Leestijd circa 4 minuten

Charles Eyck, Christus’ opstanding uit het graf in de crypte van de kerkhofkapel van Barbara in Utrecht (circa 1933). Deze muurschildering vormt een evocatieve weergave van het wonder dat met Pasen wordt gevierd.* Herkomst: Beeldbank RCE-Pixelpolder.
Associaties hebben de hebbelijkheid om zomaar, zonder waarschuwing binnen te vallen. Of het toeval is of niet – ‘nee’, zou Harry Mulisch* zeggen – Pasen valt dit jaar op een datum die behoorlijk dicht bij 4 en 5 mei ligt. Zo vieren we vandaag de verrijzenis van Christus en de overwinning op de dood en herdenken we over enkele weken al die mensen die de dood hebben gevonden in de oorlog. Zij mochten de overwinning niet meer beleven. Een Joodse man stierf aan het kruis en ontsloot een rijk dat niet van deze wereld is, miljoenen van zijn volk werden uitgemoord omdat er voor hen geen plaats was in een rijk dat wel van deze aarde was. Of, zoals Anton van Duinkerken het zo fijntjes voorhield aan NSB-voorrman A.A. Mussert:
Jawel, mijnheer ik noem mij Katholiek,
en twintig eeuwen kunnen ’t woord verklaren
aan u en aan uw opgewonden kliek,
die blij mag zijn met twintig volle jaren, (…)*
Maar in die ruim twintig volle jaren slaagde die opgewonden kliek er wel in genocide van een ongekend formaat te plegen. En nog altijd heb je mensen die denken dat dat het loon was van een volk dat de Messias de rug toekeerde. Hoewel Mulisch dat nogmaals stellig zou weerspreken, kreeg ik bij toeval van Hein Jan van Ogtrop zijn boek over het leerhuis van Matteüs* — jawel, diezelfde Matteüs wiens passieverhaal op muziek van Bach de afgelopen dagen zo intensief beluisterd is. Het bleek een mooie voorbereiding op de Paasdagen. Een van de verhalen die mij trof, ging over de hardnekkige beeldvorming dat het Joodse volk zich tegen de Verlosser had gekeerd. Het geeft maar weer aan hoe gevaarlijk generaliseren is, want de opgewonden menigte die voor Pilatus stond, had weinig te maken met de hordes mensen die naar Christus kwamen luisteren tijdens zijn tournee door het land.* Denk alleen al aan de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van vis en brood. Dit verhaal kan dus bij het grof vuil gezet worden en al helemaal niet aangehaald om Auschwitz te verklaren.

Matthieu Wiegman, De wonderbaarlijke vermenigvuldiging van vis en
brood (1936) tegen de kopwand van het zuidertransept van de Obrechtkerk te Amsterdam.*
Herkomst: Beeldbank RCE-Pixelpolder.
Zoals veel mensen Pasen voorbereiden door te lezen, te luisteren en te kijken, zou je dat ook met 4 en 5 mei kunnen doen. Ik ga niet beweren dat het boek synchroon loopt met wat de evangelisten ons vertellen over de laatste dagen van Christus, maar dat het een passieverhaal is, staat buiten kijf: Terugkeer ongewenst van Charles Lewinsky over de Joodse acteur en regisseur Kurt Gerson (toneelnaam Gerron).* Er is al het nodige over deze roman geschreven, waarbij vooral de nadruk wordt gelegd op een vertrouwensconflict dat ook Jezus niet vreemd was, toen hij God vroeg om de beker te laten passeren. Of Gerson die beker wel of niet uitdronk kan hier niet beantwoord worden zonder het plot te bederven. Is het toeval of niet – ‘nee’, hoor ik Mulisch voor de derde maal zeggen – maar de vergelijking die zich bij mij opdrong was die met de staties van de kruisweg: zoals Jezus de via dolorosa nam, nam Gerson de straten van Theresienstadt, zonder kruis, maar met een camera en in de stellige hoop op een verlossing in het hier en nu.
B.
Bronnen
Het teken * in de bovenstaande tekst verwijst naar bronnen die hierna vermeld worden:
- Duinkerken, Anton van (pseudoniem W.J.N. Asselbergs), Ballade van den katholiek (1935), te vinden onder deze link.
- Hubar, Bernadette van Hellenberg, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger, monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, Walburg Pers, 2013.
- Lewinsky, Charles, Terugkeer ongewenst, Uitgeverij Signatuur, 2012.
- Mulish, Harry, De ontdekking van de hemel, Bezige Bij, 1992.
- Ogtrop, Hein Jan van, In het leerhuis van Matteüs, de schriftlezingen van de liturgie van de zondag in hun relatie met het joodse geloofsgetuigenis A-jaar, Katholieke Bijbelstichting, 1993.