Tweemaal lezing ‘Genade van de steiger’

Op 13 april aanstaande houd ik een lezing voor de kring Maastricht van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap en op 22 april voor de stichting RURA te Roermond. Hieronder vind je de aankondiging!


Lezing 'Genade van de Steiger': F.H. Bach in de Juvenaatskapel te Maastricht (1922-1927).
Een van de schilderingen van F.H. Bach in de Juvenaatskapel te Maastricht (1922-1927). Foto: Beeldbank RCE-Pixelpolder.

Bernadette van Hellenberg Hubar,
De genade van de steiger, monumentale schilderkunst in het interbellum (met een accent op Maastrichtse voorbeelden)
Lezing voor de kring Maastricht van LGOG
13 april 2015. ((Locatie en tijdstip: Stayokay, Maasboulevard 10, 6211 JW Maastricht om 19:45 uur.))

De genade van de steiger, monumentale schilderkunst in het interbellum (met een accent op Roermondse voorbeelden)
Lezing voor de stichting RURA te Roermond
22 april 2015. ((Locatie en tijdstip: Forum te Maasniel, inloop vanaf 19.15 uur, start om 19.30 uur.))

Algemeen — De lezing gaat over het onderzoek naar monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, dat in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werd uitgevoerd. Dit resulteerde in het eerste boek over dit onderwerp: De genade van de steiger. De titel reflecteert de worsteling van de kunstenaar die in allerlei houdingen hoog op de steiger zijn werk uitvoert en in zijn hoofd een berekening moet maken van hoe dit er vanaf de grond uit komt te zien. Een beetje genade was daarbij onmisbaar.

Over monumentale schilderkunst uit de twintigste eeuw was nauwelijks iets bekend: niet alleen strikt genomen wat betreft de jaren twintig en dertig, maar ook over de aanloop vanaf circa 1900 en de nasleep na 1940. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed constateerde dat het gesignaleerde hiaat dit segment van de kerkelijke kunst onzichtbaar dreigde te maken. De geïnitieerde inhaalslag heeft er toe geleid dat er veel relevante informatie beschikbaar is gekomen voor het beheer en behoud van dit type erfgoed. Dat blijkt op verschillende niveaus opportuun te zijn.

Maastricht — Zo is in Maastricht onlangs de enige muurschildering van Henri Jonas – in de Koepelkerk – gerestaureerd door de SRAL (Stichting Restauratie Atelier Limburg). ((Zie het fragment op deze site via http://wp.me/P4eh3s-1ms.)) Minder goed is het gesteld met het werk van Jan Grégoire en Jaap Mes in de Lambertuskerk, terwijl de leegstand van het vroegere juvenaat van de broeders Maastricht het nodige doet vrezen voor de schilderingen van F.H. Bach. Daartegenover staat weer het werk van Harrie Schoonbrood en Eugène Laudy in de Hubertuskerk dat ondanks de herbestemming van het gebouw tot sportschool ongemoeid bleef. ((Voor meer informatie over dit laatste voorbeeld zie http://wp.me/p4eh3s-fU.))

Roermond — Wat betreft Roermond is het met name de figuur van Joseph Th.J. Cuypers die centraal staat, de zoon van de architect van het Cuypershuis en het Rijksmuseum, Pierre J.H. Cuypers. Niet alleen probeerde Joseph Cuypers professioneel opgeleid kerkschilders als Joan Collette aan de kunstwerkplaatsen te verbinden, maar ook – hoewel hij het aanbod afsloeg – een autodidact als Joep Nicolas. Overigens komt een van de ontdekkingen van het onderzoek, Augustijn Hermans, zelf uit de stal van de Roermondse werkplaatsen.

Personalia — Bernadette van Hellenberg Hubar (1956) houdt zich vanaf de jaren ’80 bezig met monumentale kunst, onder meer als onderdeel van het oeuvre van de architectenfamilie Cuypers. Zij promoveerde op het proefschrift Arbeid & Bezieling, over de esthetica van Pierre J.H. Cuypers, Joseph A. Alberdingk Thijm en Victor E.L. de Stuers, zoals uitgedrukt in de voorgevel van het Rijksmuseum. Op dit moment is ze bezig met een boek over de nieuwe Bavokathedraal te Haarlem (1895-1930), een werk van Joseph Th.J. Cuypers. ((Voor Arbeid & Bezieling volg deze link, voor de nieuwe Bavo deze. De verkorte link van de onderhavige blogpost is http://wp.me/p4eh3s-1BO.))

Lezing: Joseph Cuypers | Cuypers & Co, Gewelfschildering in de kapel van kasteel De Haar , circa 1917.
Joseph Cuypers | Cuypers & Co, Gewelfschildering in de kapel van kasteel De Haar (circa 1917). De gewelven in deze kapel zijn uiteindelijk niet voltooid en in 1926 verwijderd. Ook de schilderingen zijn dus verdwenen. Ik heb dit ontwerp van Joseph Cuypers geanalyseerd in mijn boek ‘De genade van de steiger’. Met dank aan Jacqueline Heijenbrok van De Fabryck ((Hubar, De genade van de steiger, pp. 229-230. Jacqueline Heijenbrok, Guido Steenmeijer, Katrien Timmers, Wat een weelde. Tien eeuwen Kasteel de Haar, Zwolle-Amersfoort 2013, p.391.

→ Door naar De genade van de steiger!))

De genade van de steiger kan rechtstreeks besteld worden bij de Walburg Pers.

_________________________________

Voetnoten:

De voetsporen van Joep Nicolas | Glasbiënnale Roermond

Ook zo genoten van de tentoonstelling over Joep Nicolas in Cuypershuis te Roermond afgelopen jaar? Maak dan een afspraak bij Galerie Mariska Dirkx (www.galeriemariskadirkx.nl) in het voormalige atelier van Joep Nicolas.

Joep Nicolas, Portret van de vrouw van Max Weiss.

Joep Nicolas, Portret van de vrouw van zijn chef de atelier, Max Weiss, circa 1930 (detail) met in de spiegeling de ruimte van zijn vroegere atelier. Te zien op de tentoonstelling ‘De voetsporen van Joep Nicolas’, Galerie Mariska Dirkx te Roermond. Foto, Marij Coenen 2014. ((Voor meer informatie zie www.galeriemariskadirkx.nl.))

Als je een boek schrijft over kunstenaars – want dat is De genade van de steiger natuurlijk – ga je met elk van hen een relatie aan. Met ieder van hen is het dansen op het scherp van de snede tussen wetenschappelijke afstandelijkheid en empathie. Dat dat laatste zeker zo belangrijk is als de objectiverende logica, is er bij mij wel ingeprent. Ik hoor nog mijn promotor Paulus citeren door ons voor te houden: als je de liefde niet hebt …

Daar had hij zonder meer gelijk in en het aparte is, dat de beroemde kunstenaar en -theoreticus Albrecht Dürer dat ook al stelde. Met zijn visie eindig ik de inleiding van De genade van de steiger: je hoeft een geslaagd werk niet lang te bekijken, want zoiets trekt de mensen onmiddellijk naar zich toe door een ongelooflijke liefde. ((Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 232; 254; parafrase van de Oudhollandse vertaling Van de Menschelijcke Proportien (1622) die zich in de bibliotheek van de Rijksacademie bevond: men hoeft ‘een loflick werck niet langh aen te zien/ maer dat selve treckt terstont alle verstandighe tot onghelooflicke liefde van sich selve.’))

Het zou eigenlijk geen betoog behoeven dat dit nu precies is wat het werk van Joep Nicolas doet. Maar zo’n betoog is wel degelijk nodig, want hij is in geen enkele vaste collectie van enig Nederlands museum nog te zien. Misschien gaat dat veranderen na de twee tentoonstellingen in Roermond, de een in het Cuypershuis (tot 22 februari 2015) en de andere in zijn vroegere atelier, waar nu de Galerie van Mariska Dirkx gevestigd is en beeldhouwer Dick van Wijk zijn werkplaats heeft. Deze laatste expositie, De voetsporen van Joep Nicolas, wordt gecombineerd met de tiende glasbiënnale van Mariska Dirkx in de kruisgang van het kartuizer klooster (beide eindigden 22 oktober 2014, maar een aantal werken blijft tentoongesteld in de galerie van Mariska Dirkx die op afspraak te bezoeken is). ((Voor meer informatie zie www.galeriemariskadirkx.nl.))

De tentoonstellingen vormden een mooie aanleiding om het stuk over de glazen van Joep Nicolas uit De genade van de steiger on line te zetten. Omdat het boek over monumentale schilderkunst gaat, verwachten de meeste mensen niet direct informatie over het medium glas-in-lood. Waarom dat toch het geval is, leg ik uit bij het item zelf. ((Surf daarvoor naar http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen.)) Hier wil ik nog even terugkomen op de reactie van Mariska Dirkx op dit fragment uit De genade van de steiger:

Bernadette, wat heb je een prachtige uiteenzetting geschreven over het werk van Joep Nicolas! Zo uitgebreid heb ik het nog nergens gelezen. Het is een plezier om zo samen naar het werk te kijken.

Dat is toch wel heel prettig om te horen van iemand die al vanaf 1986 met het werk van Nicolas bezig is. ((Mariska Dirkx staat aan de basis van de herwaardering van het gehele werk van de familie Nicolas: http://www.galeriemariskadirkx.nl/nicolas.html.)) Na zo’n opmaat ben je meer dan welkom om zelf een kijkje te nemen bij http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen.

Ondertussen hoop ik je ook te verleiden om Roermond te bezoeken. Want niet alleen de Nicolastentoonstellingen, maar ook de glasbiënnale is een feest. Een mooiere ambiance voor dit medium dan het oude kartuizer klooster is nauwelijks te vinden. ((Adressen: Wilhelminasingel 67 – Roermond: het voormalige atelier Joep Nicolas. Swalmerstraat 100 – Roermond: Eigentijdse glaskunst van moderne glaskunstenaars, fragmenten van de grootste glasvondst in N.W. Europa in de kruisgangen van het voormalig kartuizerklooster. Openingstijden op beide locaties: zaterdag en zondag van 13 – 17 uur. Toegang gratis. ))

Ga kijken in Roermond!

B. ((Verkorte link van dit item: http://wp.me/p4eh3s-10n.

< Surf verder naar http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen!))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

 

Diagram van ‘n hemels bolwerk

Ook in de visioenen van Hildegard van Bingen spelen gebouwen een belangrijke rol. Ik kwam haar tegen bij mijn onderzoek naar de Clemenskerk van Merkelbeek, waar de jonge benedictijner monnik dom Romanus Jacobs in 1901 een bijzondere uitmonstering schilderde. ((Voor dit boek in wording zie het item over de Clemenskerk.)) Hierin wordt onder meer de goddelijke inspiratie of openbaring voorgesteld, en een van de oudste voorbeelden binnen de benedictijner traditie is zonder meer de miniatuur waarin abdis Hildegard van Bingen de vlammen van de inspiratie over haar hoofd krijgt uitgestort.

Hildegard van Bingen, miniaturen uit het Liber scivias.

Hildegard van Bingen, twee miniaturen uit het Liber scivias (1142-1151). Tragisch genoeg is het origineel verdwenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De miniaturen zijn afkomstig uit een facsimlie uit de jaren 1920. ((Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Hildegard_of_Bingen.))

Ondertussen trok ook die andere miniatuur mijn aandacht, en dat heeft natuurlijk te maken met de lezing over het hemelse Jeruzalem die ik zondag 31 augustus om 12.15 uur in de nieuwe Bavo in Haarlem geef.

Hier wordt echter geen hemelse stad weergegeven, maar het gebouw van de verlossing. Dat leunt natuurlijk sterk tegen de Caelestis urbs aan, vooral omdat een aantal beelden direct aan Johannes ontleend lijkt te zijn. Een van die elementen herken ik dankzij het genoemde onderzoek van de Clemenskerk in Merkelbeek en dat is de waterstroom die de boom des levens voedt:

‘Toen toonde de engel mij een rivier met water dat leven geeft, helder als kristal, die ontsprong aan de troon van God en van het lam. Midden op het plein van de stad en omgeven door de rivier stond de levensboom, die twaalfmaal vrucht draagt, elke maand eens; en zijn loof brengt de volken genezing’. ((Johannes, Apocalyps, 22, 1-2, geciteerd naar willibrordbijbel.nl.))

De boom zelf echter vind je niet in het bolwerk van Hildegard. Wel de engel en ook Jezus met de banderol in zijn hand, die mogelijk verwijst naar het boek des levens van het lam, waarin alle namen staan van hen die toegang hebben tot de stad. Verder lijkt er een verwijzing naar de Jacobsladder uit Genesis in te zitten, waarbij mensen de plaats van engelen innemen die zich langs de ladder op en neer bewegen tussen hemel en aarde.

Deze bijbelse associaties hebben zeker een rol gespeeld bij het vastleggen van de visioenen. Niet alleen omdat het verlossingsgebouw van Hildegard een nadere duiding is van Christus’ leer hoe de mens het koninkrijk God zal binnengaan, maar ook omdat je altijd moet aanknopen bij een bestaand referentiekader, wil de boodschap overkomen. Die boodschap is in het geval van dit gebouw behoorlijk grimmig. In de eeuwige tweespalt van de kerk tussen onvoorwaardelijke liefde enerzijds en zonde, schuld en boete anderzijds, heeft de Januskop hier het gezicht op storm staan. En wat voor een storm!

Als je wil weten hoe Hildegard tegen het einde der tijden aankeek en zelf het diagram van haar verlossingsgebouw verklaarde, dan kun je dat in de synopsis verder lezen. ((De synopsis van het derde deel van de Scivias van Hildegard von Bingen is/was te vinden onder deze link.)) Het verhaal dat ik zondag 31 augustus om 12.15 uur in de nieuwe Bavo vertel, ontvouwt een heel wat rooskleuriger perspectief op het hemels Jeruzalem.

3D-model viering nieuwe Bavo met projectie

Waar zie je het hemels Jeruzalem in de nieuwe Bavo? Dat ga ik aan de hand van dit 3D-model op 31 augustus a.s. verduidelijken. Productie: wolthera.info.

De bijeenkomst is in principe voor de parochie bedoeld, maar iedereen is welkom vanaf 10.00 uur bij de start van de hoogmis. Mijn lezing begint om 12:15 uur en daarna is er nog alle tijd om de kathedraal te bezichtigen.

B. ((Verkorte link van dit item: http://wp.me/p4eh3s-Dh.

← Terug naar het hoofdthema!))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Schoonhoven’s Leda en de zwaan

Jan Schoonhoven, Leda en de Zwaan (1957). Herkomst: site Museumkijker van F. Ledeboer (2015). Screenshot collage bvhh.nu 2018.
Jan Schoonhoven (1914-1994), Leda en de zwaan (1952), Museum Prinsenhof Delft. Voor wie het verhaal niet kent, is dit item handig. Herkomst: site Museumkijker van Françoise Ledeboer (2015). Screenshot collage bvhh.nu 2018.

Een tijdje terug (in 2015) viel mijn oog op dit berichtje dat me via @ArtFollowers bereikte:

Soms zijn er van die werken die je de adem benemen, zo mooi van vorm en zo puur, dat het een genot is om naar te kijken. Zo’n werk is Leda en de Zwaan van de Delftse kunstenaar Jan Schoonhoven. ((José van der Wegen op kunst.blog.nl))

Dat maakte me erg nieuwsgierig, vooral omdat het hartverwarmend is als critici weer eens ongegeneerd hun enthousiasme durven te uiten. En het is ook een fantastisch werk, alleen al uit het oogpunt van compositie en kleurgebruik. Waar eindigt de zwaan en begint de vrouw en wie bevrucht wie in deze interactie tussen uitwaaierende stroken en centrale cirkel/hoekige vorm? Zien we hier spermatozoïden tot de eicel doordringen in een kosmische setting waarin alles om de cyclus van leven en dood draait? Het zou fascinerend zijn om daar meer over te weten, vooral omdat het werk een buitenbeentje lijkt in het oeuvre van deze kunstenaar. ((Vergelijk de mooie blog hierover van Françoise Ledeboer van Museumkijker. Voorts het betreffende lemma op Wikipedia. Onderzoek via Delpher leverde geen treffers op van dit werk van Schoonhoven.)) Nu viel me in de blog van José van der Wegen nog iets anders op: dit bijzondere werk is namelijk van linoleum gemaakt.

Wat typisch dat Jan Schoonhoven hiervoor koos ((Voor Jan Schoonhoven zie ook de database van RKD)). Je zou haast denken dat dat op dat moment een nieuw medium was, maar niets is minder waar. Bij het onderzoek voor De genade van de steiger kwamen Angelique Friedrichs van de SRAL en ik erachter dat de beroemde Bossche Wanden van Antoon Derkinderen uit de late negentiende eeuw in Nederland tot de vroegste experimenten behoren met deze nieuwe drager. ((Hubar, Bernadette van Hellenberg, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger, monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, Amersfoort-Zutphen 2013, pp. 51; 100; 104. Dit boek kwam tot stand in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).)) Wat Leda en de zwaan echter héél anders maakt, is dat linoleum hier niet de drager is, maar het artistieke uitdrukkingsmiddel. Restaurator Evelyne Snyders, die het werk heeft hersteld, vertelde me dat Schoonhoven koos voor ‘een collage van verschillende kleuren linoleum (‘marmoleum’ om precies te zijn) verlijmd op een multiplex drager’. ((Mail van Evelyne Snyders d.d. 21 juli 2014.))

Dit ongewone gebruik heeft Schoonhoven in zekere zin gemeen met de monumentale kunstenaars van rond 1900. Men kampte toen met het probleem dat direct op de muur schilderen in het Nederlandse klimaat veel risico’s met zich meebracht. Was dat nog niet zo’n ramp voor de gesjabloneerde decoraties – die waren immers eenvoudig reproduceerbaar – voor de figuratieve unica lag het heel anders. Vandaar dat men met allerlei soorten doek experimenteerde, maar ook met hard- en zachtboard, eterniet en linoleum. Vooral Jan Dunselman, voor wiens technische vaardigheid Derkinderen grote bewondering had, heeft van die laatste drager veel gebruik gemaakt. Wie kent niet zijn prachtige kruisweg in de Nicolaaskerk van Amsterdam. ((Hubar, De genade van de steiger, pp. 184-186.)) Als je zijn fijne penseel vergelijkt met de collage van Schoonhoven had het verschil haast niet groter kunnen zijn. Bien étonnés de se trouver ensemble lijkt de moraal.

Jan Dunselman en de geschilderde uitmonstering van de Nicolaaskerk te Amsterdam. Uit ‘De genade van de steiger’, p. 188. Screenshot bvhh.nu 2018.
Jan Dunselman schilderde onder meer de kruisweg van de Nicolaaskerk te Amsterdam op linoleum (1891-1898). Herkomst: Genade van de steiger, detail van p. 188 (Voor een groter beeld klik op de afbeelding). ((Hubar, De genade van de steiger, p. 188. Voor een groter beeld klik op de afbeelding.))

Nu is het werken met linoleum één ding, maar het instandhouden weer iets heel anders. Dat geldt sowieso voor al die nieuwe materialen en technieken waarmee men vanaf circa 1900 aan de slag ging. Vandaar dat Angelique Friedrichs hierover een speciaal hoofdstuk heeft geschreven voor De genade van de steiger. Het accent hierin ligt vooral op het onderzoek naar technieken als fresco en keim, waarin baanbrekende vondsten zijn gedaan. Wat betreft de problematiek van het linoleum zijn er al wel veel praktijkervaringen, maar is nog niet zoveel publiek vastgelegd. ((Wat betreft het werk op linoleum van Dunselman in de Agathakerk te Lisse heb ik bij De genade van de steiger mogen profiteren van het restauratieverslag van Rob Bremer en Wil Werkman.)) Op dat punt is de casus van de restauratie van Leda en de zwaan een welkome aanvulling. ((Schoonhoven’s Leda en de Zwaan is weer terug | Blog Museum Prinsenhof.)) Nu dit oeuvre duurzaam behouden is, lijkt de tijd rijp om het toe te voegen aan de indrukwekkende canon van kunstwerken – variërend van de klassieke oudheid tot Leonardo da Vinci en van de barok tot Gustav Klimt en Jan Sluijters – die Leda en de zwaan tot onderwerp hebben. ((Voor een overzicht zie tijdruimte.nl.)) De versie van Schoonhoven is te bezichtigen in Museum Prinsenhof.

B. ((Met dank aan Evelyne Snijders, die me feedback geef op de eerst versie van dit bericht. Hierdoor was het mogelijk om enkele omissies te corrigeren. Dit item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Schoonhoven’s Leda en de zwaan’, op: Vanhellenberghubar.org: http://wp.me/p4eh3s-HT | http://bit.ly/1Ot7F5S (2014-2018).))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Lambert Lourijsen in Zandvoort

Lambert Lourijsen Zandvoort — Onderstaand webartikel schreef ik in juli 2014. Het was heerlijk om wat dieper in het werk van Lambert Lourijsen te kunnen duiken, maar aan Pierre J.J.M. Cuypers kwam ik niet toe. Dat hebben we ingehaald met ons artikel in vakblad Vitruvius dat je op deze pagina kunt lezen en downloaden. Onderstaande tekst is daarin voor een groot deel overgenomen.

Terugblik op 2014 — Een aantal jaren geleden kwam mijn boek uit over – de restauratie van – de kathedrale basiliek Sint Bavo te Haarlem. Dit project betekende een boeiende tocht door de tijd, waarbij ik onderweg heel wat plaatsen aandeed. Met regelmaat kwam ik zaken tegen waar een verhaal bij hoorde, zoals het mozaïek van Lambert Lourijsen (1885-1950) in de Agathakerk te Zandvoort van Pierre J.J.M. Cuypers junior (1891-1982).1 Daarover gaat deze post.

In de Agathakerk

Lambert Lourijsen (1885-1950), Calvariegroep in de apsis van de Agathakerk van Pierre Jean Joseph Michel Cuypers junior (1891-1982). De kerk dateert van 1928. Het mozaïek in de apsis is in hetzelfde jaar aangebracht, hetgeen voor de hand ligt bij een dergelijke prominente plaats voor de eredienst (foto bvhh.nu 2014)(Zie noot 1, Rondleiding p. 2.).

Een van de dingen die me trof bij het Zandvoortse mozaïek van Lambert Lourijsen (1885-1950) was het verschil met zijn werk in het zelfde medium  bij de Sacramentskapel van de nieuwe Bavo (1923-1926).2 Op een grotendeels leeg, gouden veld staat een Calvariegroep afgebeeld, geflankeerd door twee zwevende opschriften: adoramus te – Christe – et benedicimus tibi | quia per crucem tuam redemisti mundum (wij aanbidden je, Christus, en verheerlijken je | omdat je door jouw kruis de wereld hebt gered). Wat vooral treft, is het pure en uiterst sobere karakter van dit werk, alsof we zomaar een sprong in de tijd maken en direct van 1928 doorschieten naar midden jaren ’60, na het Tweede Vaticaans Concilie. In dit opzicht herinnert het aan het koormozaïek van Piet Gerrits in de Gerardus Majella in Tilburg (1922-1933). In beide gevallen vormt de versobering het resultaat van de invloed van de Beuroner school. In De genade van de steiger heb ik uitgelegd dat de kerkelijke kunstenaars in Nederland niet zozeer de stijl als wel de mentaliteit van Beuron in hun werk hebben overgenomen.3 

Dat betekende onder andere een herinterpretatie van de oude symbolische tweedeling van het gebouw, van strijdende kerk in het schip en overwinnende kerk in koor en apsis. In dit laatste compartiment van het gebouw werden voorstellingen op een strenge, gestileerde manier toegepast: statische figuren met verstilde gezichten en gebaren tegen een egaal, liefst gouden fond. Of het nu Jan Dunselman, Piet Gerrits of Lambert Lourijsen is, dit hebben ze gemeen. Bij Lourijsen gaat het echter niet zomaar om Beuron, maar om Beuron door het filter van Jan Toorop. Want ook dat is in De genade van de steiger te voorschijn gekomen: hoe sterk het (katholieke) oeuvre van Toorop doordrongen was van Beuron en hoe superbe hij die invloed heeft getransformeerd in zijn eigen stijl.4 De manier waarop Lourijsen van dit filter gebruik maakt, herinnert aan de Roomse Haagse school: de figuren worden haast tot op het bot gestileerd, omdat men meende dat dat tot een overtuigend ascetisch resultaat zou leiden. In het koor verkeerde men immers in hemelse sferen, waarin voor aardse massa’s geen plaats was. De verheven locatie vraagt ook om gesublimeerde emoties: dus geen heftige dramatiek rond de kruisdood van Christus, maar ingehouden smart. Dit was de nieuwe kerkelijke kunst van de jaren twintig. In de kunstkritiek was hier veel waardering voor, zelfs als men van neutrale, niet-roomse huize was.5 Er gingen echter vanaf 1925 ook tegenstemmen op, met name in kringen van De Gemeenschap, waar Jan Engelman het voortouw nam. In De genade van de steiger heb ik hierover onder meer het volgende geschreven:

In 1931 maakte Jan Engelman de balans op van tien jaar kunstproductie en constateerde dat katholiek Nederland doorgeschoten was toen er eindelijk ruimte kwam voor kunstenaars ‘die zich hadden afgewend van de historische stijlen’. De ernst waarmee men had geëxperimenteerd, had geleid tot ‘veel godsdienstig bezielde kunst’, maar de nadruk lag te veel op godsdienst, meende hij niet zonder spijt. De vlam was er uitgedreven, zoals Engelman zei:

‘Zoodat vele nieuwe kerken er nu uitzien als tempels eener gewilde monumentaliteit, met beelden en voorstellingen, waarvan de soberheid vergeefs een armoede van het hart tracht te verbergen. Men heeft op kunstmiddelen [bedoeld worden die van Toorop – BvHH], die onder bepaalde omstandigheden goed zouden kunnen zijn, systemen gebouwd en verzuimd de hoogstrevende intenties vast te leggen in materie die leeft, materie die den artist gaat aankijken, biologeeren en zijn vlam doet terugslaan’.6 

Hoewel Engelmans kritiek de basis legde voor een nieuw type kerkelijke kunst, richtte ze ook schade aan. Ruimte om het kaf van het koren te scheiden was er niet, dus alles ging de container in. Dit lot heeft het oeuvre van de hiervoor genoemde kunstenaars zeker niet verdiend, zoals ook hierna zal blijken.

Lambert Lourijsen Zandvoort | Detail van de zeven watersprongen van de Calvariegroep (1928) in de Agathakerk te Zandvoort. bvhh.nu 2014.

Detail van de zeven waterstromen van de Calvariegroep van Lambert Lourijsen in de Agathakerk te Zandvoort. Foto bvhh.nu 2014.

Water

Een mooi symbolisch detail is de transformatie van de Calvarieberg, waarop het kruis staat, in de fontein van overvloed. Opnieuw komen enkele collega’s van Lourijsen langs. In de Obrechtkerk te Amsterdam combineerde Kees Dunselman in 1921 op een soortgelijke manier de vier paradijsstromen met een ander prominent thema dat met water te maken had, namelijk het dorstige hert. Oftewel, zoals hun tijdgenoot, de iconograaf Mattheaus Nieuwbarn over dit dier schreef:

‘Ook bekend symbool der vurige begeerte van de ziel naar de h. Kommunie, “gelijk een hert verlangt naar de waterbronnen” (des eeuwigen levens), vooral naar de zeven watersprongen der h. Sakramenten’.7 

Zo vloeien de zeven stromen van de genade vanuit de bron die de Calvarieberg vormt langs de lambrisering het priesterkoor in. Je zou bijna zeggen dat in het abstracte mozaïek daaronder niet – zoals gebruikelijk – de aarde lijkt te zijn weergegeven, maar de wereld onder de waterspiegel, de zee.

Collega Jan Loots

Lambert Lourijsen Zandvoort | Jan Loots, Calvariegroep in het noordertransept van de nieuwe Bavo (circa 1925). bvhh.nu 2014.

Jan Loots, Calvariegroep boven de zogenaamde Mariapoort  in het noordertransept van de nieuwe Bavo. ((Voor de benaming Mariapoort zie: Van der Boom, ‘Mozaïek Jan Loots’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift (1925) p. 294.)) Het werk werd uitgevoerd in mozaïek door de Venetiaan Victor Bonata van de firma Wilhelm in Keulen (circa 1925; de Christusfiguur werd pas in 1951 toegevoegd ter vervanging van een houten corpus). De omringende schilderingen zijn van de hand van Han Bijvoet (1952). Foto bvhh.nu 2014.

Een iets vroeger voorbeeld is de voorstelling in het noordertransept van de nieuwe Bavo van Jan Loots, circa 1925 8. Lourijsen heeft dit zeker gekend, omdat ook hij bij de kathedraal was betrokken. Het boogveld van de Mariapoort is afgezet met een tekstband waarin een zinsnede uit het Weesgegroet staat: Sancta Maria mater dei ora pro nobis peccatoribus (Heilige Maria, moeder van God, bid voor ons, zondaars). Bij de voorstelling heeft Loots het thema van de kruising en de waterbronnen verenigd met dat van de boom des levens. In de ranken – een geliefd Beuroner motief – is de tekst verwerkt die Christus aan het kruis tot zijn moeder en Johannes sprak: Ecce mater tua (zie hier je moeder). Ecce filius tuus (zie hier je zoon). De opgeheven handen van Maria verwijzen volgens een oud iconografisch schema naar haar onbevlekte ontvangenis, waarmee ook dat dogma een plaats kreeg.9

Als we kijken naar de overeenkomsten met het werk van Lourijsen, dan gaat het ook hier om mozaïek, ook hier om een Calvariegroep, ook hier om de combinatie van de fontein van de genade, met de paradijsstromen en de zeven waterbronnen. Het was kennelijk een populaire iconografische variant onder de door Beuron geïnspireerde kunstenaars in de jaren twintig. Algemeen laat de kerkelijke kunst uit deze tijd verrassende iconografische combinaties zien. Vaak komt zoiets niet uit de lucht vallen, dus het roept de vraag op of er op dat moment vanuit Rome, of dichterbij, bepaalde geloofsthema’s zijn geactualiseerd die de kunstenaar op een meer aansprekende manier aan het kerkvolk kon overbrengen. Ook hiervoor bestond onder kunstcritici veel waardering.10 

Pictor en mozaïst

Detail met de signatuur van de pictor, Lambert Lourijsen en van de mozaïst, de firma Beyer uit Keulen die dit werk uitvoerde in Venetiaans glas. (Zie noot 1, Rondleiding p. 3). Foto’s bvhh.nu 2014.

Ondertussen is er ook een duidelijk verschil tussen de mozaïeken. Terwijl Loots koos voor de firma Wilhelm in Keulen, ging Lourijsen in zee met de concurrent uit dezelfde stad, de Rheinische Mosaikwerkstätte Peter Beyer & Sohne. Omdat Loots met dit bedrijf al zijn mozaïeken zou maken, ziet het er naar uit dat de bisschop bij de keuze van de uitvoering de kunstenaar het laatste woord gunde. ((Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, p. 233.)) Op dit punt kan een parallel getrokken worden met de productie van glas-in-lood, waar over het algemeen ook sprake was van twee zelfstandige actoren bij het maakproces. Een van de weinigen in Nederland die het werk van pictor en mozaïst in één hand hield, was Anton Molkenboer, over wie ik in een later stadium kom te spreken.

De kruiswegstaties van Lambert Lourijsen in de Agathakerk zijn uitgevoerd als sectieltableaus in opaalglas. Dit laatste medium kwam op in de jaren dertig met name dankzij Joep Nicolas. Het werken in sectiel herinnert aan Toorop die op dit punt ook de kruisweg van Han Bijvoet in de nieuwe Bavo beïnvloed heeft. Bij de statie rechts staat rechtsonder het monogram van de kunstenaar en het jaartal 1949 (Zie noot 1, Rondleiding p. 6). Foto’s bvhh.nu 2014.

Maar ook over Lourijsen ben ik nog niet uitgesproken. Want behalve het mozaïek in de apsis en de Jozefkapel heeft hij later de glas-in-loodramen van de Agathakerk ontworpen (1948) en de kruisweg (1949), tevens zijn allerlaatste werk.11 Uitgevoerd als sectieltableaus, tonen de staties hoe trouw Lourijsen is gebleven aan de stijl die hij onder invloed van Toorop en Beuron ontwikkelde. Dat dit late oeuvre niet gedateerd oogt, geeft nogmaals aan hoe sterk de nieuwe kerkelijke kunst van de jaren twintig lijkt te anticiperen op de versobering van Vaticanum II.

Maar daarover vertel ik een andere keer.

;-) B(&M)

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Referenties en vervolg

Noten:

  • Met dank aan Stephan van Rijt, koster van de nieuwe Bavo, die de excursie organiseerde naar het werk van vader Joseph en zoon Pierre Cuypers in Heemstede, Aerdenhout en Zandvoort. Voor Pierre J.J.M. Cuypers zie het lemma op Wikipedia. Voor Lourijsen, die ook vermeld wordt als Lourysen en Lourijssen, zie het RKD. Voorts Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, pp. 231-233; 233-235. Alweer een aantal jaren geleden, in juli 2018, werd een kleine tentoonstelling in de Agathakerk georganiseerd over het werk van Lambert Lourijsen. Een van de organisatoren, Dick Duijves, pastor emeritus, schreef een interessant stuk over dit initiatief om het 90-jarig bestaan van de kerk te herdenken. Meer daarover vind je onder deze link. Over de kerk is een folder beschikbaar met mooie informatie: Rondleiding in de St. Agathakerk te Zandvoort.
  • Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, pp. 233-235.
  • Hubar, De genade van de steiger, pp. 243-244; 253-254: Piet Gerrits respectievelijk in Tilburg en evaluatie van onder meer de Beuroner invloed; pp. 468-469: over de Beuroner school en haar invloed.
  • Hubar, De genade van de steiger, pp. 273-306: Toorop en (onder meer) Beuron.
  • Van der Boom, ‘Mozaïek Jan Loots’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift (1925) pp. 293-295. Voorts http://wp.me/a4eh3s-E6.
  • Hubar, De genade van de steiger, p. 312.
  • Nieuwbarn, Het Roomsche kerkgebouw, p. 89.
  • Over Jan Loots zie Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, pp. 235-237. Voorts http://wp.me/a4eh3s-E6.
  • Hubar, De genade van de steiger, i.h.b. p. 255 (Beuroner motief); p. 201 (iconografie Maria onbevlekt ontvangen.. Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, p. 237.
  • Van der Boom, ‘Mozaïek Jan Loots’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift (1925) pp. 293-295. Voorts http://wp.me/a4eh3s-E6.
  • Rondleiding in de St. Agathakerk te Zandvoort, pp. 2-3; 6.

In het vervolg verwacht ik nog een keer aandacht te besteden aan de volgende thema’s:

  • het Beuroner motief van de ranken: zeker in combinatie met het kruis als boom des levens en de stromen is dat op zijn beurt vrijwel zeker ontleend aan het beroemde vroegchristelijke apsismozaïek van de San Clemente te Rome, circa 1200. In De genade van de steiger verwijs ik naar het mausoleum van Galla Placida dat ook een goed referentiebeeld geeft, maar het apsismozaïek van de San Clemente staat nog dichter bij het werk van Loots (Hubar, De genade van de steiger, i.h.b. p. 255. Zie voorts het lemma over de San Clemente op Wikipedia).
  • een heel bijzondere verwerking van dit Beuroner thema laat Charles Eyck zien met zijn schilderingen in Rumpen (Brunssum) in 1929 (Hubar, De genade van de steiger, i.h.b. pp. 254-260).

Nota bene — In de voetnoten gebruik ik onder meer verkorte titels die volledig aangehaald zijn in de bibliografie van deze site.

Sociale media en erfgoed

Het bovenstaande item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Lambert Lourijsen in Zandvoort’, op: Vanhellenberghubar.org: VanHH.org/?p=1777 (2014).

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat Facebook: https://bit.ly/Facebook-VanHH2all

Ga eens kijken en deel de berichten, zodat de berichten over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Je kunt ons en andere onderzoekers ook helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina (graag de hashtags #kennisuitwisseling #kerkelijkerfgoed #bescherming #monument gebruiken).

Verkorte links van dit item: VanHH.org/?p=1777 | bit.ly/1QPcZRQ-VanHH2Org | http://wp.me/p4eh3s-sF

 

Palet van het interbellum laatste dag

Morgen, 29 juni, eindigt de tentoonstelling Palet van het interbellum in Museum De Wieger te Deurne. Een kans die je niet ongebruikt moet laten liggen, want je ziet hier echt een keur aan meesters bij elkaar. De meesten ervan heb ik ontmoet tijdens mijn onderzoek naar de monumentale schilderkunst in het interbellum, want behalve op vrij werk concentreerden deze schilders zich een enkele keer op de muur. De resultaten waren verbluffend, zoals je in het boek De genade van de steiger kunt lezen.

De kunstenaar van de bovenstaande ‘collage’, Hugo Landheer (1896-1995), ben ik eerder niet tegen gekomen. ((Foto’s Marij Coenen, 2014)) Hoewel hij – voor zover bekend – nooit een monumentaal werk heeft gemaakt, komen deze twee stukken wel zeer monumentaal over: het ene, Droomstad aan het water dateert van 1929 en het andere, Kerkinterieur met beelden uit 1926. Hieraan zijn ook de details (midden en rechts) ontleend. We zien een mengeling van kubisme en symbolisme dat helemaal past bij de nieuwe kerkelijke kunst uit de jaren twintig, zoals deze met name door de Roomse Haagse school beoefend werd. ((Hubar, De genade van de steiger, pp. 311-338)) Héél apart.

De schilderijen behoren tot de collectie van het museum, dus het zou interessant te achterhalen of Wiegersma ze zelf aangeschaft heeft. Dat is vooral zo spannend, omdat de kunstenaars uit deze richting door de critici van De Gemeenschap, de katholieke angry young men waar Wiegersma deel van uitmaakte, regelmatig neergesabeld werden. Jan Engelman, aan wiens relatie met Wiegersma de volgende tentoonstelling in het museum is gewijd (vanaf 6 juli), stond daarbij voorop.

Op naar Deurne zou ik zeggen!

B. ((Verkorte link van bovenstaand item: http://wp.me/p4eh3s-xg))
_________________________________

Voetnoten

De naakte waarheid van Hendrik Wiegersma

Naakte waarheid | Hendrik Wiegersma, glas in lood in zijn woonhuis, 1939 (foto Marij Coenen, 2014).
De naakte waarheid in het bovenlicht van een van de deuren van Museum De Wieger te Deurne. Het ontwerp is van Hendrik Wiegersma, de uitvoering vrijwel zeker van zijn zoon, glazenier Pieter Wiegersma (1939). Foto Marij Coenen 2014.

Wiegersma was niet alleen een gevierd schilder in het interbellum, maar ontwierp ook glas-in-lood, zoals dit exemplaar in zijn woonhuis, thans museum De Wieger in Deurne. ((Nota bene — Titels waar een * achter staat, zijn integraal te vinden op internet.

Zie de site van Museum de Wieger)) Zeer waarschijnlijk werd het geproduceerd door zijn zoon Pieter, van wie ook verschillende glazen in de vaste opstelling zijn te zien.

Associërend met behulp van de kunsthistorische bagage waarover ik beschik, kun je de voorstelling op verschillende manieren ‘zin’ geven. De naakte vrouw zou kunnen staan voor de naakte waarheid, een oud iconografisch motief dat hier ‘geheiligd’ wordt door het karakteristieke kenmerk van heiligen: het aureool. Ze ligt half op een weegschaal en heeft het zwaard amper in haar hand. Dit suggereert dat ze tevens voor de rechtsprekende en de uitvoerende macht staat. De duif die op haar schoot landt kan staan voor de heilige geest: zonder de bevruchting van de geest Gods staat de menselijke macht machteloos, zou je kunnen zeggen. En dat geldt al helemaal voor het derde element van de Trias politica, de wetgevende macht die vertegenwoordigd wordt door het parlement. ((Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Trias_politica)) Die blijft in dit raam onbesproken. Denk je echter een stap verder, dan kan die verbeeld worden de toeschouwer, de burger die elementair is voor de parlementaire democratie. Er zijn verschillende voorbeelden waarin de toeschouwer bewust geadresseerd wordt door de kunstenaar; een van de vormen waar Wiegersma mee vertrouwd was, was de manier waarop dat gebeurde in de katholieke liturgie. Het niet is ondenkbaar dat dat hier ook het geval was, maar dit vraagt om meer onderzoek. Intussen roept de waarheid ook associaties op met Christus’ uitspraak: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’. Maar het leven lijkt uit de waarheid weggevloeid te zijn en de weg is zij allang kwijt.

Een beetje speculeren prikkelt ‘the little grey cells’, dus ik heb geprobeerd de letters rond de figuur te ontraadselen: tara? sir es vci. Als we ze opvatten als een anagram valt het woord veritas er in terug te vinden. Het resterende woord is dan crisi, een verbuiging van het woord crisis. Een mogelijke vertaling zou dan kunnen zijn: de waarheid in crisis, hetgeen anno 1939 bepaald niet vergezocht zou zijn.

Navraag bij het museum leerde me dat de allegorie – inderdaad – als verwijzing naar de opmaat tot de Tweede Wereldoorlog wordt opgevat. Maar er staat iets heel anders dan ik dacht. Eenvoudigweg van links naar rechts gelezen, laten de letters zich groeperen tot de zin Si resucitará?, hetgeen uit het Spaans vertaald betekent: Wanneer zal zij herrijzen? Deze titel verwijst naar een van de beroemde prenten van Goya, waarin hij kritiek levert op de regering van Ferdinand VII na de Spaanse onafhankelijkheidsoorlog. ((Francisco Goya Si resucitará? (Zal zij herrijzen?) circa 1814 – 1820, museum Boymans van Beuningen, aan de site waarvan het bovenstaande screenshot is ontleend. Met dank aan Ineke Wouters van Museum De Wieger.))

Naakte waarheid | Francisco Goya Si resucitará? (Zal zij herrijzen?) Boymans van Beuningen. Screenshot bvhh.nu 2018.
Francisco Goya, Si resucitará? (Zal zij herrijzen?) circa 1814 – 1820, museum Boymans van Beuningen. Screenshot website museum bvhh.nu 2018.

Zowel de overeenkomsten als de verschillen zijn frappant, waarbij het meest elementaire onderscheid toch wel bestaat uit het aureool en de heilige Geest of de vredesduif. Dat Wiegersma zijn inspiratie aan Goya ontleende, heeft niet alleen met de faam van deze Spaanse kunstenaar te maken, maar vrijwel zeker ook met de Spaanse Burgeroorlog die op 1 april 1939 eindigde met een overwinning van de fascisten. ((Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Spaanse_Burgeroorlog)) Wiegersma behoorde tot de groep van katholieke intellectuelen rond het tijdschrift De Gemeenschap met voortrekkers als Anton van Duinkerken en Jan Engelman die zich strijdbaar tegenover het fascisme opstelden en zich scherp hadden uitgelaten over wat er in Spanje gebeurde. ((Haterd, L.A.G.J. (Lex) van de, De waarheid hooger dan de leus. Over de beeldvorming rondom tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap 1925-1941 (proefschrift UvA), Amsterdam 2008, pp. 131-132 *)) In die zin is het waarschijnlijker dat dit raam een retrospectieve reflectie vormt op wat zich daar had afgespeeld, dan wat er in het verschiet lag; alhoewel men zeker niet blind was voor de dreiging in Europa.

Op dit moment loopt een tentoonstelling over Jozef Cantré in De Wieger, waar ik zeker nog op terug kom.

B. ((Verkorte link van bovenstaand item: http://wp.me/p4eh3s-y6 | bit.ly/2JbKH3F-Wieger))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Naschrift

Deze blog werd geschreven na bezoek aan de tentoonstelling Palet van het interbellum, waarin een groot aantal kunstenaars figureerden die tot het netwerk Engelman en Wiegersma behoorden. ((Zie ‘Palet van het interbellum’ op de site van Museum de Wieger.)) Ook de daarop volgende tentoonstelling over de relatie tussen Hendrik Wiegersma en Jan Engelman was zeer de moeite waard.

Met Hendrik Wiegersma ben ik vrij intensief bezig geweest tijdens mijn onderzoek naar monumentale kerkelijke schilderkunst tijdens het interbellum. Hij heeft dan ook een welverdiende plaats gekregen in De genade van de steiger, welk boek inmiddels uitverkocht is.

KRO studio te Hilversum

De K.R.O.-studio van Willem Maas met werk van Charles Eyck en Joep Nicolas.

De K.R.O.-studio van Willem Maas met onder andere schilderingen van Charles Eyck en glazen van Joep Nicolas dreigt gesloopt te worden. Dit ondanks het herbestemmingsplan dat Van Hoogevest Architecten ontwikkeld heeft. Herkomst foto: site Van Hoogevest Architecten.*

Er is heel wat te doen over het voortbestaan van de K.R.O.-studio in Hilversum van architect Willem Maas. Van Hoogevest Architecten spant zich in om het gebouw te behouden en heeft op eigen initiatief een herbestemmingsplan ontwikkeld. Dat initiatief wil ik graag ondersteunen, al was het maar omdat ik de schilderingen van Charles Eyck in dit gebouw behandeld heb in De genade van de steiger. Maar ook de glazen van Joep Nicolas zijn van belang, en vooral niet te vergeten, de plastieken van zijn vrouw, Suzanne Nys, op de voorgevel en in de grote concertzaal. Mijn belangrijkste bron was het artikel van D.P.R.A. Bouvy in het Gildenboek van 1938, dat je onder aan deze pagina kunt downloaden.

Tot 28 augustus 2014 kon je de petitie ondersteunen om sloop van dit bijzondere gebouw te voorkomen.

Medio september volgde goed nieuws voor het voortbestaan van het complex:

In 2017 waren het echter niet de plannen van Van Hoogevest Architecten, maar die van projectontwikkelaar Stebru die door de gemeente werden goedgekeurd: ‘Het project omvat het restaureren, gedeeltelijk slopen en herbouwen van de KRO-studio inclusief nieuwbouw van in totaal 85 levensloopbestendige appartementen‘.* De monumentale onderdelen blijven behouden. Of dat ook voor de hoogwaardige onderdelen van het interieur geldt, is de vraag.

Wordt vervolgd!

B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Bronnen en andere verwijzingen

De * in de tekst hierboven verwijst naar de volgende bronnen:

  • Bouvy, D.P.R.A., ‘De kunstwerken in de K.R.O. studio te Hilversum’, in: Gildeboek 21 (1938), pp. 181-185. | http://bit.ly/2HYyzSb-Bouvy
  • Hubar, Bernadette van Hellenberg, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger, monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, Amersfoort-Zutphen 2013, pp. 159-161.
    Het boek is inmiddels uitverkocht!
  • Voor meer informatie over De genade van de steiger volg http://wp.me/P4eh3s-iw.
  • Voor een verwante kunstenaar als Harrie Schoonbrood zie http://wp.me/p4eh3s-fU.
  • Over het werk van Nicolas zijn tot en met 12 oktober 2014 en tot begin januari 2015 twee tentoonstellingen te zien in Roermond. Zie de items op deze site: http://wp.me/p4eh3s-10n en http://bit.ly/GvdS-Nicolas-glazen.
  • Over het werk van een van de andere betrokken kunstenaars, Charles Vos, is tot en met 16 november 2014 in Museum aan het Vrijthof te Maastricht een tentoonstelling te zien. Voor het beeld van Vos zie Delpher (De Gooi- en Eemlander, 28-01-1938).
  • “KRO-studio Hilversum”. Van Hoogevest Architecten, 2014. http://bit.ly/2G0oe6a | http://bit.ly/2ruDTq8-Evernote.
  • “Stebru | Projecten | KRO gebouw”. Stebru.nl, 2017. http://bit.ly/2jL0rib | http://bit.ly/2IrneNC-Evernote.

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/1NHZijB.