Clemens Merkelbach van Enkhuizen

Clemens Merkelbach van Enkhuizen — De nieuwsbladen kopten het al: Clemens Merkelbach van Enkhuizen schenkt zijn Bredase oeuvre aan Stedelijk Museum Breda en dit wordt gevierd met een tentoonstelling die loopt tot en met 23 februari 2020. Het thema is ‘Verstilling en verandering’: je komt oog in oog te staan met de ingrijpende afbraakprocessen die Clemens heeft vastgelegd van kerken van de architecten Cuypers* en hun leerlingen, zowel in Breda als in zijn latere woonplaats Amsterdam. Maar ook het verdwenen landschap van Gageldonk bij Prinsenbeek (Breda) komt in beeld.

Wat was de bijdrage van ons bureau? Het positioneren van dit deel van zijn oeuvre in de context van de verschillende relevante kunsthistorische stromingen. Dat was spannend werk, want als erfgoedspecialisten zijn we nog maar net begonnen met het waarderen van werk dat niet tot de avant-garde behoort, zoals dat van Clemens. Ook wij leren hierdoor opnieuw te kijken en ons gereedschap te ijken. Daarbij bots je ook tegen je eigen vooroordelen aan. Een mens wordt altijd wat kriebelig als de zoveelste verwijzing naar Vincent van Gogh langs komt. Kun je een groter cliché bedenken? Heeft die kunstenaar niet zelf genoeg in huis om het zonder zo’n gewilde opwaardering met Van Gogh te doen? In dit geval zaten we er goed naast. We spreken anno 1958 en de voorganger van Stedelijk Museum Breda organiseert een tentoonstelling over Van Gogh. Hier komt Clemens als jonge man van nog geen twintig voor het eerst direct in aanraking met het werk van Van Gogh, in al zijn kleurrijke en haptische weelde. En dat heeft een verpletterende indruk op hem gemaakt. Keer op keer komt hij terug, ook om anderen rond te leiden en in zijn enthousiasme te laten delen. 

De andere bijdrage die we hebben geleverd was het schrijven van de tekstbordjes van de tentoonstelling. In 60 woorden aan de toeschouwer uitleggen waar het om draait in het werk wat hij ziet, is echt een hele uitdaging! We komen er nog op terug!

Down memory lane — Voor Bernadette was dit project ook nog een trip down memory lane, zoals ze hieronder vertelt:

Het was een heerlijk project om aan mee te werken. Curator Linda Eversteijn* en ik kennen elkaar van Museum aan het Vrijthof. Ze zag de naam Cuypers staan, toen ze zich ging inlezen in haar project over Clemens. ‘Cuypers, mmm … Bernadette’; en zo kwam er iets moois op mijn pad. Het toeval wil dat ik Clemens in de jaren tachtig al heb leren kennen toen hij het dubbelportret schilderde van mijn oom en tante op het Geudje in Ohé. Ons gesprek ging al heel snel over Cuypers en om een lang verhaal kort te maken … Clemens maakte een prachtige tentoonstelling in het huidige Cuypershuis met behulp van zijn tekeningen en zijn collectie objecten uit de gesloopte kerken; dat was bij gelegenheid van het eeuwfeest van het Rijksmuseum in 1985. Peter van Dael die ook aan de Bredase expositie meewerkt, hield destijds een mooie inleiding. Dat gaat hij 17 augustus bij de officiële feestelijkheden in Breda weer doen. Zo wordt de cirkel gesloten.*

Nieuwsgierig geworden? Lees dan verder in het bericht hieronder dat het museum aan de pers heeft verstrekt.

Stadsblad 2-8-19, Clemens Merkelbach, B

Breda is een stad die op een verrassende manier rijk is aan kunst en cultuur, zoals we hebben ontdekt bij ons project #KunstinBreda. Als je naar de tentoonstelling gaat, wandel dan eens een van de kerken binnen die we behandeld hebben, zoals de kathedraal of de Begijnhofkapel. Heb je meer tijd, ga dan de Laurentiuskerk bezoeken van het Ginneken, ontworpen door Joseph Cuypers en Jan Stuyt. Zeer de moeite van een bezoek waard!

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Verwijzingen
  • De volledige titel luidt: Kuilman, Dingeman, Linda Eversteijn, Peter van Dael, en Bernadette van Hellenberg Hubar. Clemens Merkelbach van Enkhuizen. Verstilling en verandering | Stillness and change. Breda: Stedelijk Museum Breda, 2019.
  • We spreken tegenwoordig over de architecten Cuypers, omdat inmiddels gebleken is dat zowel Pierre J.H. Cuypers en zijn zoon Joseph Th.J. Cuypers, als Joseph Th.J. Cuypers en diens zoon Pierre J.J.M. Cuypers op zo’n manier hebben samengewerkt dat van een dubbel of zelfs drievoudig auteurschap gesproken kan worden. Een markant voorbeeld is de zogenaamde kathedraal van Amsterdam, de Willibrordus buiten de Veste, die Clemens tijdens de sloop heeft getekend. De oostpartij was van Pierre J.H. Cuypers, schip en transept van zijn zoon Joseph en de vieringtoren van Pierre J.J.M. Cuypers.
  • Linda Eversteijn heeft haar eigen bedrijf DichtbijKunst en werkt in opdracht van musea en andere instellingen aan tentoonstellings- en collectieprojecten, kunsteducatie en workshops/trainingen rondom mindfulness en kunst.
  • Deze tekst is gebruikt voor verspreiding van dit bericht op de sociale media. Over de tentoonstelling in het Cuypershuis verscheen een artikel in Heemschut 1985 (pp. 174-175).
Sociale media en erfgoed

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB

Ga eens kijken en ‘like’ onze pagina, zodat de berichten over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Je kunt ons en andere onderzoekers ook helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina (graag de hashtag #ClemensSMB gebruiken).

Verkorte link van dit item: bit.ly/2M6JQFt-VanHH2Org

Sociale media 2019-2020 | Greep uit de berichten

Collectie Bern4dette/VanHellenbergHubar.org

Selectie 2019

Oproep Eric Hennekam in verband met hosting toegangen op de historische archieven | 9 juni 2019

Bekijk ook de reacties!

Tekstbanden met bloemmotieven in de HH. Laurentius- en Elisabethkathedraal te Rotterdam, gerestaureerd door Davique.nl | 12 mei 2019

Directe link

Nota bene — De kennisuitwisseling hierover volgt!

En toen waren ze weg | Jom Hasjoa op 2 mei en Dodenherdenking 4 mei 2019

Directe link

Idem op LinkedIn (directe link):

Wim Eggenkamp ontving de penning van verdienste van de gemeente Haarlem | 26 april 2019

Directe link.

Herbert van hasselt | 14 april 2019

Directe link.

Terug naar de hoofdpagina!

Haptisch erfgoed

Lambrisering van reliëf tegels in de Jacobskerk in Den Bosch van de architecten Joseph Cuypers en Jan Stuyt (1905). Foto: bvhh.nu 2014.

Lambrisering van reliëf tegels in de Jacobskerk in Den Bosch van de architecten Joseph Cuypers en Jan Stuyt (1905). Foto: bvhh.nu 2014.

Wat heeft een betegelde lambrisering te maken met haptisch erfgoed? Of liever gezegd, bestaat er wel zo iets als haptisch erfgoed? Dat gevoel had ik wel toen ik weer eens een bezoekje bracht aan de Jacobskerk in Den Bosch, van de architecten Joseph Cuypers en Jan Stuyt (1905). Daar bevindt zich in de zijbeuken een prachtige lambrisering van reliëftegels, sowieso al een bijzonder fenomeen. Als je er met je vingers overheen strijkt kun je de lijnen – wat zeg ik, de bladnerven – volgen. Een mooie haptische ervaring die het kijkgenot vergroot.

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de ‘vormelijke’ beïnvloeding van de art nouveau op de religieuze kunst en vice versa. Ondanks de weerzin van Cuypers senior tegen de ‘vermicellistijl’, valt op dat in de decoraties van de firma Cuypers & Co rond 1900 vloeiende lijnen doordringen. Het gaat dan vaak om monogrammen en symbolische figuren. In de Jacobskerk herken je ze in de lijnen van de de langstelige bloem, waaraan zowel leliën als rozen ontspruiten. Gaande naar beneden ontvouwt zich een spitse piramide van een in elkaar geslingerd motief met sterk gestileerde bladeren en wortels volgens een module van driehoeken. Daartussen bevinden zich passiebloemen die in een bolvormige structuur zijn gevat. En dit alles gebeurt dan ook nog in tamelijk ongewone kleuren die haast in elkaar overvloeien: tertiaire tinten groen, blauw, geel, bruin en weinig rood, waarbij op de bladeren vlammende toetsen zijn aangebracht. In een woord, bijzonder. Maar het blijft toch dat haptische gevoel van de sterke lijnen onder je vingers dat dit kijkspel afmaakt.

gelde lambrisering onder de kruisweg in de Urbanuskerk van Jospeh Cuypers in Nes aan de Amstel (1889-1891).

Betegelde lambrisering onder de kruisweg in de Urbanuskerk van Joseph Cuypers in Nes aan de Amstel (1889-1891). Foto: auteur (2014).

Hoe de ideeën van met name Joseph Cuypers qua stijl en haptiek gewijzigd zijn, valt op als je de lambrisering uit de Jacobskerk vergelijkt met die van zijn Urbanuskerk in Nes aan de Amstel: ook hier de afwisseling van lelies en passiebloemen, volgens hetzelfde ritme als in de Jacobskerk, maar daar houdt de gelijkenis toch wel mee op. De kleuren zijn helder gedefinieerd ten opzichte van elkaar, met diep donkergroen, warm rood en okergeel, terwijl de zacht getinte kruiswegscenes tegen een diepblauw fond zijn geplaatst. Opvallend is de rol van het wit in de kleding van Christus en in de bloemkronen. Cuypers en Stuyt hebben in Den Bosch weliswaar dezelfde module gebruikt, maar het ontwerp in veel vloeiender lijnen en in een afwijkend palet uitgevoerd. Dat wil niet zeggen dat in Nes iedere golvende lijn ontbreekt, helemaal niet. Juist in de doopkapel, waar vanouds het element water centraal staat, zien we onder de als ornamenten gecomponeerde golven Jugendstillijnen verschijnen in de sierlijk wuivende leliën.* Er valt kortom nog heel wat te ontdekken als het gaat om de toegepaste kunst van de firma Cuypers & Co.

Meer zien? Ga dan eens kijken bij het Nederlands tegelmuseum, waar de kruisweg van de firma Cuypers & Co, afkomstig uit de gesloopte Amsterdamse kerk De Liefde, wordt bewaard. Op dit moment (mei 2018) is deze te zien in de oudste nog bestaande Cuyperskerk, in Kranenburg bij Vorden.*

Wordt vervolgd!

B.
Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Verwijzingen

  • Zie het item over Joseph Cuypers en de Urbanuskerk.
  • “Thematentoonstelling | Heiligenbeeldenmuseum Kranenburg”. Heiligenbeeldenmuseum, 2018. http://bit.ly/2KIjrd9 | http://bit.ly/2rnC5Pt-Evernote.

Dit item kan geciteerd worden als Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Haptisch erfgoed”. VanHellenbergHubar.org (blog), 23 mei 2014. http://bit.ly/1Ot6tzB.

De verkorte link is http://wp.me/p4eh3s-qq | http://bit.ly/1Ot6tzB

< Door naar de nieuwe Bavo!

Matthieu Wiegman schildering in de Obrechtkerk

Nota bene — Het fragment uit het boek volgt na deze kleine terugblik op de aanbieding van het boek aan Henk van Os in 2013.



Heilig Hart schildering van Matthieu Wiegman in de Obrechtkerk te Amsterdam. De centrale Christusfiguur met het heilig Hart wordt omringd door engelen die de passiewerktuigen dragen (1930). Foto RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2012.

Bij de presentatie van De genade van de steiger, november 2013, kreeg Henk van Os het eerste exemplaar aangereikt vanwege zijn inzet voor de restauratie van de schilderingen in de Obrechtkerk te Amsterdam. Hij was aangenaam verrast door het boek, zoals ook uit bijgaand signalement in Kunstschrift blijkt.

Over de heilig Hartschildering van Matthieu Wiegman vertelt Van Os:

Toen ik in 1990 voor het eerst in die kerk kwam samen met wijlen Wim Beeren, overviel me de totale onverschilligheid waarmee een halve eeuw lang met de kunst in die kerk was omgegaan. Een kapel met muurschilderingen van Otto van Rees – een van zijn belangrijkste werken – was volledig ontmanteld. De schilderingen waren grotendeels overgeschilderd. Schilderingen van Matthieu Wiegman en anderen waren vrijwel verdwenen onder het vuil. Wim en ik knielden tijdens de misviering voor een Christusgestalte met zo veel zoutuitbloei (die eufemistische benaming heb ik uit het boek gehaald!) dat zijn gelaat bijna onzichtbaar was geworden.

Wat Van Os betreft, is de moraal van het verhaal:

Misschien zal er niet veel van de monumentale kerkelijke kunst uit het interbellum overblijven. Eén ding is zeker: zo’n voortreffelijk boek als dit helpt om de winter van verguizing en verwaarlozing door te komen. Deze kunst is dankzij dit boek waardig gebleken kunstgeschiedenis te worden. En ook nog goede en interessante kunstgeschiedenis. Ooit zal de geschiedenis van de kunstproducten van de negentiende en twintigste eeuw geheel bevrijd worden van de letterlijk verwoestende vooroordelen die het modernisme met zich mee heeft gebracht. Aan dat proces van vrijmaking levert dit werk van Bernadette van Hellenberg Hubar en kompanen een belangrijke bijdrage.

Het boek is inmiddels uitverkocht!

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Fragment uit ‘De genade van de steiger’ (pp. 422-423)


Heilig Hart schildering Matthieu Wiegman in de Obrechtkerk te Amsterdam uit 'De genade van de steiger' (2013). Screenshot bvhh.nu 2014.
De pagina met de Heilig Hart schildering van Matthieu Wiegman in de Obrechtkerk te Amsterdam uit ‘De genade van de steiger’ (2013). Screenshot bvhh.nu 2014.

7.5.4 Reflectie op de beeldspraak

In de inleiding van dit hoofdstuk werd al opgemerkt dat Wiegman op een eigen manier invulling gaf aan de traditionele iconografie door deze te transformeren tot persoonlijke duidingen en dragers. Van de manier waarop hij dat deed, wist hij ook anderen te overtuigen, zoals blijkt uit zijn gesprek met de sociale priester Henricus Poels die onder de mijnwerkers in Limburg werkte. Aalmoezenier Poels bezocht met een aantal van hen in 1929 de tentoonstelling die Jean Adams op Rolduc had georganiseerd:

  • ‘Hij zei toen tegen zijn mijnwerkers: “De kunstenaar was vast dronken toen hij deze schilderijen maakte!” Matthieu, die op de tentoonstelling aanwezig was, hoorde dit, ging naar PoeIs toe en stelde zich voor als de schilder van deze werken. “Wat U vertelt over mijn dronkenschap”, zei Matthieu, “zou ik graag willen toelichten”. Zo wees Matthieu hem op het spel van de muggen in het zonlicht; het spel van de paring en het rythmisch spel van de vruchtbaarheid. “De kunst”, zo ging Matthieu verder, “is het rythmisch spel van de vruchtbaarheid van alles wat leeft, het rythme van de drift en [423] met die drift kristalliseert de kunstenaar een hogere wereld”. Toen vroeg Mgr. Poels: “Waarom schilder je de bloemen die daar staan niet precies zoals ze zijn?” Matthieu antwoordde: “Waarom zegt U in uw gebeden tot Maria: Geestelijke Roos, Toren van David, Deur des hemels, Morgenster? Bent U dan niet even dronken als ik? Ook U stijgt met die woorden boven Uzelf uit, U wordt een dichter, die met de beeldspraak zijn gevoelens onder woorden brengt!” Toen zei Poels: “Wiegman, je hebt een tien!” “ja”, ging Matthieu verder: “De doelstelling van de kunst is een moeilijk onderwerp. Een boom kun je tweeërlei zien: als een zakelijk object waar je planken uit kunt zagen, maar ook als een verbinding tussen hemel en aarde. De doelstelling van de kunst is zwarter dan zwart en witter dan wit, dus uitersten. Dan hindert het niet of je heiligen of appeltjes schildert!”’[152]

Niet alleen onthult het antwoord van de schilder de fel zinnelijke en puur metafysische visie op de kunst, die ook Engelman en Maritain graag naar voren brachten, maar ook de rol van de beeldspraak bij het vertolken van gevoelens. Of die beeldspraak nu traditioneel en talig van inhoud was, of dat zij een beroep deed op letterlijk klassieke sentimenten als de pathos, of dat ze berustte op het intuïtieve stemmingsteken dat de kunstenaar uit de ritmische driften van de natuur naar boven haalt, maakte voor Wiegman niet uit. Voor beide, heiligen én appeltjes, ritme én drift, het apollinische en het dionysische, het klassieke én het barokke, en vooral niet te vergeten, het optische en het haptische is plaats.[153] Zijn werk in de Obrechtkerk vormt daar een bijzondere getuigenis van. Deze paragraaf wordt dan ook afgesloten met de apotheose van Wiegman in de H. Hartkapel (1930) (afb. 361).

De H. Hartkapel vormt als ruimte eigenlijk niet meer dan een apsidiool in de noordoostelijke transeptarm. Wiegman buitte hier de ronding van de concha uit die benadrukt wordt door de belijning van de penseelstreken in de factuur van de achtergrond. De beschouwer ervaart de centripetale kracht van de holling door de bijna minimalistische compositie. Deze start met de figuren links en rechts aan de voet, die als het ware de voorhoede vormen van de kerkgangers rond het altaar. Zij leiden het oog naar het hart van de apsidiool waar Christus, zwevend in de concaaf, op een bolvormige kosmos is weergegeven. Rond is het aureool om zijn hart, rond is zijn nimbus, terwijl de engelen om hem heen cirkelen in een ovaal die deels in goudachtige en deels zilverachtige schakeringen is weergegeven. Alles is erop afgestemd om de bezoeker dit concave universum binnen te trekken, waarin de onvoorwaardelijke – mystieke – liefde centraal staat. De opzet daarvan legde Wiegman aan Poels uit in het hierboven gegeven citaat. De kunstenaar brengt in een persoonlijke, religieuze beeldspraak – stemmingsdragers – zijn gevoelens bij dit thema over, waarbij hij zuiver ‘schilderlijk’ te werk gaat, om een term van Engelman te gebruiken, en zich optimaal van de architectonische ambiance bedient om de toeschouwer te bereiken. In dit werk heeft Wiegman de barokke opmaten op superbe wijze tot klassieke rust gesublimeerd. De beoogde, intieme sfeer van devotie, van mens tot God, was bereikt.

 


Postscriptum

Voor een beter begrip van de tekst hierboven, is het handig om de inleiding van dit hoofdstuk te lezen, waarin een herzien beeld wordt geschetst van de expressionisten in de monumentale kunst. Dit wordt gedragen door de criteria die met name uit het kunstkritische onderzoek van hoofdstuk 4 naar voren kwamen.

Noten
  • 152) Worm en Wiegman, Matthieu, pp. 105, 180
  • 153) Voor dat laatste zie paragraaf 5.6.3 Aardse en hemelse stijl: Riegls dichotomie.

De verkorte titel verwijst naar de bibliografie in het boek.