Pinksteren in de nieuwe Bavo/KoepelKathedraal Haarlem

Pinksteren heb ik altijd het meest aansprekende feest gevonden van de katholieke kerk. Ik weet wel dat het formeel niet de belangrijkste plechtigheid is, maar voor mij is het de ultieme dag van de inspiratie. Dit woord werd al vroeg in het Nederlands vrij letterlijk vertaald als ‘ingheestinge’, de geest die binnentreedt in de mens als gevolg van de ‘uitstorting’.* Niet van zomaar een geest, maar van een goddelijke Geest, een heilige Geest.

Het hoogkoor van de nieuwe Bavo, ontworpen door Joseph Th.J. Cuypers (1893-1898). Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.
Het hoogkoor van de nieuwe Bavo, ontworpen door Joseph Th.J. Cuypers (1893-1898), staat het hele jaar door in het teken van de ‘Creator Spiritus’, de scheppende heilige Geest. Van de Pinksterhymne Veni Creator Spiritus staan dan ook, conform het iconografisch programma van vicaris-generaal en later bisschop A.J. Callier, de eerste regels tussen de arcade en de eerste galerij gekalligrafeerd. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.

Pinksteren — Probeer het je voor te stellen, in het begin van de jaartelling: een ruimte met mensen – onder wie de apostelen – die oprecht hopen, maar toch ook treuren. Zij zijn er samen met de moeder van hun meester en verlosser die op een wel heel dramatische wijze het leven heeft gelaten, terugkeerde uit de dood en vervolgens opnieuw heenging. Natuurlijk heeft hij hen getroost, nog wel met de belofte dat hij Gods Geest zou zenden om hen te helpen, maar wanneer … En dan gebeurt het opeens:

  • Plotseling kwam er uit de hemel een geluid dat leek op een enorme windvlaag en het vulde het hele huis, waar zij zaten. Op hun hoofden vertoonden zich tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, zoals de Geest het hen gaf uit te spreken. — .*

De parakleet wordt deze geest genoemd, de vertrooster. Hoe dat opgevat moet worden, daarover zijn de meningen verdeeld, maar mij spreekt nog het meest de gedachte aan dat de parakleet door Christus is gestuurd als troost en compensatie voor zijn afwezigheid. En wat voor een compensatie! Want als er iets is dat de mens heel dicht bij God brengt, dan is het toch wel de bezieling, de ‘geestdrift’. De schrijver Jozef Alberdingk Thijm wist dat prachtig te verwoorden met zijn ‘steigring van den geest tot boven het hemelgewelf’.* Dat was de vervoering die bezit nam van de mens als hij kunst maakte en daarom was kunst zo belangrijk. Zijn petekind Joseph Cuypers, de architect van de nieuwe Bavo, dacht in soortgelijke termen en dat gold ook voor de bouwheer A.J. Callier die het iconografisch programma samenstelde. Dat de heilige Geest zeer aanwezig is in de kathedraal, heeft echter niet alleen te maken met inspiratie en creativiteit, maar ook met de bijzondere functie van dit type kerk. Alleen hier vindt de priesterwijding plaats, tijdens welk ritueel de heilige Geest zijn zeven gaven uitstort over de wijdelingen die het kerkvolk zullen bijstaan tijdens hun aardse pelgrimage van loutering en strijd. Zoals we kunnen lezen in het eerste boek over de symboliek van de nieuwe Bavo, van Marie Thompson (1898), is het thema van Pinksteren een leidmotief:

  • Geheel de zinnebeeldige voorstelling van het verhevenste en eerbiedwaardigste gedeelte dezer kathedraal wordt beheerscht door slechts ééne grondgedachte, de werking en de mededeeling van den H. Geest, den derden persoon der H. Drievuldigheid, de uitstorting zijner goddelijke liefdegaven over de strijdende Kerk hierbeneden. Gelijk Cherubijnen-vleugelen boven het verzoendeksel der Oud-Testamentische ark, zoo spreiden zich de heilige gewelven en de hoog opschietende bogen over de altaren der Nieuwe Wet, waar Gods Zoon, de eeuwige Liefde, troont […].*

De gewelfknoop met de sluitsteen waar de ribben, of liever de 'vleugels' van het apsisgewelf van de nieuwe Bavo bij elkaar komen. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.
De gewelfknoop met de sluitsteen waar de ribben, of liever de ‘vleugels’ van het apsisgewelf van de nieuwe Bavo bij elkaar komen. Centraal is de zon weergegeven die staat voor Christus als licht der wereld. In combinatie met de uitschietende stralen in goud op de ribben, kan dit motief ook geïnterpreteerd worden als symbool van het Pinkstergebeuren waarbij de heilige Geest zich in vurige tongen uitstortte en Gods bezieling bracht. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.

Een prachtig beeld van gewelven als engelenvleugels, die je vooral herkent in de apsis. Ook later vinden we deze vergelijking met de vleugels van ‘cherubs’ nog wel eens een enkele keer in de kunstkritiek terug.* Zelf heb ik het vermoeden dat dit niet alleen beïnvloed is door het tweetal op de ark van het verbond, maar ook door een ander verhaal uit het Oude Testament. Wat te denken van de tempel van Salomon die een aparte (achter)zaal – het Heilige der Heilige – liet bouwen voor de ark van het verbond:

  • Voor de achterzaal liet hij van olijfhout twee kerubs maken van tien el hoogte. Elk van de beide vleugels van een kerub was vijf el lang: gerekend van de ene vleugeltip tot de andere was de spanwijdte tien el. Elke kerub was tien el hoog; beiden hadden dezelfde afmetingen en dezelfde vorm. De hoogte van de ene kerub was tien el en die van de andere eveneens. De kerubs liet hij achter in de tempel plaatsen. De vleugels van de kerubs stonden uitgespreid; een vleugel van de ene kerub raakte de ene muur en een vleugel van de andere kerub raakte de andere muur; hun andere vleugels raakten elkaar in het midden van de tempel.*

Keren we terug naar de parakleet die zich op Pinksteren uitstortte over de eerste christenen, dan valt op dat die in de nieuwe Bavo nog tweemaal voorkomt: allereerst letterlijk in de slotregel van het Te Deum, waarvan de eerste strofe eindigt met ‘Sanctum quoque Paraclitum Spiritum’ (‘en ook de Vertrooster, de Heilige Geest’). Deze tekst is onlangs op grond van een ontwerp van Joseph Cuypers uit circa 1929 gekalligrafeerd op de westelijke muur van het noordertransept .

Jojanneke Post brengt het bladgoud aan op de laatste letters van de kalligrafie van het Te Deum aan in de nieuwe Bavo te Haarlem. Het betreft het woord Spiritus van (heilige) Geest. Foto Davique Sierschilderwerken 2016.
Jojanneke Post brengt het bladgoud aan op de laatste letters van de kalligrafie van het Te Deum in de nieuwe Bavo te Haarlem. Het betreft het woord Spiritum van (heilige) Geest. Foto Davique Sierschilderwerken 2016.

Maar dat is niet de enige plaats, want ook in de hymne die gebruikelijk op Pinksteren gezongen wordt, tevens een vast onderdeel is van de priesterwijding en waarvan de eerste regels geschilderd staan in de apsis van de kathedraal, treedt de heilige Geest als parakleet naar voren: Veni Creator Spiritus. Ik weet niet hoe het met jullie staat, maar deze wat onduidelijke figuur uit de heilige Drie-eenheid is als vertrooster, schepper en inspirator voor mij als iconograaf een stuk concreter geworden.

B.


Bronnen

De * in de tekst hierboven over Pinksteren verwijst naar de volgende bronnen:

  • Voor ‘ingheestinge’ zie Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 383-384 (→ Bibliografie).
  • Handelingen 2:1-4, geciteerd naar het lemma Pinksteren op Wikipedia.
  • Timmers, Symboliek en iconographie , p. 353, nr 716 (→ Bibliografie).
  • Hubar, De genade van de steiger, p. 68: het betreft de uitmonstering van Henri Sicking voor de verdwenen kapel van de Zusters van de Sociëteit van Jezus Maria Jozef te Nieuwkoop; Delpher, zoektermen: Sicking, Nieuwkoop (Nieuwe Tilburgsche Courant 1934) (→ Bibliografie).
  • Thompson, De nieuwe kathedrale kerk ‘St. Bavo’ te Haarlem, p. 36 (→ Bibliografie).
  • Willibrordbijbel.nl: 1 Koningen 6, 23-28.
  • Voor Thijm en de neoplatoonse context van de ‘geestdrift’ zie Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 67-70, 256-262, 320 (→ Bibliografie).
  • Voor meer informatie over de parakleet en de kalligrafie in de nieuwe Bavo zie mijn boek over de nieuwe Bavo/KoepelKathedraal Haarlem dat inmiddels is uitverkocht!

De nieuwe Bavo/Koepelkathedraal Haarlem is gerestaureerd door Van Hoogevest Architecten te Amersfoort (http://bit.ly/Hoogevest-Bavo) in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem: http://bit.ly/Bavo2Ao.

Dit item maakt deel uit van de serie ‘Kunst met de kleine en de grote K in de nieuwe Bavo’ en is aangemeld op de Facebookpagina van de nieuwe Bavo op 14 mei 2016.
Het is ook geplaatst op ifthenisnow.nl.

Verkorte link: http://bit.ly/1R2tAeY

Sint Jozef op 19 maart

Sint Jozef — Dit verhaal schreef ik in 2016 voor mijn vader, Wolter Adriaan Joan Jozef van Hellenberg Hubar (1916-1996), die dat jaar op Sint Jozefdag 100 zou zijn geworden!

In de Jozefkapel van de nieuwe Bavo te Haarlem.

Het altaar in de Jozefkapel, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto Stephan van Rijt 2008.

Vandaag is het sint Jozef, of zoals we in het zuiden zeggen, sint Joep. Voor mij een heiligendag om nooit te vergeten, want het is de geboortedag van mijn vader. Stel dat we nu een eeuw terug zouden kunnen kijken, dan hadden we misschien niet alleen bij mijn grootouders de vlag uit zien hangen, maar in Haarlem horen vertellen dat de architect van de nieuwe Bavo zijn naamdag vierde. Wie weet was Joseph Cuypers die dag toevallig in de kathedraal en heeft hij een kaarsje opgestoken bij het altaar in de Jozefkapel, dat hij zelf ontworpen had.

De historische Jozef — Wie was Jozef nu eigenlijk en wat weten we van hem. Als we afgaan op de bronnen valt dat behoorlijk tegen. Een boeiend verhaal kwam ik tegen op de site van J.P. van de Giessen – Aantekeningen bij de Bijbel – die zich afvroeg welk beroep Christus had:

  • ‘Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons’ Marcus 6:3 (NBV) In bovengenoemde tekst wordt gesteld dat Jezus timmerman is, in Mattheus 13:55 wordt gesteld dat hij de zoon van de timmerman Jozef is. Gezien de leeftijd van Jezus toen Hij ging optreden, namelijk ~30 jaar, is het zeer goed mogelijk dat hij enkele jaren samen met Jozef heeft gewerkt als timmerman. De vraag die ik me stelde is wat betekent het Griekse woord tektōn wat in alle vertalingen met ‘timmerman’ wordt vertaald. Volgens de verschillende woordenboeken is het iemand die werkt met hout of steen, in tweede instantie wordt aangegeven een handwerker (als tegenpool van een metaalbewerker of smid). Het is iemand die huizen bouwt of construeert, waarbij wij in het laatste geval zouden zeggen een architect.’1

Timmerman of architect? Ambachtsman of denker? Het is interessant om te zien wat de geschiedenis ervan heeft gemaakt.

Zou je dat willen weten? Lees dan hieronder verder en laat je verrassen!

De bruiloft van Maria en Jozef op het altaar in de Jozefkapel, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto Stephan van Rijt 2015.

De bruiloft van Maria en Jozef op het altaar in de Jozefkapel, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto Stephan van Rijt 2015.

Legenda aurea — Vergeleken met andere heiligen, komt de verering van Jozef relatief laat op gang. Tot ver in de middeleeuwen verschijnt hij vaak als een wat anekdotische oude man bij kerstscènes. Maar dat is slechts één beeldtraditie, want vanaf het verschijnen van de Legenda aurea tegen het einde van de dertiende eeuw, komt de bruidegom van Maria meer in het licht te staan. Door toedoen van bisschop van Genua, Jacopo da Voragine, werden de tot dusver bekende heiligenlevens in deze Gouden legenden – al dan niet opgesierd – gebundeld. Het idee was om een naslagwerk te produceren met bruikbaar materiaal voor preken. Door het grote succes verschenen al snel over heel West-Europa vertalingen, ook in Nederland. Het geeft maar aan dat de markt behoefte had aan een meer gedetailleerd beeld van deze idolen van de katholieke kerk. Zo raakten scènes populair als de bruiloft van Jozef en Maria, die we ook in het Jozefaltaar van de nieuwe Bavo tegenkomen.2

Charles Vos, Theresa van Àvila, pijlerbeeld bij de Barbarakapel aan de zuidelijke zijbeuk in de nieuwe Bavo. Foto RCE beeldbank/Margaretha Svensson 2013.

Charles Vos, Theresa van Àvila, pijlerbeeld bij de Barbarakapel aan de zuidelijke zijbeuk in de nieuwe Bavo. Foto RCE beeldbank/Margaretha Svensson 2013.

Theresa van Àvila — De verering van Jozef kreeg een krachtige impuls door de inzet van Theresa van Àvila (1515-1582), een van de stuwende krachten tijdens de contrareformatie.3 Dankzij Jozefs tussenkomst – zo vertelde ze later – ontwaakte ze uit een coma dat drie jaar had geduurd. Theresa was wat je noemt een vrouw met drive, en wat voor een drive. Tijdens haar leven reorganiseerde en stichtte zij verschillende kloosters, waarvan ze er een onder de bescherming van Jozef plaatste. Ze was niet alleen beroemd vanwege haar organisatievermogen, maar vooral om haar mystieke geschriften. Zo wordt ze in de nieuwe Bavo afgebeeld door Charles Vos (1952-1953). Net als bij Augustinus wordt haar hart doorboord met een pijl, hier als teken van de consumptie van het mystieke huwelijk met God als hemelse bruidegom. Bij haar oor bevindt zich de heilige Geest als duif die haar liefdesgezangen influisterde en haar zo inspireerde tot het schrijven van een eigen Hooglied, dat ze in haar hand houdt. Vergelijkbaar met het oudtestamentische bruidspaar in dit Canticum canticorum Salomonis (Lied der liederen van Salomon)4, viert zij haar extatische eenwording met haar goddelijke bruidegom. Dankzij deze mystica die aan de ene kant voor contemplatie en meditatie koos en aan de andere kant zeer krachtdadig was, promoveerde Jozef tijdens de contrareformatie tot een heilige met persoonlijkheid. Dat bleek de opmaat voor de negentiende eeuw, toen hij klaargestoomd werd voor het grote publiek.

Jozef als beschermvorst van de kerk, centraal op het altaar in de Jozefkapel, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto Stephan van Rijt 2014.

Jozef als beschermvorst van de kerk, centraal op het altaar in de Jozefkapel, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto Stephan van Rijt 2014.

Patroon van de kerk — De verering van Jozef was niet meer te stuiten, toen paus Pius IX hem in 1870 uitgeroepen had tot beschermer van de R.K. Kerk. Hoger kon je als heilige nauwelijks stijgen, want als patroon van de kerk stond Jozef zelfs boven Petrus, de eerste paus. Vandaar dat hij op het altaar in de nieuwe Bavo wordt weergegeven als een vorst met in de ene hand de bloeiende tak als symbool van de zuiverheid (ook uit de Legenda aurea) en in de andere hand een boek.5

De kerk had eeuwen ervaring in het promoten van heiligen en men deed dat op een manier waarop menige marketeer vandaag de dag jaloers zou zijn.6 Rome probeerde in te spelen op wat men meende dat de achterban nodig had. In de eeuw van het opkomende socialisme, de maatschappelijke onzekerheid als gevolg van de op scherp gezette gezagsverhoudingen en een groeiende verpaupering, waar de traditionele armenzorg geen antwoord meer op had, was dat Jozef: hij was de archetypische vaderfiguur die als summum van betrouwbaarheid gold omdat hij Jezus had opgevoed. Omdat hij ondanks deze vooraanstaande taak eenvoudig was gebleven, konden grote groepen gelovigen zich goed met hem identificeren. De boodschap was dat eenvoud, trouw en bescheidenheid niettemin tot een hoge positie konden leiden en dus het navolgen waard waren. De timmerman Jozef werd van meet af aan ingezet om de werkbijen onder het kerkvolk aan de kerk te binden en op die manier een tegenwicht te bieden aan moderne stromingen die het heil buiten de kerk zochten. Erger nog, die een paradijs op aarde verkondigden, zonder verlossing van de ziel of koppeling aan Gods rijk in het hiernamaals. In dit opzicht vond de kerk het liberalisme net zo bedreigend als het socialisme.7

Tegenwicht in de sociale kwestie — Dit betekende niet dat de kerk, zoals wel wordt gesuggereerd, met de rug naar de maatschappelijke noden stond. Toen men zich eenmaal realiseerde dat de traditionele armenzorg niet langer voldeed, werd de ontwikkeling van een eigen sociaal beleid ter hand genomen. Een goed voorbeeld hiervan is de latere bisschop van Haarlem, J.D.J. Aengenent die zich hier vanaf 1898 mee bezighield en een belangrijke speler op nationaal niveau was.8 De functie die Jozef als rolmodel toebedeeld had gekregen, bleek moeiteloos in deze transitie op te gaan. Hij bleef het tegenwicht tegen het niet-kerkelijke socialisme: hij getuigde hoe eenvoud en grootsheid samengingen door simpelweg zijn bijrol als voedstervader – degene die Christus opvoedde – te accepteren. Hij stelde een voorbeeld door de hem door God toegewezen taak eerlijk, maar zonder valse ambities of borstklopperij uit te voeren. In die eenvoud werd de brug naar het volk geslagen door hem als een nederige timmerman te profileren. Vader, werkman, echtgenoot, maar niettemin beschermvorst van de kerk. Hoe veel dichter bij huis kon je het hebben? Deze opgang benadrukte nog maar eens dat de eersten de laatsten zouden zijn, zoals Christus zijn leerlingen voorhield, en de laatsten de eersten.9

De heilige Familie op het Jozefaltaar van de gebroeders Custers in de Paterskerk in Eindhoven (1909): vader, werkman, echtgenoot!

De heilige Familie op het Jozefaltaar van de gebroeders Custers in de Paterskerk in Eindhoven (1909): vader, werkman, echtgenoot!

Icoon — Hoe pakte dat nu uit in de praktijk van de kunstproductie? Omdat, zoals gezegd, over het optreden van Jozef nauwelijks authentieke bronnen bekend waren, werd het plaatje geleidelijk aan zelf tot in detail ingevuld. Het doet denken aan de fanfictions vandaag de dag: hordes fans storten zich als ware scriptschrijvers op populaire series om daar extra episodes voor te bedenken. De voorstelling van de heilige Familie op het Jozefaltaar van de gebroeders Custers in de Paterskerk in Eindhoven is hier een goed voorbeeld van. Op gezag van Rome werd een quasi-fictief plot uitgewerkt volgens de regels van de historieschilderkunst, waarin waarheid en verbeelding tot een verhaal werden gecombineerd: Jozef wàs een timmerman, althans ‘tektōn’ (bouwer, maker, schepper, et cetera), hij wàs met Maria getrouwd en wàs de pleeg- of voedstervader van Jezus, haar kind. Dit zijn de onomstotelijke historische ingrediënten die men combineerde in een imaginair tafereel, waarbij de geschiedkundige werkelijkheid verbeterd werd door het kind als helper van zijn vader voor te stellen en Maria met spinrokken in de hand af te beelden.10 Zoals de schildering van Gebhard Fugel in weekblad Sint Bavo van 1900 laat zien, werd dit thema in allerlei  variaties getoond.11 De moraliserende boodschap is die van het gehoorzame, behulpzame kind en het eenvoudige, nijvere gezin dat de hoeksteen was van de katholieke samenleving.

Het geeft te denken. Je kunt er niet om heen om je af te vragen hoe het verhaal zou zijn afgelopen als tektōn als architect was vertaald. Dan had de bouwmeester van de nieuwe Bavo nog dichter bij zijn patroonheilige gestaan.

Bernadette van Hellenberg Hubar

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Het ‘zalige’ sterfbed van Jozef te midden van zijn gezin. Rechterpaneel op het altaar in de Jozefkapel, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto Stephan van Rijt 2014.

Het ‘zalige’ sterfbed van Jozef te midden van zijn gezin. Zoals weekblad ‘Sint Bavo’ uitlegt: ‘De H. Josef wordt vereerd als de Patroon der kerk, van het Vaderland, van het christelijk huisgezin en van een zaligen dood’.12 Rechterpaneel op het altaar in de Jozefkapel, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto bvhh.nu 2016.

Bronnen &

Met dank aan Stephan van Rijt voor de foto’s en de plezierige samenwerking.

De genummerde annotatie in bovenstaande tekst verwijst naar de bronnen die hieronder staan vermeld.

  1. Giessen, P.J. van der, ‘Welk beroep had Jezus’, op: http://bit.ly/1ihkyyl, verwijst naar Mattheüs 13:55 en Markus 6:3. Ook op WayBackMachine.
  2. Voor de Legenda aurea zie Wikipedia.
  3. Voor Theresa van Àvila zie heiligen.net en Wikipedia.
  4. Voor het Canticum canticorum Salomonis (Lied der liederen van Salomon), zie Hubar, De genade van de steiger, p. 414. → bibliografie. Ook te vinden op deze site: http://bit.ly/VHH-Jonas1.
  5. Hubar, De genade van de steiger, pp. 197-198. → bibliografie. In De genade van de steiger staat abusievelijk 1877, maar Quemadmodum Deus, het decreet met het besluit van paus Pius IX om Jozef uit te roepen tot patroon van de kerk, dateert van 8 december 1870 (zie het lemma Quemadmodum Deus op Wikipedia). Om de positie van Jozef boven de Petrus te onderstrepen staat hij in de kerkelijke kunst vóór de eerste paus of groter dan de eerste paus afgebeeld. Vergelijk de schildering van Kees Dunselman in de kalot van de Obrechtkerk (Hubar, De genade van de steiger, pp. 197-198) en het timpaan boven het centrale portaal in het torenblok van de Catharinakerk van Pierre J.H. Cuypers in Eindhoven: Hubar en Rackham, De Catharinakerk te Eindhoven, waardenstellend onderzoek op onderdelen (2020) (nog te verwerken in de bibliografie).
  6. Vergelijk de definitie van marketing op Wikipedia.
  7. Voor de kerk en het anti-modernisme zie onder meer: http://nl.wikipedia.org/wiki/Paus_Pius_IX. Voorts het bijzondere artikel van Salemink, ‘Liberale waan’ (2002). Een beeld van de weerzin van de kerk tegen – een overdreven – individualisme, dat geassocieerd werd met romantiek en pantheïsme, is ook te vinden in: Hubar, ‘“Eerdienst en kunst op het naauwst vereenigd”’, pp. 151-176. → bibliografie
  8. Voets, B., ‘Aengenent, Johannes Dominicus Josephus (1873-1935)’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland, op: resources.huygens.knaw.nl, http://bit.ly/1RqGPgl (1985; 2013). Zie voorts Sengers, Erik, Roomsch socioloog – sociale bisschop, Joannes Aengenent als ideoloog en bestuurder van de katholieke sociale beweging 1873-1935, Hilversum 2016.
  9. Voor de iconografische details van Jozef zie: Timmers,  Symboliek en iconographie, pp. 185-186; 501. Voorts: Nieuwbarn, Het Roomsche kerkgebouw, pp. 120-121. → bibliografie. Het aforisme over de eerste en de laatste is zowel te vinden in Matteüs 19, 30; als in Marcus 10, 31 en Lucas 13, 30 (op onder meer willibrordbijbel.nl).
  10. Hubar, De mantel der liefde, De Paterskerk te Eindhoven, 17, 46, 50, 53, 58-59, 63. → bibliografie. Voor spinrokken zie Wikipedia.
  11. Sint Bavo, Godsdienstig weekblad van het bisdom Haarlem 5 (1900), p. 280.
  12. Sint Bavo, Godsdienstig weekblad van het bisdom Haarlem 3 (1898), p. 168.
  13. Voor deze site hanteren we de Creative Commons licentie, gespecificeerd onder deze link: http://bit.ly/Copyright-CC-BY-NC-SA-4-0. Dus geen commercieel gebruik en absoluut naamsvermelding, zoals geldt voor al onze teksten en foto’s op onze sites. Hiertoe rekenen we ook onze pagina’s op Facebook en Blogger. Voor de goede orde, alles wat ten dienste komt van kennisverspreiding, beheer en behoud van erfgoed zonderen we uit van commercieel gebruik.

Meer weten over het beeldprogramma van de nieuwe Bavo? Lees dan mijn boek: Bernadette van Hellenberg Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, Ad orientem | Gericht op het oosten, WBOOKS-Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, op initiatief van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Zwolle-Haarlem 2016. Voor een samenvatting surf naar onze artikelen in vakblad Vitruvius (zoekterm: orientem).

Je kunt het boek over de nieuwe Bavo/Koepelkathedraal Haarlem niet meer bestellen, want het is uitverkocht! Je kunt het wel lenen via de Openbare Bibliotheek.

Dit item maakt deel uit van de serie ‘Kunst met de kleine en de grote K in de nieuwe Bavo’ en is verkort gepubliceerd op de Facebookpagina van de kathedraal, 19 maart 2016 en op ithenisnow.eu op 19 maart 2018.

Detail van het Jozefaltaar in de nieuwe Bavo/KoepelKathedraal te Haarlem, ontworpen door Joseph Cuypers en uitgevoerd door Johannes Maas (1896-circa 1898). Foto Stephan van Rijt 2017.

Sociale media, delen en erfgoed

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB

Ga eens kijken en ‘like’ onze pagina, zodat de berichten als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken.

Sowieso is delen ons motto, dus iedereen mag gebruik maken van de gegevens die op deze site staan, maar wel binnen de termen van de Creative Commons licentie, zoals hierboven toegelicht in noot 13.

Over delen gesproken, je kunt ons en andere onderzoekers helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina.

Verkorte link van dit webartikel: http://bit.ly/VHH-Jozef of www.VanHH.org/?p=1715

Het poepende mannetje op de nieuwe Bavo

Collage van historische foto's van het zogenaamde poepertje op de nieuwe Bavo te Haarlem (collage en foto's BvHH 2014).
Historische opname van het kleimodel van het poepende mannetje, voordat het in steen gehakt werd. Herkomst Noord-Hollands Archief Haarlem, Parochiearchief nieuwe Bavo (collage en foto BvHH 2016 en 2014).

Laatst had ik een discussie met een vakgenoot over spotnamen in de kunst. Ze ergerde zich aan de titel ‘Van heilige tot amoeben’ van het boek over 150 jaar glas in lood van Zsuzsanna van Ruyven-Zeman (2014).* Dat amoebe bleek te slaan op de vormen van enkele hedendaagse ramen, waarvan ze aangenaam verrast was dat die in dit boek waren opgenomen. Maar vanwege de religieuze lading van deze werken vond ze de benaming ongepast. Zo nam je de kunstenaars niet serieus. Maar is dat inderdaad zo?

What’s in a name — Spotnamen in de kunst hebben namelijk de spannende neiging om zich te ontwikkelen tot geuzennamen die vaak weer resulteren in officiële aanduidingen van bepaalde soorten kunst of kunstenaarsgroeperingen. Dat gaat terug op een lange traditie. Als je het lemma op Wikipedia er op na slaat, vind je termen als impressionisme, fauvisme en Nazareners, allemaal geuzennamen die zich door de trots van de aangeduide kunstenaars voorgoed in de literatuur vestigden. Een van de meest bekende uit de bouwkunst ontbreekt overigens op Wikipedia. Dat is gotiek, wat barbaars betekent. En over barbaars gesproken, dat woord schuilt ook in de naam van Barbara, een van de oudste heiligen die we kennen. Een begrip waarvan ik zelf nog het gebruik als geuzennaam heb meegemaakt is neogotiek dat nu niemand meer – op een paar mastodonten na – in misprijzende zin zal gebruiken.

En nu wil je natuurlijk weten waar dat ‘geuzennaam’ vandaan komt? Ook dat kun je vinden op Wikipedia. Het is te aardig om hier niet aan te halen:

  • Met de woorden ‘N’ayez pas peur Madame, ce ne sont que des gueux’, ‘Wees niet bang mevrouw, het zijn slechts bedelaars’ zou Charles de Berlaymont, adviseur van Margaretha van Parma, in 1566 de lage edelen hebben aangeduid die het Smeekschrift der Edelen aanboden. Drie dagen later hief een van die edelen, Hendrik van Brederode, tijdens een feestmaal de volgende woorden aan: ‘J’ai bu à la santé des Gueux! Vive le Gueux!’, ‘Ik heb op de gezondheid van de bedelaars gedronken! Leve de bedelaar!’.*

Kortom, wat eerst negatief was, wordt positief.

De kruisbloem en het poepertje op de nieuwe Bavo (foto BvHH 2013)
De kruisbloem en het poepende mannetje op de nieuwe Bavo als onderdeel van een dekplaat van een steunbeer (ontwerp Joseph Cuypers, uitvoering atelier Cuypers & Co 1895-1898) (foto BvHH 2013).

Poepend mannetje — Je kunt je afvragen of zoiets ook gebeurd is met het poepende mannetje of kakkertje boven op de nieuwe Bavo. Bij deze figuur gaat het om een urban legend, vergelijkbaar met de erwtenman van de Bossche kathedraal. In allebei de gevallen staat de bouwvakker centraal, de man zonder wie de kathedraal niet had kunnen verrijzen. De bouwheer kan nog zo bevlogen zijn en de architect nog zulke mooie plannen hebben, zónder de bouwvakker die de steigers beklimt en zijn rug breekt op balen zand, stenen en houten balken, komt er niets van terecht. Joseph Cuypers realiseerde zich dat maar al te goed en hij bracht hem een bijzondere hommage.

Als je de afbeeldingen bij dit verhaal bekijkt zie je dat het poepende mannetje deel uitmaakt van een afdekplaat van een flinke steunbeer, in combinatie met een fraai gestileerde kruisbloem. Nou ja, bloem, meer een bloemachtig iets, want zo’n rechthoekig geval zul je in de natuur niet tegenkomen. Nu gaat het om de plek waar dit duo is aangebracht. Dat is schuin boven de Sacramentskapel, waar je verschillende niveaus kunt onderscheiden. Allereerst direct op het dak waar twee prachtige monsters zijn te zien, met achter zich een vleermuis en een springende vis. Vlak bij de laatste staat op de nok van de kapel – bij wijze van contrast – de zichzelf opofferende pelikaan die haar jongen met haar eigen bloed voedt. De middeleeuwse wijsgeer Thomas van Aquino (1225-1274) typeerde hem als het beeld van de zich opofferende Christus aan het kruis.* Direct in het verlengde van het monster met de vleermuis ontmoeten we een ruw, onbewerkt blok steen, terwijl daarboven op een hoger plan het koppel van de kruisbloem en het mannetje zit.

Unvollendete — Stellen de beelden van monsters en pelikaan het goed en het kwaad van de wereld voor, de steen die direct uit de groeve lijkt te komen symboliseert het wordingsproces. Er zitten meer van dit soort blokken aan de buitenkant van de kathedraal. Mensen die vaker verhalen van mij hebben gelezen, weten inmiddels dat dat te maken heeft met wat ik als de Unvollendete heb aangeduid. Joseph Cuypers heeft – uiteraard met instemming van zijn opdrachtgevers, de bisschop en zijn vicaris-generaal A.J. Callier – een gebouw neergezet dat bewust onvoltooid was. Zeer waarschijnlijk heeft hij een concept ‘verbeeld’ uit de filosofie van Thomas van Aquino die zich op zijn beurt heeft laten inspireren door Aristoteles. Het gaat hier om de actus (van handelen, doen, ontwikkelen) en de potentia (van aanleg, vermogen, talent).*

Betrekken we dat op ons zelf, dan zijn we in een voortdurende staat van wording, waarbij ieder moment iets anders kan ontstaan omdat we de potentie hebben om deze of die kant op te gaan.* In de nieuwe Bavo heeft Joseph Cuypers dat onder meer uitgedrukt in de bouwsculptuur: de kathedraal zit zowel binnen als buiten vol deels voltooid beeldhouwwerk dat elk een fase vormt van het totstandkomingsproces van een beeld. Het aardige hiervan is dat hij op deze manier ook het besluitvormingsproces illustreert, want juist dat onaffe laat zien dat het beeld nog alle kanten op kan. En dat is bij uitstek het geval helemaal aan het begin van het proces, met dat rudimentaire blok steen dat kersvers uit de groeve afkomstig lijkt te zijn.*

Onbewerkt blok steen bij de nieuwe Bavo, haast direct uit de groeve (foto BvHH 2013)
Onbewerkt blok steen bij de nieuwe Bavo, zo uit de groeve (foto BvHH 2013).

Wordingsproces — Maar waar een begin is, is ook een einde en dat wordt getoond door het bloemmotief en het poepende mannetje. Ze staan voor twee sporen in de beeldhouwkunst: de decoratieve kant met haar florale weelde en de figuratieve die zich op wezens van vlees en bloed concentreert. Wat Joseph Cuypers de vakmensen van zijn atelier in beide gevallen laat weergeven is hoe een blok steen een vorm wordt door er zo min mogelijk vanaf te halen. Volgens de acta en de potentia zit het beeld immers al in de steen, of liever gezegd, er zit een eindeloze verzameling beelden in die steen, waarvan deze twee worden vrijgelegd.

Maar we gaan nog een stap verder. Ons mannetje is nog maar net uit de steen bevrijd. Hij knijpt wat verbaasd met zijn ogen tegen het licht en zit nog even vast in zijn gedrukte houding. Maar het lijkt wel of hij ieder moment zijn handen van zijn hoofd kan halen om op te gaan staan. Ook die potentie is verbeeld. En laat nu juist de energie die hij bijna opstaand tot uitdrukking brengt door de beschouwers niet geïnterpreteerd zijn als een moment van belasting, maar van ontlasting. Een kakkertje dus!

Zouden de architect en zijn opdrachtgevers deze spotnaam gewaardeerd hebben? Hoogstwaarschijnlijk niet. Is het een geuzennaam geworden? In zekere zin wel, want de mensen rond de nieuwe Bavo zijn best wel trots op hun hoogsteigen poepende mannetje. Hij is dan ook op een hoogst vermakelijke manier tot leven gebracht in een uitzending van City Marketing Haarlem (2009) die je hieronder kunt zien.

Het goed recht van het publiek — En de laatste vraag: is dit nu erg? Is het een bespotting van de idealistische gedachte die er achter zit: van een scheppingsverhaal in steen? In mijn beleving is er geen ja of nee, omdat dit simpelweg hoort tot de receptiegeschiedenis van dit beeld. En als er iets getuigt van een effectieve receptie is het wel een spotnaam. Dan heeft het kunstwerk de mensen linksom of rechtsom gegrepen en dat is iets waarover de maker géén zeggenschap heeft. Wat dit betreft, mag ik graag verwijzen naar de kunstfilosoof Jacques de Visscher die hierover mooie dingen heeft gezegd. Hij is er heel stellig over dat de bestemming van de kunst niet de maker zelf is,

  • ‘maar het publiek, en dat bijgevolg de zaak van het begrijpen van een kunstvoorwerp niet in de eerste plaats bij de maker ligt die dit dan buiten het werk om aan de toeschouwer als aangesprokene dicteert’.*

Kunstwerken zijn niet aansprekend omdat ze ‘in de particulariteit van de wereld van de maker’ gevangen zitten, maar juist omdat ze steeds weer ‘nieuwe verhalen genereren’.* Het staat ieder dus vrij er van te maken wat hij of zij wil, zoals het poepende mannetje bij de nieuwe Bavo prachtig laat zien.

Wist je overigens dat Rembrandt ook een kakkertje heeft gemaakt? Heus waar! Probeer daar maar eens achter te komen en als je het vindt, laat het me weten.

B. ((Dit item maakt deel uit van de serie ‘Kunst met de kleine en de grote K in de nieuwe Bavo’ en is gepubliceerd op ifthenisnow.nl, 24 januari 2016.
Verkorte link: http://bit.ly/20LSvLB))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Video van City Marketing Haarlem (2009) met onder meer het poepende mannetje.


Meer informatie & bestelgegevens

Het teken * in de bovenstaande tekst verwijst naar de bronnen die hieronder staan vermeld:

  • Hellenberg Hubar, Bernadette van, De nieuwe Bavo te Haarlem. Ad orientem | Gericht op het oosten, WBOOKS-Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, op initiatief van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Zwolle-Haarlem 2016, paragraaf 4.2 en 4.3.4.
  • Ruyven-Zeman, Zsuzsanna van, Van heiligen tot amoeben, Honderdvijftig jaar monumentale glasschilderkunst in Nederland, Amersfoort 2014.
  • Visscher, Jacques de, Het verhaal van de kunst, een wijgerige hermeneutiek van het kunstwerk’ Amsterdam 1990, p. 80.
  • Wikipedia: https://www.wikiwand.com/nl/Geuzennaam.

Om het boek over de nieuwe Bavo te bestellen, volg deze link: http://bit.ly/Bavo-Ao

De nieuwe Bavo wordt gerestaureerd door Van Hoogevest Architecten te Amersfoort (http://bit.ly/Hoogevest-Bavo) in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem: http://bit.ly/Bavo2Ao.

De Kerstkapel van de nieuwe Bavo

Joseph Cuypers en Jan Stuyt, De Kerstkapel in de nieuwe Bavo, voorheen heilige Familiekapel (1896).
Joseph Cuypers en Jan Stuyt, De Kerstkapel in de nieuwe Bavo, voorheen heilige Familiekapel (1896).* Foto BvHH 2014.

Tijdens het onderzoek voor de nieuwe publicatie over de kathedraal ben ik heel wat verrassende dingen tegen gekomen, zoals dit katern in goudopdruk dat zo van de drukker lijkt te komen. Het gaat om een nummer van het Zondagsblad voor het Katholieke Huisgezin van 1896. Bij nader inzien blijkt het de jubileumuitgave te zijn bij gelegenheid van het gouden priesterfeest van bisschop Caspar Bottemanne (1823-1903). Op zich is dat al interessant, maar wat het nog mooier maakt is de artist’s impression van de Kerstkapel, die ondertekend is met ‘Jos. Cuypers inv.’ en ‘Jan Stuyt, del’. De afkortingen verwijzen naar termen uit de grafische kunst, waarbij inv. staat voor invenit (ontwierp het) en del. voor delineavit (tekende het).* Oftewel, Joseph Cuypers ontwierp de kapel en Jan Stuyt die als opzichter of uitvoerder bij de eerste bouwfase betrokken was (1893-1898), maakte de tekening. Hij heeft overigens meer van dit soort impressies gemaakt. Opvallend genoeg zie je op zijn voorstelling geen banken staan. Mensen dwalen in stille devotie door de ruimte, vergezeld door een enkele priester. Eigenlijk krijg je hier een beeld dat voor de contrareformatie in alle kerken was te zien: een ruimte gevuld met altaren, maar zonder banken voor het kerkvolk. Je kunt je afvragen of dit ook het ideaal was van de programmamaker van de kathedraal, A.J. Callier die Bottemanne in 1903 opvolgde.

De kapel was oorspronkelijk gesticht voor de Aartsbroederschap van de Heilige Familie die het genoemde zondagsblad uitgaf. Bisschop Bottemanne zette de broederschap in als een van zijn sociale instrumenten: de organisatie was namelijk opgericht als wapen tegen de ontkerstening, die in de loop van de negentiende eeuw alleen maar toe dreigde te nemen onder druk van het opkomende socialisme. Zolang men zich in het gezin – hoeksteen van de maatschappij – concentreerde op het katholiek leven, de vervulling van de godsdienstplicht en de devoties, verminderde de kans op afvalligheid. Bij dit katholiek leven hoorden ook zaken als het berusten in het lot, zoals vanaf 1898 met grote regelmaat staat te lezen in godsdienstig weekblad Sint Bavo. Het zou al te gemakkelijk zijn om dit uit de context van de tijd te trekken. Sinds het pontificaat van Leo XIII was de kerk namelijk oprecht bezig om een sociaal beleid te ontwikkelen, maar de manier waarop bleek ver achter de realiteit aan te sjokken. Pas onder bisschop Aengenent, de opvolger van Callier, zou dit serieus van de grond komen.

Je zou verwachten dat de heilige Familiekapel in de jaren zestig werd omgedoopt tot Kerstkapel, toen de algehele teloorgang van kerkelijke devoties ook de betreffende aartsbroederschap raakte. Maar dat klopt niet. Het van oorsprong middeleeuwse heilig Kerstmisgilde kreeg nog voor de oorlog, in 1925, toestemming om deze ruimte te gebruiken en verder in te richten. De brochure op de website van het gilde vermeldt dat hierdoor de naam Kerstkapel inburgerde:

Vanaf dat moment is de kapel dankzij het gilde volledig ingericht op een wijze, zoals die voor alle (straal)kapellen bedoeld was. Mari Andriessen ontwierp het altaar, dat in 1929 werd gerealiseerd, tezamen met de daarboven als retabel geplaatste kerstscènes, Han Bijvoet maakte de ontwerpen voor de vier kroonluchters (1948) die in de loop der jaren werden uitgevoerd door de Haarlemse edelsmid Theodoor Thijssen. Datzelfde geldt voor de door Bijvoet ontworpen glas-in-loodramen en zijn evenals de kroonluchters verspreid over de jaren 1932-1957 geplaatst. In 1936 ontwierp architect B.J.J.M. Stevens de communiebank en de hardstenen vloer (1937). De bestuursbank voor het gilde werd in 1959 door beeldhouwer A.P. Termote ontworpen terwijl Bijvoet in die tijd de muurschilderingen boven de glas-in-loodramen verzorgde, evenals de wandschildering van David boven de deur, die toegang geeft tot de tribune van het transeptorgel (1965).*

De Kerstkapel vormt dan ook een prachtig ensemble van architectuur en toegepaste kunsten: een gesamtkunstwerk*, zoals dat in vakliteratuur wordt genoemd.

Kalligrafie zuiver hart Kerstkapel nBavo
Joseph Cuypers, Pijler met de kalligrafie ‘Mundi corde Deum videbunt’ (De zuiveren van hart zullen God zien). Foto www.heiligkerstmisgilde.eu.*

Waar ik tot slot nog de aandacht op wil vestigen?

Op de fraaie terracotta’s van Joseph Cuypers tegen de pijlers, ook omdat hierin de oorspronkelijke boodschap staat te lezen: Mundi corde Deum videbunt (De zuiveren van hart zullen God zien) en Deus humilibus dat gratiam (God geeft aan de nederigen zijn genade). Hoewel de aartsbroederschap dit moraliserend bedoelde om de gelovigen deugden als kuisheid en nederigheid in te prenten, gaat de strekking daar ver overheen.*

Zo begon het immers ooit, daar in Bethlehem met de herders die het kind kwamen begroeten, in alle eenvoud en onbevangen.

Een zalig kerstfeest voor iedereen!

B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Meer informatie & bestelgegevens

Benieuwd naar de Kerstkapel en de nieuwe Bavo? Dat komt mooi uit, want de kathedraal is ook tijdens de kerstvakantie geopend. Volg deze link voor de openingstijden.

De * in de tekst staat voor de volgende informatie:

  • Het katern met de tekening in de kop van het artikel is afkomstig van het Noord-Hollands Archief te Haarlem.
  • Voor de grafische terminologie zie de site van de kunstbus.
  • Voor de Aartsbroederschap van de Heilige Familie zie de site Warsage en die van het Meertensinstituut/KNAW.
  • De brochure Een moderne kapel kan gedownload worden via www.heiligkerstmisgilde.eu. Ook de foto van de terracotta kalligrafie komt van deze site en kan daar gedownload worden.
  • Het begrip Gesamtkunstwerk komt van de componist Richard Wagner, voor wie het om een samenspel ging van muziek, toneel, architectuur en toegepaste kunsten. Het begrip is in Nederland zodanig ingeburgerd dat het met een kleine letter geschreven wordt.
  • Voor de tekst en de oorspronkelijke boodschap zie J.S., ‘Kathedrale kerk van St. Bavo te Haarlem, Heilige Familiekapel’, in Zondagsblad voor het Katholieke Huisgezin 32 (1896), nr 33 d.d. 16 augustus, p. 264. Dit is gelijkluidend met Marie A. Thompson, De nieuwe kathedrale kerk ‘St. Bavo’ te Haarlem. Bouwgeschiedenis, constructie en symboliek, Haarlem 1898, p. 79.
  • Voor de opzet van het beeldprogramma zie: Bernadette van Hellenberg Hubar, Ad orientem | Gericht op het oosten. De nieuwe Bavo te Haarlem, WBOOKS-Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, op initiatief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Zwolle-Haarlem 2016. Om het boek te bestellen volg je deze link.

De nieuwe Bavo wordt gerestaureerd door Van Hoogevest Architecten te Amersfoort (http://bit.ly/Hoogevest-Bavo) in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem: http://bit.ly/Bavo2Ao.

Cecilia in de nieuwe Bavo

Sluitsteen met het monogram van Cecilia in de nieuwe Bavo (foto Margaretha Svensson-beeldbank RCE)
Sluitsteen met het monogram van Cecilia in de nieuwe Bavo (foto Beeldbank RCE-Margaretha Svensson).

Ook dit ornament hoort in de serie verborgen schoonheden in de nieuwe Bavo. Je kunt vast raden waar het zit, als ik je vertel waar de initialen voor staan: Cecilia die op 22 november haar feestdag heeft. Alleen de eerste vier letters die haast aan elkaar geregen worden door een S, van sancta uiteraard. Joseph Cuypers heeft dit op een aparte manier gedaan, want het gaat hier om een sluitsteen die je overal ziet waar gewelfribben elkaar ontmoeten (alweer een hint dus, want dat betekent omhoog kijken). Meestal zijn de sluitstenen rond, maar hier heeft hij er een soort kussentje van gemaakt. Probeer eens met je ogen het patroon van het fraai gestrikte lint te volgen, waar in de kwasten gouddraad lijkt te zijn verwerkt. Rond de gouden letters op het blauwe fluweel – want zo stel ik me dat voor – is een lauwerkrans gevlochten. Dat herinnert aan de ene kant aan de Romeinse herkomst van Cecilia en aan de andere kant aan haar martelaarschap.

Het interessante van kerkelijke kunst is dat ze ons als een tijdcapsule terugbrengt naar momenten lang geleden, in dit geval naar Rome anno 223. Hoe zou het daar toen zijn geweest. Als je het verhaal van Cecilia in de ‘Legenda aurea’ leest, waren het geen rustige tijden, want ze werd immers gedood vanwege haar geloof. In de eerste eeuwen van het christendom ging het op en af met de vervolgingen, ook al was het geloof al vrij snel doorgedrongen tot de hogere regionen van de maatschappij. Cecilia is wat dat betreft een mooi voorbeeld, want zij kwam, zoals de ‘Legenda aurea’ vertelt, uit een nobel geslacht.

In dit verhaal is ook de aardige misinterpretatie opgenomen die er toe leidde dat Cecilia de patrones van de muziek werd. Het gaat om één zin uit de oorspronkelijke legende, waarin staat dat ze tot God zong, terwijl de muziek van haar bruiloft opklonk. De passage ‘cantantibus organis’ (=klinkende muziekinstrumenten) werd veel later zo begrepen dat zij tot God bad, terwijl ze het orgel liet zingen. Zo heeft ze Gregorius als originele patroon van de muziek weten te verdringen. Het aardige is dat ook hij in de nieuwe Bavo aanwezig is, en als je hem hebt gevonden ben je behoorlijk dicht in de buurt van deze sluitsteen. Overigens had de architect wel iets met Cecilia, maar daarover vertel ik een andere keer.

Wil je meer weten over de nieuwe Bavo van Joseph Cuypers, teken dan in op mijn boek Ad orientem: http://bit.ly/Bavo-Ao.

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


 

Bronnen &
  • Akker s.j, Dries van den, en Albert Gerritsen, Heiligen, op: www.heiligen.net (vanaf 2007), zoekterm Cecilia.
  • Beeldbank RCE, zoektermen: Bavo, Margaretha Svensson.
  • Caxton, William, The Golden Legend or Lives of the Saints. Compiled by Jacobus de Voragine, Archbishop of Genoa, 1275. First Edition Published 1470. Englished by William Caxton, First Edition 1483, Edited by F.S. Ellis, Temple Classics, 1900 (Reprinted 1922, 1931.) | http://bit.ly/Legenda-aurea, zoekterm Cecilia.
  • Hubar, Bernadette van Hellenberg, De nieuwe Bavo te Haarlem, Ad orientem | Gericht op het oosten, WBOOKS-Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo, op initiatief van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Zwolle-Haarlem 2016.
  • Wursten, Dick, ‘St. Caecilia – patrones der muziek en muzikanten’, op: dick.wursten.be, http://www.dick.wursten.be/caecilia.htm (2015).

Om mijn boek over de kathedraal te bestellen, klik je op deze link: http://bit.ly/Bavo-Ao.

Nota bene — Dit item maakt deel uit van de serie ‘Kunst met de kleine en de grote K in de nieuwe Bavo’ die ik schrijf voor de Facebookpagina van de kathedrale basiliek Sint Bavo en Ifthenisnow.

 

Bundels licht in de nieuwe Bavo

Bundels licht: Niels Polak en Josehp Cuypers in de nieuwe Bavo.

‘Licht Nieuwe Baaf overweldigt’ kopte Haarlems Dagblad afgelopen zaterdag, 15 november 2014, en: ‘Architect leidde zonlicht door het gebouw’. Die architect, Joseph Cuypers, was een meester in het regisseren van licht in zijn kathedraal: dat deed hij in allerlei variëteiten en sterktes, zoals ik in mijn webartikel over de atmosferische lichtval in de nieuwe Bavo heb geanalyseerd. Cuypers heeft ruim een eeuw na de bouw van zijn kathedraal het geluk gehad dat dit concept haast intuïtief begrepen werd door fotograaf Niels Polak. Naar aanleiding van de fototentoonstelling van Polak hierover – in Kunsthandel Courbois te Haarlem – schreef journalist Jaap Timmers zijn paginagrote verhaal. Als achtergrond gebruikte hij het genoemde webartikel, waarin ik de choreografie van het licht door de architect heb kunnen illustreren aan de hand van de foto’s van Polak die dit spel op verbluffende wijze zichtbaar heeft gemaakt. Daarover lees je hier meer.

Wat is nu zo goed aan dit krantenartikel? Omdat het een prima beeld geeft hoe Niels Polak het licht op het spoor komt. Een klein citaat:

‘Maandenlang zwerft hij al door het gebouw, zich soms spoedend van het ene schijnsel naar het andere. Zon en wolken zijn in beweging, waardoor telkens een andere plek in hel licht staat. Een goed lichtplan was erg belangrijk bij de bouw eind negentiende eeuw, anders zou het binnen pikkedonker zijn geworden. Wandelend door het monument ervaren we de lichtindrukken zelf. Geoefende fotografen, onder wie Polak, grijpen die bundels bij de kladden’.

Bundels licht: projectie engel neg nieuwe Bavo Niels Polak
Het glas-in-lood in de doopkapel is zeer waarschijnlijk ontworpen door Pierre Cuypers senior of Joseph Cuypers en mogelijk uitgevoerd door de firma Nicolas te Roermond. Foto: Niels Polak, 2014.

Maar niet alleen Niels Polak heeft het over de verrassende effecten van het licht, ook de koster, Stephan van Rijt, die het gebouw als geen ander kent, blijft zich verbazen:

‘Als we op onze rondleiding door de Nieuwe Bavo in de doopkapel aankomen, zien we opeens zonlicht naar binnenvallen door een glas-in-loodraam met engelenhoofd. Het zonneschijnsel projecteert de contouren van de engel ernaast op de zandkleurige binnenmuur. Koster Stephan van Rijt, die ons begeleidt, staat even paf’.

Het aardige is dat we hier te maken hebben met wat een van de inspiratiebronnen van Cuypers – Viollet-le-Duc – betitelde als de derde vorm van polychromie.* De eerste bestaat uit de kleuren van het materiaal, waaraan Cuypers in de nieuwe Bavo veel aandacht heeft besteed. De tweede wordt bepaald door de geschilderde onderdelen van de uitmonstering en de derde ontstaat door de projectie van licht op de pijlers en binnenmuren. Juist de diepe neggen van de ramen in de nieuwe Bavo lenen zich hier bij uitstek voor. Wat nu in de doopkapel is te zien, zal over niet al te lange tijd ook in het schip te bewonderen zijn als de glazen van Jan Dibbets eenmaal zijn geplaatst, waarover ik eerder een blog schreef.*

Ik zou zeggen, lees het hele artikel. Het is te downloaden via: http://bit.ly/HD-Bavo-Polak

B.*

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

000049 Polak Cuypers nB ITIN
Het webartikel over ‘Licht en atmosfeer in de nieuwe Bavo’ is ook de vinden op ifthenisnow.nl:
http://bit.ly/ITIN-nBavo-Polak.

____________

Post scriptum

Het teken * in de bovenstaande tekst staat voor de volgende informatie:

  • De foto aan het begin van dit item is van de hand van Niels Polak.
  • Het webartikel betreft: Bernadette van Hellenberg Hubar, ‘De atmosferische lichtval van Joseph Cuypers in de foto’s van Niels Polak’, op: ifthenisnow.nl, http://bit.ly/ITIN-nBavo-Polak (2014) / op: vanhellenberghubar.org, http://bit.ly/VHH-Cuypers-Polak (2014).
  • Voor de derde vorm van polychromie van E.E. Viollet-le-Duc zie de blog over het ontwerp voor de glazen in de nieuwe Bavo van Jan Dibbets.
  • De verkorte link van dit item is: http://bit.ly/HD-VHH-Polak.

Ambachtsdag nieuwe Bavo #AHM14

#AHM14-openingsdia

Het wordt een volle bak op Ambachtsdag 18 september aanstaande, én de weersverwachtingen zijn goed! Wat willen we nog meer, want we zitten niet alleen in de kerk, maar er zijn ook demonstraties en workshops buiten. ((Voor meer informatie zie Ambachtsdag in de Bavo.))

Mijn lezing is wat buitenissig, dus die hebben ze aan het einde van de dag geplaatst. Hoezo een buitenbeentje? Omdat ik de enige ben met een kunsthistorisch verhaal en als opdracht kreeg om iets over schoonheid en symboliek te vertellen. Dus niet over de laatste reinigingsmethodes, grondstoffen of baksteensoorten, maar over vorm en boodschap. Meestal kom je dan terecht in de sfeer van de architectuuriconografie, maar daar stapte ik van af na een twittergesprek met ambachtelijk voeg- en metselspecialist Danny van der Meer:

Bavo haptisch Ambachtsdag

Daar ga ik het dus over hebben: haptische schoonheid.

Liefst zou ik hier nog wat meer over willen vertellen, maar dat moet wachten tot donderdag. Dan zie ik je misschien bij de nieuwe Bavo tussen de mensen die het erfgoed in stand houden dankzij hun handen.

B. ((De verkorte link van dit item is http://wp.me/p4eh3s-10a.))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Diagram van ‘n hemels bolwerk

Ook in de visioenen van Hildegard van Bingen spelen gebouwen een belangrijke rol. Ik kwam haar tegen bij mijn onderzoek naar de Clemenskerk van Merkelbeek, waar de jonge benedictijner monnik dom Romanus Jacobs in 1901 een bijzondere uitmonstering schilderde. ((Voor dit boek in wording zie het item over de Clemenskerk.)) Hierin wordt onder meer de goddelijke inspiratie of openbaring voorgesteld, en een van de oudste voorbeelden binnen de benedictijner traditie is zonder meer de miniatuur waarin abdis Hildegard van Bingen de vlammen van de inspiratie over haar hoofd krijgt uitgestort.

Hildegard van Bingen, miniaturen uit het Liber scivias.

Hildegard van Bingen, twee miniaturen uit het Liber scivias (1142-1151). Tragisch genoeg is het origineel verdwenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De miniaturen zijn afkomstig uit een facsimlie uit de jaren 1920. ((Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Hildegard_of_Bingen.))

Ondertussen trok ook die andere miniatuur mijn aandacht, en dat heeft natuurlijk te maken met de lezing over het hemelse Jeruzalem die ik zondag 31 augustus om 12.15 uur in de nieuwe Bavo in Haarlem geef.

Hier wordt echter geen hemelse stad weergegeven, maar het gebouw van de verlossing. Dat leunt natuurlijk sterk tegen de Caelestis urbs aan, vooral omdat een aantal beelden direct aan Johannes ontleend lijkt te zijn. Een van die elementen herken ik dankzij het genoemde onderzoek van de Clemenskerk in Merkelbeek en dat is de waterstroom die de boom des levens voedt:

‘Toen toonde de engel mij een rivier met water dat leven geeft, helder als kristal, die ontsprong aan de troon van God en van het lam. Midden op het plein van de stad en omgeven door de rivier stond de levensboom, die twaalfmaal vrucht draagt, elke maand eens; en zijn loof brengt de volken genezing’. ((Johannes, Apocalyps, 22, 1-2, geciteerd naar willibrordbijbel.nl.))

De boom zelf echter vind je niet in het bolwerk van Hildegard. Wel de engel en ook Jezus met de banderol in zijn hand, die mogelijk verwijst naar het boek des levens van het lam, waarin alle namen staan van hen die toegang hebben tot de stad. Verder lijkt er een verwijzing naar de Jacobsladder uit Genesis in te zitten, waarbij mensen de plaats van engelen innemen die zich langs de ladder op en neer bewegen tussen hemel en aarde.

Deze bijbelse associaties hebben zeker een rol gespeeld bij het vastleggen van de visioenen. Niet alleen omdat het verlossingsgebouw van Hildegard een nadere duiding is van Christus’ leer hoe de mens het koninkrijk God zal binnengaan, maar ook omdat je altijd moet aanknopen bij een bestaand referentiekader, wil de boodschap overkomen. Die boodschap is in het geval van dit gebouw behoorlijk grimmig. In de eeuwige tweespalt van de kerk tussen onvoorwaardelijke liefde enerzijds en zonde, schuld en boete anderzijds, heeft de Januskop hier het gezicht op storm staan. En wat voor een storm!

Als je wil weten hoe Hildegard tegen het einde der tijden aankeek en zelf het diagram van haar verlossingsgebouw verklaarde, dan kun je dat in de synopsis verder lezen. ((De synopsis van het derde deel van de Scivias van Hildegard von Bingen is/was te vinden onder deze link.)) Het verhaal dat ik zondag 31 augustus om 12.15 uur in de nieuwe Bavo vertel, ontvouwt een heel wat rooskleuriger perspectief op het hemels Jeruzalem.

3D-model viering nieuwe Bavo met projectie

Waar zie je het hemels Jeruzalem in de nieuwe Bavo? Dat ga ik aan de hand van dit 3D-model op 31 augustus a.s. verduidelijken. Productie: wolthera.info.

De bijeenkomst is in principe voor de parochie bedoeld, maar iedereen is welkom vanaf 10.00 uur bij de start van de hoogmis. Mijn lezing begint om 12:15 uur en daarna is er nog alle tijd om de kathedraal te bezichtigen.

B. ((Verkorte link van dit item: http://wp.me/p4eh3s-Dh.

← Terug naar het hoofdthema!))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Jan Dibbets ontmoet Joseph Cuypers

Aan de nieuwe glazen van Jan Dibbets (uitgevoerd door Glasatelier Hagemeier) wordt uitgebreid aandacht besteed in mijn boek De nieuwe Bavo te HaarlemAd orientem | Gericht op het oosten, dat 9 september 2016 verschenen is. Bestel het via deze link: http://bit.ly/Bavo-Ao.

Bavo ramen Dibbets Haarlems Dagblad 2
Het ontwerp van Jan Dibbets voor de nieuwe ramen in de kathedrale basiliek Sint Bavo is goed ontvangen. Voor een uitvoerig overzicht van de commentaren zie de blog van Angela van der Burcht op de site Glass is more! Herkomst: Haarlems Dagblad van 28 juni 2014.

Aan het slot van de voorlaatste fase van de restauratie van de kathedrale basiliek Sint-Bavo zijn rond de jaarwisseling de nieuwe glas-in-loodramen van Jan Dibbets geplaatst. Toen de ontwerpen in 2014 bekend werden, viel op hoe lovend de reacties uit de kunstkritische hoek waren. Vanuit de erfgoedsector was men wel gereserveerd, maar noch in de vakbladen, noch op de erfgoedsites verschenen er artikelen of blogs over. Omdat de nieuwe Bavo tot mijn speciale onderzoeksgebied behoort, heb ik toen een erfgoedtoets in het klein uitgevoerd:

  • Van eminent belang in het concept van Joseph is wat ik in de waardenstelling van 2013 betiteld heb als de atmosferische polychromie, waarbij de architect de wisselende lichtval van het Noord-Hollandse landschap naar binnen probeerde te halen. Dat op zichzelf is al zo bijzonder dat het nagenoeg als een unicum aangemerkt kan worden. ((Kanttekening hierbij is dat dat uiteraard gerelateerd moet worden aan de stand van het onderzoek vandaag de dag, maar tot dusver heb ik geen andere expliciete voorbeelden gevonden. De enige die dicht in de buurt komt, was zijn bevriende collega Henri Evers die in dezelfde tijd lichte glazen liet aanbrengen in ‘zijn’ Remonstrantse kerk te Rotterdam. Zie hiervoor Van Ruyven, Van heiligen tot amoeben, p. 33 → bibliografie.)) Als je kijkt wat Dibbets doet, kan zonder meer gesproken worden van een goed ingevoelde aanpak. Hij respecteert het concept van veel witte of zacht getinte partijen in de glazen, wat Cuypers als uitgangspunt had vanwege de lichtval in de kerk. Tegelijkertijd zal de derde vorm van polychromie, die Joseph Cuypers ontleende aan Viollet-le-Duc goed tot zijn recht komen: dit betreft de projectie van kleuren tegen muren en pijlers door het licht. In dit opzicht zullen de glazen dus in belangrijke mate bijdragen aan de verdere invulling van het concept van de Unvollendete dat Joseph voor de kathedraal had ontwikkeld en dat ook al zo bijzonder is. ((Bernadette van Hellenberg Hubar, Ad orientem | Gericht op het oosten. De nieuwe Bavo te Haarlem, hoofdstuk 4 ‘De Unvollendete en het oneindige’; paragraaf 6.4. ‘Licht en atmosfeer’.))
  • Het ontwerp is verder goed verankerd in de kerkelijke beeldtraditie doordat met name de liturgische kleuren worden gevolgd. Ook het onderscheid tussen de noordelijke, koele en de zuidelijke, warme kant kan iconografisch tot een oude traditie herleid worden, zij het dat Dibbets dit als artistiek medium anders toepast dan de architect. ((Nieuwbarn, Roomsche kerkgebouw, p. 27 → bibliografie.)) Dat laatste valt goed af te lezen aan het eerste zelfstandige ontwerp van Joseph Cuypers, de Urbanuskerk in Nes aan de Amstel. ((Voor de Urbanuskerk in Nes aan de Amstel volg deze link. Zie voorts Hubar, Ad orientem | Gericht op het oosten, paragraaf 6.4. ‘Licht en atmosfeer’.))


Het Johannesraam van Jan Dibbets wordt geplaatst in de nieuwe Bavo van Haarlem (foto André Numan 2015).
Het Johannesraam van Jan Dibbets, gemaakt door Glasatelier Hagemeier, wordt geplaatst in de nieuwe Bavo van Haarlem (foto Van Hoogevest Architecten 2015).

  • De enige kanttekening die ik vanuit de context van het erfgoed had, betrof het plaatsen van de vier evangelisten in het schip. De meeste mensen zullen dit een formaliteit vinden, maar iemand zal het toch op moeten nemen voor het programma dat de bisschoppelijk vicaris en latere bisschop van Haarlem A.J. Callier in nauwe samenwerking met Joseph Cuypers heeft bedacht als basis voor de bouw en de inrichting van de kathedraal. Ook dat is immers een bestaande waarde in de kathedraal. ((Hubar, Ad orientem | Gericht op het oosten, paragraaf 6.5. ‘Nova: de glazen van Jan Dibbets’. Arjen Looyenga in: Erftemeijer, Looyenga en Van Room, Getooid als een bruid, pp. 39-51; 121-128 → bibliografie.)) In het nieuwe boek over de kathedraal zal duidelijk worden hoe verrassend Dibbets daarmee is omgegaan, waardoor hij van een nadeel ook iconografisch een toegevoegde waarde heeft kunnen maken.
  • Heel bijzonder is de inspiratie die de kunstenaar gevonden heeft bij Hrabanus Maurus, die hij ervaart als een Mondriaan uit de middeleeuwen. Om zijn bewondering tot uitdrukking te brengen heeft Dibbets de Δ (delta) in het raam met de kalligrafie van Adam als eerbetoon aan Hrabanus Maurus direct aan hem ontleend. Daarop zijn op hun beurt de A en de V in Adam en Eva afgestemd. ((Voor een eerste kennismaking met Hrabanus Maurus zie het gelijknamige lemma op Wikipedia.))
  • Tekent het de tijd dat vanuit de kunstkritiek geen commentaar is gekomen in de zin dat het ontwerp misschien gedateerd zou zijn? Zelf overviel me dat gevoel wel, en wel bij de evangelistensymbolen. Dat is vreemd, zo niet tegenstrijdig voor iemand die net een heel werk heeft geschreven over monumentale kerkelijke schilderkunst, waarin ze juist waarschuwt voor de vertekenende werking van de kwalificatie ‘gedateerd’. Een valkuil die je beslist moet vermijden. Want ook al lijkt dit een open deur, echte creativiteit ontstijgt de belemmeringen van de tijd. Bovendien, zoals Josephs peetoom Alberdingk Thijm al zo pakkend zei: eenmaal de kunstenaar gekozen, dan moet je hem ook vrij laten. ((Hubar, Ad orientem | Gericht op het oosten, paragraaf 6.5. ‘Nova: de glazen van Jan Dibbets’. Hubar, De genade van de steiger, pp. 15, 80, 445, 463, 465. Voor Thijm zie Hubar, Arbeid en Bezieling, p. 361 → bibliografie.))
  • Het gebruik van symbolen en lettertekens als decoratieve motieven past bij uitstek bij de Joodse bron van het christendom waarbij letters als alternatieve beelden worden gebruikt. ((Van Ogtrop, Dieu parmis nous, pp. 5-6 → bibliografie.)) Op dit punt heeft de plebaan H.J. van Ogtrop een belangrijke bijdrage geleverd die voorstelde om een Hebreeuwse tekst aan de noordkant te plaatsen waar in de oorlog de Haarlemse Joden werden samengedreven en gedeporteerd. Zo wordt ook een tragische ‘lieu de memoire’ geactualiseerd.

De moraal van het verhaal kan kort zijn: ook vanuit de context van het erfgoed – of meer precies, bezien vanuit de waardenstelling – doorstaat het ontwerp van Dibbets voor de nieuwe glazen ruimschoots de toets der kritiek. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de realisatie ervan; niet alleen vanwege het individuele kunstenaarschap van Dibbets, maar ook omdat we door zijn werk een artistiek volwaardig beeld zullen krijgen van wat bij Joseph Cuypers op het netvlies stond toen hij zijn Unvollendete ontwikkelde. Een beeld dat niet mogelijk was geweest zonder de uitvoering van het ontwerp door Glasatelier Hagemeier te Tilburg. ((Voor Glasatelier Hagemeier volg deze link: http://bit.ly/1T3dl8m.)) Wie vandaag de dag de kathedraal bezoekt zal een bijzondere uitvoering te zien krijgen van de ‘muziek van het licht’, zoals vader én zoon de polychromie in hun gebouwen betitelden. ((Zie Hubar, De muziek van het lichtbibliografie.))

B. ((Het bovenstaande item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Dibbets’ ramen in de nieuwe Bavo’, op: vanhellenberghubar.org: http://bit.ly/1NHZM9i (2014-2015). Het is bijgewerkt naar aanleiding van de feestelijke afsluiting van de vierde fase van de restauratie van de nieuwe Bavo op 4 maart 2016: http://bit.ly/ITIN-242. Bij die gelegenheid is een aparte publicatie over de glazen van Jan Dibbets verschenen, van de hand van Antoon Erftemeijer: LICHTBEELDEN. Glas in lood van Jan Dibbets in de Nieuwe Bavo te Haarlem, Haarlem 2016. Deze is verkrijgbaar in de winkel van de nieuwe Bavo. Voor de openingstijden surf naar http://bit.ly/ITIN-KathedraalMuseum.))

← Terug naar de inhoudsopgave!))

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Postscriptum — Medio december 2015 waren alle glazen in de lichtbeuk geplaatst en rond de kerst alle stellingen uit het schip verdwenen! Zelf was ik er begin november toen de steigers er voor een deel nog waren. Daar stonden we dan in de late namiddag van een grauwe najaarsdag bij het herdenkingsraam Jehi ohr (er zij licht), maar hoe somber en schemerig het buiten ook was, er wás licht! Een ervaring om nooit te vergeten.

Deze diashow vereist JavaScript.

Lambert Lourijsen in Zandvoort

Lambert Lourijsen Zandvoort — Onderstaand webartikel schreef ik in juli 2014. Het was heerlijk om wat dieper in het werk van Lambert Lourijsen te kunnen duiken, maar aan Pierre J.J.M. Cuypers kwam ik niet toe. Dat hebben we ingehaald met ons artikel in vakblad Vitruvius dat je op deze pagina kunt lezen en downloaden. Onderstaande tekst is daarin voor een groot deel overgenomen.

Terugblik op 2014 — Een aantal jaren geleden kwam mijn boek uit over – de restauratie van – de kathedrale basiliek Sint Bavo te Haarlem. Dit project betekende een boeiende tocht door de tijd, waarbij ik onderweg heel wat plaatsen aandeed. Met regelmaat kwam ik zaken tegen waar een verhaal bij hoorde, zoals het mozaïek van Lambert Lourijsen (1885-1950) in de Agathakerk te Zandvoort van Pierre J.J.M. Cuypers junior (1891-1982).1 Daarover gaat deze post.

In de Agathakerk

Lambert Lourijsen (1885-1950), Calvariegroep in de apsis van de Agathakerk van Pierre Jean Joseph Michel Cuypers junior (1891-1982). De kerk dateert van 1928. Het mozaïek in de apsis is in hetzelfde jaar aangebracht, hetgeen voor de hand ligt bij een dergelijke prominente plaats voor de eredienst (foto bvhh.nu 2014)(Zie noot 1, Rondleiding p. 2.).

Een van de dingen die me trof bij het Zandvoortse mozaïek van Lambert Lourijsen (1885-1950) was het verschil met zijn werk in het zelfde medium  bij de Sacramentskapel van de nieuwe Bavo (1923-1926).2 Op een grotendeels leeg, gouden veld staat een Calvariegroep afgebeeld, geflankeerd door twee zwevende opschriften: adoramus te – Christe – et benedicimus tibi | quia per crucem tuam redemisti mundum (wij aanbidden je, Christus, en verheerlijken je | omdat je door jouw kruis de wereld hebt gered). Wat vooral treft, is het pure en uiterst sobere karakter van dit werk, alsof we zomaar een sprong in de tijd maken en direct van 1928 doorschieten naar midden jaren ’60, na het Tweede Vaticaans Concilie. In dit opzicht herinnert het aan het koormozaïek van Piet Gerrits in de Gerardus Majella in Tilburg (1922-1933). In beide gevallen vormt de versobering het resultaat van de invloed van de Beuroner school. In De genade van de steiger heb ik uitgelegd dat de kerkelijke kunstenaars in Nederland niet zozeer de stijl als wel de mentaliteit van Beuron in hun werk hebben overgenomen.3 

Dat betekende onder andere een herinterpretatie van de oude symbolische tweedeling van het gebouw, van strijdende kerk in het schip en overwinnende kerk in koor en apsis. In dit laatste compartiment van het gebouw werden voorstellingen op een strenge, gestileerde manier toegepast: statische figuren met verstilde gezichten en gebaren tegen een egaal, liefst gouden fond. Of het nu Jan Dunselman, Piet Gerrits of Lambert Lourijsen is, dit hebben ze gemeen. Bij Lourijsen gaat het echter niet zomaar om Beuron, maar om Beuron door het filter van Jan Toorop. Want ook dat is in De genade van de steiger te voorschijn gekomen: hoe sterk het (katholieke) oeuvre van Toorop doordrongen was van Beuron en hoe superbe hij die invloed heeft getransformeerd in zijn eigen stijl.4 De manier waarop Lourijsen van dit filter gebruik maakt, herinnert aan de Roomse Haagse school: de figuren worden haast tot op het bot gestileerd, omdat men meende dat dat tot een overtuigend ascetisch resultaat zou leiden. In het koor verkeerde men immers in hemelse sferen, waarin voor aardse massa’s geen plaats was. De verheven locatie vraagt ook om gesublimeerde emoties: dus geen heftige dramatiek rond de kruisdood van Christus, maar ingehouden smart. Dit was de nieuwe kerkelijke kunst van de jaren twintig. In de kunstkritiek was hier veel waardering voor, zelfs als men van neutrale, niet-roomse huize was.5 Er gingen echter vanaf 1925 ook tegenstemmen op, met name in kringen van De Gemeenschap, waar Jan Engelman het voortouw nam. In De genade van de steiger heb ik hierover onder meer het volgende geschreven:

In 1931 maakte Jan Engelman de balans op van tien jaar kunstproductie en constateerde dat katholiek Nederland doorgeschoten was toen er eindelijk ruimte kwam voor kunstenaars ‘die zich hadden afgewend van de historische stijlen’. De ernst waarmee men had geëxperimenteerd, had geleid tot ‘veel godsdienstig bezielde kunst’, maar de nadruk lag te veel op godsdienst, meende hij niet zonder spijt. De vlam was er uitgedreven, zoals Engelman zei:

‘Zoodat vele nieuwe kerken er nu uitzien als tempels eener gewilde monumentaliteit, met beelden en voorstellingen, waarvan de soberheid vergeefs een armoede van het hart tracht te verbergen. Men heeft op kunstmiddelen [bedoeld worden die van Toorop – BvHH], die onder bepaalde omstandigheden goed zouden kunnen zijn, systemen gebouwd en verzuimd de hoogstrevende intenties vast te leggen in materie die leeft, materie die den artist gaat aankijken, biologeeren en zijn vlam doet terugslaan’.6 

Hoewel Engelmans kritiek de basis legde voor een nieuw type kerkelijke kunst, richtte ze ook schade aan. Ruimte om het kaf van het koren te scheiden was er niet, dus alles ging de container in. Dit lot heeft het oeuvre van de hiervoor genoemde kunstenaars zeker niet verdiend, zoals ook hierna zal blijken.

Lambert Lourijsen Zandvoort | Detail van de zeven watersprongen van de Calvariegroep (1928) in de Agathakerk te Zandvoort. bvhh.nu 2014.

Detail van de zeven waterstromen van de Calvariegroep van Lambert Lourijsen in de Agathakerk te Zandvoort. Foto bvhh.nu 2014.

Water

Een mooi symbolisch detail is de transformatie van de Calvarieberg, waarop het kruis staat, in de fontein van overvloed. Opnieuw komen enkele collega’s van Lourijsen langs. In de Obrechtkerk te Amsterdam combineerde Kees Dunselman in 1921 op een soortgelijke manier de vier paradijsstromen met een ander prominent thema dat met water te maken had, namelijk het dorstige hert. Oftewel, zoals hun tijdgenoot, de iconograaf Mattheaus Nieuwbarn over dit dier schreef:

‘Ook bekend symbool der vurige begeerte van de ziel naar de h. Kommunie, “gelijk een hert verlangt naar de waterbronnen” (des eeuwigen levens), vooral naar de zeven watersprongen der h. Sakramenten’.7 

Zo vloeien de zeven stromen van de genade vanuit de bron die de Calvarieberg vormt langs de lambrisering het priesterkoor in. Je zou bijna zeggen dat in het abstracte mozaïek daaronder niet – zoals gebruikelijk – de aarde lijkt te zijn weergegeven, maar de wereld onder de waterspiegel, de zee.

Collega Jan Loots

Lambert Lourijsen Zandvoort | Jan Loots, Calvariegroep in het noordertransept van de nieuwe Bavo (circa 1925). bvhh.nu 2014.

Jan Loots, Calvariegroep boven de zogenaamde Mariapoort  in het noordertransept van de nieuwe Bavo. ((Voor de benaming Mariapoort zie: Van der Boom, ‘Mozaïek Jan Loots’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift (1925) p. 294.)) Het werk werd uitgevoerd in mozaïek door de Venetiaan Victor Bonata van de firma Wilhelm in Keulen (circa 1925; de Christusfiguur werd pas in 1951 toegevoegd ter vervanging van een houten corpus). De omringende schilderingen zijn van de hand van Han Bijvoet (1952). Foto bvhh.nu 2014.

Een iets vroeger voorbeeld is de voorstelling in het noordertransept van de nieuwe Bavo van Jan Loots, circa 1925 8. Lourijsen heeft dit zeker gekend, omdat ook hij bij de kathedraal was betrokken. Het boogveld van de Mariapoort is afgezet met een tekstband waarin een zinsnede uit het Weesgegroet staat: Sancta Maria mater dei ora pro nobis peccatoribus (Heilige Maria, moeder van God, bid voor ons, zondaars). Bij de voorstelling heeft Loots het thema van de kruising en de waterbronnen verenigd met dat van de boom des levens. In de ranken – een geliefd Beuroner motief – is de tekst verwerkt die Christus aan het kruis tot zijn moeder en Johannes sprak: Ecce mater tua (zie hier je moeder). Ecce filius tuus (zie hier je zoon). De opgeheven handen van Maria verwijzen volgens een oud iconografisch schema naar haar onbevlekte ontvangenis, waarmee ook dat dogma een plaats kreeg.9

Als we kijken naar de overeenkomsten met het werk van Lourijsen, dan gaat het ook hier om mozaïek, ook hier om een Calvariegroep, ook hier om de combinatie van de fontein van de genade, met de paradijsstromen en de zeven waterbronnen. Het was kennelijk een populaire iconografische variant onder de door Beuron geïnspireerde kunstenaars in de jaren twintig. Algemeen laat de kerkelijke kunst uit deze tijd verrassende iconografische combinaties zien. Vaak komt zoiets niet uit de lucht vallen, dus het roept de vraag op of er op dat moment vanuit Rome, of dichterbij, bepaalde geloofsthema’s zijn geactualiseerd die de kunstenaar op een meer aansprekende manier aan het kerkvolk kon overbrengen. Ook hiervoor bestond onder kunstcritici veel waardering.10 

Pictor en mozaïst

Detail met de signatuur van de pictor, Lambert Lourijsen en van de mozaïst, de firma Beyer uit Keulen die dit werk uitvoerde in Venetiaans glas. (Zie noot 1, Rondleiding p. 3). Foto’s bvhh.nu 2014.

Ondertussen is er ook een duidelijk verschil tussen de mozaïeken. Terwijl Loots koos voor de firma Wilhelm in Keulen, ging Lourijsen in zee met de concurrent uit dezelfde stad, de Rheinische Mosaikwerkstätte Peter Beyer & Sohne. Omdat Loots met dit bedrijf al zijn mozaïeken zou maken, ziet het er naar uit dat de bisschop bij de keuze van de uitvoering de kunstenaar het laatste woord gunde. ((Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, p. 233.)) Op dit punt kan een parallel getrokken worden met de productie van glas-in-lood, waar over het algemeen ook sprake was van twee zelfstandige actoren bij het maakproces. Een van de weinigen in Nederland die het werk van pictor en mozaïst in één hand hield, was Anton Molkenboer, over wie ik in een later stadium kom te spreken.

De kruiswegstaties van Lambert Lourijsen in de Agathakerk zijn uitgevoerd als sectieltableaus in opaalglas. Dit laatste medium kwam op in de jaren dertig met name dankzij Joep Nicolas. Het werken in sectiel herinnert aan Toorop die op dit punt ook de kruisweg van Han Bijvoet in de nieuwe Bavo beïnvloed heeft. Bij de statie rechts staat rechtsonder het monogram van de kunstenaar en het jaartal 1949 (Zie noot 1, Rondleiding p. 6). Foto’s bvhh.nu 2014.

Maar ook over Lourijsen ben ik nog niet uitgesproken. Want behalve het mozaïek in de apsis en de Jozefkapel heeft hij later de glas-in-loodramen van de Agathakerk ontworpen (1948) en de kruisweg (1949), tevens zijn allerlaatste werk.11 Uitgevoerd als sectieltableaus, tonen de staties hoe trouw Lourijsen is gebleven aan de stijl die hij onder invloed van Toorop en Beuron ontwikkelde. Dat dit late oeuvre niet gedateerd oogt, geeft nogmaals aan hoe sterk de nieuwe kerkelijke kunst van de jaren twintig lijkt te anticiperen op de versobering van Vaticanum II.

Maar daarover vertel ik een andere keer.

;-) B(&M)

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Referenties en vervolg

Noten:

  • Met dank aan Stephan van Rijt, koster van de nieuwe Bavo, die de excursie organiseerde naar het werk van vader Joseph en zoon Pierre Cuypers in Heemstede, Aerdenhout en Zandvoort. Voor Pierre J.J.M. Cuypers zie het lemma op Wikipedia. Voor Lourijsen, die ook vermeld wordt als Lourysen en Lourijssen, zie het RKD. Voorts Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, pp. 231-233; 233-235. Alweer een aantal jaren geleden, in juli 2018, werd een kleine tentoonstelling in de Agathakerk georganiseerd over het werk van Lambert Lourijsen. Een van de organisatoren, Dick Duijves, pastor emeritus, schreef een interessant stuk over dit initiatief om het 90-jarig bestaan van de kerk te herdenken. Meer daarover vind je onder deze link. Over de kerk is een folder beschikbaar met mooie informatie: Rondleiding in de St. Agathakerk te Zandvoort.
  • Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, pp. 233-235.
  • Hubar, De genade van de steiger, pp. 243-244; 253-254: Piet Gerrits respectievelijk in Tilburg en evaluatie van onder meer de Beuroner invloed; pp. 468-469: over de Beuroner school en haar invloed.
  • Hubar, De genade van de steiger, pp. 273-306: Toorop en (onder meer) Beuron.
  • Van der Boom, ‘Mozaïek Jan Loots’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift (1925) pp. 293-295. Voorts http://wp.me/a4eh3s-E6.
  • Hubar, De genade van de steiger, p. 312.
  • Nieuwbarn, Het Roomsche kerkgebouw, p. 89.
  • Over Jan Loots zie Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, pp. 235-237. Voorts http://wp.me/a4eh3s-E6.
  • Hubar, De genade van de steiger, i.h.b. p. 255 (Beuroner motief); p. 201 (iconografie Maria onbevlekt ontvangen.. Erftemeijer e.a., Getooid als een bruid, p. 237.
  • Van der Boom, ‘Mozaïek Jan Loots’, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift (1925) pp. 293-295. Voorts http://wp.me/a4eh3s-E6.
  • Rondleiding in de St. Agathakerk te Zandvoort, pp. 2-3; 6.

In het vervolg verwacht ik nog een keer aandacht te besteden aan de volgende thema’s:

  • het Beuroner motief van de ranken: zeker in combinatie met het kruis als boom des levens en de stromen is dat op zijn beurt vrijwel zeker ontleend aan het beroemde vroegchristelijke apsismozaïek van de San Clemente te Rome, circa 1200. In De genade van de steiger verwijs ik naar het mausoleum van Galla Placida dat ook een goed referentiebeeld geeft, maar het apsismozaïek van de San Clemente staat nog dichter bij het werk van Loots (Hubar, De genade van de steiger, i.h.b. p. 255. Zie voorts het lemma over de San Clemente op Wikipedia).
  • een heel bijzondere verwerking van dit Beuroner thema laat Charles Eyck zien met zijn schilderingen in Rumpen (Brunssum) in 1929 (Hubar, De genade van de steiger, i.h.b. pp. 254-260).

Nota bene — In de voetnoten gebruik ik onder meer verkorte titels die volledig aangehaald zijn in de bibliografie van deze site.

Sociale media en erfgoed

Het bovenstaande item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Lambert Lourijsen in Zandvoort’, op: Vanhellenberghubar.org: VanHH.org/?p=1777 (2014).

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat Facebook: https://bit.ly/Facebook-VanHH2all

Ga eens kijken en deel de berichten, zodat de berichten over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Je kunt ons en andere onderzoekers ook helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina (graag de hashtags #kennisuitwisseling #kerkelijkerfgoed #bescherming #monument gebruiken).

Verkorte links van dit item: VanHH.org/?p=1777 | bit.ly/1QPcZRQ-VanHH2Org | http://wp.me/p4eh3s-sF