Ze zijn zich van geen kwaad bewust en staan verbaasd om zich heen te kijken Naakt als in het paradijs Mooi van lijf en leden Blij … maar waren ze niet dood? Kijk daar en daar en daar Familie, geliefden en die daar … Zijn dat mijn kindskinderen?
Maar veel tijd voor verbazing is er niet. De wind steekt op en met iedere vlaag … trompetgeschal Engelen uit grimmiger tijden Hun gewaad in scherpe knipplooien met in hun handen de weegschaal, overgedimensioneerd … neemt Michael de mensheid de maat De schroeiende hitte van de hellemond voelbaar
Centraal in het gewelf de wereldrechter
Gods zoon zonder twijfel met ‘n poker face sierlijk gebarend naar links en rechts
scheidt hij de goeden van de kwaden
na voorspraak van moeder en doper de genade voorbij …
_______________________________
De genade voorbij
Twee jaar geleden was het ‘De wonderlijke klim’ in Den Bosch, vorig jaar (2018) gooide Alkmaar er nog een schepje bovenop met ‘De klim naar de hemel’.* In het ene geval de aardse microkosmos, in het andere geval het einde der tijden.* Ik was er met ons kwintet, Wim Eggenkamp, Eduard Kimman, Harrie-Jan Metselaars en Gert van Kleef, welke laatste nauw betrokken was bij de organisatie van ‘De klim naar de hemel’ en de feestelijkheden rond het 500-jarig bestaan van de Grote Laurenskerk. Een geweldige ervaring om hoog boven het dak van de kerk te wandelen en over het golvende patroon van de geschubde leien naar de stad te kijken. En dan de stap naar binnen … oog in oog met het Laatste Oordeel van Jacob Corneliszoon van Oostsanen (1519): schilderingen op een houten gewelf die normaal ver boven je uitstijgen en waarvan de details door de afstand en speling van het licht aan je oog ontsnappen. Een geweldige ervaring daar boven op de steigers, zoals je kunt zien aan de laatste foto’s in de diaserie.
Steigers … mijn fascinatie voor steigers houdt nooit op. En waarom dat is? Misschien wel omdat je je eigenlijk in het luchtledige bevindt, even houvast hebt op plaatsen waar buiten alleen vogels kunnen komen, scherend over een dak of langs rijzige gevels; en binnen hooguit de rook van kaarsen of de klanken van het orgel. Eigenlijk bestaat de plek waar je op de steiger staat niet.
Het thema op zich hoeft iconografisch nauwelijks introductie, zeker niet na de belangstelling die het werk van Jeroen Bosch in het jubileumjaar 2016 heeft ondervonden. Met mijn gedicht volg ik de driedeling van het gewelf in de zaligen (links), de voltrekking van het oordeel (midden) en de verdoemden (rechts), waarbij Maria en Johannes de Doper als voorsprekers zijn afgebeeld.
De genade voorbij | Portret van Jacob Corneliszoon van Oostsanen (c. 1472/77-1528/33), door zijn atelier in Amsterdam, c. 1533. Herkomst Rijksmuseum, objectnumber SK-A-1405.*
Restauratiegeschiedenis | Slepen met een gewelf
Restaurator Willem Haakma Wagenaar heeft tijdens de restauratie van 2003 tot 2011 een artikel geschreven voor de nieuwsbrief van de stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen, de Jacobsbode, waarin hij de lotgevallen van het houten gewelf beschrijft. Ook hier manifesteerde zich de ‘educatieve roofzucht’ van het rijk (lees het hoofd van de afdeling Kunsten & Wetenschappen van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Victor de Stuers en zijn rijksadviseur, Pierre Cuypers). Tussen 1885-1886 werd geregeld dat het gewelf beetje bij beetje naar het Rijksmuseum getransporteerd werd in ruil voor subsidie om een nieuw houten beschot aan te brengen. Los van de discussie over hoe je met dit soort kunst om moet gaan – conserveer je heel terughoudend of streef je naar een evocatie van het origineel – is het voor mij heel interessant dat twee schilders die ik behandeld heb in ‘De genade van de steiger’, gevraagd werden de schilderingen in orde te maken. In eerste instantie, 1902-1904, was dat Jan Dunselman, bevriend met Joseph Cuypers, die vooral bekend is geworden van de uitmonstering van de Nicolaaskerk te Amsterdam.* Mede doordat de houten drager werd ingekort om het gewelf in het Rijksmuseum te kunnen plaatsen, heeft Dunselman er vrij veel aan moet doen.
Als gevolg van gewijzigde inzichten verdween het houten gewelf uit de opstelling van het Rijksmuseum: directeur Frans Schmidt Degener had niet veel op met de educatieve visie van Cuypers en De Stuers, noch met hun belangstelling voor monumentale kunst. Daar kwam bij dat de toeschrijving inmiddels veranderd was van Jacob Corneliszoon naar zijn broer, Cornelis Buys, waardoor de kunsthistorische waarde van het oeuvre kennelijk daalde. Om kort te gaan, het gewelf werd opnieuw gecompartimenteerd en teruggebracht naar Alkmaar, waar het moest wachten tot 1940 om weer op zijn oude plek hersteld te worden. Ditmaal was het Gerhard Jansen die aan de slag ging. Over hem is Haakma Wagenaar nog minder enthousiast dan over Dunselman, vooral vanwege het gebruik van vernis. Ook al zou vandaag de dag – terecht – niemand dat meer doen, Gerhard Jansen was bepaald geen amateur. Hij had grote ervaring als restaurator en als kerkschilder. Toen Antoon Derkinderen aan het experimenteren was met het schilderen direct op de muur, deed hij dat onder meer met Gerhard Jansen in de Doopkapel van de Nicolaaskerk van Jutphaas (1904). Uiteindelijk is dat het enige oeuvre in dit genre dat van Derkinderen behouden bleef, die overigens ook voor het technische kunnen van Jan Dunselman grote waardering had. Het zou goed zijn als tijdens zo’n grote restauratie meer onpartijdig gekeken zou kunnen worden naar de ingrepen van voorgangers, waardoor ook andere aspecten van hun inmenging in het licht komen te staan. Dat maakt gewoonweg deel uit van de geschiedenis van het kunstwerk in kwestie, die nu voor een groot deel is weggepoetst, zoals onder meer uit de aanpak van de Christusfiguur blijkt. Daarnaast vergroot zo’n onderzoek de kennis over de technische vaardigheden van in casu Dunselman en Jansen en die komt weer van pas op het moment dat hun werk wordt hersteld. In het geval van de eerste hebben de laatste decennia al grote conserveringsprojecten plaatsgevonden, met name door Rob Bremer en Wil Werkhoven.*
De genade voorbij | Daantje Meuwissen legt uit waarom het Laatste Oordeel van de hand van Jacob Czn van Oostsanen is. Screenshot van het artikel in de Jacobsbode uit 2009.
Tekenachtig schilderen
Ik noem Derkinderen hier ook, omdat er sprake is van een opvallende synchroniciteit tussen zijn stijl en die van Jacob Cornelisz. van Oostsanen: beiden hadden een tekenachtige manier van schilderen, zoals specialist Daantje Meuwissen bij Van Oostsanen ontdekte en ik bij Derkinderen. Of dat helemaal op toeval berust is zeer de vraag. Derkinderen kende dat andere monumentale werk van Van Oostsanen dat naar het Rijksmuseum was overgebracht, heel goed: het beschilderde houten gewelf van Warmenhuizen dat zich in de ‘kapel’ van de Oefenschool bevond op het terrein. De bedoeling was dat hij dit zou restaureren, maar daar is het door de moeizame verstandhouding met Cuypers en De Stuers niet van gekomen. Wel had Derkinderen als voorbereiding daarop het hele gewelf in 1892 onderzocht en uitgetekend.* Algemeen was de belangstelling voor dit type werk in de tweede helft van de negentiende eeuw groot, zowel bij onderzoekers als kunstenaars: Cuypers’ zwager, J.A. Alberdingk Thijm, Derkinderens docent aan de Rijksacademie, noemt het voorbeeld van Naarden bij zijn transcriptie van de biblia pauperum die hij in 1866 publiceerde. Een van de meest indrukwekkende uitwerkingen van het onderliggende systeem van corresponderende voorstellingen uit het Oude en het Nieuwe Testament uit de late negentiende eeuw is de kruisweg in de Amsterdamse Nicolaaskerk van Jan Dunselman (1891-1898).*
Reformatie
Een van de vragen die steeds weer opkomt bij middeleeuwse kerken die in protestantse handen zijn overgegaan, is waarom dit soort werken de beeldenstorm ontsprong. Dat geldt niet alleen voor schilderingen als deze die op een vrij onbereikbaar niveau zaten, maar ook voor zestiende-eeuws glas in lood zoals in de Oude Kerk van Amsterdam. En wat te denken van het altaarstuk van Jacob van Heemskerck (1538-1542) dat pas na de reformatie, in 1581, naar Zweden ging en nu weer even in de Alkmaarse Grote Laurenskerk te zien is. Tegenwoordig gaat men er vanuit dat dat heeft te maken met de invloed van de schenkers van deze kunstwerken die vaak op de betreffende werken staan afgebeeld. Ook de elite ging om naar het nieuwe geloof, maar dat betekende niet dat hun kostbare investeringen te grabbel moesten worden gegooid. Of dit een urban legend is of gebaseerd is op onderzoek, heb ik niet direct kunnen achterhalen. Indien deze verklaring klopt, dan zal die ondogmatische opstelling vast tot discussies hebben geleid tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’. In dat geval hebben we aan het stedelijke patriciaat het behoud van bijzondere kunstwerken te danken van een generatie die bij het grote publiek nog maar weinig bekendheid geniet. Des te meer reden om naar Alkmaar te gaan voor ‘De klim naar de hemel’.
;-) Bernadette
Bronnen en verdere informatie
De * in de tekst hierboven verwijst naar de volgende bronnen (deels opgemaakt met Zotero). De volledige inhoud van de afgekorte titels is te vinden in de bibliografie op deze site.
‘De klim naar de hemel’ is mogelijk tot en met 8 oktober 2018!
Voor mijn gedicht naar aanleiding van ‘De wonderlijke klim’ volg deze link.
Gegevens Rijksmuseum: ‘workshop of Jacob Cornelisz van Oostsanen, Portrait of Jacob Cornelisz van Oostsanen (c. 1472/77-1528/33), Amsterdam, c. 1533′, in J.P. Filedt Kok (ed.), Early Netherlandish Paintings, online coll. cat. Amsterdam: hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.8170 (consulted 27 August 2018). Permalink via deze URL.
Deze noot verwijst naar:
Haakma Wagenaar, Willem. “De gewelfschilderingen van de Laurenskerk in Alkmaar (I en II)”. Jacobsbode, nieuwsbrief van stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen 4–5 (2005): 1–5; 2–4. bit.ly/2BKjK6M-Oostsanen. Haakma Wagernaar voerde de restauratie uit met Edwin van den Brink.
Over de toeschrijving aan J.C. van Oostsanen zie het overtuigende artikel van: Meuwissen, Daantje. “Het plafond van de Laurenskerk in Alkmaar: de hand van de meester”. Jacobsbode, nieuwsbrief van stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen 8 (2009): 3-5. bit.ly/2BKjK6M-Oostsanen
De term ‘educatieve roofzucht’ komt van Wies van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden, pp. 117-129.
Deze noot verwijst naar:
Haakma Wagenaar, “De gewelfschilderingen van de Laurenskerk”, p. 4.
Over Jan en zijn broer Kees Dunselman, zie met name Hubar, Tussen Gabriel en Michael (2018), pp. 53-69, waarin de bevindingen in Hubar, De genade van de steiger, pp. 178-208, zijn aangevuld en bijgesteld. Dit was met name mogelijk door de toename van het aantal dagbladen in Delpher.nl en de toegang tot Kerkcollectie Digitaal van het Catharijneconvent. Zie ook de errata op deze site.
Deze noot verwijst naar:
Haakma Wagenaar, “De gewelfschilderingen van de Laurenskerk”, pp. 4-5. bit.ly/2BKjK6M-Oostsanen. Over de oorsprong van de aanwezige Christusfiguur is Haakma Wagenaar onduidelijk. Niettemin besloot hij deze te vervangen door een figuur waarvan het hoofd ontleend is aan de doek van Veronica op een van de andere gewelven in de Laurenskerk. Behalve dat ik hier bedenkingen tegen heb, heb ik iconografisch twijfel bij de inwisselbaarheid van het ene en het andere type. Dit is een kwestie die ik nog een keer wil voorleggen aan Daantje Meuwissen.
Haakma Wagenaar, Willem, en Edwin van den Brink. De gewelfschilderingen in de Laurenskerk van Alkmaar gerestaureerd, 2003-2011. z.pl. (Alkmaar), 2011. bit.ly/2oeUb4n-Oostsanen
Hubar, De genade van de steiger, pp. 44 (Jutphaas), 335-336 (Gerhard Jansen), 187-190 (Jan Dunselman). Rob Bremer en Wil Werkhoven hebben onder meer de Nicolaaskerk te Amsterdam gerestaureerd (Jan Dunselman), de Obrechtkerk te Amsterdam (Kees Dunselman), de Jozefkerk te Noordwijkerhout (Kees Dunselman) en de Agathakerk te Lisse (Jan en kees Dunselman).
Deze noot verwijst naar:
Het hiervoor geciteerde artikel van Daantje Meuwissen.
Voor Warmenhuizen: Wies van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden, pp. 126-129.
Deze noot verwijst naar:
Hubar, De genade van de steiger, met name pp. 44 (abusievelijk staat hier 1861 in plaats van 1866), 189 (Jan Dunselman).
Thijm, “De harmonieën van het Oude en het Nieuwe Testament in de beeldende kunst, Biblia Pauperum”, p. 433.*
Het thema van Thijm en de biblia pauperum heb ik verder uitgediept in mijn boek De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 84-86, waarop een voorschot is genomen met dit webartikel over de glazen van vader en zoon Cuypers in de apsis van de nieuwe Bavo.
Meer weten over de gedichten met de achtergrondverhalen die ik schrijf? Surf dan naar dit item.
In Alkmaar kun je de hemel niet meer beklimmen, maar dat moet je er niet van weerhouden de Laurenskerk alsnog een bezoek te brengen!*
Bijgewerkt 4/11/19
Verkorte link van dit item: bit.ly/2ocXr07-VanHH2Org
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
De opzet van de mirrors van if then is now is ideaal om te laten zien hoe actueel ‘t verleden is. Dat wordt ook duidelijk uit mijn eersteling die je kunt vinden onder deze link: http://bit.ly/2g4EuZd.
Behoorlijk confronterend, zeker als je bedenkt dat vorige week in de pers stond dat de inventaris van mijn oude parochiekerk in Tilburg – Margarita Maria Alacoque (1922) – momenteel verscheept wordt naar Polen.
Ondertussen heb ik een kleine hommage gebracht aan Wies van Leeuwen die in 1985 de sloop van de Dominicuskerk van Pierre J.H. Cuypers in Alkmaar documenteerde en het Cuypershuis in Roermond, waar spolia van dit monument tentoongesteld worden.
Ga het lezen, ga het zien!
B.
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Topic spolia in #kerkverhalen maakt deel uit van de mirror ‘De kerk als buit’ die ik in 2016 schreef voor het platform Ifthenisnow.eu. Ook de hieronder gehanteerde indeling in algemeen, tijd en plaats, is daaraan ontleend.
We zijn inmiddels vijf jaar verder: het aantal kerksluitingen is gestegen. Veel ervan zijn rijksmonumenten die worden herbestemd wat betekent dat interieurstukken voor een deel verdwijnen. Een centraal registratiesysteem van wat er is en waar het naar toegaat, is er nog altijd niet. Niemand pakt de handschoen op, ook de RCE niet die over beschermde rijksmonumenten en hun interieurs gaat.1 En zo keert de wal het schip!
…
Algemeen: sloopafval of buit? Toeval of bewust?
Spolia zijn buit, maar niet zomaar buit. Het zijn de vaak kostbare restanten die na een veldtocht geroofd of meegenomen werden en later verwerkt zijn in een gebouw of voor de inrichting van een heiligdom. Op een gegeven moment slaat het begrip ook op overblijfselen die hergebruikt zijn. De vroegchristelijke kerken van Rome zitten er vol van! Vooral basementen, zuilen en kapitelen, afkomstig uit vervallen of verwoeste tempels, waren populair. Ook Nederland kent dit soort voorbeelden, waaronder de Romeinse elementen in de O.L. Vrouwekerk van Maastricht en de Barbarossakapel van Nijmegen.2 In dat laatste geval werd zeer waarschijnlijk de boodschap afgegeven dat de keizer zich als directe erfgenaam van zijn illustere Romeinse voorgangers beschouwde. Heel anders is het gesteld met de sloop van kerken vanaf circa 1970. Dan wordt alles te gelde gemaakt wat ook maar iets waard is, vaak alleen al om de sloopkosten te drukken. Een diaspora van kerkelijke kunst is het gevolg.
Tijd: van alle tijden! Schaarste en overvloed
Spoliatie treffen we al aan in het Oude Testament, bij de bouw van de tabernakeltent voor de ark van het verbond, waarvoor de schatten uit Egypte, de spolia Ægyptiorum, werden omgesmolten.3 Door de schaarste aan bouwmaterialen was het vroeger sowieso gebruikelijk om materiaal uit gesloopte gebouwen te hergebruiken. Kijken we naar kerken dan zien we een stijgende lijn van spoliatie met vanaf de eerste golf kerksluitingen in de jaren 1970. Het glas in lood van de Dominicuskerk in Alkmaar (ontworpen door Pierre J.H. Cuypers in 1863 en gesloopt in 1985) verdween om een nieuwe bestemming te krijgen in Amerikaanse kerken.4 Maar ook dichter bij huis vonden vormen van spoliatie plaats. In Roermond liet het Cuypershuis een basement, zuil en kapiteel van deze kerk in de pandgang van het museum opnemen. Zo is tenminste één voorbeeld van de rijke bouwsculptuur van deze Cuyperskerk voor het publiek behouden gebleven.5
Plaats: de kleine Eusebius op de wereldmarkt
Spoliatie is alleen mogelijk als er een voorraad is aan her te gebruiken materiaal. En daarvan is voldoende, zoals blijkt uit de lotgevallen van de inboedel van de Kleine Eusebiuskerk uit Arnhem (gesloopt in 1990).6 De inventaris is opgeslagen met als waarschijnlijke doel Japan: ‘Ze bouwen daar de Notre Dame en de San Marco na als attractie’, vertelde de opkoper.7 Bij dit voorbeeld van spoliatie zal het niet blijven. Veel kerken worden gesloten en herbestemd of gesloopt. Zo komen uitmonsteringen vrij, die nergens naartoe kunnen omdat een centrale opslag ontbreekt. Het Catharijneconvent probeert te bemiddelen, maar beperkt zich grotendeels tot kleine, roerende objecten, heeft nauwelijks aanbod en loopt zo met een grote boog om de eigenlijke problematiek heen.8 De provincie Limburg heeft een depot voor glas in lood opgericht, maar dat is slechts een deel van de inventaris.9 Opkopers vullen onvermijdelijk het gat in de markt.
Op de achtergrond
De pandgang van het Cuypershuis, ontworpen door Joseph Cuypers, met een zuil basement en kapiteel uit de Dominicuskerk (1863-1866) van Pierre J.H. Cuypers. Hij staat hier opgesteld tussen gipsen voorbeelden van bouwsculptuur. Foto bvhh.nu 2015.
De handel in spolia die al vanaf de oudheid bestaat, heeft er vanaf het laatste kwart van de vorige eeuw een nieuwe dimensie bijgekregen door de sloop van kerken en de verhandeling van hun uitmonstering. Zelf kwam ik daar voor het eerst mee in aanraking tijdens de sloop van Cuypers’ Dominicuskerk in Alkmaar in 1985, als secretaris van het Cuypersgenootschap. Als bestuur raakten we daar in een veel te laat stadium bij betrokken en voor ons restte dan ook niet veel meer dan fysiek afscheid nemen van dit bijzondere oeuvre van de naamgever van ons genootschap. De keren dat we er waren viel ons op hoe mooi de kerk ondanks de verregaande onttakeling nog was. Toen het feitelijke moment van sloop dichterbij kwam, kwamen ook telefoontjes van diverse figuren en organisaties die geïnteresseerd waren in de spolia: de een vanwege het cultuurhistorisch belang, de ander omwille van het gewin. Wies van Leeuwen heeft toen bij wijze van requiem een uitgebreide fotoreportage gemaakt en een vlammend betoog geschreven voor De Sluitsteen.
‘En hoe beschamend is die sloop zelf! Tientallen Alkmaarders kunnen zien hoe het van buiten grijs verweerde kerkgebouw als het ware openbreekt als een kleurige bloem die nog eenmaal in alle rijkdom van kleur haar bogen, pijlers, kapitelen en het veelkleurige baksteenmozaïek toont. Naast de ruïne en op een stukje industrieterrein liggen de bewaarde onderdelen: gebroken kolommen, hardstenen goten en geblutste kapitelen. Want zachtzinnig gaat het allemaal niet. Tijd is geld. Beschadigde kapitelen kosten 150 gulden, gave 500 gulden, gewelfschotels 150 gulden. De glasramen gaan naar Amerika. Wat niet verkocht kan worden, wordt vermorzeld. De noordbeuk heeft men laten instorten. De kapitelen zijn met een grijper in een container gegooid en op een hoop gekiept. Het puin wordt op oernederlandse wijze gebruikt voor het op delta-hoogte brengen van de dijk bij Wieringen’.4
Bij de opkopers bevond zich ook ons lid, de steenhandelaar Martien Mol uit Schoorl, die verschillende zuilen, kapitelen en basementen wist te bemachtigen. Daar ben ik nog altijd blij om, ook al was het toen schrale troost. Op die manier is één stel behouden gebleven in het Cuypershuis te Roermond, dankzij wijlen Harrie Tillie, de toenmalige directeur, die daar achteraan ging.5
De kleine Eusebiuskerk in Arnhem, gesloopt in 1990. Van te voren werd onder meer het glas in lood weggehaald. Foto Beeldbank RCE-P. van Galen 1990.
Na een nauw verwante lijdensweg als de Dominicuskerk deed zich vijf jaar later de volgende casus voor: de afbraak van de kleine Eusebius te Arnhem ontworpen door H.J. van den Brink in zogenaamde stukadoorsgotiek (1864-1865).6 Ondanks een realistisch herbestemmingsplan van architect Egbert Hoogenberk, dat we als Cuypersgenootschap steunden, vond men ook hier sloop lucratiever dan behoud. Ditmaal geen grof geweld, maar dissectie van het gebouw en zijn uitmonstering, waarvan de laatste stukken in 2016 wachtten op verscheping naar Japan.7
Er zijn ook positieve voorbeelden, zoals de herbestemde Annakerk in Breda laat zien. Ook daar is niet alles in situ behouden – er zullen altijd keuzes gemaakt moeten worden – maar de preekstoel, de glazen en de schilderingen bleven in het zicht. Waar de pijn in zit, is wat als handelswaar uít het zicht verdwijnt. Hier zullen de verantwoordelijke partijen met elkaar afspraken over moeten maken om een registratie op te zetten waardoor duidelijk is wat waarheen gaat én om rijp en groen van elkaar te scheiden. De kans is groot, dat we anders opnieuw zullen beleven hoe kunst die – meestal achteraf – van nationale betekenis bleek, uit ons land verdween.
B.
Bronnen
Zie ons artikel: Hubar, Bernadette van Hellenberg en Marij Coenen. “De mantel der bescherming. De Laurentiuskerk van Joseph Cuypers en Jan Stuyt als toetssteen”. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 14 (2021): 15-23, onder deze link.
Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. ‘De Ark van het Verbond en de ‘spolia Ægyptiorum’’. Vitruvius, onafhankelijk vakblad voor erfgoedprofessionals 13 (2020): 20–23. http://bit.ly/Bernadette2all-Vitruvius
Over de sloop van de Dominicuskerk van Alkmaar:
Leeuwen, Wies van, ‘Wandalisme, afbraak in Alkmaar’, in: De Sluitsteen, Bulletin van het Cuypers Genootschap 1 (1985), pp. 2-7.| http://bit.ly/2fsaaW8.
Het verhaal over de Japanse markt voor spolia van onder meer de kleine Eusebiuskerk is ontleend aan de site van de handelaar in kerkelijke goederen Fluminalis: fluminalis.com | http://bit.ly/2eZRVrL-fluminalis.
Dit item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘#Kerkverhalen | topic spolia’, op: vanhellenberghubar.org, http://bit.ly/2foGuww (2016).
Een eerdere versie verscheen het op ifthenisnow.eu onder de verkorte link: http://bit.ly/2f4Bvkq
Verkorte link van dit item: https://bit.ly/2foGuww-VanHH2Org
Dit jeugdwerk van Joseph Cuypers in Sas van Gent, de Maria Hemelvaartkerk uit 1891-1892, is sinds 2013 onttrokken aan de eredienst en is inmiddels herbestemd tot overdekte markt, horeca en kantoren voor start ups. Een groot deel van de uitmonstering, waaronder de originele beelden en meubels, is verdwenen. Het glas in lood uit het atelier Frans Nicolas & Zonen te Roermond en Hendrik Coppejans te Gent is nog aanwezig en valt onder de bescherming van de kerk als Rijksmonument. Helaas zijn er voorbeelden te over, waarbij die bescherming met voeten is getreden. Screenshot 2016 van de site van kindtenbiesbroeck.nl.
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Op 12 mei 2016 is een eerste bijeenkomst geweest in de Laurentiuskerk te Alkmaar rond het thema: De kerk in het midden. Hoe je met verhalen kerkelijk erfgoed helpt, georganiseerd door ithenisnow.eu en vanhellenberghubar.org. Hiermee is de start gemaakt met de ontwikkeling van een virtuele community rond kerkelijk erfgoed op if then is now, met het idee om de onzichtbare musea – die kerken vaak blijken te zijn – bekend te maken bij een groot publiek. Als er één groep monumenten gebaat is bij de bevordering van erfgoedtoerisme, dan wel deze. De komende jaren zullen steeds meer kerken moeten kiezen voor integrale herbestemming of aanvullende functies, waarvoor het belangrijk is om publiek te trekken. Profileren is dus het motto.
Op deze pagina is door middel van de inhoudsopgave hierboven het volgende toegankelijk gemaakt:
Het beeldmateriaal van de bijeenkomst en van de kerk op deze items is ter beschikking gesteld door Anton van Daal.
Voor een algemene indruk van if then is now als platform voor erfgoed, cultuur en toerisme, surf naar ifthenisnow.eu.
Wel eens een QR-code naar een kerkverhaal gevolgd? Probeer het eens met deze:
Met deze ludieke actie is 12 mei een start gemaakt om de 2.0-generatie te verbinden met al die religieuze artefacten die het verleden ons als erfgoed heeft nagelaten.
De Laurentiuskerk te Alkmaar (1849-1861) van Pierre J.H. Cuypers (foto bvhh.nu 2016).
12 MEI 2016 komen in de Laurentiuskerk te Alkmaar (1859-1861) van P.J.H. Cuypers erfgoedverhalenvertellers bij elkaar. We hebben een select gezelschap van een kleine dertig mensen, waardoor een mooie interactie kan plaatsvinden. Natuurlijk is er nog ruimte voor geïnteresseerden, dus als je erbij wilt zijn …
De Alkmaarse Cuyperskerk is overigens van 1 april tot 1 november elke vrijdag open van 10.30 tot 16.00 uur (Verdronkenoord 68, 1811 BG Alkmaar).
Menno Heling van het verhalenplatform voor cultuur, erfgoed en toerisme if then is now en Bernadette van Hellenberg Hubar nodigen je uit voor een bijeenkomst op donderdag 12 MEI 2016 in de Laurentiuskerk te Alkmaar, met als titel ‘De kerk in het midden’. Wat is de bedoeling?
Menno liep al enige tijd rond met het idee om voor if then is now iets meer met het thema kerken te gaan doen. Als er één groep monumenten gebaat is bij de bevordering van erfgoedtoerisme, dan wel deze. De komende jaren zullen steeds meer kerken moeten kiezen voor integrale herbestemming of aanvullende functies, waarvoor het belangrijk is om publiek te trekken. Profileren is dus het motto. Dit geldt niet alleen voor de lange termijn, maar ook tijdelijk. Een recent voorbeeld is het streven in het herbestemmingsprogramma van de provincie Noord-Holland naar ‘pop-up activiteiten’ in leegstaande gebouwen. Door middel van verhalen wil if then is now mensen warm maken, ideeën genereren en bezoekers werven. Bij die verhalen kan het zowel gaan om specialistische informatie (artikelen, biografische informatie, points of interest) als om oral history. En zo laat if then is now rond dit onderwerp een heuse community ontstaan.
Voor de volledigheid: if then is now biedt niet alleen een platform voor deze verhalen. Het gaat veel verder. Door de sociale media in te zetten heeft if then is now een groot bereik. Zo promoot deze organisatie tentoonstellingen van musea als Hermitage in Amsterdam en CODA in Apeldoorn, maar ook nieuws van de buitenplaatsen in Gelders Arcadië voor Regionaal Bureau voor Toerisme Arnhem/Nijmegen.
Bernadette is vanaf de oprichting van het Cuypersgenootschap in 1984 bezig met religieus erfgoed. De afgelopen jaren heeft ze onder meer gewerkt aan het boek: De genade van de steiger, monumentale kerkelijke schilderkunst uit het interbellum en, naar aanleiding van de restauratie van de nieuwe Bavo, Ad orientem | Gericht op het oosten.* Al enige tijd schrijft ze blogs voor het platform if then is now, de ene keer laagdrempelig, de volgende keer wat meer diepgaand. Ze zou graag wat meer specialisten in haar netwerk hierbij willen betrekken, vooral omdat er veel kennis aanwezig is die vaak niet verder komt dan een beperkte groep. Dat komt met name, doordat veel deskundigen te weinig vertrouwd zijn met de mogelijkheden van internet. Daar is veel winst te behalen: voor schrijvers om hun kennis over te dragen en te delen, voor het publiek om geïnformeerd te worden. Doordat lezers op de blogs kunnen reageren en ze op hun beurt weer delen, raakt de informatie steeds verder verspreid.
Menno en Bernadette hebben de koppen bij elkaar gestoken en deze middag georganiseerd om te kijken of het mogelijk is de krachten te bundelen. Vandaar deze uitnodiging die primair gericht is aan het eigen netwerk om de belangstelling te peilen en afspraken te maken. Toegang is gratis.
Programma (start om 13.00 uur):
12:30 | Inloop met koffie en thee
13.00-13:15 | Welkomstwoord door wethouder Anjo van de Ven, belast met onder meer cultuur en erfgoed, ons welkom in de kerk. Zij heeft een sterke visie op de toekomst van kerkelijk erfgoed die onder meer gepubliceerd is op het platform Toekomst religieus erfgoed.
13.15-13:50 | Menno Heling: inleiding over if then is now (opzet, samenwerking door community-building, slagkracht, samenwerking e.d.)
13.50-14:00 | Vragen
14:00-14:40 | Bernadette van Hellenberg Hubar: sociale media voor kennisverspreiding
14:40-15:00 | Vragen en pauze
15:00-15:30 | Menno Heling: hoe plaats je een blog op if then is now? Wat voor soorten blogs kent het platform? Een korte presentatie.
15:30-16:00 | Vragen en slotgesprek.
16:00 Rondleiding en borrel
Bij de rondleiding zal op drie locaties uitleg worden gegeven:
David Mulder zal in het noordertransept vertellen over de recent herontdekte schilderingen van Alexander Kläzener die bij de verplaatsing van het orgel tevoorschijn kwamen.
Cuypers’ biograaf Wies van Leeuwen zal in het schip uitleg geven over de Laurentiuskerk als een vroeg werk van Pierre J.H. Cuypers.
Bernadette van Hellenberg Hubar zal in het zuidertransept een paar aspecten van de bouwiconografie bespreken en enkele voorstellingen op het heilig Bloedaltaar van J.H. Tonnaer.
Ben je verhinderd? En wil je toch graag mee doen om verhalen van kerken onder een groter publiek te verspreiden? Geen nood, maar geef het wel even door, dan ontvang je een schriftelijke instructie, en uiteraard een uitnodiging voor een volgende bijeenkomst.
De schildering van Alexander Kläzener (1886) op de triomfboog in de Laurentiuskerk te Alkmaar van Pierre J.H. Cuypers (1859-1861). Heel bijzonder is het houten tongewelf, waarmee Cuypers op de genius loci inspeelde. Herkomst: Gert van Kleef, ‘De schilder Alexander Kläzener’, p. 5.
Gert van Kleef, De schilder Alexander Kläzener en de Sint Laurentiuskerk te Alkmaar, Alkmaar 2014 | http://bit.ly/23JRsxe
Eddo Carels, ‘Renovatie monumentale kerkbanken Laurentiuskerk’, op toekomstreligieuserfgoed.nl, http://bit.ly/1QbHknd (2016).
Foto’s in de kop:
De Laurentiuskerk te Alkmaar (foto BvHH, 2016).
Pierre J.H. Cuypers, De Laurentiuskerk te Alkmaar met de geplande westtoren (ontleend aan Gert van Kleef, De schilder Alexander Kläzener, p. 2).
De Catharinakerk te Den Bosch van Jan Stuyt, met schilderingen van Jan Oosterman, is sinds de zomer van 2015 gesloten. Wat kan het verhaal bijdragen aan de herbestemmingsplannen? (Foto RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder).
De kapel van Joannes de Deo bij het Westeindeziekenhuis in Den Haag, ontworpen door F. Nieuwerkerk (1935), met schilderingen en glas in lood van Augustijn Hermans. Deze wordt tegenwoordig onder meer gebruikt voor amateur podiumkunsten (BvHH 2011).
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Onze website gebruikt cookies voor een optimale ervaring. VanHellenbergHubar.Org vraagt de gebruiker om hiermee akkoord te gaan door op 'Accept' te klikken.AcceptRead More
Privacy en cookies ingevolge de AVG
Privacy Overview
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may affect your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.