Grand’ parade te Soissons

Grand’ parade

Grand’ parade, de faun in de groteske van 'le petit cloître' van l'Ancienne abbaye de Saint-Jean-des-Vignes te Soissons. Foto Poul de Haan 2009.

Onbeschaamd
de dijen gespreid
wachtte de faun
de eeuwen af
steunend op zijn geslacht
een slang uit de doodskop van zijn buik

Ontdekt als groteske
in de ruïnes van het paleis
kreeg hij een plaats
op het timpaan boven
de voluut op de zuil
die de beer geleedde
De verheerlijking van de klassieken
een schaamlap
om zich open en bloot
te tonen
aan de pandgang van de abdij

Toen de tijd
zijn werk had gedaan
en ranken zijn
benen verlengden
werd het effect bizar uitvergroot
decoratief, obsceen en grotesk

Gemaskerde koppen
monsterden het resultaat
gillend grijnslachend om zoveel lef
in een sacrale ambiance
Grand’ parade

Het gedicht 'Grand' parade' in de bundel 'Poèmes de Picardie' uit 2009. Tekst en collage bvhh.nu 2009.

___________________

Grand’ parade Dit gedicht schreef ik tijdens de derde excursie die ik met Kunst der Vormen meemaakte, opnieuw in de Picardie (2009). In Soissons hadden Marjan van de Bosch en Marja Langenberg al vastgesteld waar ik dit zou moeten maken: bij het beeldhouwwerk van le petit cloître van l’Ancienne abbaye de Saint-Jean-des-Vignes te Soissons. Mijn aandacht werd direct getrokken door de ruïneuze decoratie op een van de steunberen die een wat scabreuze indruk maakte. ‘Volgens mij is het een faun’, zei ik tegen Poul de Haan die zich zette aan het fotograferen van de details. ‘Leunt hij op zijn geslacht?’, vroeg Poul wat verbaasd. Daar leek het sterk op. Nu we dankzij de scherpe foto’s de details kunnen zien komt naar voren dat de buik van de faun – jawel, hij heeft hoeven – een doodskop is waaruit een slang glijdt als geslacht. Hoe bizar kun je het bedenken.

Als het gaat om de belangstelling voor monsters is er niet zoveel verschil tussen de Middeleeuwen en de renaissance. Zoals zo vaak gebeurt in de cultuurgeschiedenis, krijgt hetzelfde beestje een andere naam. Toen men in Rome rond 1490 onder vele lagen puin de domus aurea van Nero ontdekte, raakten de kunstenaars helemaal in de ban van het stucwerk en de schilderingen die ze daar zagen. De meest vreemdsoortige mythologische wezens, monstertjes, maskers, bladmotieven en architecturale franje passeerden de revue. Nadat Rafael deze eenmaal verwerkt had in de loggia’s van het Vaticaan, was de opmars niet meer te stuiten. Wie als kunstenaar in Rome vertoefde kon niet naar huis keren zonder tekeningen van deze grotesken, die vernoemd waren naar het grotachtige karakter van de ondergrondse ruimtes van het paleis van Nero. Kijken we naar de verspreiding van dit type decoratie benoorden de Alpen, dan zijn het met name de graveurs geweest die daarin een grote rol hebben gespeeld. Bij ons heeft vooral Hans Vredeman de Vries (1527 – circa 1609) met zijn architectuurtraktaten de toon gezet. Concentreren we ons op de Franse invloed­­sfeer dan valt de naam van zijn tijdgenoot, Jacques Androuet du Cerceau (1515 –1585). De abt die le petit cloître liet bouwen liep dus helemaal in de pas met de ontwikkelingen van zijn tijd.

Toch wordt hier een vreemde boodschap afgegeven en lijkt de scabreuze faun op dezelfde manier gelegitimeerd te worden als de bekoringscènes die Jeroen Bosch rond 1500 in zijn werk opnam: om aan te geven waar het kwaad in school moest het wel afgeschilderd worden en dus werden de verleidingen zo onomwonden mogelijk op doek en paneel en in hout en steen uitgebeeld. De legitimatie school bij de faun niet alleen in de klassieke herkomst, maar ook en opnieuw in de suggestie van grens tussen goed en kwaad, het aardse en het hemelse.

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Bronnen

  • Gedicht en toelichting zijn ontleend aan Hubar, Bernadette van Hellenberg. Poèmes de Picardie. Art des formes à la recherche de structures du passé. Ressons le long/Ohé en Laak: VanHH.org, 2009. http://bit.ly/Poemes-de-Picardie.
  • Voor de achtergronden van de groteske zie onder meer
    Rackham, Don, Bernadette van Hellenberg Hubar en Karl Pesch-Konopka. Kasteel Wolfrath, Cultuur- en bouwhistorische analyse. Erfgoed in ontwikkeling 6. Ohé en Laak/Horn: Res nova, 2006. Zie Google Boeken.
  • De foto’s zijn van de hand van Poul de Haan. Hierop zijn alle rechten voorbehouden.

Ben je een keer in Soissons, ga dan eens kijken op de locatie waar dit gedicht zich afspeelt.

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2F1WQFW-Dichtwerk

Deinend …

Toen ik de Oermoeder gisteren fotografeerde – ik was gefascineerd door het effect van de achtergrond van de kersverse sneeuw – kwam de gedachte op om haar een plaatsje te geven in de serie ‘Gedicht op maandag’ (#Gom). Wat je hierna leest is een bewerking een van de items uit Oermoeder, een bundel die ik in 2009 tegen het einde van het jaar schreef. Centraal hierin staat dit robuuste, verhalende beeld dat Marij een paar maanden daarvoor had aangekocht van de Belgische beeldhouwer Wilfried Jacobs. Dat gaf me een inspiratie! Ik vind het heerlijk om gedichten te schrijven bij erfgoed en kunstwerken, zoals je hieronder kunt lezen.

Deinend in de moederschoot, uit ‘De oermoeder’. Foto bvhh.nu 2017.

Deinend in
de moederschoot
de vrouw in haar stenen foedraal
dat vloeibaar werd,
watermassa’s langs de
groeven
golven graverend in de steen
spoelend over obstakels
en slijpend en schurend en schavend
tot gladde vlakken ontstaan,
van buiten zo gaaf als
de huid van
een kind.
dat nog wacht in de vrouw
tastende handen
op de buik
voelt ze het leven
dat de kracht van het water
als golven herkent
in weeën

voortgestuwd
werd ook hij geboren
die de vrede brengt.

Deinend in de moederschoot (detail), uit ‘De oermoeder’. Foto bvhh.nu 2017.


Postscriptum — Met nog een paar weken te gaan tot Kerstmis dwarrelen als vanzelf associaties omlaag over de naderende geboorte van het ‘licht der wereld’ … uit de vrouw, wier beeldvorming zo sterk bepaald is door de archetypische oermoeder. Hierover schreef ik een verhaal onder de noemer van ‘De vrouw in het oosten’ in mijn boek over de nieuwe Bavo. Heel bijzonder wat Joseph Cuypers en de latere bisschop A.J. Callier daar hebben bedacht. Iedere dag vond hier in de Mariakapel tijdens de dageraad op symbolische de wijze de conceptie van ‘het licht der wereld’ opnieuw plaats!

Voor de toelichting bij de oorspronkelijke versie van het gedicht kun je een blik werpen in de bundel via http://bit.ly/Gedichten4all.

We gaan een mooie, contemplatieve tijd tegemoet en de sneeuw levert daar op haar manier een bijdrage aan.

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2jM0pqF-Oermoeder

Ubi sunt …

Ubi sunt

Ubi sunt | Gustave Doré

Eenmaal waren wij machtig
En leidde een sterke stamvader
het leger richting Jerusalem

Non nobis domine …

Verstard en met de ogen geloken
Zijn wij in een eeuwig staren verstomd
Onder het hemels Jeruzalem
met haar gouden muren en poorten
van edelsteen die als Apostelen
op wacht staan bij het graf

Dona nobis requiem sempiternam

Ubi sunt | screenshot van het forum voor de Cuyperscode.nl. Collage en tekst, bvhh.nu (2007)

_______________________

Post scriptum met erfgoedraadsel — Het gedicht Ubi sunt schreef ik zowat op de kop af tien jaar geleden voor de Cuyperscode, een erfgoedspel dat we met mijn vorige bedrijf Res nova hadden ontwikkeld in het kader van Cuypersjaar 2007 voor het voortgezet onderwijs in Roermond en omgeving. Het plaatje eronder laat een schermafdruk zien van de oorspronkelijke publicatie op het spelforum. Het doet een beetje denken aan het Droste-effect*, maar dat is het toch niet. Zie je wat er ontbreekt?

Het gedicht was bedoeld om op een versluierde manier te helpen om een van de puzzels van de code op te lossen. Ook al gaat het spel binnenkort off line – vanwege de verouderd interface – ik ga niet verklappen waarover het gaat. Laat ik er een miniraadseltje van maken. Het gaat om de combinatie van wat Doré op deze staalgravure laat zien, Roermond en de naamgever van het spel. Probeer daar een gemene deler in te vinden en dan kom je er wel. En ja, in het gedicht staan belangrijke aanwijzingen.

Ubi sunt is overigens een prachtig dichterlijk thema dat slaat op de heimwee naar het verleden, kort samengevat in de vraag ‘Waar zijn ze gebleven …’, de tijden van weleer, de grote figuren die het verschil maakten. En het is universeel. Althans dat denk ik omdat ik me herinner hoe Bertus Aafjes dit verwerkte in een van zijn verhalen over de Japanse rechter Ooka.*

Met het werk van Gustave Doré* kwam ik voor het eerst in aanraking als middelbare scholier. Wat me destijds erg verbaasde was het negatieve oordeel over zijn werk. Wie het schreef weet ik niet meer, maar ik herinner me een opmerking in de trant van dat Doré geen diepte aan zijn onderwerpen vermocht mee te geven en dus het gebrek aan inhoud compenseerde door de formaten op te blazen. Dat raakte me, omdat ik zijn meeslepende, verhalende taferelen geweldig vond. Later zou ik me tijdens mijn studie kunstgeschiedenis realiseren dat – ook – dit een tijdsbeeld was, niet dat van de kunstenaar, maar van de scribent. En wie zal het zeggen … misschien ligt in dat besef wel de kern van engagement voor ondergewaardeerde kunstenaars die onder meer leidde tot acties voor het behoud van het werk van Cuypers en de oprichting van het Cuypersgenootschap.

Wat betreft het onderwerp van de gravure, het idealiseren van de kruistocht is een typisch fenomeen van de herontdekking van de middeleeuwen in de negentiende eeuw die in Nederland nauw verbonden was met de katholieke emancipatie. Een van de belangrijkste exponenten hier was Cuypers’ zwager, J.A. Alberdingk Thijm die onder meer historische romans over middeleeuwse figuren schreef. Wat ik aan de voorstelling zo frappant vind is dat ze niet buiten, maar binnen – in een grote kerk – is gesitueerd. Toch word je in eerste instantie op het verkeerde been gezet door het portaal linksonder in het beeld en de erker met het balkon voor de bisschop met zijn gevolg. Grappig genoeg hebben we in Nederland een kerk waar vergelijkbare erkers zitten, maar waar ook alweer …

Natuurlijk werden de kruisvaarders geromantiseerd. Het klonk allemaal zo mooi en verheven, strijders voor het geloof. In werkelijkheid hebben zich de meest afgrijselijke taferelen afgespeeld die nauwelijks verschilden van wat IS in deze eeuw op zijn geweten heeft.* Wie zich van de kruistochten een indruk wil vormen, kan ik aanbevelen het indringende boek De bekeerlinge (2016) van Stefan Hertmans te lezen.

Om het effect van de spoiler te voorkomen is hieronder als locatie van dit item de plattegrond van Roermond rondom het Cuypershuis geplaatst, dat een behoorlijk grote rol speelde in de Cuyperscode. En ja, ook dit is een hint.

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Verwijzingen

Dit item kan geciteerd worden als Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Ubi sunt | Gedicht op maandag (#Gom)”. VanHellenbergHubar.org (blog), 2007; 2017. http://bit.ly/2hkfrmj.

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2zPXnaj-VanHH2Org

Gedicht op maandag | #Gom op Twitter

De serie ‘Gedicht op maandag’ #Gom kan direct op twitter bekeken worden via deze link.

Wat ik daar nu toch mee wil, met dit soort gedichten, lees je hieronder naar aanleiding van mijn eerste bundel ‘Assez de place’ (2008).


Mijn eersteling*

Ik liep er al een hele tijd mee rond, voordat ik me waagde aan mijn eerste bundel gedichten – Assez de place pour être heureux – die ik schreef tijdens een excursie in de Picardie met het gezelschap ‘Kunst der vormen’ in 2008. De titel is ontleend aan de tekst die Marjan ons tijdens een briefing voorlas, waarin de regel voorkwam: ‘Pense qu’il faut si peu de place pour être heureux’. Wat mij betreft, was er op de plek waar we waren ‘assez de place pour être heureux’. Ik heb het als een gunst ervaren om zowel in ambiance als gezelschap zoveel inspiratie te vinden dat mijn droom werkelijkheid werd. De ‘notice explicative’ bij de gedichten ben ik gestart met een soort beginselverklaring die niets van haar kracht verloren heeft:

De gedichten zijn het resultaat van vrije associatie en zijn in de kiem vaak in enkele minuten op locatie tot stand gekomen, waarna het tijdrovende schaafwerk en het wikken en wegen van subtiele woordschakeringen volgde. Bij de opzet ervan heb ik vanwege de beoogde relatie met de ‘kunst der vormen’ geen enkele poging gedaan me los te maken van mijn discipline als kunsthistoricus. Ook al deed zich hier niet de noodzaak voor om mijn interpr taties wetenschappelijk te onderbouwen, om ze te kunnen geven – hoe verdicht ook – moest ik een beroep doen op mijn individuele schatkamer aan beelden en woorden. Daar schuilt natuurlijk ook een pracht van een paradox achter die ik graag bewaar voor een volgende keer.

Net zoals architectuur – en de kunst in het algemeen – kunnen gedichten vanuit verschillende lagen gelezen worden. Dat geldt al helemaal als er ook nog een plaatje bij zit. Het bleek een spannende worsteling te zijn om een goede onderlinge groepering te vinden tussen de twee media. Bij een gedicht op locatie zijn woord en beeld immers onverbrekelijk met elkaar verbonden. Eigenlijk gaat het om een soort stripverhaal en dan staat zo’n zin er zonder figuratieve ondergrond maar naakt bij.

Bij deze stripgedichten bestaat de eerste laag van de interpretatie uit datgene wat iedereen er zelf van maakt. En dat kan iets heel anders zijn dan ik bedoelde. Dat is niet erg. Zoals de kunstfilosoof Jacques de Visscher ooit met de nodige verve beweerde, is de bestemming van de kunst niet de maker zelf, ‘maar het publiek, en dat bijgevolg de zaak van het begrijpen van een kunstvoorwerp niet in de eerste plaats bij de maker ligt die dit dan buiten het werk om aan de toeschouwer als aangesprokene dicteert’. Kunstwerken zijn niet aansprekelijk omdat ze ‘in de particulariteit van de wereld van de maker’ gevangen zitten, maar juist omdat ze steeds weer ‘nieuwe verhalen genereren’. Het staat ieder dus vrij er van te maken wat men wil, zoals ik met mijn vrije associatie eveneens heb gedaan. Maar de meeste mensen blijken daar wel een handvat bij te kunnen gebruiken. Vandaar dat ik enige achtergrondinformatie bij de gedichten geef.

En zo ben ik dat blijven doen.

Meer weten over de gedichten die ik vanaf 2006 schreef? Volg dan deze link.

;-) B.

Omslag gedichtenbundel 'Assez de place' (2008) | Gedicht op maandag #Gom
De eerste bundel met erfgoedgedichten op locatie was ‘Assez de place’.

* Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2fEzLO1-Assez

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Salomé

Salomé, gedicht uit Assez de place pour être heureux (2008)

Salomé (2008)

Ach, Salomé! Wie ooit de avant-gardistische opera uit 1904 van Richard Strauss heeft gezien zal Salomé nooit meer vergeten. Ook hiervoor verwijs ik naar Wikipedia, waar de opera (gecomponeerd naar een roman van Oscar Wilde) toegelicht wordt. Hier voldoet het verhaal dat de dans van Salomé leidde tot de onthoofding van Johannes de Doper die we in een volgend gedicht terug zien keren.

In de linteau van het portaal zijn twee sterk verweerde vrouwenfiguren te zien, waarvan de gekruiste benen het beeld van een dans oproepen. In Nederland komt dit onder meer voor bij het beeld van de Oudtestamentische rechter Samuel in het Bergportaal van de Sint- Servaaskerk te Maastricht dat in de jaren 1880 door Cuypers werd gerestaureerd. Hiermee wordt een tweede betekenis onthuld, want de gekruiste benen duiden ook op macht en wel meer in het bijzonder op rechtspraak.* De associatie met Johannes door de prachtige kop in de gevel links van het portaal transformeerde het vrouwenbeeldje in mijn hoofd tot Salomé die haar oordeel danst en aan de overzijde zichzelf gespiegeld ziet. Dat spiegelen krijgt een commentaar in de laatste zin — Dieu se fait connaitre (God laat zich kennen), die ieder voor zich kan interpreteren, de een cynisch, de ander mild. Ik zag de woorden staan op het aanplakbord voor de kerk en kon me niet ontrekken aan de meervoudige betekenis die hierachter schuilgaat.

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Postscriptum

Dit gedicht met de uitleg er onder komt uit mijn eerste bundel en is hier geplaatst in het kader van het initiatief Gedicht op maandag | #Gom.

Voor de titelbeschrijving en meer achtergrondinformatie over de iconografie van de gekruiste benen:
  • Hubar, Bernadette van Hellenberg. Assez de place pour être heureux. Art des formes visite la Picardie. Gedichten op locatie. Ohé en Laak: VanHH.org, 2008. http://bit.ly/2yS3tYj-Assez
  • Meder, Theo. “Hoed en voet”. Meertens.knaw.nl, z.j. http://bit.ly/2fH06e2.
  • Jong, E. de, A.J.J. Mekking, A.M. Koldeweij, en A. van Run. “Een studie over het bergportaal en de bergpoort van de Sint Servaaskerk te Maastricht”. Publications de la société historique et archéologique dans le Limbourg 113 (1977): 34–192.
Dit item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Salomé, gedicht uit Assez de place pour être heureux (2008)”. VanHellenbergHubar.org, 2008; 2017. http://bit.ly/2kfN4cz.
Verkorte link: http://bit.ly/2kfN4cz

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Primair tussen de kleuren

Primair

… Primair | Chemelot of verdwaald in een Mondriaan (2016)?

Het canvas grauw bepleisterd
tussen lucht en asfalt
druilerig wit en grijs
Op weg naar een entr’acte
in een primair palet
drijven
we groen gehelmd
een Mondriaan binnen
tussen rood en blauw en geel
van buizen, leidingen, platen.

Zacht deinend op de vloer
dobberen groene boeien
dan ontsnapt er een
en nog een, alweer een
op een eigen koers
botsend tegen de kleuren.

Felle vlakken als ‘n huls
van machinaal geluid
kaatsen ‘t ritme naar ‘t centrum
witte toets in ‘t palet
stuwt weerbarstig groene druppels
tot ‘n murmelende stroom
weg van ‘t stationair geruis
lost het doek op.

Probus Rura et Mosa bij Chemelot. Foto Steef Stevens 2016.

_____________

Post scriptum — Dit gedicht ontstond spontaan, toen we met mijn Probusclub Rura et Mosa op bezoek waren bij Chemelot, een excursie georganiseerd door Jaap de Kluijver. Een van de onderdelen betrof een fabriek, waar stoom werd opgewekt. Iemand riep, het lijkt wel Centre Pompidou, maar ik had heel andere associaties. Voor mijn gevoel gingen we een Mondriaan binnen, en het grappige was dat we indringers in meer opzichten waren, want Mondriaan verfoeide groen in de tijd dat hij bezig was met zijn inmiddels klassieke werken. De primaire kleuren stonden centraal, ingekaderd door allerlei gradaties van neutraal wit, grijs en zwart.

De collage is gemaakt met foto’s van Steef Stevens (wil je me vinden, zoek dan de op hol geslagen sjaal) en reprovrije foto’s van het werk van Mondriaan op Wikimedia Commons.
Op Wikipedia is trouwens een heel aardig lemma over Piet Mondriaan te vinden.

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Verkorte link: http://bit.ly/Primair-292

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Atomen | Medersa Ben Youssef in Marrakesh

Atomen

Atomen | Een van de lichtkoepels van de Ben Joesoef Madrassa | Medersa Ben Youssef te Marrakesh (gebouwd circa 1570, gerestaureerd in 1950). bvhh.nu 2014.

Gestapelde leegte in de ajoure decoratie van de lichtkoepel van de Medersa. Foto bvhh.nu 2014.


Wie oft bin ich zurückgekehrt
in de medersa van Marrakesh
zoekend naar dat deel
van mezelf dat achterbleef
bij de laatste tocht
verloren in een spel van vormen
eindeloos gefragmenteerd
en zo vaak weer opgesplitst
dat atomen zich hier
tonen met leegtes
van subtiel formaat
ingekaderd in een raster

als een kosmos in het klein
de finesse onbenoembaar
vingertoppen filigrein.

Atomen | Gestapelde leegte in de ornamenten van de Ben Joesoef Madrassa | Medersa Ben Youssef te Marrakesh (gebouwd circa 1570, gerestaureerd in 1950). Foto bvhh.nu 2014.

Steeds verder worden de ornamenten verfijnd en gedifferentieerd in de Ben Joesoef Madrassa | Medersa Ben Youssef te Marrakesh (gebouwd circa 1570, gerestaureerd in 1950). Foto bvhh.nu 2014.

______________________

Post scriptum — En ik moest terug naar de Ben Joesoefmadrassa, want ik was iets van mezelf verloren. Ik voelde me als Goethe die maar niet los kwam van de kathedraal van Straatsburg, waar hij de gotiek ontdekte, zoals ik hier de Arabische bouwkunst ontdekte: ‘wie oft bin ich zurückgekehrt, diese himmlisch-irdische Freude zu genießen’.*

Maar hij was niet de enige die langskwam. In gesprek over de Unvollendete van Joseph Cuypers bij de nieuwe Bavo attendeerde de plebaan van de nieuwe Bavo, Hein Jan van Ogtrop, me op deze strofe uit een gedicht van Rainer Maria Rilke:

Wir bauen an dir mit zitternden Händen
und wir türmen Atom auf Atom.
Aber wer kann dich vollenden,
du Dom.*

Daar wordt een mens toch stil van!

B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Bronnen en verdere informatie

De * in de tekst hierboven verwijst naar de volgende bronnen:

Ben je in Marrakesh, dan moet je zeker een kijkje gaan nemen bij de Medersa Ben Youssef:

Dit item kan geciteerd worden als Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Atomen | Medersa Ben Youssef”. VanHellenbergHubar.org (blog), 2014. http://bit.ly/1Ot8yLZ-VanHH2Org.

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/1Ot8yLZ-VanHH2Org

← Terug naar de hoofdpagina!