Prikbord met lezingen et cetera uit de JCC

Prikbord met lezingen — Welkom bij het prikbord met de stukken die Joseph Cuypers over zijn vak of naar aanleiding van het onderwijs, de vakorganisatie, sociale kwesties et cetera geschreven en/of voorgedragen heeft! 

Joseph Cuypers 159 jaar. Collage en tekst bvhh.nu 2018-2020.

Lezingen, concept artikelen, ingezonden stukken, drukproeven en studies van Joseph Cuypers

Joseph Cuypers schreef graag en veel. Dat laatste zou je niet zeggen op basis van het aantal nummers hieronder, maar je moet bedenken dat dit het topje van de ijsberg is; veel van de stukken zijn door de jaren heen verloren gegaan, niet in het laatst omdat zijn vrouw Delphine noodgedwongen opruiming hield, toen ze aan het einde van de Tweede Wereldoorlog even noodgedwongen verhuisden van Roermond naar Meerssen.* Overigens wordt het beeld van de schrijvende architect bevestigd door segment aan artikelen, lezingen en wat dies meer zij in het Cuypersarchief in HNI te Rotterdam. Samen bieden de stukken een Roermond en Rotterdam een divers beeld van artikelen, redactionele voorwoorden, lessen, voordrachten, ingezonden stukken en een enkele publicatie. Voor een deel zijn deze in kaart gebracht op Wikisource. 

De terugkerende aanduiding hieronder van GAR, JCC, v.n. staat voor Gemeentearchief Roermond, Joseph Cuypers Collectie, voorlopig nummer.

Hieronder volgt de inhoudsopgave!

__________________

GAR JCC v.n. 150 | RK Volksbond Roermond

Stukken betreffende de voorbereiding, de verslaglegging en het vervolg van de lezing gehouden voor de R.K. Volksbond te Roermond (1897). Met retroacta en postacta (1893-1897)

Notabene — Betreft een pleidooi voor een eigentijds herstel van het gildesysteem. In de lezing zijn krantenknipsels geplakt over kieswet en kiesgerechtigden. Het krantenartikel van na de lezing van 7 februari 1897 heeft titel noch datum. Bij de retroacta onder meer het adres van architecten en het bouwvak aan de gemeente Amsterdam (1893). Bij de postacta het artikel ‘Over Patroonsverenigingen’ van G.W. Konings in De Katholiek van 1898 (vermelding Leo XIII, R.K. Volksbond (zie v.n. 151), R.K. Gildenbond (zie v.n. 22). Joseph Cuypers spreekt in de lezing over zichzelf als een ‘Romundsje jong’; in de krant wordt dit in het Nederlands omgezet! Dat Joseph Cuypers Roermonds sprak blijkt ook uit v.n. 85.

PS | Sluit opvallend aan bij een lezing over het gildensysteem die zijn vader een jaar eerder hield in het R.K. Patronaat in Maastricht.

__________________

GAR JCC v.n. 145 | Lezing Stockholm

Lezing Stockholm met retroacta, 1916-1918

Notabene — De bewaarde krantenknipsels (namen niet zichtbaar) van een lezing over ‘Het wezen der architectuur’ (met lichtbeelden) van december 1916 (Den Haag, Academie van Beeldende Kunsten) doen vermoeden dat Joseph Cuypers deze heeft gebruikt voor het schrijven van een lezing in het Frans voor Stockholm. Op de omslag staat tweemaal in zijn handschrift Stockholm, in pen en potlood. Voorts in potlood: ‘Geschikt voor Rio de Janeiro’. ‘Nederland in den vreemde/’ ‘1917-18?’. De vermelding van Rio de Janeiro kan te maken hebben met de poging van zijn jongste zoon Charles op daar werk te vinden. Op de site/in de inventarissen van NHI/Nai met betrekking tot het architectenbureau, de kunstwerkplaatsen en de persoonlijke archieven van leden van de familie Cuypers zijn geen gegevens over de reis naar Stockholm te vinden.

PS | Je vindt de site/inventarissen in de bibliografie van deze collectie onder HNI/Nai.

__________________

GAR JCC v.n. 144 | Lezing Sorbonne te Parijs

Lezing Sorbonne te Parijs over stedenbouw en architectuur in Amsterdam, georganiseerd door het Centre d’Études Franco-Hollandaises op verzoek van de Parijse universiteit, 1924

Notabene — Joseph Cuypers heeft zich vanaf de Woningwet van 1902, waarin stedenbouwkundige uitbreidingsplannen voorgeschreven werden, actief beziggehouden met stedenbouw en verschillende van dat soort plannen op zijn naam staan. In de lezing behandelt hij onder meer het Plan Zuid van H.P. Berlage in Amsterdam, dat op dat moment al ver gerealiseerd was. Berlage blijkt een jaar eerder voor dit gremium een lezing verzorgd te hebben over Nederlandse bouwkunst. Secretaris van het centrum was onder meer J.A. Pollones. Andere sprekers dat jaar waren professor J.A.G. van der Steur (TH Delft), Jan Kalf, professor T.K.L. Sluyterman (T.H. Delft), M. Wibaut en M. Verkruysen. Waarschijnlijk wordt met M(eneer) Wibaut F.M. Wibaut bedoeld, die als wethouder veel voor de stadsontwikkeling en volkshuisvesting in Amsterdam heeft betekend. M(eneer) Verkruysen was H.C. Verkruysen, medewerker van de jaarboeken van de VANK (V.A.N.K., Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst) en vanaf 1926 hoofdredacteur van het tijdschrift Wendingen. De eerste drie personen behoren in ieder geval tot het netwerk van Joseph Cuypers.

PS | De gegevens over de VANK en Verkruysen zijn ontleend aan Thomas, Mienke Simon. Goed in vorm: honderd jaar ontwerpen in Nederland. 010 Publishers, 2008, pp. 42, 58, 70.

Typerend genoeg ontbreekt de naam van Joseph Cuypers volledig in deze publicatie. Dat is alleen al vreemd in relatie tot de VANK, waarvan het bestuur aanwezig was bij de huldiging van de architect bij gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Bron: “Huldiging Joseph Cuypers”. Algemeen Handelsblad/Wikisource, 1931. http://bit.ly/2T1WKoa.

De relatie tot de VANK moet verder uitgediept worden.

Joseph Cuypers stond midden in het debat tussen architecten en de eerste generatie stedenbouwers. De laatste groep meende dat de eerste zich beter niet bezig kon houden met stadsplanning. Zie hierover onder meer Rackham en Hubar, De Sacramentskerk te Tilburg (2005). Voorts Rackham m.m.v. Hubar, De Steentjeskerk te Eindhoven (2019).

__________________

GAR JCC v.n. 121 | Voordracht over Victor de Stuers

Stukken betreffende de voordracht over Victor de Stuers op de Monumentendag in Arnhem, later omgewerkt tot artikel bulletin Nederlandsche Oudheidkundige Bond (NOB) (1930, 1943)

Notabene — De voordracht was uit 1930 eveneens voor de NOB, het gelegenheidsartikel uit 1943 bij gelegenheid van de 100ste geboortedag van Victor de Stuers, op verzoek van H.E. van Gelder, namens de redactiecommissie van het bulletin. Joseph Cuypers lag op dat moment (1943) in het O.L. Vrouwegasthuis te Amsterdam. Mogelijk samenhang met GAR JCC v.n. 112 ‘Critische aantekeningen’ Polytechnische School Delft, vanwege de opmerking van Joseph Cuypers in de kladlezing dat hij van De Stuers een verslag moest maken na afloop van zijn studie, opdat de laatste het onderwijs in Delft kon aanpakken. Overigens waren Joseph Cuypers en De Stuers geen vrienden (zie Van Leeuwen, P.J.H. Cuypers (2007)).

PS | De teksten geven een beeld van hoe Joseph Cuypers recht probeert te doen aan de verdiensten van een man met wie hij lange tijd in onmin verkeerde, zo niet gebrouilleerd was.

__________________

GAR JCC v.n. 120: Drukproeven gedenkschrift onthulling beeld Pierre J.H. Cuypers 

‘Gedenkschrift bij de Onthulling van het Gedenkteken voor Dr. P.J.H. Cuypers nabij de Munsterkerk te Roermond op den 103den verjaardag zijner geboorte aangeboden door de NV Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co 16 Mei 1930’

Notabene — Toevoegingen in handschrift Joseph Cuypers (schoonschrift t.b.v. De drukker). Deze bewijzen dat Joseph Cuypers inderdaad de auteur was en dat de toeschrijving aan hem correct is. Het bronzen beeld van zijn vader op het Munsterplein is ontworpen door August Falize, waarbij Joseph een belangrijke corrigerende invloed heeft gehad. In principe zou het beeld dus op de naam van beide kunstenaars gezet kunnen worden. De mal voor het bronzen beeld is gemaakt bij de Kunstwerkplaatsen, zoals blijkt uit de collectie glasnegatieven van het Cuypershuis.

PS | Voor het beeld van August Falize op de glasnegatieven zie dit webartikel met mijn logboek van de crowdfunding voor de glasnegatieven van het Cuypershuis op het platform if then is now: Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Ambassadeur voor Cuypers’ glasnegatieven”. if then is now, 2017. http://bit.ly/ifthenisnow-Cuy2.

__________________

Wat Jablonka hieronder vertelt, is een belangrijke boodschap voor de biograaf: durf de kant van de literatuur te zoeken zonder je ‘feitelijke’ grondslag te verwaarlozen! Denk aan Thijm!


__________________

GAR JCC v.n. 114 Concept artikelen en drukproeven

Concept artikelen en drukproeven voor periodieken, nieuwsbladen en verzamelboeken

Notabene — Onder meer: De leeuw als symbool uit Van Onzen Tijd (z.j.). Jeugdherinneringen aan J.A. Alberdingk Thijm (Thijmbundel de Beiaard 1920). Artikel herinrichting Munsterplein voor ‘Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw’ van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw (1925). Bezoek VANK aan Kunstwerkplaatsen Cuypers & Co voor verenigingsblad (1930). Roermonds Kunstleven voor het ‘Gedenkboek ter gelegenheid van het zevenhonderdjarig bestaan van Roermond als stad’ (1932). Over Katholicisme en Facisme (1933). De begindatering is gebaseerd op het artikel over de leeuw circa 1910.

PS | Jaartal achterhalen van De leeuw als symbool uit Van Onzen Tijd (z.j.).

Het bezoek van de (V.A.N.K., Vereeniging van Ambachts- en Nijverheidskunst) is goed terug te vinden op Delpher (zoektermen: V.A.N.K. Roermond Cuypers). Een van de berichten komt uit Limburgsch Dagblad, 25-06-1930:

Op het programma staat een bezoek aan de kathedraal, Munsterkerk, Dr. Cuypersmonument, de kunstwerkplaatsen der firma Cuypers en Co, en de glasschilders-ateliers van Nicolas en Zonen, waar diverse in uitvoering zijnde glaswerken zullen worden bezichtigd o.a. de eerste uitgevoerd détails van het door Joep Nicolas te maken Hugo de Grootraam in de Nieuwe kerk te Delft, twee in opdracht van den rijksgebouwendienst vervaardigde vensters voor de nieuwe R.H.B.S. te Tiel enz. In den namiddag zal per motorboot bezoek worden gebracht aan het kerkje Asselt. Op de terugweg zal de stuw bij den Donck bezichtigd worden.

Niet Joseph Cuypers verzorgde de uitleg, maar zijn eerste man, Victor Sprenkels. Saillant detail is het bezoek aan de schilderingen en de glazen van het kerkje van Asselt onder leiding van Joep Nicolas. Deze zijn uitvoerig behandeld in De genade van de steiger. De tekst van de betreffende paragraaf staat integraal op deze site.
Voor Victor Sprenkels (met foto), zie Joseph Cuypers, Gedenkschrift, p. 40.

Cuypers, Joseph Th.J. “Roermonds kunstleven”. In Gedenkboek ter gelegenheid van het zevenhonderdjarig bestaan van Roermond als stad, 334–47. Roermond, 1932.

Het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw is opgericht in 1918. Zie Ruijter, Peter de. Voor volkshuisvesting en stedebouw. Utrecht: Matrijs, 1987.

__________________

GAR JCC v.n. 73 Klad en concept artikelen

Klad en concept artikelen voor niet getraceerde periodieken

Nota bene — Schilderkunst, bouwkunst en Rijksacademie, ongedateerd, 1898 (gedateerd via Groene Amsterdammer). Arti & Industriae, boekband Pierre J.H. Cuypers (z.j.). Polychromie muren en hoogaltaar St. Hippolytus Delft ( z.j.). Glasschilderkunst (ingezonden, monogram TH, z.j.). Szegeb Hongarije 1931. In Memoriam Eduard Brom (1935). Het verschil tussen lezingen en concept artikelen is niet altijd duidelijk. De begindatering is gebaseerd op het handschrift van een van de kladjes, de einddatering op het stuk over Eduard Brom.

PS | Arti & Industriae op Wikipedia. Naar de architecten Cuypers als grafische ontwerpers is tot dusver nog geen specialistisch onderzoek gedaan.

Joseph Cuypers schreef van tijd tot tijd onder het initiaal/pseudoniem TH.

De Hippolytuskerk is ontworpen door Pierre J.H. Cuypers, in 1884-1886 (Wikipedia). Joseph Cuypers heeft de kerk tijdens zijn studietijd zien verrijzen.

__________________

De voorgaande items geven een goed beeld van waar Joseph Cuypers mee bezig was en zich voor inzette. Het zou interessant zijn de verschillende concepten te vergelijken met de uiteindelijk gedrukte versies.

Een van de belangrijkste lezingen is waarschijnlijk die over stedenbouw en architectuur bij de Sorbonne. Wanneer is die interesse van Joseph Cuypers voor stedenbouw begonnen? Heeft Berlage die hij goed kenden, daar nog invloed op uitgeoefend? Is het mogelijk dat de problematiek van de wederopbouw tijdens en na de Eerste Wereldoorlog in België hierbij een rol speelt?*

We komen er op terug!

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Bronnen en verdere informatie
  • Brief, nummer en datering opzoeken.
  • HNI, Cuypers, P.J.H. , J.Th.J. & P.J.J.M / Archief: https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/archieven/details/CUYP/ → CUYP.110591440 J.Th. J. Cuypers (1861-1949) → CUYP.110591466 Algemeen. 
  • Voor deze site hanteren we de Creative Commons licentie, gespecificeerd onder deze link: http://bit.ly/Copyright-CC-BY-NC-SA-4-0. Dus geen commercieel gebruik en absoluut naamsvermelding, zoals geldt voor al onze teksten en foto’s op onze sites. Hiertoe rekenen we ook onze pagina’s op Facebook en Blogger. Voor de goede orde, alles wat ten dienste komt van kennisverspreiding, beheer en behoud van erfgoed zonderen we uit van commercieel gebruik.
  • De verkorte titels in de tekst hierboven verwijzen naar de bibliografie van de Joseph Cuypers Collectie en/of van de integrale website.
  • Zotero is een gratis referentiemanager, waarin literatuur en andere verwijzingen inzake dit project zijn opgeslagen. Voor meer informatie volg deze link. Te zijner tijd komt de deelverzameling met betrekking tot dit project on line.
  • Cuypers, Pierre M. “CUYPERS – MyHeritage”. MyHeritage, 2018-2019. http://bit.ly/2OGqofQ-JCC.
  • #PM Precieze verwijzing in de brieven opzoeken.
  • Blijkens enkele stukken in de JCC hebben de architecten Cuypers zich beziggehouden met deze wederopbouw. Voor de invloed van Berlage zie Hubar (en Coenen), De nieuwe Bavo te Haarlem, (register online, zoekterm Berlage).

Ook dit prikbord maakt deel uit van het open atelier van de inventarisatie van de Joseph Cuypers Collectie. 

Voor het delen en het gebruik maken van de inhoud van de items op dit prikbord gelden de regels van de Creative Commons licentie.
Over delen gesproken, je kunt ons en andere onderzoekers helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina.

Over Joseph Cuypers is nog meer te vinden bij De nieuwe Bavokathedraal en Cuypers assortiment.

Het project komt verder met grote regelmaat aan de orde op de Facebookpagina’s van Bern4dette en Van Hellenberg Hubar, Kunst, Cultuur & Erfgoed.
Ga eens kijken en ‘like’ de berichten, zodat de verhalen over Joseph Cuypers en dit project een nog grotere actieradius bereiken!

Naar dit item kan verwezen worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, en Marij Coenen. “Prikbord met lezingen et cetera uit de JCC”. VanHellenbergHubar.org (blog), 2019. http://bit.ly/2Hc1Rxm-VanHH2Org.

Verkorte link: bit.ly/2Ag3nzc-VanHH2Org

← Naar de hoofdpagina van de Joseph Cuypers Collectie

Jeroen Bosch in het Rijksmuseum

Het logo van de Cuyperscode bestaat uit een lakzegel met het wapen van Pierre J.H. Cuypers dat vrijwel zeker door zijn zwager J.A. Alberdingk Thijm ontworpen is in 1859. Ontwerp Wolthera.info 2006.

Jeroen Bosch in het Rijksmuseum — Naar aanleiding van de masterclass over het Rijksmuseum voor de Open Universiteit begin mei 2019, hebben we het verhaal over wat Jeroen Bosch te maken heeft met het Rijksmuseum online geplaatst. Dit stuk is geschreven in het kader van de Cuyperscode deel 2, een erfgoedspel dat begin 2009 in Den Bosch ten doop werd gehouden. Producent was ons vorige bedrijf, erfgoedbureau Res nova, dat dit samen met LostAgain.nl en Wolthera.info ontwikkelde. Deel 1 dateerde van Cuypersjaar 2007 en had Roermond als locatie, waartegenover de opvolger zich met name in Brabant afspeelde.

In een branche met zulke snelle ontwikkelingen als de game industrie, is de houdbaarheid van een spel van beperkte duur. Onlangs zijn beide delen van de Cuyperscode dan ook offline gehaald. Een aantal van de achtergrondverhalen, waaronder het item hieronder, bedden we in in onze website. Ze zijn voor het merendeel geschreven door Bernadette van Hellenberg Hubar en geredigeerd door Marij Coenen. Om dicht bij de oorsprong te blijven is in deze stukjes de situatie gehandhaafd, waarin een speler wordt aangesproken die inmiddels al wat raadsels heeft opgelost.

De bronverwijzingen hebben we uit het verhaal gehaald en er apart onder geplaatst, omdat actieve links in ingebedde items voor problemen zorgen. Dit bood tevens de gelegenheid om enkele URL’s te actualiseren.

Genoeg gepraat! Ga je mee naar het Rijksmuseum?

Jeroen Bosch in de Cuyperscode (deel 2)

De afbeeldingen van het werk van Jeroen Bosch zijn afkomstig van het Jheronimus Bosch Art Center (JBAC) te Den Bosch en ter beschikking gesteld in het kader van de Cuyperscode II, waarin het centrum een bijzondere rol speelde. Tenzij anders vermeld, zijn de overige afbeeldingen afkomstig van Wikipedia/Wikimedia Commons en zijn ze gebruikt in overeenstemming met de aldaar aangegeven voorwaarden, waaronder de GNU Free Documentation License en de Creative Commons License. Onder die laatste licentie vallen ook de afbeeldingen van de Rijksmuseum Studio. Tenslotte is beeldmateriaal ontleend aan media waar geen auteursrecht (meer) op berust.

De * in de ingebedde tekst verwijst naar de volgende bronnen:

    1. In het kader van het Jeroen Boschjaar 2016 is een aparte bronnenbank over de schilder online gezet, waarin onder meer de hieronder aangegeven referenties te vinden zijn: BoschDoc.
    2. Jeroen Bosch in het Rijksmuseum. Collage van bvhh.nu met reprovrij beeldmateriaal: de afbeelding van de achtergrond met de polychromie van het Rijksmuseum en de foto linksboven van het Rijksmuseumgebouw komen beide uit het hiervoor geciteerde album van De Stuers en Cuypers, Het Rijks-Museum te Amsterdam. De foto van het paneel van Jeroen Bosch is ontleend aan Bogers, J., en J.P. Filedt Kok. “Rijksmuseum, Ecce Homo, Copy after Jheronimus Bosch, c. 1530 – c. 1550”. Rijksmuseum, 2019. http://bit.ly/2DVGi38
    3. Het naslagwerk van Christiaan Kramm is eveneens integraal te vinden op de DBNL: Kramm, Christiaan. “De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tijd · dbnl”. DBNL, 1857. http://bit.ly/2VjhOeU. De verschillende citaten hierboven kunnen getraceerd worden via de zoektoets.
    4. Het portret van Karel van Mander komt van Wikimedia Commons. Dat van Jeroen Bosch idem van Wikimedia Commons.
    5. Het Schilderboeck van Karel van Mander is te vinden op de site van de DBNL (Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren): Mander, Karel van. “Het schilder-boeck · dbnl”. DBNL, 1604. http://bit.ly/2DSfSzy. De verschillende citaten hierboven kunnen getraceerd worden via de zoektoets.
    6. Wat betreft dit citaat, de rol van de tekenkunst (en de filosofie achter het Rijksmuseum in het algemeen) zie Bernadette van Hellenberg Hubar, Arbeid en Bezieling, De esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, Nijmegen, 1997 (register: tekenkunst, teekenen, teyckenen, Van Mander, Oefenschool).
    7. Dit achtergrondverhaal staat nog niet online. De Biblia pauperum hebben we overigens uitvoerig behandeld in Hubar (en Coenen), De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 85-86, 168-169, 184-194.
    8. Over de aanschaf van Victor de Stuers uit 1875 zie Bogers, J., en J.P. Filedt Kok. “Rijksmuseum, Ecce Homo, Copy after Jheronimus Bosch, c. 1530 – c. 1550”. Rijksmuseum, 2019. http://bit.ly/2DVGi38  | This panel was one of a group of five early Netherlandish paintings and several medieval statues that Victor de Stuers bought from the Brigittine sisters in Uden in 1875 for the Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst. The Ecce Homo panel was thus one of the nation’s earliest purchases of medieval art. De Stuers bought it as a work by Jheronimus Bosch himself; it was not until 1912 that it was recorded as a copy after Bosch in the Rijksmuseum’s catalogue’.
    9. Het tegeltableau van de ontvangst van Albrecht Dürer in Den Bosch is door Vincent Steenberg vrijgegeven op Wikimedia Commons. Onder deze link kun je de volledige capita selectie in de tegeltableaus op de gevels vinden.
    10. Het citaat uit het dagboek van Dürer is ontleend aan: J. Becker, ”Ons Rijksmuseum wordt een tempel’, zur Ikonographie des Amsterdamer Reichsmuseums’, Het Rijksmuseum, opstellen over de geschiedenis van een nationale instelling, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 35 (1984), Weesp 1985, pp. 227-326., i.h.b. p. 277.
    11. De beschrijvingen van De Stuers zijn afkomstig uit: Stuers, V. de, en Pierre J.H. Cuypers. Het Rijks-Museum te Amsterdam. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1898.
    12. De collage met kunstenaarsportretten is als volgt samengesteld met materiaal van Wikimedia Commons: Jan van Scorel met daaronder Jan Gossaert en Maarten van HeemskerkLucas van Leyden boven en Pieter Coecke van Aelst onder. De gravure links van Pieter Coeck stelt Jeroen Bosch voor. Op Wikimedia bevindt zich overigens ook een portret van Lucas van Leyden door Albrecht Dürer.
    13. Voor de symboliek in het werk van Jeroen Bosch zie in het bijzonder: Jeanne van Waadenoijen, De ‘geheimtaal’ van Jheronimus Bosch. Een interpretatie van zijn werk, Hilversum 2007. Iconografische thema’s zijn verder op te sporen via BoschDoc.
    14. De presentatie over het Rijksmuseum die ik voor de masterclass van de OU in 2017 en 2019 hield, kun je bekijken onder deze link

Vond je het een interessant verhaal? Dan nodigen we je graag uit om het te delen via de knop delen aan het einde van deze pagina (liefst met de hashtag #Rijksmuseum en/of #JeroenBosch).

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Sociale media en erfgoed

VanHellenbergHubar.Org zet sociale media in zowel om nieuws over kunst, cultuur & erfgoed te delen als om vragen te stellen en zo kennis te vergaren. Centraal hierin staat onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB

Ga eens kijken en ‘like’ onze pagina, zodat de berichten over onderwerpen als de voorgaande een nog grotere actieradius bereiken!

Verkorte link van dit item: bit.ly/2E0WccH-VanHH2Org

In het open atelier van de JCC

In het open atelier? Je leest er meer over na de inhoudsopgave!

Terug naar hoofdpagina


*

In het open atelier

Hoe zo open atelier, zul je denken? Tja, we kregen associaties met restauratoren van een kunstwerk die in een glazen ruimte zitten, zichtbaar voor iedereen, geconcentreerd bezig met hun werkzaamheden. Begin 2019 zag Bernadette dit nog bij de restauratie van het Lam Gods in Gent en kort daarna is een dergelijk ‘aquarium’ ook opgetrokken rond de Nachtwacht in het Rijksmuseum.* Dat leidde tot het idee van dit open atelier. Zie je ons al zitten achter het glas, als in een vissenkom … in het oog van iedereen die wil weten hoe zo’n project zich al doende ontwikkelt? Want hoe gaat dat nou, al schrijvend inventariseren? Of is het al inventariserend schrijven? Het is in ieder geval al werkend denken, zoals je hieronder kunt lezen bij het stukje over de oude orde of oude ordening in de archivistiek.

Vooraf in het kort iets over de varia en prikborden: tijdens het ordenen sla je van alles op om niet te vergeten. Dat zijn de varia die van lieverlee in verhalen uitmonden. Daarnaast zijn er de nota bene’s bij de beschrijvingen van de collectie stukken, waarvan we er een aantal op prikborden hebben geprikt.

Beide categorieën geven een kijkje in de keuken! Wil je weten wanneer Joseph Cuypers nu precies gestudeerd heeft of welke andere banden hij met Delft had, ga dan eens kijken. Heel interessant is ook de ontsluiting van de conceptartikelen en lezingen die hij geschreven heeft. Staat dat in verhouding tot wat vakgenoten deden? Dat kunnen we in dit stadium van het project nog niet vertellen. Maar wie weet …

Al doende | De JCC zit vol met mappen, waarop in het handschrift van Joseph Cuypers aanwijzingen van een oude ordening staan. Foto bvhh.nu 21 september 2018.

De JCC zit vol met mappen, waarop in het handschrift van Joseph Cuypers aanwijzingen van een oude ordening staan. Foto bvhh.nu 21 september 2018.

Oude orde

Bovenstaande foto laat iets van de oude orde in de collectie zien. ‘Oude orde’, zul je denken, ‘Wat is dat?’ De oude orde of oude ordening is een begrip dat zijn entree maakte als gevolg van de ontwikkeling van het vak archivistiek in de negentiende eeuw. Grote namen als die van Victor de Stuers zijn daarmee verbonden; een man waarmee Joseph Cuypers het overigens niet goed kon vinden, ook al was het een van de beste vrienden van zijn vader. De Stuers en zijn medestanders in de archiefwereld geloofden stellig in het concept dat een archief een organisch geheel was: het vormde de weerslag van de organisatie die het had geproduceerd. Men dacht toen vooral in termen van overheidsorganisaties. Het begrip raakte ingeburgerd lang voordat ook familie- en persoonsarchieven hun weg vonden naar de archiefdepots. En sindsdien blijft er discussie of er wel zoiets als een oude ordening bestaat in een collectie als die van Joseph Cuypers. In ons artikel ‘De sortering van het verleden’ gaat Bernadette hierop in met betrekking tot de collectie van Joseph Cuypers.* Inmiddels zijn we, voorjaar 2019, zover met de ordening gevorderd, dat we aan kunnen sturen op een nieuwe invulling van dit begrip.

Je kunt er in de loop van dit jaar meer over lezen in ons E-boek.

Als je meer wilt weten over Joseph Cuypers, dan kun je ondertussen terecht bij de De nieuwe Bavokathedraal en Cuypers assortiment.

Het project komt verder met grote regelmaat aan de orde op onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB
Ga eens kijken en ‘like’ onze pagina, zodat de berichten over Joseph Cuypers en dit project een nog grotere actieradius bereiken!

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!

Verkorte link van dit item: https://bit.ly/3kwIEZt-JCC

Terug naar hoofdpagina

De genade voorbij | Het Laatste Oordeel in Alkmaar

De genade voorbij

Deze diashow vereist JavaScript.

Ze zijn zich van geen kwaad bewust
en staan verbaasd om
zich heen te kijken
Naakt als in het paradijs
Mooi van lijf en leden
Blij … maar waren ze niet dood?
Kijk daar en daar en daar
Familie, geliefden en die daar …
Zijn dat mijn kindskinderen?

Maar veel tijd voor verbazing is er niet.
De wind steekt op en met iedere vlaag
… trompetgeschal
Engelen uit grimmiger tijden
Hun gewaad in scherpe knipplooien
met in hun handen de weegschaal,
overgedimensioneerd …
neemt Michael de mensheid de maat
De schroeiende hitte van
de hellemond voelbaar

Centraal in het gewelf de wereldrechter
Gods zoon zonder twijfel

met ‘n poker face
sierlijk gebarend naar links en rechts
scheidt hij de goeden van de kwaden
na voorspraak van moeder en doper
de genade voorbij

Jacob Corneliszoon van Oostsanen m.m.v. Cornelis Buys, Het Laatste Oordeel in de Grote Laurenskerk te Alkmaar (1519), gerestaureerd door Willem Haakma Wagenaar en Edwin van den brink (2003-2011). Foto bvhh.nu 2018.

_______________________________

De genade voorbij

Twee jaar geleden was het ‘De wonderlijke klim’ in Den Bosch, vorig jaar (2018) gooide Alkmaar er nog een schepje bovenop met ‘De klim naar de hemel’.* In het ene geval de aardse microkosmos, in het andere geval het einde der tijden.* Ik was er met ons kwintet, Wim Eggenkamp, Eduard Kimman, Harrie-Jan Metselaars en Gert van Kleef, welke laatste nauw betrokken was bij de organisatie van ‘De klim naar de hemel’ en de feestelijkheden rond het 500-jarig bestaan van de Grote Laurenskerk. Een geweldige ervaring om hoog boven het dak van de kerk te wandelen en over het golvende patroon van de geschubde leien naar de stad te kijken. En dan de stap naar binnen … oog in oog met het Laatste Oordeel van Jacob Corneliszoon van Oostsanen (1519): schilderingen op een houten gewelf die normaal ver boven je uitstijgen en waarvan de details door de afstand en speling van het licht aan je oog ontsnappen. Een geweldige ervaring daar boven op de steigers, zoals je kunt zien aan de laatste foto’s in de diaserie.

Steigers … mijn fascinatie voor steigers houdt nooit op. En waarom dat is? Misschien wel omdat je je eigenlijk in het luchtledige bevindt, even houvast hebt op plaatsen waar buiten alleen vogels kunnen komen, scherend over een dak of langs rijzige gevels; en binnen hooguit de rook van kaarsen of de klanken van het orgel. Eigenlijk bestaat de plek waar je op de steiger staat niet.

Het thema op zich hoeft iconografisch nauwelijks introductie, zeker niet na de belangstelling die het werk van Jeroen Bosch in het jubileumjaar 2016 heeft ondervonden. Met mijn gedicht volg ik de driedeling van het gewelf in de zaligen (links), de voltrekking van het oordeel (midden) en de verdoemden (rechts), waarbij Maria en Johannes de Doper als voorsprekers zijn afgebeeld.

De genade voorbij | Portret van Jacob Corneliszoon van Oostsanen (c. 1472/77-1528/33), door zijn atelier in Amsterdam, c. 1533. Herkomst Rijksmuseum, objectnumber SK-A-1405.
De genade voorbij | Portret van Jacob Corneliszoon van Oostsanen (c. 1472/77-1528/33), door zijn atelier in Amsterdam, c. 1533. Herkomst Rijksmuseum, objectnumber SK-A-1405.*

Restauratiegeschiedenis | Slepen met een gewelf 

Restaurator Willem Haakma Wagenaar heeft tijdens de restauratie van 2003 tot 2011 een artikel geschreven voor de nieuwsbrief van de stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen, de Jacobsbode, waarin hij de lotgevallen van het houten gewelf beschrijft. Ook hier manifesteerde zich de ‘educatieve roofzucht’ van het rijk (lees het hoofd van de afdeling Kunsten & Wetenschappen van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Victor de Stuers en zijn rijksadviseur, Pierre Cuypers). Tussen 1885-1886 werd geregeld dat het gewelf beetje bij beetje naar het Rijksmuseum getransporteerd werd in ruil voor subsidie om een nieuw houten beschot aan te brengen. Los van de discussie over hoe je met dit soort kunst om moet gaan – conserveer je heel terughoudend of streef je naar een evocatie van het origineel – is het voor mij heel interessant dat twee schilders die ik behandeld heb in ‘De genade van de steiger’, gevraagd werden de schilderingen in orde te maken. In eerste instantie, 1902-1904, was dat Jan Dunselman, bevriend met Joseph Cuypers, die vooral bekend is geworden van de uitmonstering van de Nicolaaskerk te Amsterdam.* Mede doordat de houten drager werd ingekort om het gewelf in het Rijksmuseum te kunnen plaatsen, heeft Dunselman er vrij veel aan moet doen.

Als gevolg van gewijzigde inzichten verdween het houten gewelf uit de opstelling van het Rijksmuseum: directeur Frans Schmidt Degener had niet veel op met de educatieve visie van Cuypers en De Stuers, noch met hun belangstelling voor monumentale kunst. Daar kwam bij dat de toeschrijving inmiddels veranderd was van Jacob Corneliszoon naar zijn broer, Cornelis Buys, waardoor de kunsthistorische waarde van het oeuvre kennelijk daalde. Om kort te gaan, het gewelf werd opnieuw gecompartimenteerd en teruggebracht naar Alkmaar, waar het moest wachten tot 1940 om weer op zijn oude plek hersteld te worden. Ditmaal was het Gerhard Jansen die aan de slag ging. Over hem is Haakma Wagenaar nog minder enthousiast dan over Dunselman, vooral vanwege het gebruik van vernis. Ook al zou vandaag de dag – terecht – niemand dat meer doen, Gerhard Jansen was bepaald geen amateur. Hij had grote ervaring als restaurator en als kerkschilder. Toen Antoon Derkinderen aan het experimenteren was met het schilderen direct op de muur, deed hij dat onder meer met Gerhard Jansen in de Doopkapel van de Nicolaaskerk van Jutphaas (1904). Uiteindelijk is dat het enige oeuvre in dit genre dat van Derkinderen behouden bleef, die overigens ook voor het technische kunnen van Jan Dunselman grote waardering had. Het zou goed zijn als tijdens zo’n grote restauratie meer onpartijdig gekeken zou kunnen worden naar de ingrepen van voorgangers, waardoor ook andere aspecten van hun inmenging in het licht komen te staan. Dat maakt gewoonweg deel uit van de geschiedenis van het kunstwerk in kwestie, die nu voor een groot deel is weggepoetst, zoals onder meer uit de aanpak van de Christusfiguur blijkt. Daarnaast vergroot zo’n onderzoek de kennis over de technische vaardigheden van in casu Dunselman en Jansen en die komt weer van pas op het moment dat hun werk wordt hersteld. In het geval van de eerste hebben de laatste decennia al grote conserveringsprojecten plaatsgevonden, met name door Rob Bremer en Wil Werkhoven.*

De genade voorbij | Daantje Meuwissen legt uit waarom het Laatste Oordeel van de hand van Jacob Czn van Oostsanen is. Screenshot van het artikel in de Jacobsbode uit 2009.
De genade voorbij | Daantje Meuwissen legt uit waarom het Laatste Oordeel van de hand van Jacob Czn van Oostsanen is. Screenshot van het artikel in de Jacobsbode uit 2009.

Tekenachtig schilderen

Ik noem Derkinderen hier ook, omdat er sprake is van een opvallende synchroniciteit tussen zijn stijl en die van Jacob Cornelisz. van Oostsanen: beiden hadden een tekenachtige manier van schilderen, zoals specialist Daantje Meuwissen bij Van Oostsanen ontdekte en ik bij Derkinderen. Of dat helemaal op toeval berust is zeer de vraag. Derkinderen kende dat andere monumentale werk van Van Oostsanen dat naar het Rijksmuseum was overgebracht, heel goed: het beschilderde houten gewelf van Warmenhuizen dat zich in de ‘kapel’ van de Oefenschool bevond op het terrein. De bedoeling was dat hij dit zou restaureren, maar daar is het door de moeizame verstandhouding met Cuypers en De Stuers niet van gekomen. Wel had Derkinderen als voorbereiding daarop het hele gewelf in 1892 onderzocht en uitgetekend.* Algemeen was de belangstelling voor dit type werk in de tweede helft van de negentiende eeuw groot, zowel bij onderzoekers als kunstenaars: Cuypers’ zwager, J.A. Alberdingk Thijm, Derkinderens docent aan de Rijksacademie, noemt het voorbeeld van Naarden bij zijn transcriptie van de biblia pauperum die hij in 1866 publiceerde. Een van de meest indrukwekkende uitwerkingen van het onderliggende systeem van corresponderende voorstellingen uit het Oude en het Nieuwe Testament uit de late negentiende eeuw is de kruisweg in de Amsterdamse Nicolaaskerk van Jan Dunselman (1891-1898).*

Reformatie

Een van de vragen die steeds weer opkomt bij middeleeuwse kerken die in protestantse handen zijn overgegaan, is waarom dit soort werken de beeldenstorm ontsprong. Dat geldt niet alleen voor schilderingen als deze die op een vrij onbereikbaar niveau zaten, maar ook voor zestiende-eeuws glas in lood zoals in de Oude Kerk van Amsterdam. En wat te denken van het altaarstuk van Jacob van Heemskerck (1538-1542) dat pas na de reformatie, in 1581, naar Zweden ging en nu weer even in de Alkmaarse Grote Laurenskerk te zien is. Tegenwoordig gaat men er vanuit dat dat heeft te maken met de invloed van de schenkers van deze kunstwerken die vaak op de betreffende werken staan afgebeeld. Ook de elite ging om naar het nieuwe geloof, maar dat betekende niet dat hun kostbare investeringen te grabbel moesten worden gegooid. Of dit een urban legend is of gebaseerd is op onderzoek, heb ik niet direct kunnen achterhalen. Indien deze verklaring klopt, dan zal die ondogmatische opstelling vast tot discussies hebben geleid tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preciezen’. In dat geval hebben we aan het stedelijke patriciaat het behoud van bijzondere kunstwerken te danken van een generatie die bij het grote publiek nog maar weinig bekendheid geniet. Des te meer reden om naar Alkmaar te gaan voor ‘De klim naar de hemel’.

;-) Bernadette

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Bronnen en verdere informatie

De * in de tekst hierboven verwijst naar de volgende bronnen (deels opgemaakt met Zotero). De volledige inhoud van de afgekorte titels is te vinden in de bibliografie op deze site.

  • ‘De klim naar de hemel’ is mogelijk tot en met 8 oktober 2018!
  • Voor mijn gedicht naar aanleiding van ‘De wonderlijke klim’ volg deze link.
  • Gegevens Rijksmuseum: ‘workshop of Jacob Cornelisz van Oostsanen, Portrait of Jacob Cornelisz van Oostsanen (c. 1472/77-1528/33), Amsterdam, c. 1533′, in J.P. Filedt Kok (ed.), Early Netherlandish Paintings, online coll. cat. Amsterdam: hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.8170 (consulted 27 August 2018). Permalink via deze URL.
  • Deze noot verwijst naar:
    • Haakma Wagenaar, Willem. “De gewelfschilderingen van de Laurenskerk in Alkmaar (I en II)”. Jacobsbode, nieuwsbrief van stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen 4–5 (2005): 1–5; 2–4. bit.ly/2BKjK6M-Oostsanen. Haakma Wagernaar voerde de restauratie uit met Edwin van den Brink.
    • Over de toeschrijving aan J.C. van Oostsanen zie het overtuigende artikel van: Meuwissen, Daantje. “Het plafond van de Laurenskerk in Alkmaar: de hand van de meester”. Jacobsbode, nieuwsbrief van stichting Jacob Cornelisz. van Oostsanen 8 (2009): 3-5. bit.ly/2BKjK6M-Oostsanen
    • De term ‘educatieve roofzucht’ komt van Wies van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden, pp. 117-129.
  • Deze noot verwijst naar:
    • Haakma Wagenaar, “De gewelfschilderingen van de Laurenskerk”, p. 4.
    • Over Jan en zijn broer Kees Dunselman, zie met name Hubar, Tussen Gabriel en Michael (2018), pp. 53-69, waarin de bevindingen in Hubar, De genade van de steiger, pp. 178-208, zijn aangevuld en bijgesteld. Dit was met name mogelijk door de toename van het aantal dagbladen in Delpher.nl en de toegang tot Kerkcollectie Digitaal van het Catharijneconvent. Zie ook de errata op deze site.
  • Deze noot verwijst naar:
    • Haakma Wagenaar, “De gewelfschilderingen van de Laurenskerk”, pp. 4-5. bit.ly/2BKjK6M-Oostsanen. Over de oorsprong van de aanwezige Christusfiguur is Haakma Wagenaar onduidelijk. Niettemin besloot hij deze te vervangen door een figuur waarvan het hoofd ontleend is aan de doek van Veronica op een van de andere gewelven in de Laurenskerk. Behalve dat ik hier bedenkingen tegen heb, heb ik iconografisch twijfel bij de inwisselbaarheid van het ene en het andere type. Dit is een kwestie die ik nog een keer wil voorleggen aan Daantje Meuwissen.
    • Haakma Wagenaar, Willem, en Edwin van den Brink. De gewelfschilderingen in de Laurenskerk van Alkmaar gerestaureerd, 2003-2011. z.pl. (Alkmaar), 2011. bit.ly/2oeUb4n-Oostsanen
    • Hubar, De genade van de steiger, pp. 44 (Jutphaas), 335-336 (Gerhard Jansen), 187-190 (Jan Dunselman). Rob Bremer en Wil Werkhoven hebben onder meer de Nicolaaskerk te Amsterdam gerestaureerd (Jan Dunselman), de Obrechtkerk te Amsterdam (Kees Dunselman), de Jozefkerk te Noordwijkerhout (Kees Dunselman) en de Agathakerk te Lisse (Jan en kees Dunselman).
  • Deze noot verwijst naar:
    • Het hiervoor geciteerde artikel van Daantje Meuwissen.
    • Voor Warmenhuizen: Wies van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden, pp. 126-129.
  • Deze noot verwijst naar:
    • Hubar, De genade van de steiger, met name pp. 44 (abusievelijk staat hier 1861 in plaats van 1866), 189 (Jan Dunselman).
    • Thijm, “De harmonieën van het Oude en het Nieuwe Testament in de beeldende kunst, Biblia Pauperum”, p. 433.*
    • Het thema van Thijm en de biblia pauperum heb ik verder uitgediept in mijn boek De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 84-86, waarop een voorschot is genomen met dit webartikel over de glazen van vader en zoon Cuypers in de apsis van de nieuwe Bavo.
  • Meer weten over de gedichten met de achtergrondverhalen die ik schrijf? Surf dan naar dit item.

In Alkmaar kun je  de hemel niet meer beklimmen, maar dat moet je er niet van weerhouden de Laurenskerk alsnog een bezoek te brengen!*

Bijgewerkt 4/11/19

Verkorte link van dit item: bit.ly/2ocXr07-VanHH2Org

Presentatie Rijksmuseum masterclass OU on line

Presentatie Rijksmuseum masterclass — Zowel in 2017 als in 2019 heb ik een presentatie gegeven over het programma van het Rijksmuseum voor de masterclass van de Open Universiteit.

Surf naar http://bit.ly/Arbeid-Bezieling om deze presentatie voor de Open Universiteit te bekijken en te downloaden.

Dit tegeltableau betreft de historische ontvangst van Dürer in Den Bosch. Bij de presentatie kun je vinden hoe een van de programmamakers van het Rijksmuseum, Victor de Stuers, dit tafereel liet samenstellen door Georg Sturm. Wat ik zelf heel apart vind aan dit tableau is het kleurgebruik. Wat zou de bedoeling zijn geweest bij de onderverdeling van het gezelschap in lichte en donkere groepen; niet in naturalistische kleuren, maar wisselende partijen in  gebroken wit, zachtgeel en oker? En hoe apart om de Sint Janskathedraal op de achtergrond tegen een bordeauxrode hemel te plaatsen. Kleurtransposities waren in die tijd zeker niet gebruikelijk.

Wie het weet, mag het zeggen.

Op Wikimedia Commons kun je een overzicht vinden van de tableaus op de buitengevels van het Rijksmuseum. Misschien helpt dat om mijn vraag te beantwoorden, want ook bij de rest van de serie zie je dit type kleurtoepassing.

Overigens heb ik over dit bezoek van Dürer ooit een achtergrondverhaal geschreven voor de Cuyperscode. Dat vult de presentatie mooi aan. Surf naar deze link om het te lezen!

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Grafmonument familie Cuypers te Roermond (2005)

Pierre Cuypers op de leeftijd van 48 en 90 jaar.1

 

Terugblik

Mijn relatie met Cuypers startte in 1978, tijdens mijn afstudeeronderzoek naar de romaanse oostpartij van de Servaaskerk te Maastricht. Op dat moment was de hele uitmonstering op de koortravee en de apsis na, nog helemaal aanwezig en je kon de bouwgeschiedenis niet doorgronden, zonder je eerst door de ingrepen van Cuypers heen te werken. Aanvankelijk vol weerzin tegen die negentiende-eeuwse, ‘vertroebelende’ laag, groeide lopende het project waardering en bewondering voor de kennis van deze architect en zijn twee kompanen, Victor de Stuers en Jozef Alberdingk Thijm. Dat was het begin van een avontuur dat leidde tot de oprichting van het Cuypersgenootschap in 1984 en mijn promotie in 1995. Met het onderzoek naar de nieuwe Bavo dat in 2013 een aanvang nam, heb ik mijn fascinatie voor deze bouwmeester overgedragen op zijn zoon, Joseph Th.J. Cuypers.

Na mijn proefschrift over het programma van de voorgevel van het Rijksmuseum heb ik een aantal onderzoeken verricht die interessant zijn om Cuypers senior beter te leren kennen. Die kun je bekijken en downloaden via Cuypers4all. Hieronder vind je een samenvatting van de publicatie over zijn grafmonument in Roermond.2 In een later stadium zal een item volgen over het onderzoek naar zijn huis en tevens atelier, het huidige Cuypershuis te Roermond. Daarin komt vooral zijn vernieuwende karakter naar voren in een werkomgeving met stoommachines en in een comfortabele woonplek met een van de vroegste waterclosets (toilet) in Nederland. Tot slot komt een aantal verhalen uit de Cuyperscode aan de orde die een tipje van de persoonlijke sluier oplichten. De collectie Cuyperiana is inmiddels ook aangevuld met verhalen over Joseph Cuypers. Maar nu eerst naar het begin en het einde, de alfa en de omega: de grafkapel van en voor de familie Cuypers.

Op Allerzielen 2 november 2006 is het herstelde grafmonument van Pierre J.H. Cuypers door de bisschop van Roermond, monseigneur Frans Wiertz, na een mis in de grafkapel van de bisschoppen, plechtig ingewijd als slotceremonieel van de restauratie. De campagne werd voorbereid en begeleid door Res nova (cultuurhistorisch onderzoek, sponsoring, subsidie- en fondsenwerving, vergunningentraject, draagvlakverbreding en directie werkzaamheden) in samenwerking met architect Hans Coppen en aannemer Tom Loven te Roermond. Beeldhouwer Ton Mooy verzorgde de vier nieuwe beelden voor het monument. Als slotstuk van de restauratie zijn de vier vervangen beelden geconserveerd en overgedragen aan het stedelijk museum ‘Het Cuypershuis’ te Roermond. Voor dit werk tekende restaurateur Adriaan van Rossum. Het bestuur van de Stichting Restauratie Grafmonument dr P.J.H. Cuypers heeft na de voltooiing van de restauratie het monument overhandigd aan de familie Cuypers die voor verder gebruik en beheer zorg zal dragen. Tijdens de restauratie werden de belangen van de familie behartigd door met name drs Pierre M. Cuypers uit Bemmel.3

Grafmonument Cuypers met het ontbrekende beeld. Foto: Jan Straus

Het ontbrekende beeld op het grafmonument met links Cecilia en rechts Petrus. Foto: Jan Straus.

Het meest spannende onderdeel van de restauratie was de reconstructie van het ontbrekende beeld. Uit onderzoek bleek dat dit geïdentificeerd kon worden als Johannes de Evangelist. Hij verwijst niet alleen naar de vader van Cuypers die als oudste familielid in het graf is bijgezet, maar ook naar het visioen van het hemelse Jeruzalem dat Cuypers als symbool beschouwde van de volmaakte architectuur. Een korte samenvatting van het onderzoek is in 2005 ten behoeve van de fondsenwerving onder de titel ‘Tussen tijd en eeuwigheid’ uitgebracht en hieronder overgenomen. De afbeeldingen van het grafmonument hierin zijn van vóór de restauratie. Het hoofdrapport met de waardenstelling kan overigens gedownload worden via deze link.

Cuypers' gerestaureerd grafmonument met Petrus en Catharina. Foto 2005 Cuypers' gerestaureerd grafmonument met Cecilia en Catharina. Foto 2015.
Het nieuwe beeld Johannes, het meer vrij gekopieerde beeld Petrus en de gereproduceerde beelden Cecilia en Catharina (van links naar rechts).

Tussen tijd en eeuwigheid

Begraven, maar niet vergeten!

Architect dr Pierre Cuypers (bekend van onder meer het Rijksmuseum en het Centraal station in Amsterdam) ligt begraven op ‘d’n Aje Kirkhoaf’ in Roermond. Het grafmonument, waar ook andere leden van zijn familie hun laatste rustplaats hebben, en het ontwerp van de begraafplaats zelf zijn beide van zijn hand en hebben sinds enkele jaren de status van rijksmonument.

Wie was Pierre Cuypers?

Pierre Cuypers werd in Roermond geboren op 16 mei 1827. Na het stedelijk gymnasium ging hij in 1844 naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen om zich te ontwikkelen als architect en allround ontwerper op het gebied van de toegepaste kunsten. In 1849 keerde hij terug naar Roermond, bekroond met de prix d’excellence. Een jaar later stelde de gemeente hem aan als stadsarchitect, terwijl hij door de bisschop van Roermond belast werd met de restauratie van de Munsterkerk.

Vanaf het begin maakte Cuypers naam met wat we kortweg als neogotiek aanduiden: hij ontwikkelde een eigentijdse stijl, waarbij hij elementen uit de Europese gotiek combineerde met inheemse motieven en materialen. Met name baksteen was favoriet. In Antwerpen waren de angry young men van de Academie te hoop gelopen tegen de bepleisterde schijnarchitectuur. In plaats daarvan werd ‘kale’ baksteen gebruikt: eerlijk en duurzaam materiaal dat op dat moment echter een armoedige reputatie had. Door dit te combineren met verfijnde metseltechnieken en toe te passen in verschillende kleurschakeringen, wist Cuypers de markt te interesseren voor zijn nieuwe manier van bouwen. Op den duur slaagde hij er zo in om een eigen ‘nationaal’ gezicht te geven aan internationale stromingen als de neogotiek en de neorenaissance.

Cuypers' huis en werkplaatsen te Roermond circa 1900.
Avant garde-architectuur van 1853: het woonhuis met de werkplaatsen te Roermond.

Zijn middeleeuws aandoende stijl, waarmee Cuypers teruggreep op de inheemse bouwtradities, was toentertijd zeer modern. Het complex van zijn eigen woonhuis en enkele werkplaatsen (tegenwoordig het Cuypershuis van Roermond) gold bij oplevering in 1853 als een avant-gardistisch visitekaartje van het architectenbureau en de kunstwerkplaatsen van Cuypers.

In 1850 trouwde Cuypers met de Antwerpse modiste Rosalie van de Vin. Zij overleed echter in 1855, kort na de dood van hun tweede dochtertje. In 1859 hertrouwde hij met Antoinette, de jongste zus van de Amsterdamse koopman en publicist Joseph Alberdingk Thijm, een goede vriend van Cuypers. Nenny, zoals zij in huiselijke kring heette, en Pierre kregen vijf kinderen, waarvan zoon Joseph zelf ook een bekend architect werd. Beide echtgenotes en Joseph en zijn vrouw Delphine zijn bijgezet in het familiegraf in Roermond.

Voor de verdere ontwikkeling van architectenbureau Cuypers is zijn succes als ‘netwerker’ bijzonder belangrijk. In 1853 werd de kerkelijke hiërarchie hersteld in Nederland, hetgeen betekende dat de katholieke kerk zich als organisatie in het land mocht vestigen. Het gevolg was dat de paus met goedkeuring van de Nederlandse staat overging tot de oprichting van nieuwe bisdommen, van waaruit over heel Nederland nieuwe parochies werden gesticht. Dit luidde een hausse in de kerkenbouw in. Cuypers was samen met zijn compagnon Frans Stoltzenberg juist in 1853 van start gegaan met hun atelier voor christelijke kunst en had zich in Antwerpen al bekwaamd in de neogotische kerkenbouw. De timing om deze nieuwe markt te veroveren, was dus perfect.

De Willibrordus-buiten-de-Veste te Amsterdam, ontworpen door Cuypers (1864-1866) en voltooid door Joseph Th.J. Cuypers in 1897 en 1923.
De Willibrordus-buiten-de-Veste, ontworpen door Pierre Cuypers (1864-1866). Van de hoge torens van deze zogenaamde Kathedraal van Amsterdam, werd uiteindelijk alleen die op de viering uitgevoerd, en wel door Joseph Cuypers. De kerk is gesloopt in 1970.

In 1863 verhuisde Cuypers zijn architectenbureau naar Amsterdam, waar ‘het’ immers allemaal gebeurde. Mede door zijn functie als lid van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst en zijn relatie met Victor de Stuers kreeg Cuypers de opdrachten voor het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam alsmede vele restauratieopdrachten.

Ook bij deze prestigieuze opdrachten paste Cuypers consequent baksteen als bouwmateriaal toe. Voor het Rijksmuseum liet hij zelfs een speciaal formaat ontwikkelen. Geen wonder dat zowel de vereniging van baksteenfabrikanten als de Nederlandse aannemersvereniging Cuypers huldigde bij verschillende jubilea. Doordat hij als voortrekker het traditionele bouwvak in ere had hersteld, was het spin-off effect van zijn praktijk voor zowel de ene als de andere bedrijfstak aanzienlijk.

Behalve als architect was Cuypers actief als politicus in de gemeenteraad van Amsterdam en Roermond en richtte hij een van de eerste werkgeversorganisaties in Nederland op.

Stadsplattegrond van Roermond uit 1902.
Stadsplattegrond van Roermond uit 1902: de clustering van gebouwen op het snijpunt van de wegen linksonder betreft het complex van de Kapel in het Zand. Aan de weg die naar het zuiden loopt, ligt de entree tot het kerkhof.

De begraafplaats ‘d’n Aje Kirkhoaf’ in Roermond

In de negentiende eeuw maakte de dood meer deel uit van het dagelijkse leven dan vandaag de dag. De frequentie waarmee men familie en vrienden verloor was relatief hoog ten gevolge van een verhoudingsgewijs laag peil van de kraam- en algemene gezondheidszorg. De positie die men bij leven had moest ook zichtbaar zijn na de dood. Graven waren statussymbolen, waarbij families elkaar de loef af wilden steken met de fraaiste monumenten. De laatste rustplaats werd het middelpunt van architectonische, beeldhouwkundige en sierijzeren hoogstandjes. Zo bevindt zich op het kerkhof in Roermond neogotische (graf)kunst van hoge kwaliteit in een parkachtige omgeving.

De ‘Aje Kirkhoaf’ is een van de oudste algemene begraafplaatsen in Nederland en kent een strikte scheiding van de diverse geloofsovertuigingen, zoals die in Nederland vanaf het eind van de achttiende eeuw voor dodenakkers werd doorgevoerd. Naast de indeling in religie is er op het kerkhof ook een duidelijk onderscheid in vier klassen. In de eerste klasse lieten de rijken zich begraven in “eeuwigdurende graven”, met monumentale opbouwen en indrukwekkende grafkelders. De tweede en derde klasse bestonden uit huurgraven, de vierde klasse was bedoeld voor de armste bewoners.

Deze indeling is van de hand van Cuypers, die als stadsarchitect in 1858 de begraafplaats opnieuw inrichtte. Toen ontstond ook het lineaire karakter van het kerkhof en de aandacht voor de beplanting. Inrichting en beplanting van de begraafplaats zijn belangrijk om bezoekers in de juiste sfeer te brengen. Cuypers en zijn tijdgenoten deelden de romantische visie dat de weemoed op een kerkhof een brug sloeg tussen hemel en aarde.

Cuypers gerestaureerd grafmonument aan de voet van de bisschoppelijke Grafkapel. Foto: Jan Straus
Het grafmonument van P.J.H. Cuypers ligt aan het koor van de bisschoppelijke Grafkapel. Deze symbolisch zeer belangrijke locatie zorgt ervoor dat zijn status tot het einde der tijden is verzekerd.

Cuypers’ boodschap

Het versleutelen van boodschappen in de kunst door middel van symbolen is iets van alle tijden. Bij Cuypers kan men deze ontcijferen, omdat zijn beeldentaal geënt was op een brede onderstroom van collectief bewustzijn die sterk bepaald was door het katholieke geloof. Dit kent een schat aan metaforen rond het thema ‘dood en verrijzenis’. Het kerkhof wordt beschouwd als het vertrekpunt naar het paradijs. Dit paradijs wordt gevonden in de heilige Stad, het hemels Jeruzalem dat de evangelist Johannes in de Openbaringen heeft beschreven. Deze stad staat symbool voor de katholieke maatschappij met haar heilige ordening in rangen en standen, die op haar beurt weer is ingebed in de indeling van het kerkhof. Maar dit hemelse Jeruzalem wordt ook zichtbaar gemaakt door middel van architectuur, beelden, schilderingen, (edel)smeedkunst en glas-in-lood in het aardse kerkgebouw dat als een voorafspiegeling van de Goddelijke stad geldt. Elementen als deze vormen de kern van Cuypers’ gedachtegoed, waarin de architect een rijke middeleeuwse symboliek en de rituelen van het katholieke geloof versleutelde.

Naast het thema van het hemels Jeruzalem, speelde het lijdensmotief een toonaangevende rol: het centrale ritueel in het katholieke geloof bestaat uit de eucharistie, het ‘Heilig Sacrament des Altaars’, waarbij het bloedige lijden en sterven van Christus op onbloedige wijze wordt herdacht. Daarom bevat elk altaar een kleine holte: het sepulchrum, dat een verwijzing vormt naar het graf van Christus. Iedere kerk was zo tevens de grafkerk van Christus en verwees als zodanig naar de Grafkerk bij uitstek in Jeruzalem. Dit gebouw, opgetrokken boven het lege graf van Christus (Jezus is herrezen), vormt – hoe kan het ook anders – een christelijk icoon van klasse.

Grafmonument Cuypers met de leeuw als symbool van Marcus. Grafmonument Cuypers met de os als symbool van Lucas. Grafmonument Cuypers met de adelaar als symbool van Johannes. Grafmonument Cuypers met de mens als symbool van Mattheus.
De vier evangelistensymbolen in de hoeken van het randschrift rondom de zerk en de gedenkpijler: de leeuw van Marcus, de os van Lucas, de adelaar van Johannes en de engel of mens van Mattheus.

Beide thema’s herkende Cuypers op goede gronden in de middeleeuwse Munsterkerk te Roermond. Toen hij dan ook in 1887 opdracht kreeg om een bisschoppelijke Grafkapel op ‘d’n Aje Kirkhoaf’ te ontwerpen, greep hij terug op dit model. Cuypers was waarschijnlijk al in 1858, ten tijde van de herinrichting van het kerkhof, op de hoogte van de geoormerkte positie van die grafkapel en heeft deze voorkennis gebruikt bij de bepaling van de locatie van zijn eigen graf. Als voorafbeelding van het hemels Jeruzalem, wordt de begraafplaats als het ware tot een microkosmos van de maatschappij. Het centrum van deze microkosmos wordt gevormd door de bisschoppelijke Grafkapel. Door deze symboliek plaatste Cuypers zijn graf zowel ín het hemels Jeruzalem als in de directe nabijheid van deze heilige Stad.

Grafmonument Cuypers voor de restauratie. Foto: Jan Straus
Het grafmonument van dr Pierre J.H. Cuypers te Roermond voor de restauratie (Foto: Jan Straus)

Het grafmonument van de familie Cuypers

Locatie en oriëntatie óp de begraafplaats waren van essentieel belang. Direct na de voltooiing van de werkzaamheden in 1858 wist Pierre Cuypers een vergunning te verkrijgen voor de bouw van een grafkelder op een prominente positie, in de directe nabijheid van de dertig jaar later door hem gebouwde bisschoppelijke Grafkapel.

Het grafmonument is één van de meest opvallende gedenktekens op het kerkhof. Zij geldt als eerbetoon aan zijn overleden familieleden en uiteindelijk ook voor Cuypers zelf. Het monument bestaat uit twee zerken en een grootse gedenkpijler. Op de sokkel, voorzien van de namen van de in het graf gelegen personen, is een opbouw met vier elegante heiligenfiguren geplaatst. De neogotische vormentaal van het geheel is kenmerkend voor de tweede helft van de negentiende eeuw. Het is bovendien de ‘taal’ die Cuypers gedurende zijn carrière vervolmaakte en op grote schaal toepaste.

De grafzerk van Rosa dateert van 1858 en is ontworpen in middeleeuwse stijl. Inspiratiebron hiervoor was de zerk die Cuypers vriend, geestverwant en latere zwager, Josef Alberdingk Thijm in 1855 voor de laatste rustplaats van zijn familie ontwierp. Rosa staat als het ware in een gotische kerk – verwijzing naar het hemels Jeruzalem – en is omringd door de vier evangelistensymbolen die aan ‘den ingang der poorte van het huis des Heere’ staan.

Grafmonument Cuypers voor de restauratie met de zerk van Rosa. Foto: Jan Straus
De zerk van Cuypers’ eerste vrouw, Rosa van de Vin.

De gedenkpijler, waartoe ook vier heiligenbeelden behoren, is ontstaan na de dood van Cuypers’ tweede vrouw, in 1898. De heiligen Cecilia en Catharina zijn beide verwijzingen naar Nenny; Cecilia als patrones van de muziek, Catharina als naamheilige. Beide figuren keren ook terug op een piano die Cuypers als verlovingsgeschenk aan zijn jonge vrouw had geschonken. Petrus is niet alleen afgebeeld als de naamheilige van Pierre Cuypers, maar ook als de drager van de sleutels die toegang bieden tot de poorten van de hemel, de heilige Stad. Verder was Petrus de eerste bisschop van Rome en staat hij dus symbool voor de aardse kerk.

Het vierde beeld, dat met moeite geïdentificeerd kon worden, is Johannes. Hij kreeg niet alleen een plaats als naamheilige van de vader van Cuypers, maar vooral als Johannes de evangelist die het hemels Jeruzalem in zijn visioen heeft gezien. Hij is op het grafmonument zo geplaatst dat hij kijkt naar de bisschoppelijke Grafkapel, de aardse voorafspiegeling van het hemels Jeruzalem.

Grafmonument Cuypers Mariasymbool roos op hoek baldakijn.  Grafmonument Cuypers Mariasymbool maarts viooltje op hoek baldakijn.  Grafmonument Cuypers Mariasymbool maarts viooltje op hoek baldakijn.  Grafmonument Cuypers Mariasymbool roos op hoek baldakijn.
De hoeken van de baldakijnen boven de vier heiligen zijn gesierd met bloemen die terug te voeren zijn tot de roos en het maarts viooltje: beide behoren tot de Mariasymbolen

Tot in details als de bloemmotieven toe werkt de symboliek door. De associatie van bloemen, hiernamaals en verrijzenis is al zo oud als de prehistorie. De rol van de bloemen in de grafcultus wordt op prachtige wijze door Cuypers verwoord, wanneer hij zijn zoon Joseph na een bezoek aan het graf van Nenny schrijft: ‘Wat is verwonderlijk hoe fraai de bloemen blijven op Moeders graf. Er zijn rozenknoppen die voortdurend ontluiken. Het groen is zoo frisch of ‘t slechts eenige uren aan de stam onttrokken is -‘. Dit thema lijkt vertaald te zijn in de stenen rozen aan de baldakijnen die in een eeuwigdurend ontluiken zijn verstild.

Met de restauratie van het monumenten zijn de graven geschud en de beenderen verzameld. Rustend tussen zijn beide vrouwen is Cuypers op 2 november 2006 opnieuw ten grave gelegd in de crypte die hij voor zijn familie had bestemd. Dona eis requiem sempiternam.

Mozaïek van Cuypers: de vloer van het koor van de Munsterkerk.
Mozaïek van Cuypers de vloer van het koor van de Munsterkerk met het Benedicite.

Delen is ons motto, dus iedereen mag gebruik maken van de gegevens die hier staan, maar wel binnen de termen van de Creative Commons licentie.4

Over delen gesproken, je kunt ons en andere onderzoekers helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina

;-) B(&M)

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Verwijzingen &

  1. Deze en andere foto’s in dit item zijn ontleend aan het onderzoek over het grafmonument, waarvan de volledige titel luidt: Bernadette van Hellenberg Hubar en Don Rackham. Het familiegraf van Pierre J.H. Cuypers. Cultuurhistorische analyse met waardenstelling. 1ste dr. Ohé en Laak/Horn: Res nova-VanHH.org, 2005. http://bit.ly/2jT4LM3-Cuyperiana. Onder deze laatste link kan het onderzoek ingekeken en gedownload worden.
  2. Het onderzoek is uitgevoerd in nauwe samenwerking met drs Don Rackham van Res nova Monumenten die een groot deel van de tekst van de publicatie voor zijn rekening nam.
  3. Terugblikkend op dit project, anno 2019, was niet alleen de restauratie op zich een heel avontuur: het bleek ook een hele uitdaging om uit de specialistische tekst van het rapport een eenvoudige leesbare brochure te destilleren. Hier mag niet onvermeld blijven dat onze co-onderzoeker, Don Rackham, de collegiale toets verrichtte en drs Roland Bruynesteyn MBA ons hielp met het verder vereenvoudigen van de tekst en de redactie op zich nam. Bij dit project voerde de laatste ook de fondsenwerving uit namens het bestuur van de restauratiestichting.
  4. Voor deze site hanteren we de Creative Commons licentie, gespecificeerd onder deze link: http://bit.ly/Copyright-CC-BY-NC-SA-4-0. Dus geen commercieel gebruik en absoluut naamsvermelding, zoals geldt voor al onze teksten en foto’s op onze sites. Hiertoe rekenen we ook onze pagina’s op Facebook en Blogger. Voor de goede orde, alles wat ten dienste komt van kennisverspreiding, beheer en behoud van erfgoed zonderen we uit van commercieel gebruik.

De verkorte link van deze webpagina is http://bit.ly/1PHUGJ4.

← Terug naar de hoofdpagina van de Joseph Cuypers Collectie

← Terug naar de hoofdpagina van Cuypers assortiment

 

Arbeid & Bezieling bij het Rijksmuseum (proefschrift)

Arbeid & Bezieling bij het Rijksmuseum (proefschrift) — De Engelse samenvatting van mijn proefschrift wordt voorafgegaan door de lezing die ik een paar keer voor de masterclass van de Open Universtiteit heb gehouden.

Arbeid & Bezieling | Masterclass Open Universiteit over het Rijksmuseum

Arbeid & Bezieling — De presentatie hierboven is gebaseerd op mijn proefschrift Arbeid & Bezieling dat in het bijzonder gaat over het programma van de voorgevel van het Rijksmuseum.[1] Aan de hand van dit verhaal heb ik uitleg gegeven aan de masterclass van de Open Universiteit over de invloed van het Rijksmuseum op onze interpretatie van de renaissance (en de middeleeuwen) als nationale cultuurdrager(s). Deze bijeenkomst stond onder leiding van professor dr. Paul van den Akker van de Open Universiteit (12 mei 2017 en 3 mei 2019), die zelf een lezing gaf over ons beeld van de renaissancestad bij uitstek, Florence. Het was een plezierige bijeenkomst die in 2017 voortgezet werd op locatie bij het Rijksmuseum. Het is één ding om een presentatie te geven en weer een ander om het onderwerp daarvan met eigen ogen te kunnen bekijken. Dat leidde tot een aantal interessante vragen en discussie. Bij de rondwandeling is ook ingegaan op verschillende aspecten van de afgelopen restauratie.

Spijtig genoeg kon ik in 2019 fysiek niet bij de masterclass aanwezig zijn. Het bleek wel een uitgelezen aanleiding om voor het eerst een presentatie on line via Skype te geven. Dat ging veel beter dan ik had verwacht, vooral door de dialoog tijdens het verhaal met Paul van den Akker.

Hoewel het in 2017 tot in de middag pijpenstelen regende, kwam gelukkig op tijd de zon door. Zou het dan toch geholpen hebben om een worst aan de heilige Clara te beloven?[2] 

Aan de hand van de Engelse samenvatting hieronder kun je een eerste indruk opdoen van Arbeid & Bezieling.

;-) B.[3] 

Masterclass Open Universiteit bij het Rijksmuseum (2017).

Masterclass Open Universiteit bij het Rijksmuseum: uitleg van de topgevel met Arbeid & Bezieling (2017).

Naar aanleiding van de presentatie:

  • Op het bezoek van Albrecht Dürer aan Den Bosch wordt kort ingegaan in deze blog. Van het item over Jeroen Bosch is inmiddels een apart webartikel gemaakt.
  • Over het fenomeen gipsafgietsel heeft Hanno van der Lans een lemma gemaakt voor Wikipedia. Hij heeft daarvoor onder meer gebruik gemaakt van mijn artikel over het Rijksmuseum – het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst en de collectie gipsafgietsels – uit 1983: http://bit.ly/Hubar-gipsafgietsels.

Karel van Manderprijs

29 maart 1995 promoveerde ik aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen op het proefschrift Arbeid & Bezieling, de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum. Daarna zou het nog twee jaar duren eer de handelseditie van het proefschrift uitkwam. Het was een hele eer dat het werk in datzelfde jaar, 1997, bekroond werd met de Karel van Manderprijs voor beste boek op het gebied van architectuurgeschiedenis en beeldhouwkunst van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK).

Dat het die onderscheiding ontving, mag best een wonder heten, want het is een buitengewoon complexe studie. Ik heb nooit meer iets geschreven dat zo ingewikkeld is: in de beste tradities van de grote iconoloog Erwin Panofsky is op grond van kunsttheoretische, filosofische, theologische en architectuurhistorische bronnen getraceerd, wat mogelijkerwijs achter het beeldprogramma van de voorgevel van het Rijksmuseum schuilgaat. Ook andere delen van het museumgebouw zijn daarbij betrokken, maar het accent ligt op de façade aan de Stadhouderskade die als een compendium in steen opgevat kan worden van de opvattingen van het driemanschap Cuypers, Thijm en De Stuers. Hoe ik dit onderzoek heb aangepakt kun je lezen in de inleiding die de veelzeggende titel draagt: Een poging in de kunst.[4]

Een van mijn dromen is om op basis van Arbeid & Bezieling een klein, makkelijk toegankelijk boekje te schrijven over de buitenkant van het Rijksmuseum, zodat de bezoeker met dit bijzondere programma kennis kan maken. Tot het zover is, nodig ik je graag uit om onderstaande samenvatting te lezen.

Het Rijksmuseum van Pierre J.H. Cuypers (1875-1885)

Het Rijksmuseum kort na de opening in 1885. Aan de voet van de gelijkzijdige, centrale topgevel zitten de beelden van Arbeid & Bezieling (herkomst: het Nieuwe Instituut te Rotterdam, waar het archief van de firma Cuypers & Co ligt)

Labour and Inspiration

An iconological interpretation of the façade of the Amsterdam Rijksmuseum based on the aesthetics of P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm and V.E.L. de Stuers

Bernadette van Hellenberg Hubar

Labour and Inspiration (Arbeid en Bezieling) is a study of the theories on the active and passive process of artistic creation of P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm and V.E.L. de Stuers as they were expressed in the sculpture of the façade of the Rijksmuseum in Amsterdam and the decoration of the Arts & Crafts School in Roermond. Although in both cases the design of the ornament was supervised by Cuypers, the programme of meanings to be expressed in and through the deco­ration was devised in frequent consultations between the aesthetician and man of letters Alberdingk Thijm , the civil servant De Stuers and the architect Cuypers. In order to present their theories on both the active creative process of making a work of art and the passive artistic experience of the public and to interpret their formal expression in the Rijksmuseum and the Arts & Crafts School in Roermond, the methods of iconography and iconology have been used. In spite of their draw­backs, these methods have proved themselves to be useful instruments for an inquiry into the meaning of these decoration programmes. However, it should be remarked at the outset that the aim was not to reach quasi-objective results, but to enter into a dialogue with these works of art, leading to interpretations and reflec­tions in which the role of the educated guess is openly acknowledged.

Order and Movement

Labour and Inspiration is devided into three parts, called after a triad of con­cepts which play a central role in Thijm’s view of the development of a contem­porary Christian art formed after a devine model: “the Holy Type of Unity and Multiplicity, Order and Movement, and Harmony and Diversity”. Part I (Order and Movement) presents the opinions of the three men on the practical and idealis­tic aspects of the creation and enjoyment of art. In three chapters Cuypers’ educa­tion as an architect, Thijm’s aesthetic theories and De Stuers’ policy concerning artistic education and public art collections are discussed. Each chapter is prece­ded by a short biographical sketch of the dramatis personae of this study.

A close study of the years Cuypers spent at the Académie des Beaux Arts in Antwerp reveals not only the wide range of ‑ often conflicting ‑ theories of art that prevailed in Belgium and The Netherlands in the first half of the nineteenth century, but also the artistic practice at that time. The transformation of the classi­cist ideal of the ‘universal master’ into a romantic, quasi-mediaeval ideal of the Magister operum is a central theme in this chapter; another is the discovery that Cuypers’ professors, under the influence of J.-F. Blondel’s Cours d’Architecture, held a rhetorical view of architecture which was a major factor in determining  Cuypers’ ideas on the meaning and impact of architecture, on the role of iconolo­gical programmes and on the use of building styles and ornament.

Spotprent van J.P. Holswilder op het Rijksmuseum kort na de opening in 1885.

Spotprent van J.P. Holswilder op het Rijksmuseum kort na de opening in 1885. Het geeft een aardig beeld van wie men algemeen als de bedenkers van dit al te ‘Roomsch’ aandoende overheidsgebouw zag. Het oorspronkelijke onderschrift luidt dan ook: ‘De wijding van het bisschoppelijk paleis, genaamd “Het Rijksmuseum te Amsterdam”‘. Van links naar rechts: jonkheer Victor E.L. de Stuers, Joseph A. Alberdingk Thijm en Pierre J.H. Cuypers (herkomst: KDC Nijmegen).

Thijm’s aesthetics is presented by means of a discussion of one of his most beautiful historical novellas, The Organist of the Cathedral (De Organist van den Dom, 1848). In this work Thijm combines without effort typical Renaissance motifs such as the furor poeticus and the furor melancholicus with a general ro­mantic and catholic atmosphere, thus throwing new light on the mediaeval Cathe­dral of Utrecht, where the action takes place.

To end Part I, De Stuers’ cultural and educational policy is discussed. Both the state-supervised national programme for schooling in the arts and crafts and the idealistic programme of the National Museum for History and Art (Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst), a subdivision of the Rijksmuseum, were dictated by the same vision on the role of the arts and crafts in society. One of De Stuers’ preoccupations was the problem of translating a creative concept into a practicable drawing and subsequently into an artistic product; another was the appeal of the work of art on its public, whose participation is made possible by the moving effect of aesthetic experience. This rhetorical view of art, in which its capacity to move the beholder is so central, is one of the characteristics of De Stuers’ museum ideology. This ideology was partly based on the “propre musée” located at the house of Cuypers’ first mentor Charles Guillon. Both preoccupa­tions of De Stuers have clearly informed the conception of the Rijksmuseum and its annexe, the Art Training School (Oefenschool).

Pierre J.H. en Joseph Th.J. Cuypers, De Teekenschool voor Nuttige en Beeldende Kunsten te Roermond (1904-1905) was net als het Rijksmuseum iconografisch opgezet als een tempel der kunst. Dit gebouw is in het oeuvre van Cuypers als enige buiten het Rijksmuseum gesierd met voorstellingen van Arbeid en Bezieling. (Opname van nà de restauratie in 1996).

Harmony and Diversity

Part II (Harmony and Diversity) is devoted to the Arts & Crafts School in Roermond and especially to its tile decoration of images of Labour and Inspira­tion. Although the Rijksmuseum antedates the Roermond School, the latter is dis­cussed first because this offers the opportunity to present the thoroughly catholic and mediaeval pair of concepts ‘inspiration’/’conception’ and ‘labour’/’craftsman’ as the background to the partly ‘Oudhollandsche’ (Old-Dutch) and partly classicist use of these concepts in the façade of the Rijksmuseum. To begin with, the buil­ding history and the architectural composition of this Gesamtkunstwerk is elucida­ted. Because of its liveliness and subtle balance between variety and variation, movement and asymmetry it is one of the outstanding Dutch examples of ‘pictu­res­que’ architecture. Cuypers ‘picturesque’ and varied design received added lustre by the colourful decoration of the exterior, where different kinds of brick, com­plex masonry motifs, sculpture and tile pictures were used. Secondly, the pro­gramme which formed the basis of all this ornament is interpreted. The represen­tation of ‘inspiration’/’conception’ is based on Mariological metaphors as they occur in the dogma De immaculata conceptione (1854); it strongly resembles the iconography of the decorations designed by Cuypers for the piano he gave as a wedding present to his second wife, Thijm’s sister Nenny. The figure of ‘inspira­tion’/’conception’ expresses an analogy between the ‘inspiration’ of Christ in Mary and the inspiration of the creative concept in the artist. This analogy was based on the interpretation of the articles devoted to Mary by Thijm’s friend, the priest and theologian Cornelis Broere. The figure of ‘labour’/’craftsman’ on the other hand shows the romantical, ‘mediaeval’ labor ethic of the three friends, which was held up to the citizens of Roermond as a harmonious model of a pros­perous society.

De personificatie van Bezieling te Roermond

Het tegeltableau van Bezieling bij de Teekenschool voor Nuttige en Beeldende Kunsten te Roermond (1905): Bezieling is afgestemd op de traditionele iconografie van de Annunciatie en wordt weergegeven als Maria (foto: Paul Kuyt 1983).

Unity and Multiplicity

Part III, Unity and Diversity, is devoted to the iconography and iconology of the Schauseite of the Rijksmuseum. The analysis of its content and meaning is preceded by a chapter which reconstructs the development of the plan, the buil­ding history and the façade sculpture, and describes the complex. The statues of Labour and Inspiration which support the façade, are the central themes here. In Thijm’s aesthetical theory and the series of conceptual associations which form an important part of it this pair of concepts is identical with that of Matter and Spirit. ‘True’ works of art can only be created in and through their interaction. The matter and craft aspect is reflected in the complex of meanings attached to the figure of Labour-Luke-Apelles as a patron of Painting, which combination goes back in essence to the apocryphal biblical story of Saint Luke painting the Madon­na. In the representation of Labour-Luke, drawing takes precedence over painting because drawing is the visual equivalent of verbal language. Labour-Luke thus illustrates the belief of Thijm, Cuypers and De Stuers in the Renaissance notion of drawing as the mediator of Platonic Ideas. The origins of this conviction can be traced through contemporary art criticism, philosophical treatises and the ‘Oudhol­landsche’ artistic theory to the Platonist humanism of Marsilio Ficino and his classical sources.

Het beeld Arbeid in de topgevel van het Rijksmuseum (Bart van den Hove 1883).

Het beeld Arbeid in de topgevel van het Rijksmuseum kreeg van Victor de Stuers de volgende beschrijving: ‘De driehoekige topgevel is aan zijn voet besloten door twee zittende beelden, de Arbeid en de Bezieling, de voorwaarden onmisbaar tot voortbrenging van ware kunstwerken; de Arbeid is een bejaard man gebogen over zijn tafel waarop hij zijn werk teekent. Naast hem een os als zinnebeeld van den ingespannen arbeid’. Deze figuur personifieert niet alleen de tekenkunst, maar verwijst tevens naar de evangelist Lucas en de klassieke schilder Apelles. Het beeld is van de hand van Bart van den Hove (1883-1885) (foto: J.J. Kuyt, 1988).

Inspiration on the other hand turns out to be John the evangelist, represented as the personification of the art of building, beholding the perfection of the heavenly Jerusalem. He is pictured in accordance with both the type of Meditatione and that of the furor poeticus, derived from the ‘Oudhollandsche’ edition of Cesare Ripa’s Iconologia. By this typology, which was extremely popular, the young man Inspi­ration symbolizes Thijm’s view of the creative power of sublimated melancholy. This theme, which was known above all through Dürer’s Melencolia I, can also be traced back to Ficino.

Het beeld Bezieling in de topgevel van het Rijksmuseum, van de hand van Bart van den Hove (1883).

Over het beeld Bezieling in de topgevel van het Rijksmuseum vertelt De Stuers: ‘De Bezieling is een jongeling naar den Hemel starend en gereed in een open boek de ontvangen ingeving op te teekenen; naast hem een arend, wiens hooge vlucht en scherpe blik hem vanouds stelden als zinnebeeld der bezieling’. Op deze bezieling kreeg men vat dankzij de furor poeticus (dichterlijke razernij), hetgeen de jonge man tot symbool van de dichtkunst maakt. Tegelijkertijd verwijst hij naar Johannes de Evangelist die als ziener van het hemelse Jeruzalem de bouwkunst vertegenwoordigt. Het beeld werd net als zijn tegenhanger Arbeid gemaakt door Bart van den Hove (1883-1885) (foto: J.J. Kuyt, 1988).

Next comes the interpretation of the decoration programme of the façade, pre­sented as a book for the laity. The strikingly classical design of the sculpture can be explained by connecting it with the double aim of emulating both the Parthe­non and the Amsterdam Town Hall by Jacob van Campen. By means of a con­struction of the history of art that had been prepared symbolically by Thijm and rationally by Viollet-le-Duc, Greek and mediaeval art could be considered as equivalents because they both represented the flowering of a culture. As a result of this specific concordance masterpieces of Greek art ‑ here the Parthenon ‑ also served as a model for contemporary projects. The emulation of the Town Hall was legitimated because its designers, Van Campen and Artus Quellinus, had tried in a similar way to find a national, classicist-’Oudhollandsch’ answer to the classics. In virtue of the central role of the Virgin, the sculpture of the Rijksmuseum can be interpreted as a litany in stone to the Madonna: the Parthenon, originally a temple devoted to a virgin goddess, had been consecrated tot the Mother of God in the early Christian age; the Amsterdam Town Hall had the Amsterdam Virgin as pa­troness, and the Rijksmuseum the Dutch Virgin. In both cases, this use of a virgin patroness originates in the use of Mary as a symbol of architecture, city-state or society. Moreover, in virtue of a multiplicity of ‘Oudhollandsche’ motifs, the Rijksmuseum would grow into a monument of patriotic feeling: a cultural and historical pantheon for national heroes, exempla virtutis, whose names and por­traits were immortalized in the tympana of the windows on the exterior. Thus the decoration of the façade presents us with a summa in which varying motifs had been connected by the “fertility and elasticity of the Christian-symbolical system” (Thijm). Various controversial catholic elements received in this fashion a diffe­rent, ‘Oudhollandsche’ and ‘classical’ interpretation.

Het centrale paneel in de latei boven de onderdoorgang van het Rijksmuseum toont het reliëf van de Nederlandse Maagd tussen Wijsheid en Rechtvaardigheid met Schoonheid en waarheid aan haar voeten. Ze wordt geflankeerd door Nederlandse wetenschappers en kunstenaars. Het beeldhouwwerk werd uitgevoerd door Frans Vermeylen 1881-1885 (foto: J.J. Kuyt, 1988).

One of these ‘elastic’ themes of the façade is represented in the relief ‘The Art of Drawing and Painting’, which is in fact an anachronistically ‘Greek’ variation of the theme ‘Saint Luke paints the Madonna’. Instead of Luke we find the pain­ter Apelles and instead of the Virgin with Christ sitting on her lap we find Venus Urania with Amor. The analysis of this relief is preceded by the iconographical explanation of the tile tableau with the Three Graces ‘Beauty, Truth and Good­ness’ above the entrance to the Art Training School (Oefenschool). This picture especially demonstrates the importance of the part played by De Stuers as icono­grapher and the great knowledge of ‘Oudhollandsche’ culture both he and Thijm possessed. Ficino’s concept of the Geminae Veneres ‑ heavenly Urania and earthly Pandemos ‑ is mixed with that of the Three Graces as they are represented in the tile tableau. These twins also appear in the relief with the Greek ‘Luke’ or Apel­les: Venus Urania as a model, the other Venus drawing. The design of the relief of ‘The Art of Drawing and Painting’ is based on a harmony between a classical, humanistic and mediaeval motif, devised by Thijm as an allusion to the Concordia Veteris et Novi Testamenti. Again, Mary is the link: she is prefigured as “the highest ideal in art” by Venus Urania, who in turn is often used as a visual me­taphor for the Idea of beauty.

Reliëf met de teken- en schilderkunst aan de gevel van het Rijksmuseum te Amsterdam

Apelles schildert Venus Urania met Amor divinus | Lucas schildert de Madonna met het Christuskind. De meester wordt omringd door zijn leerlingen. Linkerpaneel van de latei boven de onderdoorgang van het Rijksmuseum. Het reliëf werd uitgevoerd door Frans Vermeylen 1881-1885 (foto: J.J. Kuyt, 1988).

The counterpart for the relief of Apelles is the tableau depicting ‘The Art of Building and Sculpture’. Here, the motif of the Greek Magister operum is repre­sented on the basis of a similar concordance. Holding a banderole showing the almost magical emblem of circle, square and triangle, the architect refers as well to Vitruvius as to the mediaeval technique of triangulation. Thus this representa­tion of an architect can be linked to the portrait of Cuypers as an architectus doctus painted in Roermond by his brother in 1853: it shows the sitter against a richly filled book-case, with a drawing-case, an equilateral triangle and a Roman-Gothic capital. Similarly, the Amsterdam relief shows the symbiosis between vitruvianism and organicism in Cuypers’ thought and work in so far as the ‘master of the works’ also refers to the demiourgos, the architect of the universe. Analogous to this divine architect, the Magister operum creates architecture as a “second natu­re” (Thijm).

Reliëf van de bouw- en beeldhouwkunst aan de voorgevel van het Rijksmuseum te Amsterdam.

De bouwloods met de klassieke meester van het werk. Op zijn banderol toont hij het klassieke kwadratuurschema dat symbool staat voor de onvergankelijke geometrische figuren, die ten grondslag liggen aan de bouwkunst als een tweede natuur. Het reliëf werd uitgevoerd door Frans Vermeylen 1881-1885 (foto: J.J. Kuyt, 1988).

Victory-imagination is the central theme of the last chapter of Part III. The three friends considered imagination as a powerful creative instrument, active in a poetical, combining and perfecting way, but only if it is divinely inspired and recognized as a gift from heaven. Because of the analogy between God and man the latter is almost forced to use his imagination and to work creatively. From this results both the victory of mind over matter and the connecting link between heaven and earth. It is quite remarkable to see that this concept turns out to be similar in countless points to the aesthetics of the agnostic Carel Vosmaer, the most important opponent of Thijm, Cuypers and De Stuers.

Finally, by way of a conclusion and synthesis of the meanings connected with the programme of the façade, the most important lines and patterns ‑ both compo­sitional and allegorical ‑ are discussed. As in a perpetuum mobile a limited num­ber of themes dominates the front in ever changing forms and combinations. Among these are Mary as the highest ideal in art, the Magister operum, Beseleel and the demiourgos, the heavenly Jerusalem and the temple of the arts, Venus Urania and Venus Pandemos, the art of drawing as the mediator of the idea, the furor poeticus and many more. By continually balancing on the razor’s edge, turning necessity into a virtue by taking into account the criticism of opponents and incor­porating it in the visual programme, the iconology of the Rijksmuseum has acqui­red its acuteness and its subtle and inspired content. Yet at the same time this programme has remained incomprehensible for the average visitor because of its extreme difficulty. Even if countless symbolical ‘beams’ (Thijm) in the façade flash out with the aim of striking each other in the mind of the beholder, the programme remained too exclusive for the unsuspecting public. One can therefore safely state that similar to the mediaeval cathedral, the Rijksmuseum did not suc­ceed completely in being a book for the layman.

Het centrale deel van het Rijksmuseum met de sculptuur in het teken van Arbeid en Bezieling.

De voorgevel van het Rijksmuseum wordt bekroond door het beeld van Victoria, de gevleugelde dochter des hemels die staat voor de artistieke verbeeldingskracht. Zij reikt dan ook kransen uit aan de geslaagde kunstenaars wier werk als resultaat van Arbeid & Bezieling in het museum is te zien (foto: bvhh.nu 2013).

Epilogue

The epilogue first gives an evaluation of the degree in which ‘Oudhollandsche’ conceptual triads such as nature, teaching and exercise ‑ which were known from the writings of Vondel, Dürer, Ripa, Van Hoogstraten and others ‑ could be suc­cessfully transformed into the trio Labour, Inspiration and Victory. Again, it transpires that Cuypers, Thijm and De Stuers possessed a very solid and profound knowledge of such ‘Oudhollandsche’ metaphors. In this way, they can be conside­red as the precursors of the iconography and iconology of the twentieth century, in spite of the lack of actuality of the metaphors they used for contemporary art. Secondly, the epilogue considers whether and in which way the programme of the completed museum has influenced the work and opinions of the next generation of artists: the architect H.P. Berlage, the writers A. Verwey and L. van Deyssel (Thijms’ son), the painters R.N. Roland Holst, J. Toorop and A. Derkinderen and the composer A. Diepenbrock (Cuypers’ and Thijm’s relative), who summarized their ideals in the concept of ‘community art’ or Gemeenschapskunst.

De plechtigheid rond Cuypers' negentigste verjaardag bij de Teekenschool te Roermond.

Bij gelegenheid van zijn negentigste verjaardag werd Pierre Cuypers in Roermond geëerd met een buste in ‘zijn’ Teekenschool, waar overigens, naar achteraf bleek, ook zijn zoon Joseph als architect een belangrijk aandeel aan heeft geleverd. De school was onder meer gesierd met de personificaties van Arbeid & Bezieling. Rechts op de foto staat Joseph Cuypers met zijn hoed in de hand. Zijn generatie zou de ‘gemeenschapskunst’ hoog in het vaandel dragen.[5]

Critique fortune

Arbeid & Bezieling heeft uiteraard behalve lof ook kritiek gekregen. Dat is met name omdat de betekenis van Thijm te zwaar aangezet zou zijn en omdat de analyse een dolgedraaide iconologische exercitie heet te zijn: de bewijsvoering – voor zover van zoiets al sprake kan zijn – is te uitputtend en te abstract, en dus in meer opzichten onnavolgbaar. Vooral Elineor Bergvelt heeft het er moeilijk mee en veroordeelt Arbeid & Bezieling in één adem met het artikel van Jochen Becker uit 1985 dat me inspireerde tot het proefschrift. Deze opstelling doet vermoeden dat ze van geen van beide echt kennis genomen heeft, want het gaat om twee heel verschillende studies. Dat zou tegelijkertijd verklaren waarom het haar is ontgaan dat Arbeid & Bezieling juist op het punt van de moeilijkheidsgraad een hoog oplossend vermogen heeft. Het is namelijk zo opgezet dat je snel tot zeer snel van de hoofdlijnen en conclusies kennis kunt nemen zonder de breed uitgewerkte onderbouwing door te hoeven ploegen:

  • de Engelse samenvatting – die hierboven staat – beslaat slechts 4 pagina’s.
  • ieder hoofdstuk wordt voorafgegaan door een samenvatting vooraf, waardoor je in om en nabij de 35 pagina’s in vogelvlucht over het onderzoek scheert.
  • wie daarna voor diepgang wil gaan, kan het hele boek lezen, maar desgewenst ook via de inhoudsopgave en de index kiezen voor een selectie van onderwerpen.

Wat betreft de rol van Thijm zijn het met name Ype Koopmans en Aart Oxenaar die ten strijde trekken, zij het wel ieder om andere redenen. De eerste is van mening dat ik Victor de Stuers als programmamaker te kort doe en de laatste vindt algemeen dat Thijm teveel gewicht krijgt als het om de productie van Cuypers als architect gaat. Beide collega onderzoekers hebben net zoveel gelijk als ongelijk, waarmee ik maar wil zeggen dat een andere aanvliegroute heel goed kan betekenen dat we op een complementaire manier op dezelfde bestemming landen.

Wordt vervolgd!

;-) B. 

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Annotatie

  1. Hubar, Bernadette van Hellenberg. Arbeid en bezieling: de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum. Nijmeegse kunsthistorische studies, d. 3. Nijmegen: Nijmegen University Press, 1997.
  2. Het equivalent van die worst is gedoneerd aan monumentenfotograaf Léontine Van Geffen-Lamers voor haar actie ten behoeve van #FreeAGirl.
  3. Meer weten over de familie Cuypers? Surf dan naar http://bit.ly/Cuypers4all.
  4. De inleiding van Arbeid & Bezieling kan ingezien en gedownload worden via http://bit.ly/2FHOnGM-ArbeidEnBezieling.
  5. Tussen Pierre en Joseph Cuypers staan zijn vrouw en zonen; waarom de dochters ontbreken is niet duidelijk. In ieder geval niet vanwege hun gender: Delphine was een voorvechtser van de vrouwenemancipatie en dochter Marguerite was oorlogsverpleegster. Zie meer hierover bij de diapresentatie onderaan de pagina van Cuypers assortiment en elders in de Joseph Cuypers Collectie.
  6. Dit item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Proefschrift Arbeid & Bezieling’, op: Vanhellenberghubar.org, http://bit.ly/Arbeid-Bezieling (2014).