159
  • Gerrits, Ger, 142
  • Gerrits, Piet afb. 186, afb. 187a-c, afb. 188, afb. 190, afb. 193, afb. 195, afb. 196, afb.197, afb. 199, afb. 200a-b, afb. 201a-b, afb 202a-e, afb. 203a-c, afb. 397b, 10, 21, 93, 116, 178, 220, 238-255, 258, 267, 269, 303, 321, 326, 329, 366, 383-384, 420, 437, 442, 458, 467, 474, 475
  • Gervasius, pater, 67, 70-71, 121, 124-125
  • Gestel, Leo, 63, 147, 151
  • Ghandi, M.K., 364-365
  • Gibhardt, E. van, 53
  • Gildeboek, 8, 18, 58, 67-68, 70, 80, 90, 108, 115-116, 121, 124-125-127, 129, 137, 147, 159, 165-166, 171, 177, 181, 190, 223, 236, 315, 318, 323, 328-329, 336, 340, 342, 386, 390, 439, 472
  • Giotto di Bondone, 42, 51, 88, 107, 131, 150, 157, 181-182, 287, 465
  • Goebbels, Matthias, 49, 102
  • Goethe, W.A. von, 131, 305
  • Gogh, Vincent van, afb. 107, 13, 108, 110, 127, 150-151, 273, 313, 381-382, 401, 443-445, 466, 470, 473
  • Goossens, Th., 67
  • Gourmont, Remy de, 305
  • Grand prix, 61
  • Granpré Molière, M.J., 118, 324
  • Greco, [Domenikos Theotokopoulos] El, 164, 322, 379, 425, 443, 445, 457, 460
  • Grégoire, Jan afb. 48, afb. 49a, afb. 50a-b, afb. 51, afb. 52, afb. 53, afb. 120, afb. 306, 8, 12, 20, 83-90, 93, 126, 137, 171-172, 312, 372, 386, 388, 393, 408-409, 413, 460
  • Gregorius de Grote, paus en heilige, 173
  • Gregorius de Wit, 126
  • Gris, Juan, 424, 428
  • Groenen, P.G., 290
  • Groenestein, Jan; 62
  • Groot, Giovanni de; 90
  • Grote, Karel de, 250
  • Gruyter, Jos. de; 109, 160, 356-357, 371, 418
  • Guichard, Edouard, 54

H

  • Haalen, Leo van, 355-356
  • Haas, Aad de; 114, 337, 436, 460, 470
  • Hadewych, 291
  • Hahn, Albert; 281
  • Hammacher, Bram, 35-37, 41, 44, 47-49, 52, 60, 102, 104, 109, 160, 429
  • Hamman [Oude Testament], 303
  • Haniël, engel, 450
  • Hanrath, J.W., 405, 413
  • Hardy, Joop, 62
  • Harzing, Wim, 337
  • Haterd, Lex van de, 18, 144
  • Hebreeuws, Oud–, 215-216, 343
  • Heemkerk, Jacoba van, 304
  • Heilig Hart, 10, 69, 183, 197-198, 206-207, 226-227, 228, 234, 239, 301-302, 305, 313-314, 343-344, 350, 352, 356, 372, 385, 409, 414, 423, 467
  • Heilig Landstichting, 10, 116, 240-241, 243-244, 247-253, 267, 437, 474, 475
  • Heilige familie, – gezin, 11, 228, 312-313, 319, 321, 334, 411
  • Heilige Land; 10, 187, 237, 239-241, 243-246, 262
  • Helman, Albert, 256
  • Helwegen, Piet, 48
  • Hemelse Jeruzalem; 11, 209, 211, 214, 221, 223, 276, 332, 335, 344, 363
  • Henckens, Frans; 72, 80
  • Hendricks, J.H, 159, 162
  • Hendrik, hertog van Brabant, 262
  • Hendriks, Berend, 62, 65
  • Henricus, 93, 294
  • Heraclius, 50-51
  • Herman Jozef, heilige, 330-331
  • Hermans, Augustijn afb. 45, afb. 266, afb. 267, afb. 268a-b, afb. 269, afb. 270, afb. 271, afb. 272, 8, 11, 21, 35, 48, 76-77, 171, 273, 312, 328-336, 338, 367, 371, 377, 382, 399, 409, 426, 475
  • Hermans, W.F., 63
  • Hermsen, Dorus, 20, 29, 168, 266,
  • Heukelum, G.W. van, 206, 466-467
  • Heyenbrock, Herman, 424
  • Hippolytuskerk Delft afb. 264, 325, 459
  • Hittorf, Jacques Ignace, 46
  • Hodler, 51
  • Hoek, Loek van afb. 4, 21-22
  • Homerus; 284-285
  • Honée, pastoor Giel, 447, 450
  • Honk, het [kunstenaarssociëteit], 389
  • Honnecourt, Villard de, 46
  • Hoofdpostkantoor op het Neude Utrecht afb. 22, 53
  • Hoogewerff, G.J., 348
  • Hoogveld, Carine, 19
  • Hoornaer, Joannes van, pater dominicaan [martelaar van Gorcum], 343
  • Hoosemans, pastoor, 201, 386, 389, 437
  • Hordijk, Gerard, 17
  • Horn, Jos ten afb. 370, afb. 371, afb. 372, 12, 29, 66, 162, 171, 320, 379, 388-389, 425, 431, 434-435, 456, 465, 475
  • Horn, Lex, 62
  • Hosea, voorheen Osee [Oude Testament], 237
  • Houthem Sint Gerlach afb. 54, 29, 90, 451
  • Hugo, Victor, 40, 392
  • Huizinga, Johan, 54, 292, 393, 396, 467
  • Huysmans, J.K., 305
  • Hynckes, Raoul, 16, 63, 142, 389, 400

I

  • Immanuel (zie Emmanuel)
  • Ingendael, pastoor, 84
  • Instituut Collectie Nederland [ICN], 19
  • Instituut voor Kerkelijke Kunst Bonifacius, Amsterdam, 385
  • Isidorus, heilige, 260
  • Israëls, Jozef, 43, 46

J

  • Jacob, Max, 424
  • Jacobs, Gerard, 80
  • Jacobskerk Den Bosch afb. 266, 76, 90, 206, 211, 328, 467
  • Jacobskerk Enschede, 385
  • Jacobus of Jakobus de meerdere, apostel; 245, 274, 278
  • Jacobus of Jakobus de mindere, apostel, 278
  • Jaffé, Hans, 61
  • Jan van Eyck Academie, 65, 71, 152, 176, 258, 434, 456, 462
  • Jansen, Gerhard afb. 273, afb. 274a-b, 11, 29, 44, 273, 328, 335-338, 475
  • Janssen, Miek, 275, 291-293, 296-297
  • Janssens, pastoor Bernhard, 451, 454-455
  • Jesaja of Isaias [Oude Testament], 219, 229, 244, 257, 293, 414
  • Jesse [Oude Testament], 219, 229, 257
  • Joannes de Deo, heilige, 334
  • Joannes de Deokapel, Westeinde Ziekenhuis, Den Haag afb. 45, afb. 269, afb. 270, afb. 271, afb. 272, afb. 273, afb. 274a-b, 11, 76-77, 329, 338, 367, 399
  • Job [Oude Testament], 300, 383
  • Johannes Baptiste la Salle, heilige, 212-214
  • Johannes de Doper, heilige, 198, 212, 214-215, 234, 236, 250-251, 278, 435, 440-442
  • Johannes, evangelist, 50, 188, 197, 203, 204, 209, 211-214, 217, 225, 235, 243-246, 276, 278-279, 288-289, 296-297, 307, 321, 323-324, 343, 363, 391, 396-398, 402-403, 414-415, 419-422, 427-428, 444, 448, 458, 463
  • Jonas [Oude Testament], 407-408
  • Jonas, Henri afb. 94, afb. 102a, afb. 116, afb. 210a, afb. 314, afb. 346, afb. 347a-c, afb. 348, afb. 349a-b, afb. 350, afb. 351a-b, afb. 384, 12, 18, 21, 28, 31, 34, 43-44, 81, 87, 137, 144-145, 147, 149-150, 152, 158-159, 161, 164-165, 171, 179, 259-260, 317, 320-321, 366, 371, 376-377, 379-380, 382-383, 388-389, 408-409-415, 417-419, 422, 424-425, 427, 430-431, 435-437, 439-440, 451, 454, 456, 464-466, 473
  • Jordaens ,Jacob, 155, 403
  • Jordens, J.G., 142
  • Josephus Calasanctius, heilige, 212-214
  • Jozef, heilige, 10, 174, 178, 194, 197-199, 204, 207, 212, 214-215, 228-230, 235, 253, 258, 268, 304, 312, 320-321, 334, 336-337, 349, 354-355, 396-398, 411, 425, 455
  • Jozef, onderkoning van Egypte [Oude Testament], 69, 189, 371
  • Jozefkerk Enschede afb 148b, 199, 323
  • Jozefkerk Nijmegen afb. 223a-e, afb. 344, 275, 406-407
  • Jozefkerk Noordwijkerhout afb. 129, 182, 208
  • Jozefkerk Zeist afb. 140b, 191
  • Jozefkerk Zwolle, 385
  • Jozefkerk, Broekhem-Valkenburg afb. 116, afb. 121, afb. 314, afb. 384, afb. 385a-b, 164, 174, 198, 382, 451, 455
  • Jozefkweekschool Zeist afb. 111, afb 311, 157-158, 380, 426, 445, 447
  • Judas Iscariot, apostel, 240, 243-244, 249, 278, 374, 384
  • Judas Thaddeus, apostel, 278, 458
  • Judith [Oude Testament], 411
  • Jung, Car, 324, 425l
  • Juvenaatskapel Maastricht afb. 164, afb. 165a-e, afb. 166, afb. 167, afb. 168, afb. 170, afb. 172, afb. 173a-c, afb. 175, 34, 80, 177, 212-219, 222-223, 225, 228, 262, 330-331, 334, 437, 512
  • JX; 10, 217

K

  • Kalf, Jan, 30, 181, 184, 188, 207
  • Kana, 12, 395, 419, 422, 461
  • Kandinsky, Wassily afb. 106, 64, 147, 150, 389, 401
  • Kapucijnen, 67, 70-71
  • Kasteel De Haar, kapel afb. 180, 10, 57, 228-231, 237
  • Kasteelkapel, Fleury-en-Bière, Frankrijk afb. 353, 415-416
  • Kathedrale koorschool, kapel Utrecht afb. 149, 199
  • Katholieke Leergangen, 7, 47, 65-67, 70, 121, 137, 145, 475
  • Keijzer, Matthijs de, 23, 87, 96-97
  • Keim, Adolph Willem, firma-, 52, 91-93, 101
  • Kepler, Johannes, 285
  • Kerkhof Barbara, kapel Utrecht afb. 379, 426, 445
  • Kerkhof, Joannes a Cruce, 298, 314
  • Keyser [of Keijser], Hendrik de (Architectura Moderna), 46
  • Keyzer, Nicaise de, 179, 239
  • Kikkert, Conrad, 424
  • Kinseher, Kathrin, 92
  • Klee, Paul, 389, 401
  • Kleykamp Den Haag, kunstzaal, 142, 287, 401
  • Klimt, Gustav, 402, 461, 463
  • Klinkenberg, René, 390, 394, 467
  • Knuttel, Daniel, 59
  • Koch, Matthias, 391
  • Koch, Pyke, 16, 63, 107
  • Kocken, Henricus [Hein] afb. 238a, 294-295, 334
  • Koepelkerk Maastricht afb. 94, afb. 346, afb. 347a-c, afb. 348, afb. 350, afb. 351a-b, 12, 137, 158-159, 259, 320, 389, 409-415, 417-418
  • Koldeweij, B.J., 337
  • Konijnenburg, Willem van afb. 76, afb. 246, afb. 248, afb. 249, 11, 19, 42, 108-109, 113, 115, 117, 145, 150-151, 273, 298, 306-307, 309-310, 317, 328, 353, 367, 474
  • Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen afb. 125, 179, 239
  • Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, 239, 470
  • Koninklijke Bibliotheek, 28-29, 59, 142
  • Koninklijke School voor Beeldende Kunsten, Den Bosch 67
  • Koninklijke Schouwburg Den Haag afb. 72, afb. 74a-b, 109, 111
  • Krebs, Paulus afb. 80c, afb. 205, 118, 202, 255
  • Kröller-Müller Museum Otterlo afb. 231a-b, afb. 242, afb. 244, 286, 298, 302
  • Kropholler, A.J., 37, 181, 313, 315, 319, 324, 337, 437
  • Kruiskapel benedictijner abdij Montecassino afb. 127a, 181
  • Kruiswegpark Heiloo afb. 139c, 190
  • Kruyder [of Kruider], Herman, 150-152, 154, 383
  • Kruysen, Jan afb. 64, 100
  • Kuijpers [of Kuypers], Johan; 29
  • Kuitenbrouwer, Louis (zie ook Albert Kuyle), 424
  • Kultuurkamer, Nederlandsche, 15-16, 63, 424, 437, 454, 458
  • Kuyle, Albert (zie ook Louis Kuitenbrouwer), 132, 337, 375, 386, 424

L

  • Laan, Dom Hans van der, 67
  • Laan, Jan van der, 66-67
  • Labergerie, Raphaël, 357
  • Laer, Jean van de, 48
  • Lambertuskerk Maastricht afb. 47, afb. 48, afb. 49b, afb. 50b, afb. 51, afb. 59, afb. 60a-b, afb. 61, afb. 62, afb. 65a-b, afb. 394, 8, 20, 83-89, 92-97, 100-101, 114, 165, 402-403, 455, 460-462, 465, 512
  • Lau, Thé afb. 55, afb. 312, 20, 66, 90-91, 99, 381, 463
  • Laudy, Eugène afb. 68a, afb. 384, afb. 385a-b, 13, 104, 389, 451, 454-456, 462, 465, 512
  • Laurentiuskerk Dongen afb. 5, afb. 176, afb. 181a-c, afb. 182, afb. 183, afb.184b, afb.185a-b, 10, 22, 25-26, 127, 220, 226-227, 230-231, 234-237, 322-323, 330
  • Lauweriks, Jean, 25
  • Lauweriks, Mathieu, 281, 285, 360, 372, 470
  • Lawrence, T.E. [Lawrence of Arabia], 239
  • Lazarus [Nieuwe Testament], 242-243
  • Lebeau, Chris afb. 278e, afb. 289, afb. 290, afb. 291, afb. 292a-c, afb. 293, afb. 294, afb. 295, afb. 296, afb. 297, afb. 298, afb. 299, afb. 301, afb. 302a-b, afb. 303a-c, afb. 304, afb. 305, 11, 19, 21, 139, 171, 179, 269, 273, 280, 312, 329, 338, 344-345, 359-372, 376-377, 391, 393, 395, 397, 399, 411, 424, 437, 470, 474, 512
  • Lebègue, Jehan, 51
  • Leck, Bart van der, 18, 111
  • Leerink, A.J., 63
  • Leerling, J.A., 64
  • Lenin, V.I., 364-365
  • Lenoir, Alexandre, 241
  • Lenz, Desiderius afb. 80a-d, afb. 127a-b, afb. 139a, afb. 142, afb. 205, afb. 214, afb. 278c, 21, 55, 67, 107, 117-118, 129, 174, 177, 181-182, 190-193, 204, 208, 210, 212, 219, 222, 227-228, 231, 236-238, 244, 251, 253, 255, 257-258, 261-264, 267-269, 271-276, 280, 284-286, 293-294, 298, 301, 325, 328, 330, 339-341, 344-345, 360, 364, 367, 372, 376-377, 411, 415, 417, 425-426, 449, 468-470
  • Leo XIII, paus, 234
  • Lessing, G.E., 180
  • Levensverzekeringsmaatschappij ‘De Algemeene’ Amsterdam afb. 19, 48
  • Levigne, Huub, 435
  • Leyden, Lucas van, 179
  • Leys, Henri afb. 125, 179, 186, 239
  • Lichtveld, Lou, 265
  • Lidwina van Schiedam, heilige [Luduina], 187, 207, 314, 327, 338, 344, 352, 397, 460
  • Lidwinakapel Maastricht afb. 57, 94
  • Lidwinakerk Schiedam, 121, 187
  • Liefland, W.B. van, 30
  • Limburger Koerier; 88, 142, 391
  • Limburgsch Dagblad, 84, 147
  • Limburgse school, 9, 19-20, 163, 465-466
  • Linse, Jan afb. 72, afb. 74a-b, 109, 111, 306
  • Lommen, Jos., 29
  • Loosjes-Terpstra, A.B., 19
  • Loots, Jan, 266
  • Looy, Jacobus van, 180
  • Looyenga, Arjen, 263
  • Lourijssen, Lambert, 266
  • Louwerse, Jan, 116, 118, 266
  • Lubbe, J.C.A van der, 460
  • Lucas, Lukas, evangelist, 211, 219, 258, 288, 289, 363
  • Lucifer, engel, 215
  • Lücker, Eugène, familie-, 48, 390
  • Ludgerus Kweekschool Hilversum afb. 308, afb. 309, 373-375, 394
  • Ludgeruskerk Balk afb. 389, afb. 391, 458-460
  • Lulofs, H.J., 393
  • Luns, Huib, 158, 168, 208, 266, 370, 399

M

  • Maas, Willem, 157, 159, 380, 426, 447, 459
  • Madonna, heilige, 12, 231, 274, 276, 280-281, 284, 286-287, 302, 328, 334, 344, 358, 411, 414, 419, 421, 435
  • Maleachi [Oude Testament], 229
  • Maloney, Jade, 52
  • Mammen, Jan afb. 390, 386, 458-459, 463
  • Mander, Karel van, 40, 43
  • Mandos, Kees afb. 189, 244
  • Marchant, Guyot afb. 323, 393
  • Marcus, evangelist, 211, 288-289, 362-363, 422
  • Margareta Maria Alacoque, heilige, 10, 197, 239-240, 245
  • Margry, Jos, 241
  • Maria Magdalena, heilige, 243, 297, 356-357, 373, 381, 398, 427-428, 448
  • Maria Middelares, heilige, 12, 200-201, 246, 257, 418-420, 422
  • Maria onbevlekt ontvangen, 10, 201, 221, 245, 284, 296, 430, 512
  • Maria Rosa Mystica,11, 281, 284, 356
  • Maria van Jessekerk te Delft, 196
  • Mariakerk Enschede afb. 218, afb. 390b, 268, 459
  • Mariakerk Stuttgart afb. 139a, afb. 214, 190-191, 222, 263, 469
  • Maris, Jacob, 43
  • Maris, Matthijs, 43
  • Maritain, Jacques, 9, 13, 20, 126, 130-144, 146-149, 152-155, 157, 161-168, 172-173, 179, 237-238, 253-254, 267, 272, 274, 280, 292, 309-311, 314, 318, 323-325, 340, 355, 357, 375-376, 379-380, 383, 392, 402-403, 408, 412, 416, 418, 421-423, 426, 428-429, 435-436, 439-440, 444, 451, 464, 466, 468-475,
  • Marius, Grada, 48, 52
  • Martelaren van Gorcum, 186, 191-193, 207, 331, 343-344
  • Marthakerk Den Haag afb. 8, afb. 251, afb. 254, afb. 263, afb. 265a-d, 30-31, 312-314, 324, 326-328, 426
  • Martin, J., 48
  • Martinus, heilige, 72, 94, 118
  • Martinuskerk Beegden afb. 40, 72, 437
  • Matisse, Henri, 150, 381, 457
  • Mattheus, evangelist, 203-204, 209, 211, 251, 278, 288-289, 321, 362-363, 367, 391
  • Maurus, heilige, 181
  • Mauruskapel Beuron afb. 127b, 181
  • Mauve, Anton, 43, 49
  • Meer de Walcheren, Christine van der; 311
  • Meer de Walcheren, Pieter van der, 9, 28, 108, 110, 116, 122, 125, 127, 130-131-146, 152, 155, 163-167, 171-173, 180-181, 205, 225, 254, 267, 272, 274, 280, 298, 311-315, 318, 323, 372-376, 382-383, 386, 400, 409, 415-417, 420-424, 426, 428-429, 435, 443, 468, 471-473, 475
  • Meer, Frits van der, priester, hoogleraar, 17, 176, 407-408, 458, 463, 466-467
  • Meere, J.A.P., 75-76, 81
  • Meily, Jan, 72, 75, 184, 204
  • Melle [Oldenboerrigetr], 63
  • Memling, Hans; 195
  • Mengelberg, Friedrich Wilhelm, 180, 190
  • Mengelberg, Hans afb. 216, 264
  • Mengelberg, Willem afb. 126, 317, 328
  • Merinck, Albert afb. 342, 405
  • Merlet, Herluf van, 375, 386, 412-413, 429-430
  • Mes, François, benedictijner naam voor Jaap Mes (zie aldaar)
  • Mes, Jaap Afb. 47, afb. 56, afb. 57, afb. 58, afb. 59, afb. 60a-b, afb. 61, afb. 67, afb. 117a-b, afb. 392, afb. 393a-b, afb. 394, afb. 395, 8, 13, 20-21, 29, 43, 50, 66, 80, 83, 92, 94-97, 101, 103, 132, 141, 152, 161, 164-165, 171, 173, 321, 384, 388, 455-456, 460-466, 512
  • Mestrom, glas-in-lood atelier, 19, 437
  • Meuleman, Clemens afb. 49a, afb. 50a, afb. 88, afb. 92, afb. 259a, afb. 288, afb. 317, afb. 319, afb. 349b, afb. 357a, afb. 368, 12, 21, 28, 36, 85, 128, 134, 144, 158-159, 167, 324, 327-328, 337, 355, 358, 375, 379-381, 385-386, 388-389, 409, 413, 424, 429-431, 451, 456-458, 463, 466
  • Mey, Jacques van der, 66, 132, 137, 388, 451
  • Meyer, Sal, 63
  • Meysing, 67
  • Michael, engel, 10, 95, 138, 212, 214-215, 219-220, 223, 256, 259, 320, 372, 409, 414, 417-418, 449
  • Michelangelo; 2, 46, 100
  • Middelburgse Courant, 85
  • Min, Jaap afb. 29, afb. 33, 58, 61, 64-66, 355, 463
  • Minerva, 284-285
  • Moerkerken, Pieter van, 49-50, 340, 344
  • Molenaar, Nicolaas sr., 30-31, 312, 314, 324, 340-342, 345, 390
  • Molenaar, pater; 391
  • Molin, Willem afb. 26, 58-59
  • Molkenboer, Anton afb. 276a-b, afb. 277a-b, afb. 278a-b en d, afb. 279, afb. 280, afb. 281, afb. 282, afb. 283, afb. 284, afl. 285a-b, afb. 286a-b, afb. 287, 2, 11, 21, 99-100, 115, 118, 126, 167-168, 171, 179, 181, 269, 273, 312, 315, 324, 329, 338-361, 372-373, 376-377, 379, 384, 386, 388, 391, 395, 399, 407, 409, 413, 431, 439, 374-375
  • Molkenboer, Bernard H. o.p, dominicaan, 8, 68, 115-125, 128, 133-134, 166-167, 169, 174, 177, 182-183, 191, 206, 210, 253, 266-267, 287, 290, 293-298, 307, 309, 339, 373, 461, 472
  • Molkenboer, Theo, 115
  • Molkenboer, W.B.G., 36, 73-74, 115, 339
  • Moller, H.W.E., 121, 137, 145
  • Möller, rector J.B.W.M., 8, 67, 115-130, 134, 140, 168, 267, 272, 279, 286, 292, 314, 323, 325, 416, 472
  • Mondriaan; 65, 113, 126, 293, 304, 384, 424, 425-426
  • Monfortanen, 250
  • Mont Sainte Victoire, Frankrijk, 141, 401, 436
  • Montessori, Maria, 441
  • Moor, Chris de, 42, 63, 100, 328, 355
  • Moor, Pieter Cornelis de, 90
  • Moorsel, C.M. van, 319, 337
  • Mordechai [Oude Testament]; 303
  • Mottez, Victor; 88
  • Mozes [Oude Testament]; 212, 214-215, 217, 223, 415, 422, 458
  • Mozes en Aaronkerk Amsterdam, 30
  • Muche, Georg; 150
  • Muis, Ab afb. 30a, 62
  • Munch, Edvard; 150
  • Münchner Kunstausstellung 18, 93, 90
  • Museum aan het Vrijthof Maastricht afb. 9, 19, 512
  • Museum Cuypershuis Roermond 321, 390
  • Museum De Wieger Deurne afb. 101, afb. 109, afb. 114, afb. 316, afb. 362, 144, 153, 162, 384, 424, 512
  • Museum Valkhof Nijmegen afb. 240a, 297
  • Mussini, 50

N

  • Nabi(s), 55, 112, 117, 127-128, 131, 421, 425, 469, 476
  • Nazareners, 49, 182, 264
  • Nederlandsch Israëlitische Gemeente, 306
  • Nederlandsche Handel-Maatschappij Amsterdam, 35, 404, 406
  • Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst [kortweg de V.A.N.K.], 359, 361
  • Nicolaaskerk Amsterdam afb. 131, afb. 133, afb. 135, afb. 136, afb. 137, afb. 138, afb. 140a, afb. 141, afb. 152, afb. 157d-e, 9, 30, 179, 183-192, 198, 202-203, 206-208, 263
  • Nicolaaskerk Jutphaas afb. 17, afb. 367, 44, 119, 206, 337, 429, 466, 512
  • Nicolas en Zonen, glas-in-lood atelier, 19
  • Nicolas White, Claire, 19, 60, 385, 391, 393, 404-406
  • Nicolas, Edmond, 403, 450
  • Nicolas, Joep afb. 1, afb. 27, afb. 77, afb. 115, afb. 319, afb. 320, afb. 321, afb. 322, afb. 324, afb. 326a-b, afb. 327, afb. 328, afb. 329, afb. 330, afb. 331, afb. 332, afb. 333, afb. 334, afb. 335, afb. 336, afb. 337, afb. 339, afb. 340, afb. 341, afb. 343, afb. 344, afb. 345, 12, 16, 19-21, 28, 35, 42-44, 47, 52, 55, 57, 60-62, 81, 92-93, 108, 113-115, 129-130, 137, 142, 147, 149, 151, 153, 159-168, 171, 173, 179-180, 244, 258, 267, 273, 280, 312-315, 318, 321, 326, 328, 331, 336-337, 357, 379-425, 430, 435-437, 450-451, 456-457, 464, 466-467, 469, 512
  • Niehaus, Kasper, 51
  • Nieuw Amsterdam, stoomschip Holland Amerika Lijn, 328
  • Nieuwbarn, M.C. afb. 122, afb. 123a-f, afb. 145a-b, afb. 148a, afb. 169a, afb. 224, afb. 225, 9, 174-176, 181, 187-222, 255-256, 264, 267, 274-281, 285, 321, 330, 336, 343, 353, 365, 386, 399, 408, 442, 449, 458, 467, 472
  • Nieuwe Eeuw, De, 64, 130-131, 145, 155
  • Nieuwe Maas- en Roerbode, 93
  • Nieuwe Rotterdamsche Courant, 90, 93, 290, 293, 349, 359, 393
  • Nieuwe Tilburgsche Courant, 69, 243
  • Nijland, Dirk, 384
  • Nijs, Wim, 162, 388
  • Ninaber van Eyben, Toon afb. 257a-b, afb. 258, afb. 259b, afb. 260a-d, 11, 124, 137, 162, 312, 318-321, 326, 328, 332, 337-338, 355, 388, 409, 425-426, 430
  • Nolde, Emil, 380, 473
  • Nolet, Anthonij, 290, 297
  • Norden, Hans van, 61
  • Nys, Suzanne, 397, 398, 408

O

  • O.L. Vrouwe Hulp der Christenenkerk Nieuwenhagen-Landgraaf afb. 68a, 104, 454
  • O.L. Vrouwe ten Hemelopnemingkerk Beltrum afb. 174a-b, afb. 217, 198, 223-224, 268
  • O.L. Vrouwe ter Nood Heiloo afb. 64, afb. 215, afb. 216a-b, 100, 264-265
  • O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand, Mariakapel Bilthoven afb. 117a-b, afb. 210c, afb. 357b, afb. 386, afb. 387, afb. 396b, 164, 457, 461, 464
  • O.L. Vrouwe van Goede Raadkerk Den Haag afb. 276a-b, afb. 277a-b, afb. 278a-b en d, afb. 279, 11, 118, 339-341, 345, 359-360, 384, 413, 475
  • O.L. Vrouwe van Lourdeskerk, Lourdesgrotkapel Den Haag afb. 258, afb. 259b, afb. 260a-d, afb. 261, 93, 319-322, 331
  • Obrechtkerk Amsterdam (zie Rozekranskerk, Rozenkranskerk of O.L. Vrouwe Rozekranskerk) afb. 93, afb. 100, afb. 118, afb. 128, afb. 140c, afb. 143, afb. 144, afb. 150, afb. 151, afb. 153, afb. 156a-b, afb. 157a-c, afb. 320, afb. 352, afb. 354, afb. 355, afb. 356, afb. 358, afb. 359, afb. 360a-b, afb. 361, afb. 364, afb. 365, afb. 366a-d, afb. 368, afb. 369, 9, 12, 30, 114, 135, 139, 143, 166, 175-185, 191, 193-208, 220, 235, 237, 244, 258-261, 267, 278, 328, 356, 382, 386, 389, 406, 415-416-431, 434, 437, 440, 447, 464, 466, 475, 512
  • Odo van Clugny (Cluny)
  • Odulphuskerk Bakhuizen afb. 2, afb. 388, 17, 458
  • Oever, Karel van den, 11, 291-294, 296-297, 329, 332
  • Ommegangen, tijdschrift, 40
  • Onze Eeuw, 393
  • Oosterman, Jan 139c, afb. 160, afb. 161, afb. 162, 8, 10, 29-30, 80, 99, 117-118, 121, 171, 178, 190-191, 208-212, 215, 238, 251, 263, 267, 343, 362, 427
  • Op Steiger, tijdschrift, 65
  • Openbaring, boek der (zie Apocalyps), 216, 276, 397
  • Opgang afb. 250, afb. 253a, 108-109, 121, 126-127, 130-131, 133, 136, 138, 143-144, 168, 171, 236, 271, 274, 298, 300, 307, 310, 313-315, 318, 323, 327, 342, 372-373, 379, 386, 391, 404, 406, 409, 424, 429, 436, 456, 458, 463, 472
  • Osee, tegenwoordig Hosea [Oude Testament], 237
  • Ossian, 285
  • Ostwald, Wilhelm, 75
  • Otto, Rudolf; 324
  • Oudkatholieke kerk Leiden 278e, afb. 290, afb. 291, afb. 292a-c, afb. 293, afb. 294, afb. 295, afb. 296, afb. 297, afb. 298, afb. 299, afb. 301, afb. 302a-b, afb. 303a-c, 11, 21, 273, 329, 344-345, 359-365, 367-369, 371, 376, 512
  • Overdonk, Huize, Dongen afb. 35, 68

P

  • Paaslam, 10, 194
  • Palestrina, 328
  • Pancratiuskerk Heerlen afb. 68b, 104
  • Papegaai Amsterdam (zie Petrus en Pauluskerk) afb. afb. 119, afb. 287, afb. 306, 89, 167, 357, 372
  • Parthenon, 45-46, 284
  • Paschalis van Baylonkerk Den Haag afb. 255a, 315-316
  • Paulus, heilige; 11, 13, 212-214, 246-247, 249-250, 255, 260, 276, 278, 285, 296, 303, 313-314, 364, 371, 437-440, 443, 467
  • Peeters, Jan, 62
  • Peeters, Kees; 127, 240
  • Pereira, Alfons von, 48, 102
  • Perey, Arnoldus, Emmanuel-, Firma-, Johannes-, Lambertus-, 8, 34, 77-80, 166-167
  • Permeke, Constant, 151, 153, 155, 383, 409
  • Peters, C.H., 59
  • Petrus Cassianus, heilige, 212-214, 343
  • Petrus Donders, redemptorist, heilige, 343-344
  • Petrus en Pauluskerk Amsterdam (zie Papegaai) afb. 119, afb. 287, afb. 306, 89, 375
  • Petrus en Pauluskerk Bergen aan Zee afb. 29, afb. 33, afb. 53, afb. 255d, 58, 61, 65, 315-317
  • Petrus Stoel van Antiochiëkerk Uden afb. 161, afb. 162, 10, 210-211
  • Petrus, apostel en eerste paus, 10, 174, 175, 186-187, 194, 198-199, 203-204, 220, 245-246, 248-249, 256, 260, 278, 321, 323, 336, 398, 439, 512
  • Pettenkofer, Max von, 50-51, 91
  • Phaedrus; 304
  • Philippus, apostel, 278
  • Picasso, Pablo,, 64, 130, 132, 140, 150, 384, 408, 418, 424, 426, 428, 444, 473
  • Pieck, Nicolaas, pater franciscaan [martelaar van Gorcum], 343
  • Pinckers, Jean, rector Dyonisiuskerk Asselt, 390-391, 397
  • Pino, Paolo, 51
  • Pius X, paus, 66, 176, 441
  • Pius XI, paus, 380
  • Placidus, heilige; 181
  • Plasschaert, Albert, kunstcriticus, 8, 35-36, 42, 58, 60, 107-121, 127, 138-140, 143, 145, 148, 154, 163-164, 166, 210, 225, 237, 267, 274-276, 284, 287, 306-307, 314-315, 318, 335, 338, 353, 371-372, 382, 391, 396, 400-402, 416-418, 420, 431, 469, 474, 475
  • Plinius, 51
  • Ploeg, De, 231
  • Poels, priester H.A., 366, 422-423
  • Polak, Bettina, 19, 108, 273, 367, 372
  • Pollones, J.A., 162
  • Polman, Mariël, 19-20, 23, 41, 45, 75, 79
  • Pop, meesterschilder, 34, 75
  • Porceleynen Fles, Delft, 264
  • Pouls, Jos, 19, 431
  • Poussin, Nicolas afb. 98, 138, 140-141, 146, 172-174, 179-180, 253, 268, 298, 340, 408, 422, 469, 473
  • Prado Madrid afb. 237, 294
  • Prisma der Kunsten, vakblad, 62
  • Prix de Rome, 9, 30, 69, 178-180, 255
  • Prometheus, 284, 302
  • Puyvelde, Leo van, 291

Q

  • Quellinusschool, Amsterdam, 73, 360, 372

R

  • R.K. Kunstenaarsvereeniging, Den Haag, 67, 307
  • R.K. Militaire Vereenigingkapel Tilburg afb. 38a-b, 70
  • Raaijmakers, pater Ch., 296-297
  • Randag, Humbert afb. 34, 66-67, 71
  • Ravesteyn, Sybold van afb. 3a, afb. 101, 18, 144, 162
  • Realist, De, tijdschrift, 65
  • Realisten, De, 62-63
  • Reclair, Frans; 48
  • Redon, Odilon; 147, 323
  • Rees, Otto van afb. 114, afb. 259a, afb. 357a, afb. 362, afb. 363a-b, afb. 364, afb. 365, afb. 366a-d, afb. 368, afb. 369, afb. 396b, 12, 16-17, 19, 21, 44, 65, 113, 130-132, 137, 139-140, 145, 147, 149, 153, 159, 162, 171, 273, 312, 320-321, 326, 328, 332, 337, 355, 379-380, 382, 384, 388-389, 403, 415, 418-420, 423-431, 434-435, 437, 443-445, 456-458, 463-466, 473-475
  • Regout, Petrus [Aardewerkfabrieken Sphinx] Maastricht, 73
  • Religiöse Kunst der Gegenwart Folkwang-Museum, Essen, 324, 379, 470
  • Remmen, Herman van afb. 263, 124, 324, 326, 338
  • Residentiebode [krant], 331
  • Riegl, Alois, 10, 21, 154, 222, 235, 238, 244, 246, 269, 297, 314, 317, 322, 326, 329-330, 338, 353, 361, 371, 377, 425-426, 471, 473
  • Rietveld, Gerrit afb. 102b, 18, 144-145, 458
  • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed [RCE] Amersfoort afb. 247, 16, 19, 22-23, 87, 97, 118, 306, 512
  • Rijksmuseum Amsterdam afb. 66a-c, 23, 35-36, 41, 45, 48, 59, 62, 73, 100, 102, 166, 179, 241, 279, 341, 360, 406, 466, 470
  • Rijksschool voor Kunstnijverheid, Amsterdam, -Haarlem, 73, 80, 372, 431
  • Rijnders, Mieke, 19, 145, 307
  • Ripa, Cesare, 406
  • Rodin, Auguste, 147
  • Roelofsz, Charles afb. 30a, 62-63
  • Roemi, 392
  • Roeping, tijdschrift, 137, 145, 391
  • Roermondsche School voor Nuttige en Beeldende Kunsten, 76
  • Roermondsche Typographen-Vereeniging, 76
  • Roland Holst, A., 389
  • Roland Holst, Henriette, 58, 130, 279
  • Roland Holst, R.N.; R. Holstiaansch afb. 22, afb. 23, afb. 24, afb. 83, afb. 113, afb. 219, 7, 12, 18, 28, 30, 35-36, 40-72, 81, 98, 101, 108, 110-117, 122-123, 126, 130, 137, 153, 158-162, 168, 173, 181-182, 217, 223, 226, 263-264, 271-273, 284-285, 325-326, 358, 367, 370, 373-376, 391, 402, 435, 437, 443, 467, 469-471, 474, 476
  • Rolduc, 49, 72, 102, 152, 409, 422, 435-437, 443, 451, 455, 463, 465
  • Rooi Hartenkapel Tilburg afb. 179, 10, 34, 228-229, 259
  • Rooijen, Henri van, 327, 379-380, 386, 403, 466
  • Roomsche Academie, 7, 65, 67
  • Roomse Haagse School, 11, 21, 61, 121, 124, 138-139, 158, 165, 168-169, 171, 174, 225, 236, 273, 298, 311-312, 318, 325, 329, 335-337, 375-377, 388, 409, 471, 473
  • Roon, Marike van, 363
  • Roos, De, 61
  • Roos, S.H. de, 340
  • Rooy, van, pastoor, 343
  • Rotterdamse Courant, 88
  • Rotterdamse Kunstkring, 62
  • Rouault, Georges, 130, 141
  • Rovers, Anton, 17, 62
  • Rubens, P.P., 196, 461
  • Ruskin, John, 465
  • Ruth [Oude Testament], 411
  • Rutten, Gerard afb. 262a, 124, 318, 323
  • Ruusbroec, Jan van, 70, 286, 305

S

  • Sacco, Nicola, 364
  • Sacramentskerk Den Haag afb. 257a-b, 319
  • Saenredam, Pieter, 29
  • Salem van Hosn, sjeik, 239-240
  • Salomon, 237, 392, 414-415
  • Samaritaan, 242-343
  • Sandberg, Willem, 62-65, , 445
  • Saphira, 246
  • Saraceen, 199, 207
  • Sarneel, Ko, 258, 436, 445
  • Saul, Saulus; 246-247, 250-251, 285, 303, 365, 367, 393, 467
  • Scheffer, Karl, 47
  • Schelfhout, Lodewijk afb. 220, afb. 253b, afb. 308, afb. 309, afb. 310, 12, 71, 108, 126, 137, 147, 271-272, 312-314, 318, 338, 361, 367, 373-375, 377, 384, 386, 388, 394, 424
  • Schendel, Annie van, 297
  • Schendel, Arthur van; 297
  • Schermer, Willem afb. 390a, 458-459, 463
  • Schilder, Klaas, 292
  • Schlotthauer, Joseph, 92
  • Schmincke, Hermann, 50
  • Schmitt, Pierre, 76
  • Schoonbrood, Henri [Harry, Harrie], 63, 162, 320, 388, 435, 451, 463
  • Schöpf, Johann Adam afb. 54, 90
  • Schreurs priester, Jacques, 390, 435
  • Schrieck, M. van der; 386
  • Schrimpf, Georg afb. 313d, 381, 417
  • Schumacher, Wim, 142
  • Schwitters, Kurt, 389
  • Scottish National Gallery Edinburgh afb. 75, 112
  • Semiet, 249
  • Sengers, Lode afb. 263, afb. 264, afb. 265a-d, 11, 312, 314, 320, 324-328, 337-338, 355, 357, 365, 373, 376, 388, 425-426, 430, 458-459
  • Serbrock, J.C., bouwpastoor, 193, 201
  • Servaas, Servatius, heilige, 168, 212-214, 343, 411, 439
  • Servaaskerk, Maastricht, 23, 34, 168, 175, 185, 206, 402
  • Servaes, Albert afb. 88, afb. 91, afb. 93, 9, 71, 110, 114, 128, 133-135, 144, 150, 153, 173, 269, 280, 292, 313, 317, 325, 329, 353, 357, 375, 384, 400, 416, 430, 470, 472-473
  • Servatiushuis, Nunhem, 435, 437, 440, 445
  • Servatiuskerk Nunhem afb. 373, afb. 374, afb. 375, afb. 376, afb. 377, afb. 378, 435, 438, 441-443
  • Sicking, Henri afb. 35, afb, 36, 7, 67-69, 71, 118, 266
  • Signaal, Het, 22, 147, 151-152, 400, 409
  • Sijben de Maroije, Edmond von, 80
  • Sijben de Maroije, Marcel von, 80
  • Simon [tovenaar] [Nieuwe Testament], 246
  • Simon de IJveraar, apostel, 278
  • Simon Petrus, 203
  • Simon van Cyrene [Nieuwe Testament], 191, 288, 290, 297, 302, 375, 459
  • Simon, Lambert afb. 112, afb. 149, afb. 317, afb. 386, afb. 387, 13, 17-18, 21, 29, 158-159, 161-162, 171, 199, 320-321, 379, 385, 388, 425, 456-458, 465
  • Sisyfus, 310
  • Six, Jan, 36, 44, 47
  • Sixtijnse kapel, 46, 100, 189
  • Sjollema, Joop, 62
  • Sluyters, Jan afb. 92, 16, 63, 65, 134, 135, 137, 142, 151-152, 173, 375, 389
  • Smeets, René afb. 40, afb. 121, 29, 44, 72, 81, 93, 162, 174, 259, 260, 320, 388, 435, 437, 451, 463
  • Smet, Gustave de, 147, 151, 155
  • Smets, pastoor, 239
  • Smit priester, Gabriel, 440, 442
  • Smit, G.A. pastoor Oudkatholieke kerk Leiden, 360, 362-363
  • Smits, Xavier, priester, 206, 467
  • Spectator, De, 63
  • Spengel, Oswald, 47
  • Speybrouck, Jos, 325-326
  • Sphinx, Maastricht, 258, 385
  • Spirito Sancto [Heilige Geest], 260
  • Sprenkels, Vic, 25
  • Staatscourant, 42
  • Stadhuis Amsterdam afb. 31b, 63, 359, 370
  • Stadhuis Breda afb. 343, 403, 405-407, 413
  • Stadhuis Brugge, 239
  • Stadhuis Den Bosch afb. 12, afb. 13, afb. 14, afb. 21, afb. 69a-b, afb. 111, afb. 212, 40, 50, 105, 179, 261-262
  • Stadhuis Deventer, 59, 358
  • Stadhuis Hilversum, 403
  • Stadhuis Rotterdam, 59, 306
  • Stauthamer, Cephas afb. 175, 212, 225-226
  • Stedelijk Museum Alkmaar afb. 95, afb. 96, afb. 97, afb. 103, afb. 104, 138-140, 147-148, 512
  • Stedelijk Museum Amsterdamafb. 30a-b, afb. 222, afb. 234, afb. 246, 62-63, 113-114, 142-143, 150, 274, 291, 306
  • Stedelijk Museum, Brugge afb. 236b, 293
  • Steffens, Lucie, 58
  • Steiner, Rudolf, 304
  • Stephanus [of Stefanus] heilige, 204, 230, 246
  • Stichting Restauratie Atelier Limburg [SRAL], 22, 84, 86-87, 94, 98, 102-105
  • Stijl, De, 15, 64, 113, 142, 154, 293, 382, 384, 416, 421, 426, 431, 456, 472
  • Stok, Henri van der; 60, 109
  • Stokvis, Willemijn, 19
  • Straet, van der, 46
  • Strawinsky, Igor, 130
  • Stuers, Victor de, 25, 29, 36-37, 41, 59, 69, 73-74, 115-116, 119, 179-180, 241, 339, 466, 469
  • Stummel, Friedrich, 185
  • Sturm, Der afb. 313d, 61, 150, 381
  • Sturm, Georg afb. 66a-c, 48, 100, 102, 179, 236, 339, 341
  • Stuyt, Jan afb. 194, afb. 198, 30, 37, 66, 80, 116, 167, 180-181, 193, 206, 208-209, 211, 227, 239-244, 247-252, 263, 265, 328, 386, 416-420, 423, 427, 467, 470
  • Sulpice, 133, 155, 168
  • Suys, priester Arnold, 116, 239, 240
  • Suys, T.F., 30, 239

T

  • T(h)eresia van Avila, heilige; 10, 124, 149, 194, 197, 236, 286, 325-326, 328, 332, 365, 473
  • T(h)eresia van Lisieux, –a.j.i. [ab Jesu Infante = van het kindje Jezus], kleine–, heilige, 319, 414
  • Te deum, 194, 205
  • Teeken en Ambachtschool, Roermond, 74-75, 307
  • Teekenschool voor Kunstambachten, Amsterdam, 73
  • Termote, Albert [Termooten], 337, 379
  • Thaddeus (zie Judas Thaddeus), apostel, 278, 458
  • Theophilus, 37, 50-51
  • Theresiakerk Maastricht afb. 52, 85, 87, 89
  • Thissen, Christof, 435
  • Thomas van Aquino, heilige, 11, 131, 213-214, 307, 309, 332, 412
  • Thomas van Kempen [a Kempis], 286, 292, 305
  • Thomas van Villenova, heilige, 339-340, 353
  • Thomas, apostel, 212, 278
  • Thomson, James, 393
  • Thorn Prikker, Johan afb. 256, 11, 21, 61, 77, 108-109, 113, 115, 117, 126, 151, 273, 312, 314-319, 328-329, 331-332, 334-336, 338-339, 341-342, 344, 353, 359, 372, 376-377, 388, 402, 409-411, 413, 418, 426, 437, 474
  • Tibbe, Lieske, 18
  • Tielens, George, 44, 176, 456
  • Tielraden, P. van, 30
  • Tiepolo, G., 196
  • Tijd, De, 29-30, 68, 95, 240, 287, 293, 298, 300, 303, 311, 349, 352, 354, 412, 429, 451
  • Tilburgse Leergangen, 7, 47, 65-67, 70, 121, 137, 145, 475
  • Timmers, J.J.M. [Zef], 9, 176, 196, 198, 206, 434, 451, 455-456, 462-463, 466-467
  • Tombergen, Daniel afb.342, 405
  • Tonnaer, J.H., 196
  • Toorop, Charley, 63, 142, 147, 151, 153, 389
  • Toorop, Jan afb. 20, afb. 81, afb. 82, afb. 84, afb. 86, afb. 89, afb. 184a, afb. 221, afb. 222, afb. 223a-e, afb. 224, afb. 225, afb. 226, afb. 227, afb. 228, afb. 229, afb. 230, afb. 231a-b, afb. 232, afb. 233a-n, afb. 234, afb. 235, afb. 236a, afb. 238b, afb. 239. Afb. 240a-c, afb. 241, afb. 242, afb. 243, afb. 244, afb. 245, afb. 252, afb. 300, 8, 11, 21-22, 25, 28, 36, 44, 49, 58, 71, 77, 98-99, 101, 107-130, 137-138, 147, 151, 169, 171, 173-177, 181, 195, 208, 217, 225, 236, 238, 244, 257, 264, 266, 269, 272-323, 326, 329, 331-338, 342-344, 352, 355, 360-367, 370-373, 376-377, 383-388, 391-393, 396, 402, 408, 411, 424, 426, 428, 456, 460, 469-474, 476, 512
  • Topografische namen staan in de rubriek topografica. Die namen ondergebracht die sterk gerelateerd zijn aan de iconografie, de kunsttheorie en de techniek staan in de begrippenlijst.
  • Tours, Gregorius van, 173, 469
  • Trautwein, A.H.,polychromeur, 30
  • Troost, Albert, 62
  • Trouwkamer der Eerste Klasse vroegere gemeentehuis, Amsterdam afb. 289, afb. 304, afb. 305, 359, 367, 369-371
  • Tweede Vaticaans Concilie [1962-1965] (Vaticanum II), 176, 197, 243-244, 253, 472

U

  • Una sancta [R.K. Kerk], 65-66, 71, 119-121, 133-134, 136, 144, 173, 176, 198, 203, 243, 268, 273, 280, 291, 298, 300, 311, 320, 324, 344, 357, 359, 361, 357, 377, 379, 380, 384, 396, 401, 460, 466, 470, 472, 474
  • Universiteitsgebouw Utrecht zie Academiegebouw afb. 15, 42, 328, 406
  • Urbanus, paus; 261

V

  • Vahânaschool, 360, 470
  • Van Abbemuseum Eindhoven afb. 106, 64, 150
  • Van Goghmuseum Amsterdam afb. 107, 151
  • Van Onzen Tijd, tijdschrift, 37, 168, 184, 266
  • Vanzetti, Bartolomeo, 364
  • Vasari, G., 50, 116, 117
  • Vaticaan [R.K. Kerk], 133, 348-358, 380, 403
  • Veghel, Leonardus van, pastoor [martelaar van Gorcum], 236, 327, 330, 331, 343
  • Verf en Kleur, vakblad, 76, 77
  • Verheyen, Jacgues, 29
  • Verhulst, Rombout, 46
  • Verkade, Eduard, 435
  • Verkade, Jan [Willibrord] afb. 80d, afb. 87, afb. 171, afb. 205, 9, 13, 36, 49, 53, 55, 57, 67, 69, 88, 98, 101-102, 112, 116-118, 127-129, 181, 217-218, 228, 240, 255, 262, 302, 373, 469, 470, 476
  • Verkuylen, Albert
  • Verschure, pastoor, 241
  • Verschuuren, Albert afb. 37a-b, afb. 38a-b, afb. 39, 7, 67, 69-71, 121, 124-125, 137, 158, 220, 226, 266, 272, 290, 373, 376
  • Verschuuren, Charles, 70
  • Versuchsanstalt für Maltechnik, 91
  • Verwey, Albert, 35, 47, 57, 147, 150, 291, 381
  • Verwilst, J., liturgist dominicaan, 269, 324-327, 357, 373, 472
  • Veth, Cornelis, 386
  • Veth, Jan, 36, 42-43, 57, 470
  • Via dolorosa, 240
  • Vigeliusprijs, 28, 390-391
  • Vincentius a Paolokerk Rumpen Brunssum afb. 110, afb. 204, afb. 206, afb. 207, afb. 208, afb. 209, afb. 210b en d, 156, 254-260, 512
  • Vincentiuskapel, Den Haag, 317
  • Violier De, kunstkring, 9, 28, 37, 167-169, 171, 174, 176, 180-183, 188, 191, 193, 201, 208, 227, 239, 255, 275, 329, 339, 468-469
  • Viollet-le-Duc, E.E., 7, 55-57, 64, 74-75, 115, 168, 182, 202, 204, 212, 230, 251, 256, 262, 269, 335, 344, 354, 370, 384, 461, 466, 469, 473
  • Visser, Leo; 60
  • Vitruvius, 50-51
  • Vlaamse Primitieven, 281, 284, 291-294, 296-298, 320, 461
  • Vliet, Nico van der, 239-240, 243
  • Vogel, C., 49, 51
  • Volk en Vaderland, NSB-blad, 65
  • Vondel, Joost van den, 13, 49, 443
  • Voragine, Jacob a, 198
  • Vos en van Straaten, firma de, 76
  • Vos, Charles, 379, 409, 451
  • Voskuil, Han, 15, 63
  • Voskuyl [Voskuil], Jeroen, 62-63
  • Vossenaar, pastoor A.C.H, 287, 294
  • Vredeman de Vries, Hans, 404, 406
  • Vriendt, Albrecht de, 239
  • Vrijman, J.A.W., 59
  • Vulcanus, 284

W

  • Wagner, Richard, 184, 471
  • Walburgis(?)kerk Tiel afb. 307a, 373
  • Walburgiskerk, Arnhem, 162
  • Walstra, Herman afb. 307a, 12, 373
  • Waterkamp, J.M.J., 175, 324-325, 377
  • Weber, Carl; 210-211
  • Weglau, J. afb. 126, 180
  • Weiss, Max afb. 319, 386
  • Weissenbruch, 43
  • Wenzel, Karl; 198
  • Werkhoven, Wil, 83
  • Westerwoudt, L.A.A.M., 263
  • Weyden, Rogier van der afb. 237, 220, 291, 293-294
  • Wichman, Erik, 115
  • Wichman, Johanna, 379
  • Wiegers, Jan, 142
  • Wiegersma, Hendrik afb. 109, afb. 316, 16, 18, 63, 130, 137, 145, 149, 151, 153-155, 158, 321, 337, 353, 379-380, 383-384, 388, 409, 413, 424-425, 430, 435, 464
  • Wiegman, Matthieu afb. 95, afb. 96, afb. 97, afb. 100, afb. 118, afb. 150, afb. 210c, afb. 315, afb. 352, afb. 353, afb. 354, afb. 355, afb. 356, afb. 357b, afb. 358, afb. 359, afb. 360a-b, afb. 361, 12-13, 16-17, 19, 21-22, 28, 34, 44, 51, 65, 81, 93, 109, 114-115, 126, 137-140-144, 147, 149, 151-152, 154, 157, 159, 166, 171-173, 179, 196-197, 200-201, 259-260, 267, 273, 311, 326, 332, 371, 380, 382-384, 388-389, 409, 413, 415-430, 434-437, 440, 443, 445, 454, 456, 458, 463-466, 473
  • Wiegman, Piet; 142, 153, 400
  • Wiegman, Tia, 19
  • Wiegmans, Willem afb. 307b, 12, 93, 373-374
  • Wielders, Jos., 409
  • Wiener Sezession, Wenen afb. 171, 217-218, 469
  • Wijnberg, Nico afb. 30b, afb. 31a, 62-64
  • Wijngaerdt, Piet van afb. 103, afb. 104, 129, 142, 147-150, 383, 400, 409
  • Wilde, Oscar, 145, 146
  • Wildschut, Daan, 81, 260
  • Wilfried, heilige, 343
  • Willebeek le Mair, Henriëtte afb. 25, 44, 48, 58-59, 98, 118, 390, 440-442
  • Willibrordus, heilige, 207, 213, 343, 422, 441
  • Willibrordusstichting, kapel Heiloo afb. 55, 91
  • Willink, Carel, 16, 63, 107, 389
  • Winckelmann, J.J., 140, 472
  • Windhausen, Fons afb. 390b, 459
  • Windhausen, Paul, 190, 435
  • Witsen, Willem, 46
  • Witteman, Nico afb. 312, 379, 381, 388
  • Woerdensch Weekblad, 89
  • Wölfflin, Heinrich, 154
  • Worm, Piet, 19, 21, 44, 162, 199, 418, 440, 442, 463
  • Worringer, Wilhelm, 47, 150, 154, 381, 406, 415, 425, 458
  • Wouters, Rik, 389

Y

  • Ydema, Jacob afb. 2, afb. 388, afb. 389, afb. 391, 13, 16-17, 21, 171, 381, 388, 456, 458-460, 463, 465

Z

  • Zacharia, heilige, 11, 306-307, 310
  • Zadkiël, engel, 450
  • Zadkine, Ossip, 130, 424
  • Zusters van de Sociëteit van Jezus Maria Jozef, kapel Nieuwkoop afb. 36, 68-69
  • Zusters van Liefde, -Nevers, -Tilburg, 330

De genade van de steiger, afb. 46 'Firma Emmanuel Perey, Het offer van Melchizedek maakt deel uit van de cyclus van grisailles in de kooromgang in de Lambertuskerk van Helmond (1924-1925)'. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

De genade van de steiger, afb. 46 ‘Firma Emmanuel Perey, Het offer van Melchizedek maakt deel uit van de cyclus van grisailles in de kooromgang in de Lambertuskerk van Helmond (1924-1925). De aanwezigheid van dit genre toont de veelzijdigheid van dit bedrijf, ook al is dit soort schilderingen op dat moment sterk gedateerd. Bijzonder is verder dat we hier het resultaat zien van de rationalisatie van figuristen, specifiek ornamentele decorateurs en kalligrafen’. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

Verwijzingen &

De foto’s in de kop betreffen van links naar rechts: Jos ten Horn in de Goirkese kerk te Tilburg, Jan Toorop in de Beurs van Berlage en Antoon Derkinderen in het stadhuis van Den Bosch. Ze kunnen gedownload worden via de beeldbank van de RCE en zijn gemaakt door Sjaan van der Jagt/Pixelpolder.

Verkorte link van item: http://bit.ly/1QPbhQd

← Terug naar De genade van de steiger!

 

Register van begrippen

Register begrippen — ‘De genade van de steiger’ is sinds 2018 uitverkocht en kan alleen nog antiquarisch besteld worden.

Op zoek naar een passende afbeelding voor het item over Hemelvaart voor de sociale media in 2019 kwamen we erachter dat het in de monumentale kunst geen populair thema is, zoals ook uit onderstaand register blijkt. 

A

  • aarde, 124, 138, 139, 143, 144, 155, 198, 199, 203, 205, 207, 209, 211, 214, 215, 219, 223, 234, 256, 278, 300, 320, 321, 330, 343, 361, 363, 383, 395-397, 401, 423, 428, 434, 439, 400, 447, 454, 455 groene -, 87, 476-477
  • Aartsengel (zie ook hiërarchie der engelen), 95, 214, 223, 256, 259, 414, 418, 419, 449, 450
  • abstract expressionisme, 62
  • abstract, 15-17, 62-64, 111-113, 117, 132, 140, 143-144, 150, 154, 173, 206, 293, 334, 371, 379, 383, 408, 416, 419, 445, 469, 471, 473, 474; abstracten, 63, 64, 112, 113 abstrahering (geabstraheerd, abstraherend), 15, 61, 236, 267, 331, 333, 461, 463, 471 abstractie, 17, 64, 112, 138, 146, 159, 174, 402, 425, 471
  • academie (academisch), 7, 9, 17, 19, 21, 25, 28-30, 34, 40-47, 49-50, 54, 57, 59, 60, 65, 67, 70, 72, 79-81, 87, 88, 111, 117, 118, 121, 135, 138, 140, 152, 178-183, 193, 205, 208, 227, 231, 238, 263, 290, 339, 398, 409, 418, 424, 455, 467, 470, 471, 473 Zie Antwerpen, Den Haag, Maastricht, Groningen en Tilburg
  • acht zaligsprekingen, 208, 209, 210, 317, 362
  • achtergrond [schilderkundig], 26, 34, 46, 59, 112, 157, 178, 189-191, 193, 194, 202, 203, 226-228, 230, 243-245, 250, 253, 256-257, 262, 275, 279, 281, 284, 286, 295, 302, 304, 307, 332, 335, 352, 374, 393, 397, 401, 403, 405, 407, 411, 414, 421, 423, 427, 434, 435, 439, 449, 454-455, 468, 469
  • adagium, 44, 131, 162, 147, 193, 28, 285, 436
  • adoratie (zie verering), 197, 312
  • afbladderen, afgebladderd 51, 98
  • affiche, afficheren, 15, 29, 57, 70, 217, 281
  • aflaat, 280, 472
  • aflegging, 12, 399, 402-403
  • afschilferen, 92, 103
  • agrariër (zie boer), 279
  • albe, 220
  • alfa (alpha) en omega, 159, 174, 212, 216-217, 246, 256, 355, 451, 454
  • alkali’bestendig, 87 –vast; 93 alkalisch, 99, 102
  • allegorie, 124, 250, 258, 291, 295, 300, 310, 311, 339, 364, 406, 411 allegorisch, 173, 207-208, 260, 284, 286, 291, 298, 311, 352, 355, 365, 406
  • allerheiligste, 68, 326, 465
  • altaar, 11, 93, 129, 134, 135, 162, 191, 192, 194, 196, 201, 207, 220, 223, 226-228, 234, 237, 238, 254, 259, 260, 268, 284, 291, 292, 313, 321, 324, 332, 334-337, 349, 353, 356, 360, 361, 363, 366, 369, 374, 404, 407, 422, 423, 431, 441, 448
  • ambacht, 8, 28, 37, 40, 41, 72, 73, 75, 167, 186, 336, 363; ambachtelijkheid, 73, 76, 148, 413, 436, 437, 439, 445, 466, 468, 471; ambachtsman, 7, 34, 40, 42, 73, 75, 131, 179, 260, 315, 370; –onderwijs, 7, 41-42; –school, 75, 76, 473
  • anachronisme, anachronistisch, 18, 107, 157, 172, 173, 182, 408, 471
  • analogie, 44, 114, 122, 153, 154, 188, 239, 302, 321, 439
  • analyse, 20, 21, 23, 36, 42, 44, 57, 64, 83, 95, 104, 105, 107, 109, 114, 141, 154, 158, 159, 166, 173, 174, 177, 178, 255, 273, 286, 287, 291, 292, 305, 313, 323, 329, 376, 384, 392, 400, 409, 415, 442, 450, 454, 460, 465, 471; analytisch, 64, 148, 426
  • anamorfose, 449
  • anarchisme, anarchist, anarchistisch, 291, 364, 365, 389, 423
  • anarcho–communist, 359, 364, 366
  • anekdote, anekdotisch, 157, 198, 250, 257, 406, 449
  • ankh, 360
  • annunciatie, 10, 94, 164, 198, 201, 214, 218, 219, 221, 250, 256, 257, 319, 320, 411, 442, 445, 461
  • antichrist, 359, 444
  • anticipatie (anticiperen), 48, 74, 154, 253
  • antifoon, 216, 305
  • antimodern, 17, 18, 37, 41, 66, 107, 144, 198, 269, 273, 284, 298, 357, 363, 377, 475
  • antitype, 157, 189, 207, 418, 422, 447, 454
  • antropomorfisch (anthropomorphisch), 177, 196, 250
  • antroposofie, 303, 304
  • Apocalyps, 26, 195, 196, 211, 215-219, 225, 235, 360, 414, 418, 422, 454
  • apocrief, 258, 336, 472
  • apollinisch endionysisch, 423, 425
  • apologie, 133, 403
  • apostel, 71, 83, 163, 178 188, 196, 199, 203-204, 213, 219-220, 223, 235-236, 243-250, 252-254, 258, 274-276, 278, 284-285, 291, 294, 302, 313, 315-316, 321, 323, 334, 342-344, 363, 370, 374, 394, 398, 402, 421, 434, 437-439, 464, 472; apostolaat, 213, 343
  • apotheose, 12, 94, 352, 368, 397, 401, 417, 423, 449, 462
  • après la lettre, 9, 54, 166, 179
  • apsis, 10, 30, 68, 155, 180, 193, 194, 197-203, 212-217, 221-237, 241, 245-247, 254-259, 329-330, 348-349, 354, 369, 407, 416, 431, 434, 442, 446-454, 469; –boog, 228; –mozaïek, 352, 355–muur, 217, 228, 330, 348; –raam, 195; –schildering, 157, 197, 434; –gewelf, 26, 149, 201, 218, 428
  • aquarel, 44, 295, 445, 466; aquarelleren, 53, 415, 417, 435, 476, 477; aquarelachtig, 255, 256
  • arbeider (werkman), 57, 198, 271, 279, 300, 302, 362-363, 411-412
  • arbeidersbeweging, 198, 279
  • arboraal, 341, 352-355
  • arcade, 202, 243, 246, 247, 249, 256, 257, 447, 457
  • archaïsch, archaïsme, archaïstische, 15, 55, 238, 253, 285, 286, 312, 322, 326
  • archangeli [aartsengelen] 214, 419
  • archeologisch (archaeologisch), 138, 177, 189, 472; archeoloog, 83, 158
  • archetypisch, 111, 287, 318, 367, 391, 396, 401, 408, 411
  • architectuurpolychromie, 95, 178, 181, 183, 269
  • ark des verbonds, 70, 196, 198, 215-217, 220, 330
  • arma Christi (lijdenswerktuigen, passiewerktuigen), 61
  • armenbijbel (zie ook biblia pauperum), 340,469
  • art deco, 68, 223, 225, 228, 230, 237, 268, 329, 339, 341, 373
  • art devant lequel on prie [de kunst waar men voor bidt], 164, 173, 314, 375, 384, 416, 440
  • art nouveau, 217, 225, 228, 339, 341, 444
  • arte blasfema [godslasterlijke kunst], 324, 357, 379, 409, 473
  • artiest, 18, 57, 145, 147, 292, 311, 314, 400, 473
  • artistiek, 8, 12, 15, 17-20, 25, 28, 34-36, 41, 43, 44, 54, 60-62, 70, 71, 80, 86, 100, 117, 124-127, 129, 130, 132, 136-139, 143-145, 147, 150, 154, 158, 164, 168, 169, 174, 178, 183, 190, 193, 201, 205, 217, 223, 238, 239, 241, 260, 272, 273, 287, 290, 292, 293, 298, 302, 307, 310, 338, 348, 357, 358, 373, 383, 385, 389, 405, 409, 424, 429, 431, 436, 440, 444, 445, 460, 461, 470, 472
  • ascese, 153, 291; ascetisch, 168, 177, 231, 236, 291, 312, 327, 362, 397
  • assemblage, 17, 367
  • assimilatie, 17, 21, 52, 121, 153, 178, 208, 227, 238, 263, 266-267, 317, 354, 377, 409; assimileren, 262, 338
  • astrologisch, 371
  • atavistisch, 402, 408
  • atelier, 10, 19, 28-30, 42-43, 48-49, 54, 59, 76, 88, 93, 100, 144, 168, 171, 183, 185, 190, 227-228, 238, 287, 311, 330-331, 339, 345, 348-349, 358, 385-386, 406, 427, 431, 437, 458, 474, 475
  • attribuut, 59, 76, 173, 178, 194, 196, 198, 207, 213-214, 217, 219-221, 278-281, 286, 301. 311, 321, 349, 352, 355, 393, 395, 398, 411, 439, 450, 471, 474
  • auctor intellectualis, 193
  • aureool, 217, 235, 286, 322, 349, 362, 375, 398, 417, 423, 435
  • autodidact, 17, 62, 153, 154
  • avant-garde, 15, 63, 130, 142, 389
  • Ave Maria [weesgegroet], 219

B

  • Babylon, hoer van, 418
  • Babylonische spraakverwarring, 150, 152, 450
  • baksteen, 51, 93, 99-100, 166, 211-212, 227, 230, 231, 334, 335, 238, 321, 434; –mozaïek, 62; –kleuren, 227
  • baldakijn, 47, 227-228, 264-265
  • balustrade, 227-228, 462
  • banderol, 159, 161, 229, 258, 320, 447, 450-451
  • barmhartigheid, 71, 221, 264, 266, 365, 442
  • barok, nieuwe, 12, 18, 158, 160, 162, 171, 311, 320, 327, 379, 380-381, 386, 389, 402-403, 406, 434, 445, 463-466, 468, 470-474
  • bederf, 52, 325, 337
  • bedevaart, 221, 240, 391
  • bedoeïenen, 239, 243, 249
  • beeld’denker, 413, 415, 431; –formule, 256, 461; –houwer, 28, 30, 43, 67, 69, 74, 137, 226, 324-325, 379, 396, 409, 425-426, 428, 468; –spraak, 12, 221, 226, 414, 422-423; –taal, 17, 113, 177, 193, 207, 225, 254, 266, 329, 376, 400, 406, 408; –verhaal, 175, 187, 251, 253
  • beeldende kunsten, 7, 34, 37, 44
  • beeldentaal, 340
  • begeerte, 132, 195, 278, 301, 355
  • beits, 71, 375
  • bekering, 21, 55, 62, 119, 127, 138, 179, 182, 238, 246-247, 249-250, 274, 286-287, 305, 389, 467; bekeerling, 9, 125, 130, 137, 250, 273, 373, 424, 449
  • belijder, 331, 398
  • Benedicite, 205-206, 237
  • benedictijnen (benedictijner), 20, 29, 49, 55, 66, 94, 118, 126-127, 132, 168, 176-177, 181, 191, 214, 240, 260, 263, 266, 269, 368, 462, 468, 476
  • beoordelingscriteria (zie criteria), 10, 267, 269
  • Bergensche school (zie Bergense school), 9, 142, 163
  • Bergense school, 20, 94, 143, 147, 163, 271, 393, 409, 416
  • Bergrede, 76, 208-209, 362
  • beschadiging, 87, 104
  • beschermheer, 182, 189
  • beschermheilige, 396
  • bescherming (beschermer), 16, 23, 52, 67, 73, 182, 198, 205, 207, 214-215, 220, 258, 293, 304, 367, 411, 450
  • beschermvorst, 198, 336
  • betonplastiek, 355, 357, 359
  • Beuroner beurtzang, 7, 9, 19, 21, 177, 197, 208, 377, 474; – idioom, 10, 209, 254, 257; – Malerschule, 8, 476; – school, 10, 21, 47, 117-118, 174, 181, 190-191, 203, 208-210, 222, 227, 229, 231, 236, 259-263, 266-267, 269, 273, 294, 313, 328, 373, 417, 468-470, 467; – stijlindicator, 10, 228, 268; – typologie, 10, 258, 274
  • beweeg, beweging [schilderkundig], 11, 56, 61, 112, 155, 161, 210, 212, 251, 253, 290, 294, 300-301, 317, 323, 343, 371, 407, 421-422, 426, 444, 468
  • Bewening (zie Pieta), 12, 85, 91, 100, 426-427, 475
  • bezield (bezieling), 11, 64, 66, 108, 111, 129, 148-149, 167, 196, 260, 285, 293, 301-302, 307, 312-313, 318, 343-344, 360-361, 367, 376, 383
  • biblia [biblium] pauperum, 7, 44, 46, 68, 71, 81, 94, 135, 157-158, 179, 189, 207, 255, 267, 301, 422, 447, 454, 458, 464-465, 469; – virginum, 68
  • bidimensionaal (bidimensionaliteit), 9, 57, 61-62, 161, 182, 321, 420, 469
  • bien étonnés de se trouver ensemble, 64, 118, 360, 435
  • bies, 227-228, 251, 329, 360, 370, 474
  • bijenwas, 8, 52, 92, 103-104
  • bindmiddel, 8, 51, 84, 87, 89, 92, 93, 97, 99, 101-104; –analyse, 8, 87, 97, 103; – ei, 51,89, 101, 103; – melk [caseïne], 51, 102; – azuur, 51 en; – gom, 43, 51, 348
  • bisdom, 206, 343, 451; episcopaat, 67, 121; bisschop, 198, 206, 215, 263, 278, 310, 330, 331, 339, 360, 380, 389, 407, 436, 462
  • bloem, 68, 121, 124, 174, 198, 204, 211, 256-257, 278, 281, 339-342, 355-356, 359, 367-368, 371, 394-396, 423, 428, 440, 442-443; – van Nazareth, 442; – der bloemen, 442; passie– 251, 252, 256, 313
  • Blut-und-Boden, 15, 62-63, 465
  • boek der leken, 21, 44, 71, 135, 157, 173, 207-208, 267, 276, 450, 469
  • boer, 260, 297, 300, 302, 385, 392
  • boogveld, 188-189, 222, 25, 227, 469
  • boom, 13, 64, 219, 237, 257, 339-341, 349, 353, 393, 399, 421, 423, 425, 448; – van goed en kwaad, 200, 399, 414, 448; – des levens, 237, 353
  • boot, 34, 281, 286
  • borst (boezem), 71, 87, 124, 195, 197, 217, 219, 220, 245, 284, 286-287, 293, 296, 343, 365
  • bouw’heer, 204, 281, 467; –iconografie, 213
  • bouw’pastoor, 174, 193, 206, 358, 447, 451; –symboliek, 174, 285, 472; –vak, 41, 73
  • bruid, 198, 263, 291, 298, 339, 341, 420; bruidegom, 197, 215, 229, 258, 420; Drie bruiden, 291, 298
  • Bruiloft van Kana, 12, 395, 419, 422, 461
  • Byzantijns, 18, 22, 107, 118, 177, 193, 208, 237, 238, 244, 245, 254, 256, 258, 260, 269, 275, 337, 357, 360, 431, 434, 456, 474; – Beuroner, 245, 249, 251, 258, 357, 358

C

  • calcium, 86, 87, 96; –hydroxide, 84, 86, 87, 92
  • calvariekruis, 343
  • canongebed, 447-450
  • carbonaat, 84; calcium–, 84, 86, 87, 92; carbonatatie, 89, 92
  • carton, 19, 76, 326, 342, 348, 410
  • cartouches, 404-406
  • caseïne, 8, 43, 51, 83, 89, 93, 101-103, 227, 475, 477
  • cassette, 10, 228, 231, 255, 256; –plafond, 182, 205, 255, 429
  • catechese, 13, 71, 440-443, 450
  • cederhout, 287
  • cenakel, 244, 245
  • cerebraal, 21, 130, 138, 165, 173, 291, 371, 471, 473; cerebralen, 307
  • ceremonie, 176, 472
  • charitas, 302, 340, 344, 365, 366, 441
  • chef d’oeuvre, 339
  • cherubijnen (zie ook hiërarchie der engelen), 68, 196, 215-217, 220, 223, 227, 268, 320, 419, 449
  • choreografie, 171, 176, 340, 417, 472
  • Christus’ Koning, 10, 182, 194-199, 207, 220, 261, 264; –monogram, 194, 195, 212, 218, 237, 251, 252, 334, 355; – Overwinnaar, 334, 335; –pantocrator, 11, 360, 361, 366
  • chromatisch, 97, 455
  • chroom’groen, 97, 476; –oxide, 87; –oxidegroen, 87
  • ciborie (zie miskelk), 199, 355
  • ciboriumaltaar, 180
  • cijfer (zie getal), 276, 285, 424, 430
  • cisterciënzer orde, 330
  • Civitas dei, 343
  • classicisme, 140, 416, 473; classicistisch, 17, 107, 111, 128, 174, 209, 231, 256, 406, 413, 469, 472
  • clerus, 21, 68, 70, 71, 116, 120, 134, 165, 174, 269, 272, 298, 310, 311, 317, 337, 359, 366; clerici, 115, 134, 340, 436
  • codificatie, 193
  • co-existentie, 18
  • collage, 17, 18, 430
  • coloriet (zie kleur), 63, 114, 149, 152, 157, 187, 253, 382
  • combinerende verbeelding, 208, 225, 267, 298, 450
  • communie, 69, 195, 220, 310, 441, 443
  • communisme, 424; communist, 389; anarcho –, 359, 364, 366
  • compartimenteren, 202, 341, 352, 420
  • compositie, 25, 46, 54, 55, 57, 61, 66, 69, 98, 113, 125, 138-140, 143, 144, 158, 159, 161, 164, 173, 174, 177, 182, 186, 191, 243, 256, 258, 273, 290, 300, 307, 311, 312, 314, 317, 318, 321, 325, 326, 329, 332-334, 342, 348, 349, 353, 372, 377, 380, 382, 391, 400, 403, 413, 417, 421, 423, 435, 449, 451, 457, 461, 468, 473; –schema, 177, 181, 190, 191, 221, 229, 293, 312, 320, 399, 406, 445, 466; compositorisch, 112, 143, 326, 341, 343, 344, 359, 363
  • concaaf,423, 434, 447, 450
  • concentrisch, 209, 251, 342, 361
  • concordans, 447
  • condensatie, 98
  • confessie (confessioneel), 115, 135, 149, 240
  • congregatie, 214, 226, 240
  • connotatie, 18, 126, 140, 153, 155, 161, 162, 165, 258, 380, 429, 473
  • consecratie, 202, 220, 244, 447
  • console, 221, 222, 255
  • constructie, 62, 73, 93, 227, 230, 248, 255, 324, 344, 345, 425, 469
  • consumptie (mystieke huwelijk), 197
  • contaminatie, 195, 234, 285
  • contemplatie, 40, 70, 159, 177, 253, 383, 428, 450; contemplatief, 214, 220, 331
  • contemporain (eigentijds, hedendaags), 20, 36, 88, 91, 105, 108, 111, 130, 151, 174, 254, 261, 311, 315, 359, 382, 401, 404, 416, 457, 467
  • contour, 26, 30, 83, 87, 89, 107, 114, 134, 190, 193, 210, 240, 248, 256, 276, 360, 361, 370, 375, 403, 412, 417, 419, 425, 427, 435, 451, 454, 458; –lijn, 57, 134, 341, 357, 427
  • contrapost, 381, 413, 418-421, 425-427, 435, 445, 457, 469
  • contrareformatie, contrareformatorisch, 155, 196, 197, 380, 415, 474
  • contrast, 59, 77, 190, 193, 235, 246, 329, 330, 336, 344, 358, 365, 374, 397, 399, 436, 468; contrasterend, 95, 212, 461
  • conventie, 71, 165, 403
  • copal (kopaal), 52
  • Cor jesu (zie heilig Hart), 234
  • craquelé, 104
  • creatie, 97, 129, 144, 272; creatief, 37, 43, 101, 126, 135, 139, 143, 149, 153, 173, 178, 180, 260, 294, 306, 393, 405, 408, 470; creativiteit, 76, 113, 159, 165, 281, 399, 408, 428
  • criteria, 23, 120, 171, 172, 210, 238, 254, 340, 385, 468; subcriteria, 172, 468
  • Cubisme (zie kubisme), 150-152, 159, 291, 292, 424, 456, 475
  • cultureel, 16, 18, 19, 22, 23, 87, 97, 118, 155, 306, 435, 437, 455
  • cultuur, 41, 46, 60, 110, 180, 206, 241, 285, 291, 292, 301, 305, 451, 468, 471, 472
  • cultuurhistorie, 10, 12, 13, 22, 23, 172, 208, 238, 260, 269, 311, 338, 377, 388, 466, 468
  • curriculum, 19, 25, 28, 34, 43, 57, 61, 75, 215, 358
  • curve, 342, 381, 468

 D

  • Dada, 113, 424; dadaïsten, 389
  • daimonisch (zie demonisch), 113
  • dampdoorlatend, 103; –heid, 92, 93
  • Daniel (oudtestamentische boek), 196, 205, 405
  • danse macabre (zie dodendans), 393
  • datering (dateren, gedateerd), 34, 49, 61, 69, 89, 92, 174, 193, 195, 263, 312, 329, 337, 344, 356, 391, 399, 404-406, 411, 413, 438
  • decadent, 126, 151, 305, 313; decadentie, 474
  • decoratie, 29, 30, 64, 65, 68, 76, 80, 93, 95, 112, 119, 127, 161, 167, 180, 183, 184, 194, 208, 212, 227, 229, 230, 237, 243, 246, 251, 262, 324, 330, 331, 361, 406, 409, 469; –schilder, 73, 75; decoratief, 8, 15, 25, 31, 34, 36, 48, 54, 56, 64-67, 69, 72, 75-77, 80, 93, 95, 110-115, 117, 119, 139, 147, 165, 184-186, 204, 210, 223, 225, 227, 231, 236, 237, 251, 252, 267, 284, 295, 314, 318, 323, 332, 338, 342, 344, 354, 370-372, 376, 402, 404, 416, 418, 421, 429, 461, 463, 469; decorateur, 67, 78, 80, 81, 178, 205
  • decorum, 8, 9, 17, 61, 71, 111, 115, 134-136, 144, 173, 176, 180, 187, 191, 207, 208, 238, 240, 267, 273, 314, 325, 326, 333, 334, 375, 384, 406, 407, 409, 416, 430, 440, 460, 465, 469-471, 473, 474
  • deformatie (zie gedefigureerd, gedeformeerd, gedenatureerd), 64
  • delamineert (loslaten)= 86
  • demiurg, 204
  • demon, demonisch, 113, 295, 297, 394, 395
  • desiderata, 267, 325, 331, 405
  • desintegratie, 51
  • destilleren, gedestilleerd, destillaat,, 91, 92, 110, 149, 172, 271, 474
  • detail, 36, 44, 47, 50, 84, 85, 89, 90, 94, 95, 98, 100, 102-104, 113, 123, 201, 211, 220, 227, 231, 237, 250, 258, 259, 261, 262, 275, 278, 294, 295, 300, 316, 322, 323, 327, 340-342, 356, 360, 368, 380, 395, 401, 403, 406, 409, 411, 415, 421, 429, 434, 445, 448, 449, 451, 455, 458, 461; detaillering, 13, 95, 190, 230, 256, 268, 314, 405, 449, 458; gedetailleerd, 68, 84, 85, 105, 178, 179, 189, 191, 227, 236, 295, 330, 352, 353, 370, 374, 401, 451, 454, 461, 468
  • deugd, 9, 47, 71, 132, 136, 142, 165, 196, 209, 229, 305, 310, 325, 343-356, 361, 363, 364, 371, 373, 384, 405, 406, 413, 439, 440, 442, 443, 450; –zaam, 179, 187, 209, 243; on–, 18, 91, 126; kardinale en theologische; –, 196, 229, 344, 361, 363, 440
  • deus absconditus [de verborgen god], 199; – artifex [kunstvaardige god], 204
  • deuterocanoniek, 204, 205
  • devotie, 9, 68, 133, 138, 162, 173, 193, 197, 198, 206, 211, 239, 243, 280, 287, 331, 333, 349, 362, 374, 375, 379, 384, 414, 423, 430, 436, 475; –park, 241
  • diagonaal, diagonaalsgewijs, 86, 111, 140, 159, 187, 220, 250, 281, 293, 294, 335, 468, 473
  • diaken, 215, 220
  • dialectiek, dialectisch, 8, 25, 40, 117, 120, 154, 159, 197, 199, 259, 278, 292, 357, 391, 397, 425, 428, 430, 454, 464, 472
  • dichotomie [van Riegl], 10, 154, 222, 235, 244, 246, 269, 297, 314, 317, 326, 330, 338, 353, 361, 371, 377
  • diepte, 95, 97, 101, 102, 111, 123, 146, 157, 178, 222, 228, 230, 235, 244, 257, 264, 275, 286, 334, 341, 344, 354, 361, 415, 421, 473; –werking, 182, 190, 222, 354, 384, 402, 459
  • dierenriem, 166, 205
  • differentiatie, 34, 148, 153, 236, 253, 344, 400, 468, 474
  • dilectare (zie genieting), 408, 473
  • dionysisch, 171, 396, 423, 425
  • diorama, 250
  • directeur, 7, 30, 34, 36, 49, 54, 60, 64, 67, 75, 76, 159, 258, 366, 385, 411, 462
  • discipline, 21, 25, 178, 182, 471
  • dispositie, 174, 188, 212, 384, 469
  • dochters van Israël, 365
  • doctrine, 63, 121,125, 126, 134, 180, 181, 208, 250, 297
  • dodendans, 297, 302, 393-395
  • doek [betreft alleen hoofdstuk 2 en 3], 36, 43, 48-51, 60, 69, 85, 90, 93, 100, 100, 102, 102, 104
  • dogma, dogmatisch, 18, 37, 48, 55, 63, 115, 123, 141, 176, 182, 201, 291, 386, 414, 430, 472
  • dominicaan, dominicaner, 68, 115, 116, 117, 120, 174, 177, 201, 214, 269, 309, 318, 324, 326, 332, 343, 472
  • doop, 49, 108, 197, 215, 234, 236, 250, 251, 290, 293, 296, 336, 337, 362, 419, 441, 442; –kapel, 44, 176, 250, 251, 429, 441, 464
  • doornenkroon, 301, 329, 332, 349, 353, 355, 399, 448
  • doorzichtkunde (zie perspectief), 67
  • drager, 7, 8, 20, 47, 50, 51, 83, 85, 94, 100, 104, 111, 139, 145, 185, 198, 231, 238, 290, 382, 399, 421, 422, 465, 470, 473, 474; losse –, 8, 85, 100
  • drama, dramatisch, dramatiek, 15, 22, 51, 60, 71, 114, 119, 133, 139, 140, 157, 158, 178, 179, 181, 182, 191, 208, 210, 212-214, 228, 250, 290, 323, 340, 349, 352, 367, 380, 384, 400, 445, 447, 449, 450, 458, 460, 469
  • dramatis personae, 191, 222, 248, 249, 301, 338, 439, 450
  • draperie (zie tapisserie), 219
  • drie’hoek, 55, 129, 215, 216, 219, 244, 285, 294, 298, 300, 307, 310, 322, 330, 334, 342, 352, 399, 415, 417, 419, 421, 449, 470; –kruis, 198; –luik, 61, 248, 249, 278, 298, 303, 319-321, 338, 352, 354, 366, 419; driehoekscompositie, 13, 417, 448
  • driedimensionaal, 56, 151, 179, 195, 212, 222, 241, 245, 258, 373; driedimensionaliteit, 86
  • Drie-eenheid, 10, 11, 191, 192, 195, 196, 208, 216, 263, 276, 278, 285, 298, 310, 320, 321, 329, 330, 335, 342, 343, 356, 361, 367, 446; Drievuldigheid, 135, 195, 196, 206, 216, 219, 229, 250, 276, 321, 329, 366, 372
  • droge naald (etstechniek), 272, 374, 375, 377
  • droom, 20, 53, 110, 144, 155, 179, 268, 336, 394, 467; –beelden, 474
  • druiven, 222, 226, 256, 264, 349, 353, 355, 434; –rank, 167, 223, 244, 353, 386
  • dualiteit, 11, 305, 339, 340, 353, 411, 412
  • duif, 87, 194-196, 251, 256, 323, 343, 354, 356, 383, 386, 415, 441, 448,
  • duivel, duivels, 133, 291, 355
  • duurzaam, 23, 34, 47, 52, 72, 83, 91, 92, 97, 101-104, 135, 149, 172, 177, 317, 413; –heid, 36, 48, 50-52, 58, 88, 91, 92, 94, 98-100, 103, 185
  • dynamiek, 23, 59, 114, 155, 159, 253, 316, 317, 332, 343, 400, 419, 420, 421, 454, 466; dynamisch, 59, 129, 142, 148, 157, 158, 172, 187, 190, 231, 271, 326, 342, 383, 468, 469

E

  • Ecce homo, 280, 296, 430; – homines, 306
  • Ecclesia militans (zie strijdende kerk), 175
  • Ecclesia triumphans (zie ook overwinnende kerk en triomferende kerk), 175, 203, 475
  • eclecticisme, 17, 108, 113, 129, 403, 408; eclecticus, 400, 408; eclectisch, 7-9, 16, 17, 19, 20, 107, 108, 110, 112-114, 116, 118, 120, 122, 124, 126, 128, 130, 132, 134, 136, 138, 140, 142, 144, 146, 148, 150, 152, 154, 156, 158, 160, 162, 164-166, 168, 266, 317, 335, 377, 436, 461, 474
  • educatie, educatief, 41, 172, 180, 253, 267, 450, 471
  • Egyptische driehoek, 285, 470; gelijkzijdige –, 216, 244, 285, 298, 330, 334, 342, 449, 470
  • ei, 43, 51, 89, 101, 103, 359, 367, 368, 370, 371
  • eigenheid (zie individualiteit), 118, 151, 471
  • eigentijds (zie contemporain), 15, 20, 25, 28, 44, 47, 50-52, 61, 62, 69, 77, 80, 81, 110, 116, 136, 149, 153, 167, 169, 171, 183, 238, 258, 263, 266, 298, 305, 313, 324, 326, 355, 357, 361, 365, 386, 406, 408, 409, 420, 422, 456, 469, 471
  • einzelgänger, 10, 21, 44, 171, 172, 178, 263, 338, 359, 379, 386, 431, 458, 463
  • elasticiteit, 99, 113, 201, 455
  • Elemiharz, 52
  • email’kunstenares, 385; –mozaïek (zie mozaïek), 348
  • embleem, 68, 193, 256, 313, 321, 366
  • Emmanuel, 10, 34, 78-80, 166, 212, 216, 217, 223, 244
  • Emmaüsgangers, 246, 416, 417
  • empathie, 36, 134, 189, 287, 430, 472
  • emulsie, 102
  • en face, 213, 296; – profil, 222, 320, 338, 344; – trois quarts, 222
  • engelen’cyclus, 12, 259, 382, 417; doods–, 391, 392, 396, 397; –koren, 10, 68, 114, 191, 192, 211, 214, 231, 247, 259, 395, 417-419, 449; priester- –, 10, 219, 220; worg–, 392-394, 400
  • Entartete Kunst, 15, 16, 60, 63, 144
  • entourage, 180, 187, 191, 227, 262, 397, 420, 434, 471
  • epiek, episch (zie ook mise-en-scène), 7, 9, 10, 19, 21, 60, 114, 117, 118, 142, 177, 178, 190, 191, 210, 237, 239, 250, 253, 263, 264, 269, 273, 298, 315-317, 372, 377, 382, 383, 391, 407, 458, 469, 473, 474
  • episcopaat, 67, 121
  • epitaaf, 193, 256
  • epos, 10, 239
  • erfgoed, 15, 16, 19, 22, 23, 87, 97, 118, 306, 377, 467, 468
  • erfzonde, 189, 200, 221, 320, 362
  • eros, 144, 145, 151, 155, 292; erotiek, 124; erotisch, 149, 286, 292
  • Esperanto, 9, 147, 152, 153, 379, 475
  • esthetica, 9, 10, 20, 21, 47, 121, 125, 126, 131, 162, 163, 172, 178, 181, 208, 237-239, 253, 262, 267, 269, 274, 281, 298, 309, 408, 416, 439, 440, 464, 466, 468, 475, 476; esthetisch, 23, 91, 117, 122, 123, 135, 138, 172, 253, 267, 273, 338, 377, 386, 430, 431, 468; –-filosofisch, 470
  • eterniet, 20, 30, 48, 51, 88, 100, 474
  • ether, 365; etherisch, 222, 225, 235, 244, 297, 330, 352, 371
  • etsvloeistof, 93, 94
  • eucharistie, 12, 70, 121, 125, 126, 194, 195, 197, 199, 202, 204, 222, 236, 244, 256, 278, 330, 349, 353, 361, 386, 419, 420, 422, 443; –viering, 175, 220, 474
  • euritmisch, 344, 384, 473
  • evangelie, 195, 197, 199, 203, 209, 219, 239, 240, 243, 244, 251, 256, 307, 321, 367, 419, 420, 421, 422, 444, 463; evangelisatie, 12, 420, 422
  • evangelisten, 11, 94, 160, 178, 182, 189, 193, 195, 211-214, 257-259, 289, 321, 356, 360-364, 371, 386, 402, 403, 414, 428, 451, 454, 455; –symbolen, 31, 196, 229, 235, 278
  • evenwicht, evenwichtig, 59, 60, 138, 140, 146, 159, 161, 227, 230, 279, 318, 344, 353, 361, 384, 401, 424, 429, 461, 468, 469, 472, 473
  • evocatie, evocatief, 62, 236, 250, 251, 253, 365, 381
  • excerpt, 50-52, 55
  • exegese, 124, 213
  • exemplum virtutis, 179, 187, 197, 344, 471; exempla virtutis, 213, 222, 234, 334, 365
  • exercitie, 9, 17, 55, 64, 125, 177, 193
  • experiment, 13, 17, 20, 21, 42, 44, 50, 59, 62, 91, 111, 139, 140, 144, 178, 180, 186, 263, 293, 311, 373, 374, 406, 413, 427, 431, 444, 445, 457, 466, 474
  • exponent, 12, 17, 21, 109, 171, 361, 379, 389, 403, 409, 422, 436, 456, 464, 465, 475
  • expositietroon, 356
  • expressie (zie uitdrukking), 55, 68, 86, 111, 114, 134, 140, 149, 159, 174, 254, 258, 260, 276, 325, 326, 358, 383, 400, 428, 469; expressief, 55, 59, 133, 370, 401, 412
  • expressionisme, Duitse, 61, 64, 317, 379; Vlaamse –, 391, 393
  • extase, 148, 149, 163, 197, 257, 312, 466; extatisch, 71, 149, 167, 285, 292, 315, 326, 332
  • ezelschilderkunst, 62, 143

F

  • factuur (zie handschrift), 12, 21, 109, 139, 143, 145, 159, 225, 266, 267, 365, 382, 384, 399-402, 408, 415, 417, 418, 420-423, 427, 445, 450, 451, 454, 464, 466, 470-472
  • fantasie (zie verbeelding), 153, 154, 274, 384, 408, 474
  • farizeeën, 188, 243; farizeeër, 246; Pharizeeër, 295
  • Fauves, 389, 461
  • feniks, 352, 449; Phoenix, 63
  • ferula (zie pausstaf), 198, 199, 220
  • figuranten, 187, 191, 208, 213, 248, 295, 296, 396, 399; figurist, 7, 48, 72, 78, 80, 166, 171, 178, 184, 186, 205, 431, 461, 473
  • figuratie, 64, 129, 174, 185, 211, 212, 228, 230, 259, 269, 284, 326, 338, 341, 344, 403, 461; figuratief (ook versus abstract, non-figuratief), 15, 17, 31, 34, 48, 64, 68, 80, 95, 97, 99, 100, 107, 112, 113, 132, 144, 177, 178, 181, 184-186, 211, 212, 225, 231, 251, 357, 402, 419, 461, 469, 474
  • film, 99, 297, 357, 426; teken–, 297
  • filosofisch, 131, 143, 148
  • fin de siècle, 305, 474
  • firmament, 187, 204, 205, 342
  • fixatief, 93, 94; fixeerlagen, 93
  • flora, florale, 251, 256, 339, 341, 342, 343, 344, 352, 353, 354
  • Formwille, 381, 406, 417, 418, 425, 473
  • fotografie, 43, 65, 87, 412; fotografisch, 189, 295, 297, 323, 451
  • fragment, 36, 51, 65, 324, 348, 355, 467
  • franciscanen, 199, 201, 343
  • frescant, 90, 91
  • fresco, 7, 8, 12, 20, 29, 34, 36, 43, 46, 48-53, 62, 69, 81, 83, 84-92, 99, 100, 103-105, 185, 236, 243, 326, 369, 372, 390, 413, 417, 429, 457, 475; –techniek, 8, 20, 52, 84-91, 101, 372, 399
  • frontispies, 174, 276
  • furor divinus [goddelijke razernij], 285
  • futurisme, futuristen, 150, 151, 152, 379, 389, 409

G

  • geabstraheerd (zie abstractie), 15, 236, 257, 333, 471
  • geboorte, 9, 38, 97, 149, 368, 405, 441; –raam, 331-334, 399
  • gedachtegoed, 19, 20, 131, 141, 148, 181, 208, 238, 301, 371, 425, 435, 442, 470
  • gedateerd, 15, 45, 78, 80, 88, 164, 228, 229, 254, 263, 268, 295, 382, 445, 465, 474
  • gede’figureerd, 64, 470; –formeerde (deformatie), 107, 107, 391, 391; –natureerd (vertekening, vertekend),21, 153, 154, 163, 470
  • geel, 57, 77, 95, 97, 168, 220, 248, 312, 335, 354, 370, 373, 392, 397, 427, 476, 477; cadmium–, 87, 97; loodtin-–, 87; oker–, 262, 370
  • geheimschrift, 138, 141, 147, 173, 383, 474
  • gehersend (zie cerebraal), 383, 415
  • geheugen, 36, 174, 400; collectieve –, 36, 174
  • geijkt (zie ijkmaat), 71, 153, 171, 180, 194, 207, 227, 266, 272, 280, 312, 334, 376, 384, 408, 469, 474
  • Geloof, Hoop en Liefde, 196, 361, 364, 371, 439, 440
  • geloofsbelijdenis, 125, 208, 365, 368, 474; geloofsleer, 135, 360, 471
  • gemeenschapskunst, 9, 19, 36, 38, 72, 121, 123, 155, 178, 325, 470, 471, 474
  • genademiddelen (zie sacrament)= 195, 278, 291, 325
  • Genadestoel, 30, 195, 196
  • genieting, 138, 172, 473
  • genre, 9, 22, 29, 63-65, 70, 72, 78, 111, 113, 114, 135, 139, 164, 166, 171, 172, 178-180, 183, 184, 186, 191, 205, 208, 210, 222, 237, 251, 254, 280, 298, 306, 338, 341, 354-356, 358, 359, 372, 376, 403, 407, 431, 460, 470, 471
  • geometrie, 11, 129, 138, 181, 273, 301, 307, 339, 344, 360, 364, 377, 468, 470; (a)esthetische, bezielde –, 11, 129, 181, 301, 364, 470; kosmische –, 377; geometrisch, 55, 64, 77, 112, 113, 223, 287, 292, 298, 307, 314, 315, 318, 322, 331, 335, 338, 353, 360, 361, 374, 447, 469, 470; – module, 470
  • geoxideerd, 51
  • gerectificeerd terpentijn, 52
  • gereedschapskist, 22, 138, 143, 379, 406
  • Gerhardtischen Caseïnfarben, 53
  • gesamtkunstwerk, 241, 331, 359, 363, 385
  • Geschmack, 222, 471
  • gestileerd, 28, 50, 64, 68, 76, 77, 131, 165, 198, 211, 225, 230, 237, 251-253, 256, 262, 278, 293, 297, 322, 324, 332, 334, 335, 352, 359, 361, 371, 417
  • gesublimeerd, 71, 128, 210, 236, 276, 294, 314, 323, 333, 409, 423, 430, 473, 474
  • getal, getale, 65, 101, 176, 204, 208, 209, 235, 281, 285, 325, 330, 426, 470; getallen, 174, 285; –symboliek, 168, 213, 276, 330
  • getijden, 215, 220, 455
  • getordeerd, 159, 458, 468
  • gevoel, 17, 45, 61, 64, 68, 70, 71, 97, 107, 111, 114, 127, 132, 133, 137, 138, 140, 143, 145, 148, 150-152, 159, 162, 172, 181, 182, 187, 208, 248-250, 274, 287, 294, 295, 300-302, 314, 315, 326, 332-334, 340, 362, 364, 367, 379, 384, 386, 388, 394, 408, 411, 418, 421, 423, 424, 447, 460, 461, 463, 466, 471, 473; gevoelsuitdrukking (zie ook expressie), 136, 430, 470, 473, 474
  • gewelf, 17, 22, 68, 70, 80, 83, 94, 95, 97, 100, 210-212, 217, 228, 230, 231, 236, 278, 325, 458, 461; koor–, 96; schelp–, 231, 234, 236; –ribben, 95, 211, 469; ton–, 252-257, 427
  • gewijd, 20, 44, 65, 69, 71, 93, 107, 115, 145, 147, 174, 176, 177, 179, 184, 186, 187, 220, 223, 227, 241, 246, 248, 261, 275, 284, 286, 296, 311, 334, 352, 353, 355, 357, 361, 364, 365, 389, 406, 412, 418, 434, 438, 440, 441, 472
  • gezel, 37, 72, 73, 75
  • gilde, 179; –systeem, 83, 91; –wezen, 37
  • giornate, 84, 86
  • glacis, 51
  • glas, 12, 41-43, 47, 76, 114, 163, 201, 216, 241, 275, 290, 315, 317, 318, 334, 335, 341, 344, 359, 367, 373, 377, 384, 394, 399, 401-407, 409, 412, 413, 415, 419, 420, 422, 437, 438, 451, 454, 457, 464, 469, 475; –mozaïek, 62, 77, 316-319, 328, 334, 418, 437, 474; –schildering, 42, 54, 164, 332, 334, 381, 382;
  • glazenier, 21, 28, 42, 54, 60, 108, 294, 312, 315, 321, 355, 379, 384, 389, 401, 402, 404, 405, 410; –kunst, 314, 405
  • glas-in-lood, 11, 19, 29, 36, 45, 48, 49, 59, 62, 65, 76, 77, 124, 137, 174, 175, 222, 230, 273, 310, 311, 312, 314-319, 323, 324, 327, 328, 331, 332, 334-336, 339, 344, 345, 355, 373, 374, 377, 389, 399, 402, 403, 405, 409, 418, 434, 437, 451, 456, 469
  • gobelin, 62
  • goddelijk hart (zie heilig Hart), 197
  • godsvrucht [pietas], 15, 70, 125, 215, 286, 287, 472
  • Goede herder, 137, 242, 353, 366, 367, 383, 389, 428, 442; – vrijdag, 280
  • Golgotha [schedelberg]= 221, 399
  • gotiek, 12, 47, 150, 154, 155, 158, 159, 161-163, 167, 171, 220, 227, 264, 380, 381, 460, 466, 473; gotisch, 47, 153, 167, 183, 229-231, 239, 307, 322, 352, 361, 377, 381, 382, 399, 406, 415, 417, 418, 425, 434
  • gotiek-barok-expressionistisch, 12, 21, 380, 458, 466, 464, 473; gotisch-barok-expressionisme, 382, 386, 403, 415, 469, 471
  • gouache, 427, 445, 457, 466
  • Goudse glazen, 12, 47, 403-406, 475
  • graan, 222, 434
  • gradatie, 77, 205, 407
  • grafiek, 11, 18, 64, 124, 292, 318, 373, 375, 406; grafisch, 7, 43, 44, 57, 81, 95, 116, 137, 150, 266, 287, 311, 313, 336, 337, 339, 406; graficus, 64, 95, 137, 153, 321, 326
  • graveerkunst, 43; graveur, 43
  • Gregoriaans, 171, 328; Gregoriusmis, 61
  • Grieks(ch), 45, 46, 181, 182, 190, 191, 208, 212, 216, 217, 220, 227, 231, 262, 267, 330, 334, 368, 425, 426, 439, 455, 469, 471; – Christelijk, 83; – cultuur, 468, 472; – katholieke, 240
  • grisaille, 77, 336, 405, 407
  • groene aarde, 87, 476, 477
  • grond, –kleur,287; –laag, 34, 72, 321, 425, 473; –stof, 91; –toon, 20, 83, 227, 230, 290, 444
  • gronden [techniek], 52, 102, 173
  • gulden snede, 470

H

  • habitus, 9, 148
  • hamer, 12, 221, 279, 436
  • Handelingen van de Apostelen, 246, 253, 472
  • handschrift (zie factuur), 12, 37, 133, 139, 231, 256, 273, 276, 339, 352, 353, 370, 377, 382, 384, 399, 407, 418, 421, 437, 443, 451, 464, 466, 470, 471, 473
  • haptisch, 10, 222, 236, 269, 297, 314, 317, 326, 338, 353, 361, 423, 471; – modus, 326, 471, 473; –-tactiele, 21, 222, 471
  • hardboard, 100, 101, 185, 474
  • harmonie, 54, 56, 117, 122, 124, 144, 161, 181, 208, 237, 239, 240, 248, 285, 286, 287, 301, 344, 365, 367, 368, 371, 384, 470, 473
  • harmonieën tussen het Oude en het Nieuwe Testament, 189
  • harp, 11, 100, 215, 274, 284-286, 301, 359, 365, 367, 368, 376, 411, 414
  • hars, 51, 52, 99, 103
  • hedendaags (contemporain), 15, 16, 21, 64, 85, 107, 108, 119, 136, 142, 154, 172, 199, 280, 357, 471
  • Heerschappijen (zie ook hiërarchie der engelen), 215, 419, 377, 449
  • Heiland, 195, 201, 217, 226, 262, 278, 290
  • heilig gezin (zie heilige familie), 320
  • heilig Hart, 10, 69, 197, 198, 206, 207, 227, 228, 234, 301, 302, 305, 314, 343, 344, 350, 352, 356, 414
  • heilig land, 250
  • heilige familie (heilig gezin), 11, 312, 313, 321, 334
  • heilige Geest (Spiritus sanctus), 194-196, 201, 207, 212, 215, 219, 229, 235, 244, 247, 250, 251, 257, 258, 291, 302, 310, 316, 322, 323, 330, 343, 356, 361, 362, 366-368, 383, 417, 448, 449
  • heilsgeschiedenis, 173, 175, 198, 207, 214, 219, 250, 253, 256, 301, 320, 325, 353, 362, 368, 403, 447, 454, 458
  • hemelgeest, 210, 212, 215, 223, 320, 355, 365
  • hemelingen, 212, 222, 246, 326, 329, 333, 434
  • Hemelvaart, 196, 246, 247, 397
  • herbestemming, 16, 66, 67
  • heremiet, 398
  • herinterpretatie, 61
  • hert, 195, 278, 279, 286, 389
  • herwaardering, 15, 23, 47, 73, 163, 164, 388, 405, 445
  • heterogeen, 98
  • hiërarchie, 8, 65, 68, 72, 80, 81, 111, 174, 198, 207, 208, 214, 220, 225, 234, 236, 259, 267, 273, 297, 334, 354, 436, 454, 461, 465, 471; – der engelen, 214, 259; – der genres, 208
  • hiëratisch, 30, 61, 118, 177, 178, 182, 191, 210, 211, 243, 245, 251, 256, 275, 278, 295, 311, 329, 352, 417, 468
  • historia (zie historieschilder), 9, 180, 187, 189, 471; –grafie, 7, 25, 117, 261
  • historie, 190, 257, 339, 454; –schilder, 9, 119, 179, 180, 187, 189, 193, 213, 222, 225, 243, 250, 253, 254, 261; –schilderkunst, 9, 21, 35, 111, 114, 117, 133, 178-183, 186, 191, 197, 207, 208, 213, 239, 241, 250, 253, 254, 260, 262, 266, 267, 268, 340, 344, 391, 411, 449, 461, 469-471, 473; –stuk, 179, 180, 205, 399, 471
  • historisch presens, 69, 112, 128, 129, 157, 158, 173, 226, 257, 258, 266, 272, 297, 331, 360, 365, 366, 371, 376, 379, 380, 411, 420, 439, 445, 459, 463, 464, 471, 474
  • historiserend, 70, 108, 112, 122, 166, 168, 273, 336
  • Hoge Raad, 100
  • hokjesgeest, 15, 423
  • honing, 7, 51
  • hoofdcriteria, 13, 22, 172, 208, 261, 269, 377, 466, 468
  • Hooglied, 237, 286, 414
  • hoogsel (zie ophoogsel), 370
  • hoop, 91, 107, 116, 162, 196, 220, 302, 320, 335, 339, 352, 358, 359, 361, 364-366, 368, 371, 373, 392, 438, 439, 440, 455
  • horizontaal, 64, 114, 140, 172, 175, 187, 229, 234, 248, 261, 278, 292, 293, 315, 328, 369, 399, 411, 416, 417, 420, 421, 447, 450, 451, 472, 473
  • hostie, heilig, 187, 199, 204, 207, 216, 217, 220, 244, 349, 352, 355, 361, 362
  • houtgravure, 43; houtsnede, 43, 152, 318, 321, 381, 393
  • houtskool, 49, 313, 411, 466; –schets, 412
  • hygroscopisch [waterminnend], 98, 99
  • hymne, 194, 201, 229, 261
  • hyperindividualisering (zie individu), 471

I

  • IC [Jezus Christus], 220, 334
  • iconograaf, 203, 219, 281, 406, 462; iconografie, 9, 11, 35, 46, 61, 171-174, 176, 177, 187, 189, 195, 198, 200, 201, 207, 212, 219, 231, 238, 244, 245, 251, 253, 256, 266, 268, 272, 274, 275, 280, 281, 285, 298, 325, 338, 340, 349, 353, 368, 372, 376, 384, 394, 408, 411, 416, 418, 422, 435, 437, 440, 442, 445, 461, 463, 465-469, 472, 473, 475; iconografisch, 9, 13, 21, 34, 61, 68, 70, 136,156, 157, 164, 165, 173-178, 186, 188, 193-196, 201, 203, 206-208, 210, 214, 217, 219, 220, 222, 225, 229, 238, 243, 244, 253, 256, 257, 260, 263, 264, 276, 280, 281, 307, 313, 314, 317, 320, 322, 327, 330, 334, 338, 352, 353, 356, 359, 365, 372, 376, 391, 392, 408, 411, 417, 422, 428, 434, 445, 448, 450, 455, 455, 461, 462, 465-472, 475
  • identificatie, identificeren, geïdentificeerd, 69, 187, 214, 228-331, 395, 414, 431, 450, 471, 474
  • idioom, 9, 10, 21, 68, 136, 137, 143, 145, 149, 163, 193, 209, 253, 254, 257, 258, 314-316, 326-328, 333, 339, 342, 353, 359, 377, 380, 402, 406, 408-410, 413, 419, 421, 434, 437, 445, 456, 458, 461, 464, 466, 469, 474, 475
  • ijk, –maat, 28, 127; –punt (geijkt), 36, 138, 171, 267
  • ijzeroxide, 96;–rood, 87, 96
  • illustratie, 34, 43, 46, 63, 64, 131, 189, 235, 250, 251, 253, 256, 284, 301, 315, 320, 336, 352, 357, 380, 381, 408, 421, 450, 455, 459, 460, 469; illustratief, 70, 142, 144, 146, 182, 221, 237, 267; illustrator, 44, 67, 187, 250, 253, 259, 390; illustreren, 20, 40, 51, 58, 59, 63, 64, 68, 72, 88, 108, 116, 117, 162, 172, 207, 208, 211, 278, 328, 362, 364, 367, 384, 391, 393, 402, 413, 425, 428, 436, 442, 454, 461, 469
  • Immaculata conceptione, 201; onbevlekte ontvangenis, 201, 302, 411; Maria onbevlekt ontvangen, 10, 201, 245, 284, 296, 430
  • Immanuel (zie Emmanuel), 216
  • impregneren, 92, 103
  • impressionistisch, 34, 36, 57, 92, 103, 119, 127, 213, 295
  • indigo, 87
  • individu, 112, 121, 126, 260, 292; individueel, 25, 41, 55, 129, 134, 168, 181, 227, 236, 249, 262, 267, 275, 292, 304, 334, 335, 361, 364, 367, 374, 382, 383, 429, 450, 474; individualiteit (eigenheid), 77, 121, 125, 136, 291, 292, 304, 471
  • ingetogen, 149, 191, 210, 311, 340, 428; –heid, 70, 193, 399, 472
  • initiatiesacramenten, 13, 441
  • initiator, 62, 112, 154, 474
  • inkt, 55, 71, 273, 375, 384
  • innovatie, innovatief, innovativiteit, 25, 73, 173, 225, 275, 290, 315, 377, 444, 459
  • inspiratie, 12, 117, 127, 136, 173, 201, 208, 254, 269, 273, 274, 293, 294, 302, 312, 322, 324, 338, 363, 377, 383, 401, 403, 421, 435, 436, 474, 475; –bron, 47, 63, 182, 212, 229, 231, 245, 264, 296, 426; geïnspireerd, 66, 104, 108, 118, 126, 128, 151, 155, 163, 180, 181, 229, 231, 237, 238, 244, 247, 262, 275, 310, 313, 328, 329, 337, 358, 372, 386, 395, 401, 404, 424, 437, 454, 460, 463, 472
  • instrumentarium, 9, 171, 172, 377
  • intellectief, 313, 314, 474
  • intellectus, 215
  • intermediair, 21, 63, 125, 385, 388, 390, 466
  • internuntius, 324, 357, 379, 428
  • intrados, 194, 251, 255, 354, 386
  • intuïtie, 136, 148, 412, 444, 465, 474; intuïtief, 112, 138, 141, 147, 148, 153, 154, 158, 161, 163, 173, 254, 383, 384, 399, 408, 412, 444, 470, 474
  • inzicht [intellectus],18, 20, 28, 37, 45, 51, 71, 108, 120, 136, 139, 166-178, 181, 215, 216, 223, 254, 256, 261, 269, 281, 314, 331, 376, 377, 388, 413, 428, 431, 449, 464

J

  • Januskop, 15, 199
  • jargon, 11, 18, 22, 108, 111, 114, 121, 138, 139, 163, 271, 322, 379, 400, 415, 475
  • Jezus Christus, 217, 220, 240
  • JHWH, 216, 343
  • joie de vivre, 9, 162, 257, 310, 401, 475
  • joods, 191, 221, 243, 244, 294, 296, 297
  • jugendstil (zie art nouveau), 225, 228
  • juvenaat, 213

K

  • kabinetskunst, 7, 41
  • kakochromie, 118, 177, 461
  • kalisilicaat (waterglas), 92-94, 97, 98
  • kalium, 97
  • kalk, 46, 51, 53, 83, 84, 86, 96, 99, 457, 477; –bepleistering, 100; gebluste natte –, 86; –laag, 84, 102; –mortel, 86, 89; –muur, 52
  • kalligrafie, 72, 76, 77, 81, 112, 184, 199, 204, 244, 414, 469, 473; gekalligrafeerd, 205, 209, 234, 237, 257, 447, 450
  • kalot, 94, 194, 201, 203, 207, 214, 217, 235, 245, 246, 262, 427, 428, 430, 434, 451, 454, 455, 462, 465
  • kameel, 76, 240, 248, 302
  • karakteristiek, 22, 54, 79, 97, 101, 111, 113, 203, 225-228, 257, 259, 260, 268, 275, 311-314, 316, 321, 325, 328, 344, 364, 373, 414, 430, 472, 474
  • karton, 42, 76, 84, 158, 236, 256, 345, 348
  • katholicisme, 18, 55, 119, 125, 127, 132, 149, 272, 273, 284, 287, 291, 292, 305, 368, 401
  • Katholieke Kunstenaarsdagen, 324, 325, 332, 338, 357, 386, 456, 472
  • katholieken van begeerte, 301
  • Keim Dekorfarben of B-Techniek, 8, 93; Künstlerfarben of A-Techniek, 8, 93; –verf, 8, 12, 20, 51, 52, 60, 81, 83, 92-95, 98, 101, 103, 186, 243, 260, 266, 267, 326, 355, 369, 373, 399, 413, 415, 417, 457; –verftechniek, 20; Keims(ch)e mineraalverf, 72
  • keizerskroon [zie tiara], 196
  • kennis [scientia], 16, 37, 42, 47, 49, 50, 52, 53, 61, 67, 69, 76, 83, 89-92, 99, 101, 115, 154, 158, 172, 176, 177, 188, 215, 239-244, 260, 265, 276, 301, 336, 360, 372, 392, 394, 400, 408, 412, 430, 448, 462
  • kenniswinst, 10, 12, 13, 20, 22, 172, 261, 266, 267, 376, 377, 463-466, 475
  • kerk, lijdende – (zie ook aldaar), 10, 11, 175, 225, 226, 245, 250, 256, 262, 280, 472; overwinnende (zie ook aldaar) –, 21, 69, 175, 178, 191, 193, 194, 202, 203, 206-208, 213, 214, 221-223, 225, 229, 230, 234, 241, 243, 253, 255, 256, 261, 262, 269, 278, 280, 297, 310, 332, 343, 349, 355, 361, 386, 418, 439, 440, 454, 458, 465, 469, 472; –schilder (zie ook aldaar), 29, 30, 31, 34, 68, 72, 173, 178, 180, 185, 208, 228, 229, 240, 431, 471
  • kerkelijke hiërarchie, 65, 174; – kunst, 17, 21, 29, 67, 74, 132, 135, 136, 140, 158, 164, 165, 167, 168, 173, 177, 179, 195, 206, 225, 243, 254, 258, 268, 269, 307, 310, 314, 324, 325, 331, 376, 379, 385, 386, 388, 409, 431, 456, 466, 468, 470-473
  • kerkschilder, 29, 30, 31, 34, 68, 72, 173, 178, 180, 185, 208, 228, 229, 240, 431, 471
  • keurslijf, 65, 159, 173, 471
  • kinderkapel, 13, 44, 59, 98, 103, 164, 199, 382, 390, 440-442, 450, 464; –Jozefkerk Broekhem-Valkenburg, 164, 382; – Servatiuskerk Nunhem, 440-442, 450, 464; – Dionysiuskapel Asselt, 44, 59, 98, 390, 441
  • klankbord, 196
  • klasse, 125, 284, 302, 359, 362, 370, 411
  • klassiek, 7, 12, 17-19, 46, 47, 107, 108, 117, 127, 130, 140-142, 144, 159, 173, 179, 180, 201, 246, 259, 268, 273, 284-286, 301-304, 307, 324, 325, 332, 367, 372, 383, 386, 394, 399, 402, 406, 413, 415-430, 445, 450, 455, 456, 463, 464, 466, 468, 469, 472-475
  • klassiek-barok-modern, 21, 154, 162, 332, 416, 422, 426, 464, 466
  • klassieke oudheid, 7, 46, 179, 386, 472
  • kledij, 69, 191, 321, 334, 406, 425, 471
  • kleur[en], coloriet, 63, 114, 149, 152, 157, 187, 253, 382; –gamma, 57, 77, 217, 227, 231, 254, 313, 341, 344, 356, 373, 405; –gebruik, 61, 143, 222, 269, 273, 298, 313, 335, 373, 403; –leer, 75, 77, 81, 182, 335, 370; –pigmenten, 52; –rijk, 22, 28, 83, 98, 171, 181, 194, 208, 225, 229, 237, 238, 244, 246, 359; –symboliek, 354; –toepassing, 111, 401; –transposities, 401, 466, 470; –transpositoren, 142, 401; –waaier, 248, 249
  • kleurendruktechniek, 461
  • klompen, 279
  • kolom, 255, 469
  • koning (zie ook Christus Koning), 10, 100, 101, 182, 194-199, 207, 214, 216, 220, 261, 264, 285, 300, 301, 303, 304, 364, 367, 392, 409-411; Drie Koningen, 240, 317, 461; koningin, 200, 215, 219, 300, 301, 334, 354, 389, 418, 440; koningspaar, 301, 303
  • kooldioxide, 84, 86
  • koolstofzwart, 87
  • koor, 21, 83, 193, 202, 220, 324, 368, 421, 440, 441, 462; –gewelf (zie gewelf), 96, 96; –travee, 10, 69, 184, 202, 204, 205, 212, 224, 228, 243, 244, 251, 252, 255-257, 336, 417, 441-443; priester–, 13, 17, 25, 26, 30, 68, 69, 72, 157, 158, 175, 193-196, 199, 203, 207, 219, 222, 223, 227, 255, 256, 264, 278, 321, 326, 330, 332, 367, 390, 413, 438, 440, 441, 443, 451, 458, 469, 472; –zang, 215
  • kopergravure, 393
  • korbeel, 243, 248
  • kosmos, 128, 144, 166, 330, 334, 423, 454; kosmisch, 11, 219, 246, 273, 274, 281, 285, 301, 311, 329, 330, 334, 336, 338, 339, 342, 343, 356, 359-361, 368, 371, 376, 377, 411, 449, 470, 475
  • kostumering, 179, 187, 190, 241, 243
  • Krachten (zie ook hiërarchie der engelen), 41, 47, 54, 58, 59, 149, 164, 181, 352, 373, 375, 419, 450
  • krimpscheur, 99
  • kristallisatie, 84, 98
  • Kroning van Maria, 191, 192, 196, 207, 220, 231, 319, 389, 417, 418
  • Kronos, 455
  • kroon, 186, 198, 200, 215, 297, 334, 335, 354, 355, 399, 401, 443, 449; –lijst, 96, 97
  • kruis, Griekse –, 439; Latijnse – 439; Petrus – 439; Andreas – 439; Antonius – 439; Tau – 439
  • kruis’offer, 195, 201, 326, 356, 362; –staf, 198, 332; –tocht, 214, 261, 262, 330, 337; –vaart, 261, 262
  • kruisnimbus, 310, 360; kruisnimbe (zie nimbus), 334
  • kubisme, 12, 18, 63, 64, 107, 113, 140, 141, 143, 159, 163, 165, 226, 311, 379, 384, 409, 424, 456, 475; cubisme, 150-152, 159, 291, 292, 424, 456, 475; kubisten, 63, 249, 380, 389, 418, 428; kubistisch, 61, 132, 140, 142, 150, 293, 297, 312, 342, 348, 424-426, 430, 443, 473
  • Kunradersteen, 86, 95, 96
  • kunst’ambacht= 42, 73; –criticus, 16, 35, 58, 64, 107-110, 113, 114, 116, 127, 130-132, 136-140, 145, 151, 153, 162, 206, 257, 271, 293, 338, 339, 416, 436; –debat, 53, 64, 473; –leer, 176, 181, 376; –politiek, 403; –systeem, 301; –theoreticus, 126, 180, 339
  • kunstenaars’groep, 213, 476; –kring, 55, 304; –strijd= 64
  • kunstenaarsgenootschap, 120, 121, 129, 311, 314, 315, 322-324, 336, 474; Haags –, 120, 121, 129; R.K. – Den Haag, 314, 315, 322-324, 336
  • kunstgeschiedenis (zie kunsthistorie, –historicus), 15, 21, 34, 36, 46, 47, 53, 60, 67, 72, 115, 131, 178, 385, 389, 471
  • kunstgeschiedschrijving, 61, 430
  • kunsthistorisch, 16, 20, 401; kunsthistoricus, 47, 83, 127, 154, 163, 164, 168, 174, 176, 181, 206, 348, 381, 425, 467
  • kunstnijverheid, 41, 73, 74, 81, 372, 431; kunstnijveraar, 239, 362, 363
  • Kunstwollen, 222, 425, 471
  • kwalificatie, 9, 19, 67, 107, 114, 126, 138, 139, 142, 153, 162, 163, 276, 379, 384, 418, 465, 468, 471, 473
  • kwaliteit, ,7, 23,45, 51, 52, 54, 55, 61, 73, 74, 80, 81, 99, 100, 107, 110, 122, 124, 135, 136, 138, 143, 166, 172, 176, 179, 185, 186, 210, 222, 236, 238, 266, 267, 272, 294, 298, 310, 323, 338, 359, 371, 377, 384-386, 402, 408, 419, 436, 440, 445, 451, 454, 463, 465, 466, 471
  • kwarts [zand], 86
  • kwast, 34, 86, 332, 447; droge –, 86
  • kwekeling, 212, 213, 215, 220, 226

L

  • laatste avondmaal, 94, 139, 202, 203, 243, 244, 245, 249, 291, 292, 296, 315, 323, 374, 375, 419, 420, 422, 448, 449
  • laatste oordeel, 76, 209, 214, 215, 217, 235, 237, 256, 303, 320, 449
  • labyrint, 352; labyrintisch, 279, 286
  • Lam Gods, 26, 194, 195, 197, 203, 206, 210-212, 234, 235, 251, 252, 296, 332, 422, 439, 442
  • land, 52, 60, 90, 153, 239, 240, 249, 254, 256, 285, 300, 303, 349, 357, 392, 408, 429, 448, 455, 460, 465
  • landman (zie boer), 300, 302
  • landschap [in de kunst], 76, 127, 163, 178, 235, 237, 246, 249, 258, 264, 284, 393, 395, 398, 401, 414, 421, 439, 440, 444, 461
  • lavendelolie, 52
  • leek, 62, 86, 126, 152, 174, 280, 300, 327, 344, 388, 408
  • leerling, 8, 22, 28, 30, 35, 37, 40-42, 44, 45, 49, 50, 55, 58-62, 64-66, 69, 73, 74, 76, 81, 83, 88, 91, 139, 157, 161, 166, 168, 183, 203, 208, 221, 236, 238, 243, 245, 250, 255-256, 296, 298, 340, 343, 358, 363, 376, 411, 417, 420, 421, 430, 437, 441, 467
  • Leerplichtwet 1901, 441
  • leesbaar, 134, 138, 158, 254, 314, 379, 383, 428; –heid, 134, 135, 136, 138, 157, 225, 278, 471, 475; leesrichting, 11, 278, 281
  • Legenda aurea, 198
  • legitimatie, 63, 149, 204, 470
  • leidmotief, 45, 81, 158, 197, 201, 203, 231, 261, 290, 383, 425, 465
  • lelie, 194, 197, 198, 214, 219, 223, 230, 256, 257, 336, 354, 368, 411, 442; –tak, 198, 204, 214, 215, 312
  • levensmysterie, 370, 371
  • lijdende kerk, 10, 11, 175, 225, 226, 245, 250, 256, 262, 280, 472
  • lijdenswerktuigen, 61, 157, 230, 256, 355, 380, 434, 450
  • lijm, 43, 51, 89, 99, 101, 103, 477; –verf, 99, 101
  • lijnbeweeg, 11, 273, 290, 291, 326
  • lijnolie, 8, 89, 94, 101, 102, 103; –verf, 102
  • lila, 95
  • lineair, 115, 130, 139, 151, 164, 264, 332, 334, 410, 471, 474
  • liniaal, 468
  • linoleum, 51, 100, 104, 105, 185, 474; –snede, 95
  • Litanie van Loreto, 174, 193, 200, 201, 226, 414
  • liturgie, 9, 11, 12, 19, 67, 70, 173-176, 194, 195, 273, 281, 324, 325, 377, 379, 384, 389, 436, 441, 443, 447, 450, 460, 465, 470-472, 474, 475; lithurgisch, 273, 274, 280, 284, 285, 286, 290, 344
  • liturgisch, 11, 21, 37, 40, 133, 171, 173, 176, 177, 193, 194, 201, 222, 240, 253, 275, 280, 281, 311, 312, 324, 325, 327, 328, 331, 333, 338, 357, 359, 362, 373, 377, 379, 407, 415, 419, 428, 430, 435-438, 456, 464-466, 472; – beweging, 176; – stijlstrijd, 21, 171, 327, 331, 333, 338, 359, 373, 379, 407, 437, 464, 466
  • locus classicus, 8, 49, 108, 401
  • locus sanctus, 175, 349
  • loodmenie, 102
  • loodwit, 102
  • loslaten, 128, 148, 365, 400
  • lucht, 84, 86, 151, 291, 294, 357, 397, 398, 401, 421, 450, 455; –vervuiling, 52; –vochtigheid, 100, 103

M

  • maagd, 53, 97, 197, 219, 244, 245, 254, 258, 300, 307, 358, 371, 398
  • maan, 200, 209, 219, 398, 414, 418, 455
  • maatschappij, 15, 47, 53, 66, 73, 111, 115, 123, 143, 144, 221, 279, 281, 284, 302, 366, 404, 470; –beeld, 362, 363; –kritiek, 411
  • macaber, 393
  • Machten (zie ook hiërarchie der engelen), 305, 419, 450
  • Madonna, 12, 231, 273, 274, 276, 280, 281, 284-287, 302, 318, 328, 334, 344, 358, 411, 414, 419, 421, 435; – lactans, 287
  • makelij, 133, 139, 353, 382, 399, 470, 472
  • Man van Smarten, 61, 197, 278
  • mandorla, 196, 231, 257, 258, 268, 320, 352
  • maniërisme, 107, 163, 164, 403, 475; maniëristisch, 163, 164, 404, 407, 457, 458
  • Mariacyclus, 12, 413
  • mariale, 174, 193, 201, 215, 220, 246, 284, 301, 310, 320, 330, 331, 414, 415, 428, 435, 437, 442
  • Mariaverering, 214, 330
  • Maritaineske, 12, 134, 141, 143, 153, 162, 383, 411, 412, 436
  • marouflage, 100
  • martelaar, 213, 223, 230, 331, 398
  • Martyrologium Romanum, 229
  • massacultus, 197
  • Mater amabilis, 245
  • materiaal, 51, 83, 84, 92, 100, 101, 103, 138, 139, 148, 166, 171, 185, 313, 332, 400, 467; –polychromie, 469
  • mathesis, 68, 298, 360; mathematisch, 55, 112, 113, 118, 150, 181, 193, 227, 229, 258, 273, 274, 276, 280, 281, 284-286, 294, 326, 334, 344, 345, 348, 353, 367, 417, 470
  • mecenas, 12, 390, 416
  • mechanische verankering, 92
  • medaille miraculeuse, 201
  • mediocre (–criteit), 125, 132, 137, 143, 163, 165
  • meditatie(f), 8, 116, 124, 128, 172, 177, 267, 287, 373, 374, 429, 472
  • medium, media, 19, 21, 41, 45, 50, 77, 94, 102-103, 107, 123, 137, 139, 172, 185, 241, 246, 250, 254, 273, 280, 287, 295, 297, 298, 321, 334, 335, 340, 357, 358, 374, 376-377, 382, 389, 399, 402, 406, 431, 470
  • meerstijlig(heid), 17, 22, 328, 474
  • meester (–schap), 11, 40, 42, 43, 51, 65, 83, 91, 95, 112, 129, 131, 139, 140, 148, 149, 158, 163, 164, 178, 180, 184, 211, 227, 257, 263, 287, 312, 318, 326, 338, 372, 374, 375, 377, 384, 401, 412, 443, 465, 466, 468 (zie ook vakmanschap)
  • Meester [Christus], Nieuwe Testament], 343
  • meester, ceremonie–, 420; groot–, 61, 121, 140, 310, 311, 315, 317, 322, 332, 338, 376; leer–, 25, 46, 55, 61, 113, 154, 188, 196, 226, 236, 333, 418, 420, 443, 444, 461; rijksbouw–, 59; –schilder, 34, 37, 72, 75, 80, 184, 204, 473; school–, 325; Staal–, 146; universele –, 205
  • meesterlijk, meesterstuk, meesterwerk, 114, 139, 141, 208, 273, 287, 292, 344, 393, 494, 420, 426, 450, 458
  • melancholie, melancholisch (zie ook zwartgallig), 300, 393
  • Memento mori, 393, 395
  • Menora, 244
  • Mensenzoon [Chistus, Nieuwe Testament], 217, 219, 221, 321, 329, 455
  • metaal, 41, 74, 99, 348, 407, 458
  • metabolisme, 290
  • metaconcept, 425
  • metafoor, metaforiek, metaforisch, 70, 157, 195, 222, 237, 244, 276, 281, 284, 380, 386, 414, 415, 450, 469, 474
  • metafysiek (metaphysiek) metafysisch (metaphysisch), 141, 272, 163, 423
  • metamorfose, 30, 250
  • methode, 9, 17, 20, 29, 48, 52-55, 64, 65, 75, 88, 91, 117, 118, 124, 176, 181, 185, 193, 230, 327, 328, 339, 342, 348, 461
  • metropool, 11, 280, 281, 284
  • microkosmos, 10, 204-206, 362, 363, 368, 411, 439, 440
  • middelmatig (zie ook mediocre), 63, 133, 143, 164
  • mijn’streek, 256, 366; –werker, 57, 411, 422, 477
  • mijter, 198, 215
  • miniatuur, 294, 360, 402, 458
  • Mirakel van Amsterdam (Mirakelprocessie), 184-186, 188, 207
  • mis (zie ook eucharistieviering), 13, 195, 201, 211, 217, 219, 220, 284, 329, 357, 367, 447, 448, 450, 474; Gregorius–, 61; –dienaar,119, 294, 295, 297, 327, 397; –kelk (zie ook ciborie), 199, 207, 278, 279
  • mise-en-scène (epische), 7, 9, 177, 178, 377, 474
  • Missale romanum, 447
  • missie (boodschap), 34, 121, 131, 164, 199-320, 373, 436
  • missie, missionaris, 13, 213-215, 228, 431, 434, 447, 450; volks–, 120, 199
  • mode, 364, 424, 459; modieus, 320
  • model, 34, 44, 46, 73, 185, 190-191, 262, 275, 285, 320, 327, 344, 348, 404, 470; rol–, 10, 43, 47, 57, 182, 213, 214, 264, 388, 436, 443, 460; modelleren, 86, 94, 102, 152, 210, 222, 225, 235, 302, 373; modelé, 222, 273, 365, 371, 417, 435
  • modern–antimodern, 17, 18, 37, 41, 66, 107, 144, 269, 273, 284, 298, 357, 475
  • modernisme, 66, 150, 353; moderniteit, 254, 445, 472
  • modus, 17, 108, 379; haptische en/of optische –, 21, 222, 269, 297, 314, 322, 326, 327, 338, 471, 473
  • monade, 361, 367, 368
  • monastiek, monachaal, 10, 214, 356
  • monochroom, 229, 244, 251, 252, 262, 328, 435
  • monogram (gemonogrammeerd, 174, 217, 278, 330, 343, 354, 357, 375; Christus–, 194, 195, 212, 218, 237, 351-252, 334, 355
  • monstrans, 184, 349, 491
  • monument, 45, 46, 72, 349; monumentaliteit, 155, 162, 287, 312, 407, 461; monumentenwet, 22, 23, 377, 468, 483; monumentenzorg, 30, 48, 238
  • moraal, 50, 380, 392, 393, 428, 459; moraliserend, 179, 180, 254, 300, 310, 40, 471; moralistisch, 61
  • mortel, 84-86, 348, 413
  • movere [bewegen, ontroeren], 70, 107, 115, 123, 138, 180, 193, 267, 383, 412, 471, 473
  • mozaïek –crucifix of –kruis, 357, 379; email–, 348; glas–, 62, 77, 316-319, 328, 334, 418, 437, 474
  • mozaïst, 11, 137, 348, 356, 358, 377, 388, 474, 475
  • muziek, 40, 57, 131, 215, 274, 284-286, 298, 310, 367, 368, 395, 397, 411, 419, 468, 474
  • mysticisme, 116, 177, 291
  • mysticus (mystieker), mystici, mystica, 11, 70, 151, 197, 199, 223, 286, 291, 473
  • mystiek (mystisch, 12, 40, 70, 71, 120, 123, 124, 128, 136, 144, 149, 163, 187, 197, 199, 220, 236, 239, 273, 274, 279, 280, 281, 284-287, 291, 292, 296, 298, 305, 313, 314, 337, 344, 371, 376, 402, 423, 440, 442, 472, 473

N

  • naald (zie droge naald)
  • naaldwerk, naaldkunstenares, 311, 379, 385
  • naasten(liefde) (zie ook charitas), 11, 124, 302, 365, 441
  • Nabi(s), zie Verkade, Jan (Willibrord), en Gauguin, Paul
  • naturalisme, 123, 148, 151, 253, 354, 382, 400, 401
  • natuur, 109, 122, 125, 128, 129, 140, 141, 144, 147, 150, 154, 158, 159, 161, 174, 181, 182, 236, 237, 240, 271, 272, 285, 294, 324, 325, 355, 380, 381, 392, 393, 394, 421, 422, 423, 443, 464, 470, 471; –steen, 256, 332, 427
  • neg(gen), 223, 469
  • negen,(koren), 290, 443 (zie ook getallensymboliek)
  • neoclassicisme (neoclassicistisch), 91, 212, 427
  • neogotiek (neogotisch), 22, 23, 79, 166, 167, 168, 180, 190, 196, 210, 227-231, 234, 238, 251, 275, 342, 372, 475
  • neoplatonisme, neoplatoons, 114, 122, 141, 285, 376, 473, 474
  • Neothomist, 131, 299
  • NIKA [overwinnaar], 334
  • nimbus, 289, 245, 251, 322, 334, 335, 352, 360, 392, 394, 398, 423, 428, 430, 449; kruis–, 310, 360
  • Numinose, 325, 377

O

  • objectief (objectiveren) (kunst), 276, 382, 384, 473
  • octagon, 210, 211
  • oertype, 194, 359
  • offer, 124, 175, 176, 194, 201, 221-223, 234, 236, 278, 310, 313, 326, 330, 352, 428, 441, 442, 447-450, 460, 472; – van Abel en Kaïn, 221, 223, 327, 447, 449; – van Abraham en Isaac, 189, 223, 447, 448, 461; kruis–, 195, 201, 326, 356, 362; – van Melchizedek, 78, 327, 447, 458; slacht–, 230, 244, 279, 304, 439; zelfopoffering (Pelikaan), 204, 256, 365, 441, 458
  • olieverf, 43, 46, 51, 53, 83, 94, 95, 99, 100, 102-105, 185, 223, 260, 267, 390-400, 419, 424
  • olijf’berg, 246; –groen, 429; –tak, 221
  • omber, 87, 476, 477
  • on(der)bewuste, 68, 111, 141, 292, 293, 470, 474
  • onbevlekte ontvangenis (zie ook Immacaluta conceptione), 10, 201, 214, 221, 245, 284, 296, 430
  • ondergrond (artistiek), 84, 86, 87, 92-95, 98, 99, 103, 328, 256, 266, 321, 373, 427
  • ondermaans, 159, 161, 163, 235, 256, 261, 262, 365, 397
  • ondertekening, 97
  • onderwijs, 7, 19, 25-81 (hoofdstuk 2), 83, 113, 115-116, 213, 214, 221, 227, 238, 269, 315, 339, 358, 360, 376, 399, 424, 441, 442, 451, 475
  • ondeugd (zie deugd), 126, 300, 303-305
  • onpersoonlijk, 118, 184, 193, 236, 267, 468
  • ontaarde kunst, 63, 65
  • onthecht(ing), 99, 135, 397
  • ontroeren, 70, 107, 115, 123, 125, 127, 128, 134, 136, 138, 139, 145, 148, 152, 168, 189, 193, 272, 298, 383, 393, 402, 412, 444, 473
  • ophogen, –hoging, –hoogsel, 70, 95, 97, 103, 222, 266, 267, 370, 400, 415, 418, 444, 450, 451
  • oppervlak(te) (kunstwerken), 52, 84, 86, 87, 89, 92, 93, 99-103, 139, 235, 318, 382, 421, 434, 447, 455, 470
  • opschrift (kunstwerken), 49, 72, 195, 219, 223, 229, 234, 261, 284, 286, 342, 343, 473
  • oranje, 57, 77, 97, 217, 287, 321, 335, 354, 398, 399
  • orante, 245, 398, 408
  • orde (artistiek, aards-hemels), 10, 127, 132, 191, 211, 212, 214, 262, 285, 292, 298, 355, 356, 365, 383, 439, 440, 444, 470
  • originaliteit (artistiek), 157, 172-174, 255, 338, 469
  • ornament, ornamentaal, ornamenteel, ornamentiek, 10, 46, 49, 56, 64, 68, 76, 78, 80, 81, 112, 114, 115, 163, 166, 177, 180-183, 203, 212, 225, 237, 238, 244, 251, 252, 254-256, 275, 284, 325, 329, 342, 370, 404, 461, 473, 476
  • ouderling [Apocalyps] (zie ook oudste), 212, 215
  • oudkatholiek, –kerk, zie Leiden, Utrecht
  • Oudste [Apocalyps] (zie ook ouderling), 10, 28, 211, 214-216, 234, 236
  • oudtestamentisch (zie ook Testament), 70, 188, 189, 196, 207, 217, 229, 235, 237, 257, 285, 326, 353, 367, 371, 383, 397, 411, 414
  • Overjordaans (zie ook Jordanië), 239
  • overwinnaar, overwinning, 15, 120, 175, 194, 195, 210, 211, 246, 278, 280, 332, 334, 356, 361, 362, 380, 392, 397, 448, 458, 472
  • overwinnende kerk (zie ook ecclesia triumphans en triomferende kerk), 21, 69, 175, 178, 191, 193, 194, 202, 203, 206-208, 213, 214, 221-223, 225, 229, 230, 234, 241, 243, 253, 255, 256, 261, 262, 269, 278, 280, 297, 310, 332, 343, 349, 355, 361, 386, 418, 439, 440, 454, 458, 465, 469, 472

P

  • paard, 152, 239, 249, 250, 302-304, 318, 403, 449, 457
  • paaslam, 10, 194
  • palet, 21, 22, 31, 54, 61, 64, 68, 77, 94, 95, 191, 208, 210, 222, 226, 230, 231, 239, 248, 290, 313, 321, 327, 332, 333, 335, 341, 354, 357, 370, 401, 412, 418, 427, 429, 441, 444, 454, 458, 477
  • pallium, 215, 220
  • palmtak, 221, 321, 352, 398
  • paneel, 85, 69, 187, 195, 230, 248, 249, 255, 256, 264, 290, 296, 297, 326, 330, 324, 326, 330, 372, 374, 375, 420, 422
  • papier, 12, 21, 41, 44-46, 53, 84, 115, 143, 171, 214, 222, 250, 268, 287, 290, 321, 348, 382, 386, 406, 427, 429, 431, 434, 444, 450, 457, 459, 464, 466, 475
  • parabel, 76, 242, 243, 428, 302, 353, 366, 383, 389, 455
  • paradijs, 10, 11, 144, 207, 214, 234, 245, 247, 262, 278, 279, 300, 301, 320, 334, 356, 365, 412, 413, 434, 444, 448, 450, 455, 465; aards –, 11, 278, 279, 455
  • paradox, 63, 73, 119, 162, 172, 175, 220, 353
  • paradoxaal, 21, 28, 51, 162, 269, 294, 400, 464
  • parallel, 11, 15, 18, 46, 108, 176, 180, 187, 201, 204, 227, 236, 286, 301, 326, 397; –logram, 420
  • paslood, 215
  • passer, 83, 129, 468
  • passie, 87, 113, 133, 175, 189, 280, 287, 296, 349, 365, 399, 420, 472; –engelen, 214; –scène, 207, 230; –werktuigen, 183, 256, 280, 423
  • pasteus, 86, 93, 102, 103
  • pathos, pathetiek, pathetisch, 40, 119, 128, 151, 155, 267, 357, 423, 469
  • patina, 355
  • patronaat, 197, 258, 363
  • patroon, 64, 68, 72, 77, 78, 100, 129, 169, 193, 198, 217, 228, 230, 234, 236, 251, 258, 359, 281, 304, 322, 327, 330, 336, 360, 371, 389, 396, 403, 409, 411, 417, 444, 461–463, 468; ‑heilige, 185, 188, 207, 209, 236, 404, 439, 462
  • paus, 66, 180, 197, 198, 199, 203, 215, 220, 234, 261, 262, 278, 324, 325, 334, 338, 357, 379, 380, 436, 441, 472; –staf, 199 (zie ook ferula, 198, 199, 220)
  • peinture, 7, 55, 57, 74, 75, 112, 165, 169, 182, 183, 466 ; – pure, 165, 466
  • pelgrim, 10, 11, 138, 173, 212, 218, 221, 223, 264, 273, 274, 281, 286, 298–307, 310, 318, 360, 371, 376, 391, 393, 402; –staf, 197, 336; –tocht, 239, 300, 397
  • pelikaan, 256, 441, 444
  • pendant, 196, 199, 203, 221, 279, 356
  • pendentieven, 94, 97, 193, 248, 249, 276, 278
  • penseel, 15, 16, 184, 225, 313, 384, 422, 400, 412, 461, 476
  • pentekening, 71, 256
  • periodiek, 37, 107, 108, 120, 126, 127, 133, 136, 144, 145, 147, 298, 391, 456
  • perpetuum mobile, 172
  • personificatie, 102, 195, 209, 215, 291, 301, 302, 304, 305, 310, 340, 341, 352, 364, 393, 398, 405, 406, 411, 428, 430, 437, 449, 455, 471, 474
  • perspectief (zie ook verschiet), 8, 46, 56, 61, 67, 76, 97, 127, 142, 157, 167, 249, 253, 320, 357, 384, 391, 401, 402, 409, 465, 473
  • Phoenix, 63 (zie ook Feniks, 352, 449)
  • pictor doctus, 12, 179, 411, 413
  • pictor imaginarius, 11, 358
  • picturaal, 8, 12, 35, 56, 114, 115, 139, 165, 171, 187, 208, 311, 326, 338, 376, 382, 422, 461
  • piëdestal, 215
  • pigment, 84, 86, 87, 89, 92, 97
  • pijlerbundel, 213
  • Pinksteren, 11, 246, 251, 298, 310, 314, 392, 415
  • piramide, 286, 298, 301
  • plamuurmes, 139, 470
  • planeet, 455
  • plastisch, 9, 12, 64, 109, 134, 138, 139, 140, 145, 147, 150, 153, 161, 172, 212, 222, 246, 330, 382, 403, 418, 427, 435, 444, 471, 475
  • pleister, 50, 52, 84, 86, 185, 231, 266, 321, 399, 444, 474; –laag, 7, 8, 22, 46, 48–51, 84, 86, 89, 90, 92, 97– 99, 103, 139, 185, 369, 400, 413, 434, 457
  • plooien, 85, 190, 210, 222, 225, 235, 268, 293, 325, 328, 330, 332, 341, 342, 360, 374, 450, 477
  • plooival, 193, 266, 275, 321, 326, 333, 334, 353, 356, 357, 370, 375, 468
  • pluriform, 16, 21, 147
  • podium, 28, 30, 137, 176, 187, 209, 235, 243, 253, 262, 269, 313, 330, 352, 371, 417, 425, 435, 436, 447, 451, 457, 469, 472
  • poederen, 92, 99
  • poëzie, 114, 135, 155, 239, 292; poëtisch, 9, 147, 153, 180, 379, 390, 475
  • polychromie, 7, 8, 23, 30, 34, 45, 46, 48, 55, 116, 117, 166-168, 174, 175, 177, 184, 210, 211, 238, 248, 251, 265, 354, 390, 427, 461, 469, 473; polychroom, 49, 70, 171, 222, 402, 407, 419; polychromeur, 19, 30, 72, 95, 166, 456, 461
  • polyfonie, 302; polyfoon, 177
  • Pompeiaans, 92, 104
  • pondération, 12, 344, 384, 417, 421, 424, 443, 461, 466, 473
  • ponstechniek, 84, 89
  • Pop art, 297, 335
  • poriën, 52, 93, 103
  • porositeit, 92
  • porta coeli (deur des hemels), 201, 226, 230
  • Portland cement, 99
  • portret, 67, 109, 111, 131, 145, 179, 196, 236, 274, 275, 276, 294-297, 302, 305, 313, 334, 361, 370, 412, 428, 436
  • positionering, 8, 10, 42, 60, 107, 114, 115, 118, 121, 198, 206, 210, 213, 236, 243, 280, 329
  • predicaat, 29, 138, 140, 142, 144, 147, 149, 152, 163, 201, 210, 382
  • preekstoel, 163, 196, 361, 407
  • prefiguratie 160, 190, 196, 215, 218, 220, 221, 237, 267, 285, 301, 304, 326, 399, 407, 408, 411, 419, 420, 422, 448, 449, 454, 455
  • prent, 43, 46, 123, 217, 336, 344, 393
  • prepareren, 72
  • priester, 13, 60, 66, 115, 119, 122, 129, 175, 195, 206, 211, 215, 217, 220, 240, 272, 302, 325, 330, 356, 360–362, 366, 369, 374, 389, 390, 397, 402, 422, 436, 437, 444, 445, 447, 462, 466, 467, 472; –engelen, 212; –koor, 13, 17, 25, 26, 30, 68, 69, 72, 157, 158, 175, 193, 194, 195, 196, 199, 203, 207, 219, 222, 223, 227, 255, 256, 264, 278, 321, 326, 330, 332, 367, 390, 413, 438, 440, 441, 443, 451, 458, 469, 472; –schap, 11, 220, 246, 361, 362
  • primitief, 15, 83, 112, 154, 281, 284, 291-294, 296, 297, 298, 311, 318, 320, 369, 402, 443, 461
  • Principatus (zie ook hiërarchie der engelen), 214, 215, 419
  • principium charitatis, 7, 18, 172
  • Prix de Rome, 9, 69, 178-180, 255
  • procedé, 47, 51, 52, 88
  • processie, 34-36, 47, 48, 104, 105, 112, 119, 173, 180, 185, 213, 234, 236, 330, 396, 399, 401
  • profanatie, 380
  • professionalisering, 76
  • programma, 7, 9–13, 25, 28, 31, 43, 45, 53, 68, 70, 71, 75, 143, 145, 165, 177, 178, 185, 189, 193, 194, 201, 206–217, 219, 223, 225, 226, 229–231, 234, 237, 241, 243, 246, 254–257, 262, 266, 267, 278, 279, 281, 284, 307, 309, 320, 332, 349, 355, 359–362, 366, 369, 371, 376, 390–392, 394, 396–399, 401, 413, 414, 418, 420, 428, 430, 435, 437–439, 442, 447, 450, 451, 458, 461, 462, 467, 471
  • programmatisch, 63, 64, 145,199, 207, 274, 276, 279, 281, 303, 330, 331, 355, 361, 363, 367, 379, 384, 426, 437
  • progressief, 18, 408, 431, 463
  • proletariaat, 123, 281
  • proportie, 2, 46, 62, 112, 235, 253, 254, 273, 274, 280, 281, 284, 286, 336, 344
  • prototype, 189, 207, 208, 215, 221, 411, 422, 447
  • psychologie, psychologisch, 35, 110, 123, 146, 157, 273, 274, 276, 280, 281, 284–287, 344, 370, 393, 401
  • psychomachia, 11, 305, 306, 371, 376
  • publicatie, 16, 18–20, 23, 42, 44, 50–52, 57, 75, 111, 114, 115, 121, 131, 144, 167, 174, 176, 179, 250, 260, 276, 296, 311, 388, 390, 391, 408, 431, 474

Q

  • quattrocento, 226, 459
  • quis ut deus, 215

R

  • raderwerk, 281, 284, 302
  • rank, 251, 252,
  • rappel à l’ordre, 140, 473
  • rationalisatie, 34, 41, 73, 78, 79, 80; gerationaliseerd, 73, 75, 81, 473
  • ravennatisch, 348, 354
  • realisme, 15, 60, 62-64, 107, 122, 123, 150, 341, 379; realistisch, 15, 16, 56, 63, 64, 117, 132, 140, 251, 253, 295, 296, 327, 355, 372, 473, 474
  • rebus, 61, 64, 177, 355
  • recursie, 304, 360
  • redemptoristen, 120, 199, 268
  • referentiekader, 20, 177, 359, 388, 390
  • reflectie, 7, 12, 20, 37, 53, 59, 71, 88, 102, 104, 133, 173, 206, 336, 368, 422, 425, 430, 464
  • reformatie, 116, 473
  • regenboog, 196, 229, 275, 287, 342, 352, 393, 415, 450
  • regioen, 234-237, 267, 329, 330, 332, 361, 386, 428
  • rekwisieten, 213, 253, 256, 262
  • religio catholica, 13, 437, 439, 440
  • reminiscenties, 15, 70, 138, 266, 317, 391, 406
  • renaissance, 47, 50, 70, 91, 180, 182, 189, 254, 264, 333, 381, 404-406, 413, 445, 469- 473; renaissancistisch, 189, 404
  • repoussoir, 461
  • restauratie, 22, 57, 58, 87, 90, 98, 104, 105, 183, 186, 293, 462; restaurator, 22, 104; restaurateur, 7, 29, 52, 335, 467
  • retabel, 326-328, 426; –altaar, 11, 324, 326, 338
  • retorica, 111, 115, 117, 267, 340, 469, 473 ; retorisch, 45, 115, 117, 118, 120, 121, 123, 136, 149, 193, 213, 260, 287, 324, 473
  • retoucheren, 51, 87
  • retour à l’ordre, 140, 171, 418, 472, 473
  • retrospectief, 15, 36, 110, 122
  • revolutie, 37, 241, 279, 403; revolutionair, 147, 181, 243, 298
  • rex regum, 296
  • Rijke Roomse Leven, 126, 194
  • ringen, 10, 217, 219, 220, 342; gevleugelde –, 10, 217, 219
  • ritueel, 176, 325, 462; ritus, 40, 176, 359, 472; romeinse ritus, 472
  • rococo, 512
  • rolmodel, 10, 43, 47, 57, 182, 213, 214, 264, 388, 436, 443, 460
  • romanesk, 402
  • romantisch, 9, 147, 148, 153, 155, 352, 393, 416, 429
  • rood, 54, 57, 70, 71, 77, 84, 96, 97, 168, 196, 201, 210, 211, 217, 220, 227, 248, 266, 303, 312, 313, 321, 327, 330, 335, 354, 370, 373, 389, 392, 396, 397, 399, 401, 420, 421, 427, 476, 477
  • roosvenster, 342, 343, 355, 418
  • rosa mystica, 11, 281, 284, 356.
  • rots, 76, 155, 187, 203, 256, 300, 340
  • roze, 95, 97, 281
  • ruimte, 49, 54, 65, 66, 88, 95, 100, 125, 139, 157, 159, 161, 166, 173, 183, 187, 189, 190, 199, 211, 217, 219, 223, 230, 231, 238, 241, 244, 245, 248–250, 255, 261, 267, 269, 280, 312, 321, 330, 342, 354, 359, 366, 367, 371, 384, 385, 398, 400, 401, 404, 406, 414, 423, 435, 441, 447, 457, 460, 464, 465, 466; –duiding, 424; –suggestie, 61; –werking, 469
  • ruimtelijk, 12, 21, 152, 161, 175, 176, 202, 207, 238, 241, 248, 255, 294, 384, 402, 411, 417, 424, 443, 447, 462, 472, 473; nieuwe – logica, 12, 384, 402, 417, 443
  • ruiter, 239, 300, 302–304, 403
  • Russells paradox, 172

S

  • sacra conversazione, 11, 225, 226, 301, 302
  • sacrament, 69, 120, 126, 173, 176, 194–197, 199, 216, 219, 220, 278, 307, 326, 330, 349, 352, 353, 361, 362, 422, 441, 442, 448, 450; – des altaars, 196, 326, 422; – van de eucharistie, 194; –sdag, 197; initiatie–, 13, 441, zeven –, 278, 318, 330
  • sacristie, 222, 360, 361, 390, 414, 435, 443
  • salpeter, 99
  • sapientia, 215
  • satanisch, 305
  • Saturnus, 455
  • schaap, 62, 117, 177, 185, 203, 215, 243, 251-353, 383
  • schaduw, 28, 44, 102, 143, 150, 168, 190, 193, 216, 222, 237, 256, 268, 276, 297, 321, 329, 337, 400, 412, 415, 420, 427, 443, 450, 451, 461
  • schelpgewelf, 231, 234, 236
  • schema, 9, 34, 44, 74, 117, 164, 165, 172, 175, 186, 195, 196, 202, 206, 219, 223, 230, 238, 245, 255, 256, 267, 286, 294, 312, 313, 315, 318, 329, 332, 334, 338, 352, 353, 365, 369, 376, 420, 428, 461; compositie–, 177, 181, 190, 191, 221, 229, 293, 312, 320, 399, 406, 445, 466; schemata, 173, 264, 471; schematisch, 111, 113, 210–212, 222, 230, 246, 388, 418, 471
  • schepping, 97, 143, 199, 201, 204, 205, 209, 216, 217, 220, 281, 285, 336, 338, 339, 361, 368, 397, 422, 437, 451, 454, 455
  • scheppingsdaad, 201, 455
  • schilder, decoratie–, 73, 75, 80, 81; huis–, 20, 29, 30, 54, 79-81, 152, 359, 413; kerkdecoratie–, 7, 16, 20, 30, 34; kerk–, 7, 29, 30, 31, 34, 68, 47, 52, 72, 74, 173, 178, 180, 185, 208, 228, 229, 240, 431, 471; –techniek, 8, 47, 51, 83, 84, 86, 90, 92, 95, 101, 105; vak–, 34, 41, 72, 73, 75, 77, 80, 81, 413, 437, 473
  • schilderlijk, 158, 165, 379, 382, 408, 412, 423, 445, 460, 463, 466, 471
  • schip, 10, 21, 30, 34, 174, 175, 177, 186–189, 194, 198, 204, 205, 207, 212, 213, 219, 222, 225, 242, 243, 246, 255, 256, 263, 266, 281, 284, 286, 321, 332, 361, 366, 390, 415, 417, 438, 447, 457, 469, 472
  • schittering, 141, 144, 356, 376, 402, 422, 444
  • scholastiek, 9, 131, 136, 138, 140, 144, 146, 148, 154, 464, 468, 470, 473
  • school, 9–11, 15, 19, 20–22, 28, 41, 45, 47, 50, 60–63, 67, 74, 76, 94, 117, 118, 121, 122, 124, 127, 138, 139, 142, 143, 147, 157, 158, 161–163, 165–169, 171, 174, 181, 190, 191, 193, 203, 208–210, 213, 222, 225, 227, 229, 231, 236, 258–260, 262, 263, 266, 267, 269, 271, 273, 298, 311–313, 318, 325, 328, 329, 335–337, 373, 375–377, 388, 393, 409, 416, 417, 435, 441, 465, 466, 468-471, 473; Avondnijverheid–, 74, 75; teeken–, 73, 74, 75, 307
  • schoonheid, 12, 13, 19, 22, 23, 111, 121, 127, 128, 131, 132, 135, 136, 138, 140, 141, 143, 144, 146, 149, 159, 172, 176, 208, 238, 260, 269, 305, 313, 324, 325, 338, 344, 377, 383, 388, 397, 412, 414, 429, 439, 440, 443, 444, 466, 468, 470, 473; –leer, 67, 182, 227, 238, 269, 272, 470; –norm, 132, 204
  • schop, 168, 221, 222, 278, 340
  • schriftgeleerden, 230, 243, 295
  • sculpturaal, 191, 222, 226, 332, 427; sculptuur, 46, 230, 427
  • secco, 51, 86, 89, 99
  • sectieltableau, 112, 263, 275, 278, 279, 284, 300, 302
  • seksualiteit, seksueel, 71, 126, 279, 355, 473
  • serafijnen (zie ook hiërarchie der engelen), 196, 212, 217, 229, 417, 419, 449
  • serpent, 200, 458
  • sferische, 104; atmosferische, 407
  • sgraffiti, 59, 98; sgraffito, 7, 58, 61, 62, 65, 284, 435, 442
  • si vis me flere, 193, 222
  • sierkunst, 162, 181, 267, 342, 376, 407, 413
  • siermotief, 227, 251, 469
  • signatuur, 61, 113, 122, 130, 273, 275, 284, 354, 370
  • silicaat, 92 (zie ook verf)
  • silicium, 97
  • sinterhuid, 93; sinterlaag, 92
  • situ, 83, 87, 89, 100, 323
  • sjabloon, 48, 51, 80, 117, 205; –werk, 29, 34, 72, 76, 77, 80, 81, 182, 185, 204, 222, 223, 227, 238, 265, 438
  • slang, 200, 339, 371, 399, 414, 454, 455, 458
  • slapende zielen, 11, 300, 303, 304
  • sleutel, 47, 50, 150,199, 203, 204, 217, 220, 278, 321, 394, 414; –woord, 80, 126, 222, 274, 333, 468
  • sluier, 58, 145, 209, 295, 296, 392
  • smart, 128, 175, 472
  • socialis’me, 198, 279; –tisch, 15, 36, 66, 123, 130, 279, 284, 375; –tisch realisme, 15
  • sol justitiae, 257, 258
  • Solesmes, 176
  • soliditeit, 36, 51
  • spa, 279, 300, 302
  • spec’traal, 168, 248, 312, 393; –trum, 20, 107, 158, 208, 358, 379
  • specia’lisatie, 25, 74, 178, 189, 190, 208; –list, 22, 29, 30, 72, 91, 201, 466; –listisch, 18, 45, 53, 65, 315, 462
  • speculatie, 305
  • spirit fresco, 7, 51, 52, 103
  • spiritualiteit, 36, 177, 197, 246, 257, 293
  • spiritueel, 10, 133, 136, 143, 159, 178, 222, 254, 258, 269, 286, 291, 298, 307, 326, 371, 440, 471
  • splendor veri, 141, 376, 422, 444, 465
  • spoor’brug, 305; –wegstaking, 281
  • stadhouder, 198
  • staf, 198, 214, 221, 300, 349, 398
  • stapeling, 114, 173, 214, 231, 303, 307, 311, 384, 391, 402-404, 407, 411, 413, 451
  • status quaestionis, 18
  • steen der wijzen, 7, 34, 47, 52, 53, 75, 98, 475
  • steen’hard, 52; –rood, 95; –snede, 58, 59
  • stemmings’drager (zie ook Stimmungsträger), 381, 383, 412, 415, 423, 428, 429, 444, 445, 464; –teken, 384, 401, 408, 423
  • ster, 116, 211, 217, 219, 251, 334, 342, 371, 374, 392, 394, 397, 414, 455
  • stereochromie, 7, 51, 52, 92
  • steriel, 138, 333, 471
  • sterkte, 215 (fortitudo, 229)
  • sterrenbeeld, 371
  • stier, 211, 363, 370, 371
  • stift, 225; –kerk, 90
  • stigmata, 199, 201, 278, 335, 397, 398, 441
  • stijl’figuur, 112, 417, 469; –indicator, 10, 227, 228, 268, 317, 328, 329, 377, 381, 382, 392, 409, 415, 469, 474; –keuze, 207, 238, 320, 331; –kritiek, 21, 465; –pluralisme (–pluralist ), 11, 15–17, 58, 71, 217, 230, 321, 331, 336, 357, 418, 420, 424, 425, 431, 445, 460, 470, 474; –strijd, 21, 171, 311, 327, 331, 333, 338, 359, 373, 379, 407, 437, 464, 465, 466
  • stileren (styleeren), 158, 323, 355, 379, 471; stilering (styleering), 10, 112, 138, 182, 148, 162, 223, 244, 251, 259, 315, 317, 318, 322, 344, 371, 400, 409, 445; gestileerd (gestyleerd), 21, 28, 50, 64, 68, 76, 77, 131,155, 165, 198, 211, 225, 230, 237, 251–253, 256, 262, 278, 293, 297, 322, 324, 332–335, 339, 352, 359, 361, 371, 374, 417, 471, 474
  • stilleven, 142, 147-149, 384, 424-426, 428, 471
  • Stimmungsträger, 381, 383, 464
  • strijdbare kerk, 10, 220, 246
  • strijdende kerk, 11, 21, 157, 174, 175, 188, 196, 214, 221, 222, 240, 246, 255, 256, 261, 343, 349, 361, 380, 399, 411, 439, 469, 471, 472
  • strijklicht, 84; –opname, 86
  • stripverhaal, 71, 243, 250, 253, 267, 297
  • stroming, 9, 15, 19, 20, 28, 36, 63, 110, 120, 123, 126, 128, 140, 141, 165, 171, 214, 227, 228, 253, 271, 291, 311, 320, 372, 376, 379, 382, 384, 385, 402, 409, 421, 442, 466, 470, 473, 474
  • stukadoor, 99, 473
  • subject, 129, 145, 272
  • subjectieve (subjectiviteit), 23, 61, 112, 124, 125, 129, 134, 292, 325, 382, 384, 473
  • subli(e)matie, 444; sublieme, 325, 353; subli(e)meren, 179; gesublimeerd, 71, 236, 323, 333, 423, 430
  • substantie, 52, 91,185
  • Sum Veritas, 342
  • symbiose, 12, 44, 68, 163, 181, 225, 298, 325, 428
  • symboliek, 7, 9, 21, 46, 57, 58, 70, 117, 121, 122, 129, 157, 173-176, 187-189, 196, 198, 201, 204, 208, 209, 213, 216, 220, 255-257, 272, 273, 286, 295, 298, 300, 307, 318, 330, 340, 352, 353, 359, 360, 368, 370, 371, 373, 376, 383, 401, 408, 411, 412, 428, 434, 442, 443, 451, 455, 475
  • symbolisch, 68, 94, 112, 117, 123, 125, 158, 175, 177, 178, 189, 194, 195, 201, 210, 216, 222, 240, 244, 250, 255, 262, 271, 275, 323, 356, 359, 362, 366, 370, 371, 381, 384, 391, 393, 471
  • symboliseren, 320, 354; gesymboliseerd, 207, 219, 221, 179, 300, 304, 330, 340, 355, 455, 463
  • symbolisme, 7, 9, 11, 12, 18-21, 34, 35, 59, 107, 110, 121, 125-127, 129, 130, 135, 138, 140, 143, 148, 151, 152, 158, 163, 165, 171, 173, 237, 267, 269, 271-274, 276, 278, 280, 281, 284, 286, 288, 290-292, 294, 296, 298, 300, 301, 302, 304-306, 310, 312, 314, 316-318, 320, 322-324, 326, 328, 330, 332, 334, 336, 338-344, 348-350, 352, 354-356, 358, 360, 362, 364, 366, 368, 370, 372-374, 376, 377, 379, 382, 383, 411, 463-465, 470, 474, 475; katholiek –, 11, 273, 320, 323, 338; kosmisch –, 11, 274, 281, 301, 338, 343, 411, 475
  • symbolist, 147, 165, 179, 261, 273, 274, 297, 298, 305, 339, 340, 342, 353, 367, 372, 382, 469-471, 473
  • symbolistisch, 35, 54, 58, 59, 111–113, 117, 119, 120, 124, 127, 138, 178, 225, 238, 272, 274, 276, 285, 286, 291, 295, 305, 306, 314, 317, 318, 320, 327, 344, 348, 352, 353, 355, 357, 358-371, 374, 376, 377, 381, 383, 392, 399, 408, 440, 444, 474
  • symbool, 35, 43, 50, 58, 70, 112, 125, 135, 138, 139, 141, 155, 187, 193-195, 197, 201, 204, 209, 213, 216, 219–223, 246, 256–258, 272, 273, 278, 280, 281, 285, 287, 295, 302, 303, 330, 334, 336, 339, 340, 342, 349, 352, 356, 362, 383, 384, 386, 391, 397, 401, 408, 415, 429, 448, 449, 464, 471, 474
  • synergie, 178, 193, 208, 298, 403
  • synthese, 66, 112, 113, 117, 119, 125, 129, 271, 272, 355, 412, 429, 458, 474
  • synthetisch, 64, 87, 96, 97, 107, 112, 125, 126, 129, 130, 165, 267, 271, 272, 292, 317, 319, 323, 338, 383
  • synthetisme, 7, 9, 11, 12, 18, 19, 21, 58, 69, 112, 117, 125, 126, 128-130, 138, 141, 158, 171, 173, 237, 238, 271-274, 276, 278, 280, 284, 286, 288, 290, 292, 294, 296, 298, 300, 302, 304, 306, 310, 312, 314, 316-318, 320, 322-324, 326, 328, 330, 332, 334, 336, 338, 340, 342, 344, 348, 350, 352, 354, 356, 358, 360, 362, 364, 366, 368, 370, 372, 374, 376, 377, 379, 382, 422, 464, 465, 471, 474

T

  • tabernakel, 68, 175, 196, 215, 216, 220, 234, 356
  • tableau, 9, 171, 178, 279, 284, 286, 287, 295, 302, 307, 340, 341, 343, 344, 348, 352, 353, 358, 363, 366, 377, 411; – vivant, 295, 340, 344, 348, 352, 353, 358
  • Tachtigers, 145, 294
  • tactiel, 65, 139, 222, 267, 382, 427, 451, 461, 470, 471
  • tafereel, 30, 34, 51, 56, 57, 83, 94, 95, 112, 158, 159, 174, 178–180, 183, 184, 186–190, 199, 207, 217, 219, 223, 227, 228, 230, 240, 243, 248–250, 256–259, 262, 263, 266, 280, 287, 293, 311, 314, 317, 319, 320, 326, 334, 342, 344, 361, 364, 372, 393, 397, 399, 402, 411, 417, 419, 421, 422, 425, 448, 450, 458, 459, 462, 470, 471
  • talent, 34, 36, 47, 60, 62, 71, 72, 77, 81, 117, 121, 126, 127, 130, 137, 145, 151, 153, 157, 158, 165, 169, 171, 173, 174, 177, 201, 237, 243, 250, 257, 281, 302, 321, 327, 335, 339, 358, 372, 424, 439, 451, 461, 474
  • talige, 20, 107, 108, 114, 128, 135, 136, 143, 164, 383, 423, 474
  • tapisserie, 257, 266
  • techniek, 7-10, 17, 19, 20, 22, 34, 36, 43, 45–53, 57–59, 61, 62, 67, 69, 81, 83, 84, 88–91, 93, 94, 97, 98, 100, 101, 103, 121, 125, 127, 135, 137, 138, 150, 162, 172, 179, 181, 183–185, 211, 227, 243, 249, 260, 266, 272, 318, 348, 358, 369, 375, 382, 388, 399, 402, 406, 407, 435, 437, 451, 460, 466, 468, 474
  • tegeltableau, 11, 179, 321, 355
  • teken’kunst, 7, 41, 75; –onderwijs, 36, 115, 116, 339; –scholen, 41
  • tempel, 41, 45-47, 164, 174, 221, 223, 276, 284, 286, 312, 458, 464
  • Tempeliers, 261
  • tempera, 7, 8, 48, 50-53, 57, 62, 89, 100-103, 406, 476, 477
  • temperament, 379, 285, 396
  • tentoonstelling, 16 ,29, 44, 61–63, 113, 121, 123, 137, 140, 142, 147, 150–152, 158, 159, 162, 208, 263, 273, 311–315, 318, 323–325, 348, 356, 362, 372, 375, 379, 384, 385, 407, 409, 413, 422, 435, 436, 443, 454, 456, 465, 466, 470
  • terpentijnolie, 103
  • Testament (Nieuw), 173, 189, 203, 216, 217, 235, 243, 300, 330, 397, 415, 419, 447; Oude –, 160, 189, 215, 237, 286, 300, 302, 454
  • tetragrammaton, 216, 343
  • tetramorf, 211, 212, 258
  • tex’tuur, 34, 65, 86, 139, 234, 333, 382, 470; –turaal, 65, 70, 418
  • theatraal, 237, 325, 447
  • theologie, 135, 136, 254, 379
  • theologisch, 9, 66, 121, 132, 134, 149, 196, 214, 226, 280, 281, 291-293, 361, 363, 440
  • theorie 45, 47, 50, 55, 58, 75, 269, 285, 310, 386, 431, 449, 469; kunst–, 107, 116, 180
  • theosofie, 361, 368, 371, 372; theosofisch, 11, 147, 359-361, 365, 367, 368, 370, 371, 376, 470
  • Theotokos, 245
  • thèta, 334
  • tiara, 196, 198-220, 278, 334
  • tijdgeest, 382, 425
  • timor dei, 215, 216
  • Titiaan, 379
  • toetssteen, 9, 10, 114, 130, 137, 142, 223, 262, 273, 328, 388, 403, 466, 475
  • tollenaar [Nieuwe Testament], 243, 253
  • tonaliteit, 95, 142
  • toneel, 51, 109, 111, 137, 145, 171, 178, 190, 197, 205, 210, 225, 227, 237, 281, 305, 312, 340, 352, 357, 358, 376, 377, 435, 437, 474
  • tongewelf, 255-257, 427
  • topoi, 181, 287
  • toren, 53, 281, 310, 335, 343; –van David, 193, 256, 415, 423
  • traceringen, 342, 344, 359, 361, 374, 377; raam–, 317, 342, 344, 374; venster–, 231, 343
  • traditie, 17, 19, 37, 40, 44, 46, 73, 80, 90, 91, 94, 111, 114, 116, 124, 128, 137, 150, 153, 157, 165, 171, 174, 175, 177, 178, 183, 186, 191, 195, 197, 207, 208, 211, 213, 219, 231, 239, 253, 257, 259, 264, 280, 281, 285, 291, 292, 298, 315, 320, 325, 331, 339, 352, 354, 357, 360, 365, 372, 377, 379, 380, 391, 398, 400, 401, 408, 464, 467, 470, 471
  • traditio’neel, 28, 29, 81, 107, 172, 185, 208, 221, 240, 250, 251, 280, 281, 332, 334, 336, 338, 359, 360, 384, 398, 415, 418, 422, 423, 442, 445, 454, 461, 465; –nalistisch, 15, 68, 431
  • trait d’union, 214
  • traktaat, 49, 87, 88
  • transcen’dent, 128, 272, 473; –dentale, 149; –dentele, 274, 376; –dentie, 11, 128, 131, 136, 274, 440, 444
  • transcriptie, 44, 189, 469, 476
  • transept, 184, 185, 199, 202, 207, 341, 420, 469
  • transfiguratie, 422
  • translatie, 343
  • transparant, 86, 89, 93, 101, 235, 251, 365, 417, 421, 427
  • transsubstantiatie, 126, 201, 202, 444, 447
  • Trap des levens, 12, 48, 102, 341, 367, 368
  • trecento, 88
  • triomf, 11, 175, 201, 214, 237, 307, 309, 330, 353; –boog, 11, 68, 94, 97, 175, 182, 194, 195, 197, 203, 212-217, 223, 224, 251, 332, 348, 354-356, 437-440, 472; –kruis, 195, 356, 438, 439
  • triomferende kerk (zie ook overwinnende kerk), 10, 191, 214, 234, 240, 246, 257, 261, 448, 454, 471
  • triplex, 71, 100, 101, 287, 290
  • trits (zie ook gotiek-barok-expressionistisch en klassiek-barok-modern), 22, 149, 150, 208, 214, 221, 225, 238, 260, 297, 332, 338, 354, 422, 458, 460, 464, 469, 472, 473
  • triumviraat, 176, 180
  • Tronen (zie ook hiërarchie der engelen), 419, 449
  • troon, 175, 194-196, 199, 201, 209, 211, 214, 216, 234, 235, 398
  • Tuin der weeën, 291
  • Tweede Vaticaans Concilie (zie ook Vaticanum II), 197, 472
  • tweedimensionaal, 56, 115, 222, 244, 326, 329, 338, 426, 469, 471; tweedimensionaliteit, 56, 182, 225, 275, 344, 469
  • type, 15, 25, 29, 46, 77, 92, 98, 108, 111, 116, 118, 124, 135, 157, 166, 172, 177, 179, 181, 183, 190, 194, 197, 202, 206, 207, 210, 227, 236, 244, 245, 250, 258–260, 271, 274, 275, 280, 284, 285, 294–297, 312, 320, 321, 328, 331–334, 337, 344, 357, 361–364, 367, 370, 383, 384, 388, 391, 393, 395, 406, 409, 411, 417, 418, 422, 426, 428, 434, 436, 439, 445, 454, 468, 470-472
  • typologie, 10, 22, 172, 177, 193, 197–199, 201, 238, 258, 274, 301, 327, 334, 465, 468
  • typus, 7, 35

U

  • uitdrukking, 2, 16, 34, 52, 54, 59, 61, 62, 68, 69, 71, 73, 111–113, 125, 129, 132, 138, 141, 142, 150, 157, 164, 173–176, 193, 197, 217, 222, 234, 236, 237, 240, 243, 244, 254, 257, 258, 260–262, 280, 281, 287, 292, 294, 303, 304, 311, 325, 326, 332, 334, 338, 340, 344, 352–354, 360, 366, 368, 370, 377, 381–384, 391, 396, 400, 402, 406, 411, 420, 426–428, 439, 443, 450, 454, 468, 470, 472.
  • uitdrukkings’middel, 124, 470; –vorm, 40, 112, 121, 154, 210, 222, 380, 401, 408, 466, 471; –wijze, 136, 435
  • uitharding, 93, 98, 99; –condities, 99
  • uitmonstering, 10, 23, 25, 29, 30, 48, 56, 57, 68–70, 72, 77, 80, 111, 116, 118, 157, 159, 166, 168, 171, 175–177, 179, 183, 185, 193, 201, 208, 213, 223, 225, 227–230, 234, 241–243, 247, 249–251, 254, 255, 261, 263, 266, 276, 280, 323, 329, 332, 334, 335, 338, 343, 353, 359, 360, 362, 369–372, 380, 386, 389, 391, 395, 399, 413, 414, 418, 429, 431, 437, 440, 442, 445, 447, 451, 462, 465–467, 469, 472, 473
  • uitzettingscoëfficiënt, 99
  • ultramarijn, 87, 97, 295, 476, 477
  • universum, 108, 132, 219, 305, 368, 423, 455, 470
  • Ut pictura poesis, 114, 180

V

  • vaasfiguurschilderkunst, 425
  • vakmanschap (zie ook ambachtelijkheid), 61, 71, 80, 90, 137, 149, 193, 238, 284, 344, 353, 356, 383, 415, 460
  • Vanitas, 395
  • Vaticanum II (zie ook Tweede Vaticaans Concilie), 176, 243, 253
  • Veertiende zondag na Pinksteren, 11, 298, 310, 314, 392
  • venster, 37, 76, 176, 200, 213, 223, 251, 275, 342, 343, 363, 374, 399, 417, 442; –harnas, 342, 344; – traceringen (zie aldaar)
  • verbeelding (combinerende), 208, 225, 267, 298, 450
  • verbeelding, 9, 44, 59, 94, 147, 159, 163, 173, 177, 208, 213, 225, 237, 250, 264, 267, 280, 298, 338, 356, 364, 376, 383, 384, 401, 412, 440, 450, 469, 473; –kracht, 273, 280, 359, 372, 377, 391, 474; –leven, 165, 280, 338, 384
  • Verbi divini inspiratio, 11, 307
  • verbond, 54, 153, 189, 215, 217, 220, 237, 243, 244, 301, 302, 305, 343, 379, 415, 441, 447, 449, 450, 454, 455
  • verdigris, 87
  • verdubbeling, 275, 286
  • verdwijnpunt, 69, 248, 249, 253, 281, 307, 311, 318, 326, 384, 402, 404, 411
  • verf, 8, 50, 51, 75–77, 83, 84, 86–89, 91–104, 114, 139, 158, 185, 234, 255, 260, 267, 280, 314, 382, 461, 470, 476; caseïne–, 7, 49, 52, 53, 109, 235; –industrie, 20; –materiaal, 475; mineraal–, 20, 52, 62, 72, 88, 93, 369; olie–, 43, 46, 51, 53, 83, 94, 95, 103, 104, 185, 223, 260, 267, 390, 400, 416, 424; silicaat–, 92, 101; was–, 7, 20, 48, 51, 52, 62, 81, 83, 475; waterglas–, 52; water–, 53, 84, 366
  • vergeving, 120, 199, 414, 449, 450; –macht, 199
  • verhaal, 21, 49, 62, 64, 68, 107, 108, 112, 124, 131, 133, 178, 180, 183, 187, 188, 196, 197, 225, 239-241, 243, 250, 258, 273, 278, 292, 298, 300, 302–304, 311, 315, 334, 359, 362, 370, 383, 390–392, 406, 407, 419–421, 434, 442, 443, 447, 450, 451, 458, 459, 463, 467; verhalend, 116, 174, 177, 180, 187, 207, 240, 243, 250, 255, 267, 315, 396, 402, 403, 406, 422, 425, 442, 450, 462, 467, 471; –verteller, 166, 177, 187
  • verheven, 125, 128, 180, 200, 204, 207, 214, 229, 231, 239, 244, 251, 260, 300, 334, 399, 401, 407, 418, 437, 463, 465, 469, 470
  • verhouding, 25, 34, 47, 50, 65, 68, 86, 113, 115, 130, 140, 154, 177, 178, 182, 183, 280, 285, 291, 333, 334, 363, 383, 424, 458, 468, 473
  • verhoudingsbeelding, 12, 384, 421, 473
  • verkort, 166, 361, 365, 401, 402, 448
  • verlangen, 41, 123, 124, 137, 138, 144, 148, 151, 159, 305, 396, 442, 444
  • verloren paradijs, 10, 214, 455
  • Verlosser, 134, 188, 198, 207, 208, 221, 237, 330, 344, 361, 383, 399, 454, 455, 457, 458, 460
  • verlossing, 12, 122, 175, 188, 201, 207, 209, 216, 219, 229, 234, 236, 243, 244, 246, 279, 280, 287, 294, 297, 301, 320, 325, 329, 330, 343, 353, 362, 399, 429, 430, 449, 450, 454, 458, 463, 472; –werk, 208, 244, 245, 292, 349, 374
  • vermurail, 12, 163, 357, 384, 386, 389, 407
  • vernieuwing, 17, 21, 37, 44, 132, 137, 153, 158, 400
  • vernis, 8, 48, 51, 103, 104, 105
  • verre muraille, 62
  • verrijzenis, 194, 237, 241, 246, 247, 253, 297, 325, 365, 407, 408
  • verschiet (zie ook perspectief), 276, 335, 342, 393
  • verte’kend (zie ook vervormd), 25, 107, 273, 388, 418, 428; –kening, 127, 187, 202, 203, 245, 258, 380, 403, 450, 466
  • verticaal, 140, 175, 207, 234, 244, 278,292, 317, 325, 328, 332, 341, 342, 356, 360, 375, 399, 411, 417, 419–442, 454, 469, 472-474
  • vervor’men, 141, 237, 380, 422, 470; –ming, 141, 151, 154, 237, 258, 384, 401, 403, 422, 470
  • verzeept, 99, 102
  • Victorie, 222, 294, 471
  • vier, 67, 74, 76, 93, 94, 104, 140, 160, 182, 187, 195, 196, 211, 220, 227, 229, 230, 248, 258, 261, 276, 278, 285, 290, 296, 328, 332, 334, 343-345, 349, 355, 356, 361-363, 369, 381, 386, 391, 403, 412, 427, 428, 451, 455; -kant, 278, 285, 287, 471; -pas, 342, 343
  • viering, 30, 84, 139, 182, 183, 196, 197, 205, 212, 278, 416, 417, 420; –koepel, 96, 276, 469; –toren, 114, 166, 259, 417,
  • Vigeliusprijs, 28, 390, 391
  • vignet, 258, 326, 443, 174, 195, 310, 458
  • virtuoos, 157, 211, 403, 429, 460; virtuositeit, 257, 356, 408, 465
  • vis, 12, 189, 193, 203, 222, 295, 334, 420, 421, 434, 443
  • visie, 16,18, 34, 36, 41, 47, 50, 53, 59, 61, 63, 68, 114, 119, 124-129, 132, 135, 148, 149, 151, 154, 159, 162, 163, 165, 173, 178, 180, 182, 183, 190, 201, 205, 206, 210, 212, 222, 236, 237, 260, 272, 285, 291, 292, 306, 311, 325, 355, 358, 365, 368, 376, 381, 383, 384, 393, 394, 400, 412, 423, 425, 428, 430, 431, 439, 444, 450, 460, 464, 466, 470, 474, 476
  • visioen, 50, 123,138, 139, 187, 196, 197, 199, 209, 211, 214, 223, 276, 286, 314, 363, 395-397, 415
  • visvangst, 246, 434
  • vita, 300, 364, 383, 395, 463
  • vitaal, 55, 153, 155, 159; vitaliteit, 151, 155, 471
  • Vitruvianisme, 470
  • vlak (vlakke, vlakken), 44, 46, 52, 56, 57, 61, 64, 65, 70, 84, 87, 95, 105, 111–113, 127, 138, 139, 146, 150, 155, 157, 161–163, 183, 195, 203, 212, 222, 226, 228, 254, 258, 262, 286, 287, 294, 295, 301, 326, 329, 330, 334, 342, 354, 360, 365, 370, 371, 374, 377, 384, 402, 404, 415, 420–422, 426, 428, 436, 437, 443, 447, 454, 461, 468, 470, 473, 477; –versierders, 112, 184, 473; –versiering, 112, 473; –werking, 326, 403
  • vloeibaarheid, 86
  • vocht, 34, 87, 92, 98, 99, 100, 103, 348; –buffer, 100; –transport, 103; vochtigheid, 52
  • voedstervader, 197, 198, 204, 214, 215, 223, 230, 336, 337, 354
  • voetspoor, 28, 30, 342, 392, 469, 472
  • volume, 222, 241, 267, 321, 344, 400,418, 427, 443, 444; volumineus, 193, 222, 225, 226, 228, 231, 236, 317, 329, 451, 461
  • voor’afbeelding, 132, 188, 189, 211, 221, 222, 301, 325, 326, 352, 383, 395, 397, 411, 414, 415; –afschaduwing, 189, 422; –beduiding, 189; –hang, 68, 352; –spreekster, 215, 226; –zetmuur, 100
  • Vorstendommen (zie ook hiërarchie der engelen), 215, 233, 419
  • vreze des heren (zie timor dei)
  • vrije wil, 121, 125, 292, 440, 471
  • vrijheid, 9, 13, 15, 25, 28, 35, 60, 97, 131, 136, 181, 368, 377, 407, 418, 422, 440, 466
  • vroom, 135, 137, 191, 193, 310, 362; –heid, 15, 70, 191, 257, 273
  • vulstof, 86

W

  • waardenstelling, 107, 172, 468
  • waardering, 10-13, 20, 36, 47, 107, 109, 115, 120, 123, 125, 134, 139, 147, 149, 157, 168, 171, 173, 177, 208, 225, 238, 253, 260, 261, 266, 284, 315, 328, 336, 353, 357, 371, 374, 376, 385, 391, 406, 431, 463, 466, 472, 474, 475
  • waardig, 13, 36, 59, 81, 135, 187, 215, 228, 300, 358, 441, 450, 469, 472; –heid, 112, 134, 144, 176, 198, 210, 215, 219, 220, 339, 361, 441, 460, 470, 472
  • waarnemingspsychologie, 178
  • wagenspel, 295
  • wandschilderkunst, 50, 62, 72, 87, 103, 116, 210
  • wapenschild, 256
  • was’mengsel (zie ook –verf), 103
  • water, 43, 53, 84, 86, 92, 93, 98, 101, 103, 189, 195, 197, 202, 251, 256, 264, 286, 293, 352, 388, 390, 392, 419, 420, 426, 428, 455, 460, 476, 477
  • water’glas (zie ook –verf), 52, 92
  • waterstaatskerk, 30
  • Wederopbouw, 7, 17, 19, 25, 29, 60, 61, 64, 238, 474, 475
  • weefsel, 330, 361, 406
  • wereldbol, 196
  • Wereldoorlog (Eerste ), 63, 74, 113, 123, 142, 152, 158, 291, 313, 386, 408; Tweede –, 118, 190, 263, 315, 316, 408
  • Wereldtentoonstelling, 61, 162, 328, 357, 431
  • werken van barmhartigheid, 264-266, 365-366
  • werkman, 198, 258, 284, 302, 310, 362, 366, 372
  • werkplaats, 28, 29, 42, 49, 58, 168, 331, 336, 443
  • wiel, 191, 209
  • wierook, 211, 216, 221, 234
  • wijsheid (zie ook sapientia), 134, 136, 204, 209, 215, 228, 230, 243, 301, 395, 397, 440, 470
  • winkelhaak, 215
  • Wonderbaarlijke vermenigvuldiging van vis en brood, 12, 420-422
  • Worgengel, 392-394, 400

X

  • XC [Christus] 202, 334

Z

  • zachtboard 20, 100-101, 255, 474
  • zaligsprekingen, acht, 76, 208-210, 317, 362
  • zang(er), 205, 223, 240, 269, 300, 328, 334, 340, 365, 368; koor–, 215; lof– of jubel–, 201, 205, 216, 229, 261, 287, 298, 443; tegen–, 229
  • zangerstribune, 223, 365-368
  • zegel, 55, 58, 198, 211, 220, 235, 268, 332, 339, 341, 360-361
  • zeggingskracht, 123, 172, 180, 250, 253, 267, 269, 273, 406, 463, 471
  • Zeitgeist (zie ook tijdgeest), 381
  • Zelfopoffering (zie offer)
  • Zelfportret (zie ook portret), 12, 150, 295, 411-413, 451
  • Zetel der Wijsheid (zie ook Sedes Sapientiae), 228. 230, 414
  • zeven (zie getal, getallensymboliek), 176, 209, 211, 212, 214-218, 220, 229, 244, 251, 278, 318, 332, 354, 362, 371, 418; – geesten, gaven van de heilige Geest, 176, 209, 215, 216, 219, 235, 244, 257; – sacramenten, 176, 220, 278, 318, 330, 362; – smarten van Maria, 226, 280, 354; – (paradijs)stromen of watersprongen, 195, 197
  • ziel(en), 60, 70, 121, 123-125, 127, 128, 134, 141-144, 149, 152, 153, 159, 163, 195, 201, 221, 257, 276, 278, 284, 286, 287, 294, 300, 303-305, 310, 313, 352, 360, 364, 265, 367, 368, 381, 395-399, 401, 411, 412, 439, 442, 444, 445, 448, 472-473; zieleleven, 123, 125; zielenweger, 215, 256, 320
  • zielenherder, zielzorg, 176, 439, 442, 454, 463
  • zilvernitraat, 407
  • zinkwit, 96-97, 476
  • zinnelijk(heid), 107, 113, 122, 145, 149, 155, 159, 163, 197, 222, 257, 286, 292, 300, 303-304, 383, 423, 439, 471; zinnen, 09, 122, 128, 145, 148, 301, 383, 412; zintuig(lijk)(heid), 23, 125, 127-129, 145, 161, 216, 234, 272, 273, 313, 314, 383, 408, 412, 468, 474
  • zon, 144, 149, 151, 195-196, 209, 212, 216-217, 219, 223, 228, 231, 251, 287, 361, 393, 396-398, 414, 424, 443, 455; – der genaden, 195, 219, 356, 361; – der gerechtigheid (sol iustitiae), 174, 195, 216, 217, 258, 262, 356, 361
  • zonde(n), 71, 195, 199, 215, 226, 317, 353, 361, 442, 450, 458, 470; erf–, 189, 200, 221, 320, 362, 450 –val, 44, 189, 190, 207, 208, 246, 278, 429, 448, 449, 454-455
  • zondvloed, 343, 415
  • zonne’bloem, 13, 42, 256, 442, 443; –lied (Franciscus), 199, 397, 440, 443; –schijf (gevleugeld), 219
  • zout(en), 51, 86, 98-99, 103, 348
  • zoutuitbloei, 87, 97, 98
  • zwaard, 169, 214, 215, 217, 266, 274, 321, 329, 439, 442, 449, 450, 465; vlammend–, 278, 320, 450
  • zwanenzang, 63, 183, 269
  • zwart, 16, 55, 57, 87, 95-97, 220, 235, 287, 318, 341, 370, 374, 375, 392, 396, 399, 411, 421, 423, 427, 435, 436, 476, 477
  • zwartgallig, –heid (zie melancholie), 285, 506
  • zwik, 96, 209, 211, 229, 243, 248, 251, 278, 321, 326

Verwijzingen &

De foto’s betreffen van links naar rechts: Piet Gerrits in de Gerardus Majellakerk te Tilburg, Kees Dunselman in de Obrechtkerk te Amsterdam en Jan Toorop in het Museum Catharijneconvent Utrecht. Ze kunnen gedownload worden via de beeldbank van de RCE en zijn gemaakt door Pixelpolder.

Verkorte link van item: http://bit.ly/1QPco2y

← Terug naar De genade van de steiger!