Theo Vogels (1919-1945), student in verzet, gedreven door geloof.*
Vandaag plaatste ik dit bericht op de sociale media: ‘Wie herdenk jij vandaag op #4mei? Ik mijn oom Theo Vogels, de broer van mijn moeder. Dankzij het boek van mijn neef Joep Vogels, ‘Student in verzet’, is eindelijk duidelijk geworden wat hem overkomen is. #JaarVanVerzet bit.ly/2FF6QUy-ITIN via @ifthenisnow’.
Ik vind het een bijzonder verhaal, dat mijn neef geschreven heeft. Bijzonder omdat het laat zien wat een steun het geloof kan bieden aan iemand die in de positie verkeerde van mijn oom: in een Duitse gevangenis in Siegburg, waar vlektyfus uitbrak als gevolg van vervuiling, waartegen de uitgehongerde mannen nauwelijks kans maakten. Zelf van de generatie die meer en meer van de kerk is af komen te staan, maakt dit veel indruk. Maar de reconstructie van Joep is ook bijzonder, omdat opnieuw blijkt hoe diep de sporen zijn die een oorlog in een familie trekt. Zelfs voor ons als nazaten is het belangrijk om eindelijk te weten hoe het zit. De behoefte aan closure laat zich duidelijk niet wegdringen. Daar kwam voor mij, behorend tot de groep jongste kleinkinderen van mijn grootouders, nog eens bij dat het een weldaad was om meer te weten van het gezin waarin mijn moeder opgroeide. Daar kom ik nog een keer op terug. De oorlogsherinneringen van mijn moeder hebben in de tijd dat ik opgroeide geleidelijk moeten wijken voor die van mijn vader die na zijn vijftigste geconfronteerd werd met zijn onverwerkte oorlogsverleden.* Dat is het ongeschreven boek, waaraan ik aan het slot van mijn blog op if then is now refereer.
Het lichaam van oom Theo is na 1950 overgebracht naar de erebegraafplaats van Loenen:
Ereveld ( graf nr 172 )
Groenendaalseweg 64
7371 EZ – Loenen.
Tijdens de dodenherdenking vandaag zal achterneef Arthur Vogels, zoon van Henk en Brigitte, namens de familie bij het graf van Theo Vogels staan.
B.
Verwijzingen
Joep Vogels, Student in verzet. Gedreven door geloof, Tilburg 2017, ISBN/EAN 978-90-9030354-3. Het boek kost 22 euro exclusief verzendkosten en kan besteld worden bij de auteur via: j.vogels@vogelvrij.nl
In het kader van haar boek over de Engelandvaarders heeft Pauline van Till een lemma over mijn vader geplaatst op Wikipedia.
Volledige titel van het boek: Till, Pauline L. van, en Harald S. van der Straaten. Engelandvaarders en vluchtelingen: 1940-1945: de Noordzee-route. Den Haag: Uitgeverij Colorworks, 2015.
Een van de gebouwen die open is tijdens de eerste Open Kerkendag Brabant vandaag is de Gerardus Majella in Tilburg. Een apart ontwerp van Joseph Cuypers (waarschijnlijk in samenwerking met zijn zoon Pierre J.J.M. Cuypers), uitgemonsterd met schilderingen en mozaïeken van Piet Gerrits. Waarom die zo bijzonder zijn vertel ik hieronder in een stuk, ontleend aan mijn boek ‘De genade van de steiger’:
Uit paragraaf 5.8.3 | Gerardus Majellakerk in Tilburg
In 1922 raakte Piet Gerrits betrokken bij de uitmonstering van de Gerardus Majellakerk in Tilburg, waarover de architect, Joseph Cuypers, in een krantenartikel schreef:
‘Zeer gelukkig is in dit verband te noemen de keuze van pastoor Verschure die den kunstenaar en oud-stadgenoot Piet Gerrits, der H. Landstichting de leiding aanbood voor de meubileering en versiering der kerk, nu of later te voltooien. Juist zijn buitengewone kennis der Byzantijnsche kunst — de bakermat onzer kerkelijke kunst— zijn fijn en veel omvattend talent, zijn karaktervolle doch eenvoudige echt christelijke stijl, zullen dit nieuwe Huis Gods maken tot een heerlijk en devoot huis des gebeds.’[253]
In 1933, enkele jaren na de Cenakelkerk, waren de schilderingen klaar (afb. 187a-c). Bij een vergelijking van de twee cycli in Tilburg met de decoraties van de Heilig Landstichting valt als eerste op dat het Beuroner getinte werk vooral in mozaïek is uitgevoerd, in het heilige der heilige van de kerk, terwijl de verhalende voorstellingen boven de arcade, in de lichtbeuk van het schip geschilderd zijn. Dat de taferelen in een krantenartikel worden aangeduid als fresco’s duidt eerder op ingesleten taalgebruik dan op een correcte aanduiding van de techniek. Mede gelet op de matte toon heeft Gerrits hier zeer waarschijnlijk keimverf gebruikt, waarmee hij in 1929, dus eveneens in die tijd, ervaring opdeed in de Gerardus Majellakerk in Den Haag, ontworpen door Jan Stuyt.[254] De recensent van de Nieuwe Tilburgsche Courant was erg onder de indruk van de ‘diepe kennis van het H. Land en het oude en Nieuwe Testament’ die Gerrits in zijn uitmonstering tentoonspreidde: ‘Het is een Evangelie van lijn en kleur, waarbij de aandachtige beschouwer ziet wat hij vroeger gelezen en gehoord heeft’.[255] En dat is precies wat het werk zo bijzonder maakt.
Geen kunstenaar heeft zo systematisch als Piet Gerrits de episodes en lessen in beeld gebracht van het openbare leven van Jezus, waarin deze zich strijdbaar opstelde tegenover het vastgeroeste joodse geloof van het oude verbond. Het belang van de parabels hierbij komt in de Tilburgse schilderingen prachtig tot uitdrukking. Met korte teksten in het Nederlands worden telkens kernzinnen uit de bijbelse verhalen aangehaald, waardoor de boodschap van Christus nog sterker wordt ingeprent. De voorstellingen zijn in een vlotte stijl geschilderd, waarbij achtergrond en kostumering volledig zijn afgestemd op wat Gerrits in het Heilige Land had bestudeerd. Leerlingen, tollenaars, deugdzame en berouwvolle vrouwen, schriftgeleerden en farizeeën, ze zijn allemaal weergegeven als bedoeïenen, terwijl door middel van architectuurdetails, interieuropnames, rotsformaties en planten een beeld van het Palestina van het begin van de jaartelling wordt opgeroepen. Hier is de historieschilder aan het woord die de toeschouwer van de bijbelse wijsheid wil overtuigen. Hoewel de recensent meent dat de kleurstelling met de bruine hoofdtoon is aangepast aan de architectuur, lijkt Gerrits met deze aardse tinten met name de associatie met het Heilige Land te versterken. De afstemming op de architectuur wordt vooral bereikt door de indeling van de taferelen: ze lijken als een doorlopende reeks naadloos in elkaar over te vloeien, maar houden ondertussen het ritme aan van de korbelen van de kapconstructie en de zwikken van de bogen. Vooral bij de laatste toont Gerrits een grote vaardigheid op het gebied van compositie: hij gebruikt ze als een verlaagd podium voor zijn scènes, die door hun aparte positionering – als driekwart ruitvormig inzetje – de blik vangen.
Piet Gerrits, De parabel van Lazarus en de rijke vrek. Cyclus in de Gerardus Majellakerk, ontworpen door Joseph Cuypers, te Tilburg. Herkomst: RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder (2011).
Hier zien we Lazarus zitten tussen de honden; de beroofde en mishandelde Jood die door de meest verachtelijke van zijn geloofsgenoten, de barmhartige Samaritaan, wordt geholpen; de overspelige vrouw; het verdwaalde schaap en Maria Magdalena die de voeten van Christus wast. Voor wie gewend is aan de latere geïllustreerde kinderbijbels komt dit alles nauwelijks als revolutionair over, maar op dat moment was Gerrits de enige die op zo’n directe wijze het Nieuwe Testament voorspiegelde. Als een beeldband, een stripverhaal gelijk, kan het van de muren worden afgelezen, vooral ook vanwege de keuze voor Nederlandstalige teksten. Zelfs opgeknipt in afzonderlijke onderdelen zouden deze scènes al iconografisch een novum zijn, laat staan als doorlopende geschiedenis. Daarbij valt inhoudelijk vooral de nadruk op het menselijke karakter van dit deel van de bijbel, de kant van de eenvoud, de onvoorwaardelijke liefde en vergevingsgezindheid van Christus. Kortom, niet de straffende God waarmee de Una sancta* tijdens het interbellum het kerkvolk zo graag in het gareel hield. Voor Gerrits gold helemaal wat Van der Vliet zei: de kunstenaar moet zelf leraar zijn om de leer van Jezus te verspreiden. Met zijn laagdrempelige beeldverhalen gaf Gerrits haast een doorkijkje op wat na Vaticanum II in de kerkelijke kunst stond te gebeuren.
Het vreemde is dat het programma in de koorpartij, van de overwinnende kerk, dit idee eerder versterkt dan verzwakt: niet ondanks, maar juist dankzij de door Gerrits toegepaste Beuroner oplossingen – ‘Byzantijnsch’, zou Joseph Cuypers zeggen – lijkt hij hier vooruit te lopen op Vaticanum II (afb. 188). Op hiëratische wijze is Christus groter weergegeven dan de met hem rond de tafel zittende apostelen, terwijl Judas met zijn zak geld wegsluipt om zijn aandeel in de verlossing te bewerkstelligen. Net zoals Bach beeldde Gerrits de leerlingen ten teken van hun heiligheid vrijwel gewichtsloos, maar even kleurrijk als tweedimensionaal uit. Judas daarentegen is in wereldse dimensies neergezet met zwaar geplooide, in het aardse bruin getinte kleding. Ook hij weet dus gebruik te maken van de dichotomie die Riegl de kunstenaars had aangereikt.[256] Deze indruk wordt bevestigd door enkele kenmerken die tegelijkertijd tot de canon van Lenz kunnen worden herleid: zowel Jezus als zijn tafelgenoten zijn als non- individuele types weergegeven, zonder persoonlijke uitstraling. Op het tafelkleed na wordt iedere vorm van diepte vermeden. Wel is achter Christus’ rug als een monochroom ornament de vruchtbare druivenrank zichtbaar met elf weelderige trossen.[257] Als slotakkoord verschijnt, haast opgelost in etherische nuances, Maria als Moeder Gods. De manier waarop ze is gepositioneerd met haar mantel die uitwaaiert in een gelijkzijdige driehoek, verraadt de Beuroner getinte invloed van Toorop.
Wat iconografisch het meest frappeert, is de prominente verwijzing in woord en beeld naar de wijnstok uit het evangelie van Johannes die in het interbellum verder alleen bij Joep Nicolas in de Agneskerk te Amsterdam (1937) is te vinden (zie afb. 319). Sowieso is een laatste avondmaal op deze plaats niet standaard. Meestal komt dit onderwerp voor op de oostelijke transeptwanden of in de koortravee. Het enige andere bekende voorbeeld is het werk van Jan Dunselman in de kathedraal van Rotterdam. Vrijwel steeds wordt dan in de kalligrafie gerefereerd aan het hoogtepunt van de consecratie, zoals te zien viel bij het laatste avondmaal van Kees Dunselman in de Obrechtkerk. Piet Gerrits combineerde echter het moment van de instelling van de eucharistie met de metafoor van de wijnstok, waarmee nogmaals werd benadrukt hoe God en mens een symbiotische vereniging aangaan. Niet de geslachtofferde God, maar de liefdevolle God die het moment van de kruisdood haast voorbij kijkt, staat hier centraal. Vooral dit accent lijkt zijn licht vooruit te werpen. Men hoeft maar te denken aan het kerkelijk lied van de post-Vaticaan II dichter Huub Oosterhuis uit 1964:
‘Ik ben de Wijnstok, Mijn Vader de Wijngaardenier
Gij zijt de ranken, dus blijf in Mij, Ik blijf in u
Dan vindt gij vruchten hier.’
Tegen de tijd dat dit lied in de kerken zou worden gezongen, werd ook op de muren een andere toon aangeslagen, zoals Kees Mandos in de Antoniuskerk in dezelfde stad laat zien (1958) (afb. 189). In een vertrouwde iconografie worden op tekenachtige wijze figuren gegroepeerd die alleen door het typologiseren van de koppen en de stilering nog iets van Beuron uitdragen. Voor het overige is er de adem van het expressionisme over heen gegaan, die opvallend genoeg het werk van Gerrits vrijwel geheel onberoerd heeft gelaten.
Piet Gerrits, Apsismozaïek met het Laatste Avondmaal. Cyclus in de Gerardus Majellakerk in Tilburg. Foto RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder (2011).
Naschrift
Tot zover het fragment uit De genade van de steiger. Meer lezen? Kijk dan of je het boek tweedehands kunt kopen, want bij de Walburg Pers is het uitverkocht.
Het zou fijn zijn als je dit dit artikel wilt delen of mailen. Dat kun je doen via de knop delen aan het einde van deze pagina (gebruik de hashtag #GvdSteiger).
;-) B.
Bronnen
Nota bene — In de voetnoten staan verkorte titels die volledig zijn aangehaald in de bibliografie van het boek dat inmiddels echter uitverkocht is. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verwacht de monografie binnenkort on line toegankelijk te maken.
*Una sancta (de enige): dit begrip dat op de kerk slaat, heb ik De genade van de steiger geïntroduceerd als synoniem. Het is ontleend aan het credo of de geloofsbelijdenis en slaat op ‘de enige heilige katholieke en apostolische kerk’ (et unam sanctam catholicam et apostolicam ecclesiam)
[253] KB krantenbank (tegenwoordige beter bekend als Delpher.nl), zoektermen: Piet Gerrits Majella (Nieuwe Tilburgsche Courant 1922).
Een van de gebouwen die open was tijdens de eerste Open Kerkendag Brabant op 26 november 2017 was de Gerardus Majella in Tilburg. Een apart ontwerp van Joseph Cuypers (waarschijnlijk in samenwerking met zijn zoon Pierre J.J.M. Cuypers), uitgemonsterd met schilderingen en mozaïeken van Piet Gerrits. Waarom die zo bijzonder zijn vertel ik hieronder in een stuk, ontleend aan mijn boek De genade van de steiger:
Uit paragraaf 5.8.3 | Gerardus Majellakerk in Tilburg
In 1922 raakte Piet Gerrits betrokken bij de uitmonstering van de Gerardus Majellakerk in Tilburg, waarover de architect, Joseph Cuypers, in een krantenartikel schreef:
‘Zeer gelukkig is in dit verband te noemen de keuze van pastoor Verschure die den kunstenaar en oud-stadgenoot Piet Gerrits, der H. Landstichting de leiding aanbood voor de meubileering en versiering der kerk, nu of later te voltooien. Juist zijn buitengewone kennis der Byzantijnsche kunst — de bakermat onzer kerkelijke kunst— zijn fijn en veel omvattend talent, zijn karaktervolle doch eenvoudige echt christelijke stijl, zullen dit nieuwe Huis Gods maken tot een heerlijk en devoot huis des gebeds.’[253]
In 1933, enkele jaren na de Cenakelkerk, waren de schilderingen klaar (afb. 187a-c). Bij een vergelijking van de twee cycli in Tilburg met de decoraties van de Heilig Landstichting valt als eerste op dat het Beuroner getinte werk vooral in mozaïek is uitgevoerd, in het heilige der heilige van de kerk, terwijl de verhalende voorstellingen boven de arcade, in de lichtbeuk van het schip geschilderd zijn. Dat de taferelen in een krantenartikel worden aangeduid als fresco’s duidt eerder op ingesleten taalgebruik dan op een correcte aanduiding van de techniek. Mede gelet op de matte toon heeft Gerrits hier zeer waarschijnlijk keimverf gebruikt, waarmee hij in 1929, dus eveneens in die tijd, ervaring opdeed in de Gerardus Majellakerk in Den Haag, ontworpen door Jan Stuyt.[254] De recensent van de Nieuwe Tilburgsche Courant was erg onder de indruk van de ‘diepe kennis van het H. Land en het oude en Nieuwe Testament’ die Gerrits in zijn uitmonstering tentoonspreidde: ‘Het is een Evangelie van lijn en kleur, waarbij de aandachtige beschouwer ziet wat hij vroeger gelezen en gehoord heeft’.[255] En dat is precies wat het werk zo bijzonder maakt.
Geen kunstenaar heeft zo systematisch als Piet Gerrits de episodes en lessen in beeld gebracht van het openbare leven van Jezus, waarin deze zich strijdbaar opstelde tegenover het vastgeroeste joodse geloof van het oude verbond. Het belang van de parabels hierbij komt in de Tilburgse schilderingen prachtig tot uitdrukking. Met korte teksten in het Nederlands worden telkens kernzinnen uit de bijbelse verhalen aangehaald, waardoor de boodschap van Christus nog sterker wordt ingeprent. De voorstellingen zijn in een vlotte stijl geschilderd, waarbij achtergrond en kostumering volledig zijn afgestemd op wat Gerrits in het Heilige Land had bestudeerd. Leerlingen, tollenaars, deugdzame en berouwvolle vrouwen, schriftgeleerden en farizeeën, ze zijn allemaal weergegeven als bedoeïenen, terwijl door middel van architectuurdetails, interieuropnames, rotsformaties en planten een beeld van het Palestina van het begin van de jaartelling wordt opgeroepen. Hier is de historieschilder aan het woord die de toeschouwer van de bijbelse wijsheid wil overtuigen. Hoewel de recensent meent dat de kleurstelling met de bruine hoofdtoon is aangepast aan de architectuur, lijkt Gerrits met deze aardse tinten met name de associatie met het Heilige Land te versterken. De afstemming op de architectuur wordt vooral bereikt door de indeling van de taferelen: ze lijken als een doorlopende reeks naadloos in elkaar over te vloeien, maar houden ondertussen het ritme aan van de korbelen van de kapconstructie en de zwikken van de bogen. Vooral bij de laatste toont Gerrits een grote vaardigheid op het gebied van compositie: hij gebruikt ze als een verlaagd podium voor zijn scènes, die door hun aparte positionering – als driekwart ruitvormig inzetje – de blik vangen.
Piet Gerrits, De parabel van Lazarus en de rijke vrek. Cyclus in de Gerardus Majellakerk, ontworpen door Joseph Cuypers, te Tilburg. Herkomst: RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder (2011).
Hier zien we Lazarus zitten tussen de honden; de beroofde en mishandelde Jood die door de meest verachtelijke van zijn geloofsgenoten, de barmhartige Samaritaan, wordt geholpen; de overspelige vrouw; het verdwaalde schaap en Maria Magdalena die de voeten van Christus wast. Voor wie gewend is aan de latere geïllustreerde kinderbijbels komt dit alles nauwelijks als revolutionair over, maar op dat moment was Gerrits de enige die op zo’n directe wijze het Nieuwe Testament voorspiegelde. Als een beeldband, een stripverhaal gelijk, kan het van de muren worden afgelezen, vooral ook vanwege de keuze voor Nederlandstalige teksten. Zelfs opgeknipt in afzonderlijke onderdelen zouden deze scènes al iconografisch een novum zijn, laat staan als doorlopende geschiedenis. Daarbij valt inhoudelijk vooral de nadruk op het menselijke karakter van dit deel van de bijbel, de kant van de eenvoud, de onvoorwaardelijke liefde en vergevingsgezindheid van Christus. Kortom, niet de straffende God waarmee de Una sancta* tijdens het interbellum het kerkvolk zo graag in het gareel hield. Voor Gerrits gold helemaal wat Van der Vliet zei: de kunstenaar moet zelf leraar zijn om de leer van Jezus te verspreiden. Met zijn laagdrempelige beeldverhalen gaf Gerrits haast een doorkijkje op wat na Vaticanum II in de kerkelijke kunst stond te gebeuren.
Het vreemde is dat het programma in de koorpartij, van de overwinnende kerk, dit idee eerder versterkt dan verzwakt: niet ondanks, maar juist dankzij de door Gerrits toegepaste Beuroner oplossingen – ‘Byzantijnsch’, zou Joseph Cuypers zeggen – lijkt hij hier vooruit te lopen op Vaticanum II (afb. 188). Op hiëratische wijze is Christus groter weergegeven dan de met hem rond de tafel zittende apostelen, terwijl Judas met zijn zak geld wegsluipt om zijn aandeel in de verlossing te bewerkstelligen. Net zoals Bach beeldde Gerrits de leerlingen ten teken van hun heiligheid vrijwel gewichtsloos, maar even kleurrijk als tweedimensionaal uit. Judas daarentegen is in wereldse dimensies neergezet met zwaar geplooide, in het aardse bruin getinte kleding. Ook hij weet dus gebruik te maken van de dichotomie die Riegl de kunstenaars had aangereikt.[256] Deze indruk wordt bevestigd door enkele kenmerken die tegelijkertijd tot de canon van Lenz kunnen worden herleid: zowel Jezus als zijn tafelgenoten zijn als non- individuele types weergegeven, zonder persoonlijke uitstraling. Op het tafelkleed na wordt iedere vorm van diepte vermeden. Wel is achter Christus’ rug als een monochroom ornament de vruchtbare druivenrank zichtbaar met elf weelderige trossen.[257] Als slotakkoord verschijnt, haast opgelost in etherische nuances, Maria als Moeder Gods. De manier waarop ze is gepositioneerd met haar mantel die uitwaaiert in een gelijkzijdige driehoek, verraadt de Beuroner getinte invloed van Toorop.
Wat iconografisch het meest frappeert, is de prominente verwijzing in woord en beeld naar de wijnstok uit het evangelie van Johannes die in het interbellum verder alleen bij Joep Nicolas in de Agneskerk te Amsterdam (1937) is te vinden (zie afb. 319). Sowieso is een laatste avondmaal op deze plaats niet standaard. Meestal komt dit onderwerp voor op de oostelijke transeptwanden of in de koortravee. Het enige andere bekende voorbeeld is het werk van Jan Dunselman in de kathedraal van Rotterdam. Vrijwel steeds wordt dan in de kalligrafie gerefereerd aan het hoogtepunt van de consecratie, zoals te zien viel bij het laatste avondmaal van Kees Dunselman in de Obrechtkerk. Piet Gerrits combineerde echter het moment van de instelling van de eucharistie met de metafoor van de wijnstok, waarmee nogmaals werd benadrukt hoe God en mens een symbiotische vereniging aangaan. Niet de geslachtofferde God, maar de liefdevolle God die het moment van de kruisdood haast voorbij kijkt, staat hier centraal. Vooral dit accent lijkt zijn licht vooruit te werpen. Men hoeft maar te denken aan het kerkelijk lied van de post-Vaticaan II dichter Huub Oosterhuis uit 1964:
‘Ik ben de Wijnstok, Mijn Vader de Wijngaardenier
Gij zijt de ranken, dus blijf in Mij, Ik blijf in u
Dan vindt gij vruchten hier.’
Tegen de tijd dat dit lied in de kerken zou worden gezongen, werd ook op de muren een andere toon aangeslagen, zoals Kees Mandos in de Antoniuskerk in dezelfde stad laat zien (1958) (afb. 189). In een vertrouwde iconografie worden op tekenachtige wijze figuren gegroepeerd die alleen door het typologiseren van de koppen en de stilering nog iets van Beuron uitdragen. Voor het overige is er de adem van het expressionisme over heen gegaan, die opvallend genoeg het werk van Gerrits vrijwel geheel onberoerd heeft gelaten.
Piet Gerrits, Apsismozaïek met het Laatste Avondmaal. Cyclus in de Gerardus Majellakerk in Tilburg. Foto RCE Beeldbank-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder (2011).
Naschrift
Tot zover het fragment uit De genade van de steiger. Meer lezen? Kijk dan of je het boek tweedehands kunt kopen, want bij de Walburg Pers is het uitverkocht.
Het zou fijn zijn als je dit dit artikel wilt delen of mailen. Dat kun je doen via de knop delen aan het einde van deze pagina (gebruik de hashtag #GvdSteiger).
Bovenstaand stuk is paragraaf 5.8.3 uit De genade van de steiger, pp. 241-244. In de voetnoten staan verkorte titels die volledig zijn aangehaald in de bibliografie van het boek dat inmiddels echter uitverkocht is. De oorspronkelijke aankondiging op de site van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed was als volgt (met dank aan de Way back Machine van Archive.org). Deze pagina is echter verwijderd, toen het boek was uitverkocht en zou toen plaats hebben moeten maken voor de aankondiging van de uitgave online. Dat is nog altijd niet gebeurd en – om de sfeer van het boek te blijven – daar mag wel een monumentale engel bij in de trant van de heerscharen die Piet Gerrits in de Cenakelkerk in mozaïek vereeuwigde.
Toelichting op enkele namen en begrippen:
de Una sancta (de Ene of Enige heilige): dit begrip heb ik in De genade van de steiger geïntroduceerd als synoniem van de kerk of R.K. Kerk, omdat deze twee woorden/begrippen anders wel heel vaak zouden voorkomen. Una sancta is ontleend aan het credo of de geloofsbelijdenis en slaat op ‘de ene heilige katholieke en apostolische kerk’ (et unam sanctam catholicam et apostolicam ecclesiam). Zoals ik het gebruik gaat het niet alleen om de oorspronkelijke trotse overtuiging van het credo, maar ook om de onverzettelijkheid van de katholieke kerk jegens onafhankelijk denkende figuren binnen de eigen gelederen. En laten dat nu vaak kunstenaars en kunstcritici zijn. De grens tussen trots en zelfgenoegzaamheid werd en wordt door de clerus vaak overschreden en meestal ten koste van de leken.
Van der Vliet: (volgt)
Bach is niet de componist, maar de kerkschilder F.H. Bach, wiens werk in de vroegere Juvenaatskapel van Maastricht in De genade van de steiger behandeld wordt.
Riegls dichotomie: (volgt)
Noten:
[253] KB krantenbank (tegenwoordige beter bekend als www.Delpher.nl), zoektermen: Piet Gerrits Majella (Nieuwe Tilburgsche Courant 1922).
De opzet van de mirrors van if then is now is ideaal om te laten zien hoe actueel ‘t verleden is. Dat wordt ook duidelijk uit mijn eersteling die je kunt vinden onder deze link: http://bit.ly/2g4EuZd.
Behoorlijk confronterend, zeker als je bedenkt dat vorige week in de pers stond dat de inventaris van mijn oude parochiekerk in Tilburg – Margarita Maria Alacoque (1922) – momenteel verscheept wordt naar Polen.
Ondertussen heb ik een kleine hommage gebracht aan Wies van Leeuwen die in 1985 de sloop van de Dominicuskerk van Pierre J.H. Cuypers in Alkmaar documenteerde en het Cuypershuis in Roermond, waar spolia van dit monument tentoongesteld worden.
Ga het lezen, ga het zien!
B.
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
De krantencollage van Kees de Goede in Museum De Pont brengt een indringend verhaal (foto bvhh 2015).
Tot 31 januari 2016 is de tentoonstelling van Kees de Goede in Museum De Pont in Tilburg te bekijken. Nu is het altijd al feest om naar dat museum te gaan, maar met deze expositie is een bezoek nog interessanter. En als je me nu vraagt waarom, kan ik er niet eens echt de vinger op leggen. Misschien wel vanwege de persoonlijke synthese die De Goede heeft gemaakt als kunstenaar die midden in de ontwikkelingen van zijn tijd stond en staat. Ik ben verzot op kleur, dus zijn abstracte polychromie is voor mij heel aantrekkelijk. Mijn hoofd is gevuld met beelden van negentiende en twintigste-eeuwse monumentale uitmonsteringen en grappig genoeg kan ik binnen dat referentiekader wel een plaats vinden voor de exercities van De Goede. Het is decoratief in de goede, oorspronkelijke zin van het woord: monumentaal en met een verhalend accent.
Dat verhalen kan episch zijn, zoals de wat ‘unheimische’ kosmische diepte in zijn cirkels met getande inkepingen. Of het kan heel eenvoudig liggen op het niveau van het kijk- en voelspel: hoe werken kleuren en vormen optisch ten opzichte van elkaar? Wat gebeurt er als ik een fel beschilderde huid strak span over een geraamte in een organisch aandoend vlechtwerk van takken? Het doet zo haptisch aan dat je het liefst je vingers zou willen gebruiken.
Boodschap en beeld zijn vooral indringend bij de collage van kranten tegen de muur … Het adagium dat bijna afgesleten berichten een bijzondere betekenis krijgen, zodra de kunstenaar ze van een andere context voorziet is hier heel sterk. Het trof me … maar daar wil ik verder geen woorden aan kwijt, want dit moet je gewoon gaan bekijken.
En als je dan gaat, lees dan ook het stuk op de website van het museum over Kees de Goede. ((Gelukkig is de betreffende pagina op de site van het museum behouden gebleven.)) Hoewel dat misschien wat vreemd klinkt, tekent het de zeggingskracht van zijn werk dat hierin weer heel andere accenten worden gelegd, dan in mijn blogje hierboven.
;-) B. ((Verkorte link van dit item: http://bit.ly/239F2zm.
Collage voor de verspreiding van ‘Tweemaal Driekoningen’ op de sociale media (bvhh.nu 2018). Klik op het plaatje om het te vergroten.
Sweet memories! Het Driekoningenzingen hoort echt tot de gouden momenten van mijn jeugdjaren. Wat een plezier en wat een opwinding! Het rommelen in de kist met feestkleren, oude lakens en dan iene miene mutten wie de zwarte koning mocht zijn. Die werd dan met een beroete kurk op kleur gebracht. O wat was ik trots als ik aan de beurt was! We eindigden onze tocht steevast in Tilburg bij Mariengaarde, waar mijn grootmoeder woonde. Haar verzorgster nam ons dan mee naar andere, voor ons heel oude mensen, die zo’n stel verklede kinderen een verrassend aangename afwisseling vonden. Stralende ogen in gerimpelde gezichten en wat raakte onze snoepzak lekker vol.
Hoe oud zal ik geweest zijn? Een jaar of 10, toen mijn zusje Yvonne, die au pair was in Engeland, het meisje dat aan haar hoede was toevertrouwd voor de kerstvakantie meenam naar huis. Emma heette ze; ze kwam uit een well to do gezin en was een jaar of drie jonger dan de ‘drie kleintjes’, waartoe ik behoorde. Het werd Driekoningen en Emma mocht verkleed mee. Dat was wat! In oude lakens, met een lampion en een papieren kroon op een doek op je hoofd, zoiets had ze nog nooit meegemaakt. Ik kleur vast mijn geheugen bij als ik zeg dat we die avond meer ophaalden dan andere jaren. Haar plezier en opwinding maakten er iets aparts van, misschien omdat dit feest nog specialer werd, omdat zij – uit Engeland – het zo bijzonder vond. Heb ik er lang bij stilgestaan? Emma in ieder geval wel, want de week erna, toen wij weer naar school moesten, heeft ze zich iedere dag opnieuw als koning verkleed en is ze komen zingen voor mijn zusje en mijn moeder.
Met zoveel aangenaam jeugdsentiment kun je je voorstellen dat het geen straf was om een paar jaar geleden zowel voor het platform If then is now als voor de Facebookpagina van de nieuwe Bavo een blogje over dit feest te schrijven. Er kwamen zowaar weer wat nieuwe dingen tevoorschijn. Ga maar eens kijken: volg voor het ene verhaal deze link naar Facebook of surf verder naar het andere item op If then is now!
Wist je dat het Tilburgse Driekoningenzingen tegenwoordig op de Unescolijst van immaterieel erfgoed staat? Het is zo’n apart stukje folklore dat Andere Tijden er een uitzending over heeft gemaakt die 5 januari 2017 is uitgezonden; de dag voor Driekoningen natuurlijk!
;-) B.
Collectie Kerst- en eindejaarsgedichten
Meer gedichten en verhalen lezen, die ik bij gelegenheid van Kerstmis, Oud & Nieuw en Driekoningen schreef? Pluk dan eens wat uit dit rijtje:
Het liep tegen het nieuwe jaar (2020-2021) via deze link.
Zalig Kerstfeest in 2019 | Rood/Colourfield via deze link.
Marc Mulders met de net voltooide koepelschaal voor de doopkapel van de nieuwe Bavo. De emailleschildering laat de ἰχθύς (ICHTUS) zien. Het werk werd uitgevoerd bij GBB te Tilburg. Foto: Stephan van Rijt 2013.
We hebben in de nieuwe Bavo niet alleen te maken met kunst uit voorbije tijden, maar ook met ontwerpen van vandaag de dag. Daar horen natuurlijk de nieuwe glazen van Jan Dibbets bij, die inmiddels zowat allemaal zijn geplaatst. Maar er komt nog meer aan. Want ook de opdracht aan Marc Mulders voor de verdere decoratie van de doopkapel gaat door. De meeste mensen denken dat hij daar allang klaar is. We kijken immers al enige jaren tegen de ‘oersoep’ of de ‘garnaal’ aan, zoals de voorstelling op de schaal in de centrale opening van het gewelf van de doopkapel wel wordt genoemd. De kunstenaar speelt hiermee in op de oeroude symboliek van het letterspel ἰχθύς (ICHTUS), waarvan de beginletters in het Grieks staan voor Jezus Christus, Gods zoon, Redder. Omdat ἰχθύς tevens het woord is voor vis, ontstond al in de catacomben een vaste associatie tussen dat beeld en die afkorting. Een mooi voorbeeld van hoe gewijde tekens ontstaan. Is ondertussen wat de volksmond ervan maakte beledigend? Welnee! Geuzennamen in de kunst zijn zo oud als de weg naar Rome en sommige werden uiteindelijk zelfs gepromoveerd tot officiële stijlaanduidingen. Wat dacht je van ‘gotiek’ wat barbaars betekent. En helemaal erg was ‘neogotiek’ dat bedoeld was om heel denigrerend de namaak te onderstrepen van het werk van architecten als Pierre Cuypers, de vader van Joseph. Nu zal niemand dat meer van zijn hoogst originele ontwerpen zeggen, de geijkte uitzonderingen daargelaten. En zo zal het ook met de koepelschaal van Marc Mulders gaan.
Trouw —Een andere keer ga ik verder in op wat de kunstenaar in de doopkapel van plan is. Hier wil ik graag aandacht vragen voor het artikel van Henny de Lange dat afgelopen week in Trouw verscheen over de relatie tussen Joost Zwagerman en Marc Mulders. Ook al is de aanleiding vanwege de dood van de dichter triest, het geeft een goed idee van de kunstenaar die met hem samenwerkte. Dat begint al met de manier waarop Zwagerman contact met de kluizenaar Mulders maakt: ‘Als ik het goed heb, houd jij niet zo van telefoneren, dus ik leg je mijn vraag per mail voor.‘ Daarmee begon, zo schrijft De Lange, een ‘match made in heaven’, want Mulders zou de beelden leveren bij de laatste bundel gedichten van Zwagerman, Wakend over God. Het doet vreemd aan dat iemand die zo expressief gelovig is als Marc Mulders zo goed aanvoelde wat de worsteling van Joost Zwagerman inhield: zijn gevecht met de engel, waarin alle wanhoop en twijfel die een mens maar kan hebben tot uitdrukking komt.
Ga het interview lezen, zou ik zeggen: http://bit.ly/Mulders-Zwagerman-Trouw. Misschien raak je dan net als ik geïnspireerd om een bezoek te brengen aan museum De Pont in Tilburg waar de gedichten en beelden van Zwagerman en Mulders tot 13 maart 2016 naast elkaar hangen.
B.
Meer informatie &
Het nieuwe werk van Marc Mulders in de kathedraal krijgt een aparte plek in het boek Ad orientem | Gericht op het oosten. Weet je het nog?
Er komt een bibliofiele uitgave van het boek, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de restauratie van de nieuwe Bavo. Wat houdt dat in, die bibliofiele uitgave? Dat is een aparte, genummerde en gesigneerde editie, waarin de naam van de begunstigers wordt vermeld. De ondergrens is € 100,00 per exemplaar, maar meer mag natuurlijk ook! Wie belangstelling heeft kan zich opgeven via NieuweBavo@gmail.com (vergeet niet je adresgegevens te vermelden).
Korting van € 10,00 — Op dit moment kan het boek ook besteld worden tegen een prijs van € 39,95 per exemplaar. Na het verschijnen, voorjaar 2016, wordt dit € 49,95. Meld je aan via NieuweBavo@gmail.com (graag verzendadres vermelden).
Voor de tentoonstelling in het De Pont Museum te Tilburg volg www.depont.nl.
Voor een handzame uitleg van ἰχθύς (ichtus) zie betreffende lemma op Wikipedia.
Bij de uitvoering van zijn glasontwerpen werkt Marc Mulders samen met GBB, GlasBewerkingsbedrijfBrabant te Tilburg.
Ad orientem | Gericht op het oosten. De nieuwe Bavo te Haarlem wordt uitgegeven door WBOOKS te Zwolle, in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo. Het boek komt tot stand op initiatief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.
De nieuwe Bavo wordt gerestaureerd door Van Hoogevest Architecten te Amersfoort (http://bit.ly/Hoogevest-Bavo) in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem: http://bit.ly/Bavo2Ao.
De koepelschaal van Marc Mulders in het hart van het gewelf van de doopkapel van de nieuwe Bavo te Haarlem. In mijn boek over de nieuwe Bavo (2016) heb ik zowel aan deze centraalbouw in het klein als aan het werk van Marc Mulders aandacht besteed. Foto Van Hoogevest Architecten 2013.
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
“Dit huis zal eeuwig staan, het zal van kind tot kind gedurig overgaan”, jubelde een enthousiaste dichter ter gelegenheid van de inzegening van de Goirkese kerk in 1839. Of het waar is, van die eeuwigheid, dat valt nog te bezien, maar ondertussen staat de kerk toch al 176 jaar, en een bijna afgeronde restauratie van het complete interieur doet het beste vermoeden voor de toekomst. Daarmee bevindt de Goirkese kerk zich in een uitzonderlijke positie in deze tijden van kerksluiting en herbestemming. Dat is mede te danken aan de Stichting Vrienden van de Goirkese Kerk. Op initiatief van deze stichting is nu het boek ‘O prachtig huis’ verschenen, waarin kunsthistoricus Joost van Hest de geschiedenis van het kerkgebouw en de inventaris voor het eerst gedetailleerd beschrijft. Van Hest werkt de hoofdrolspelers tot leven. Dat zijn de opeenvolgende pastoors, de architecten en de kunstenaars die het uiterlijk van kerk en interieur bepaald hebben, maar ook de parochianen. Daardoor is de Goirkese kerk vooral aan de binnenkant uitgegroeid tot een van de fraaiste van Tilburg, rijk aan devote kunstwerken zoals de doopvont uit 1590 en de uit hout gesculptuurde preekstoel uit 1853. ((Ontleend aan: Stadsnieuws d.d. 20 juni 2015, p. 8.))
Maar dat is niet het enige wat de Goirkese kerk zo speciaal maakt. Hierin bevindt zich namelijk één van de topstukken op het gebied van de monumentale kerkelijke schilderkunst uit het interbellum: de indrukwekkende schilderingen van Jos ten Horn in de apsis van dit gebouw, die werkelijk zonder weerga zijn. Ten Horn heeft de vondst van Antoon Derkinderen om de muur als een vel papier te behandelen in dit werk op verbluffende wijze in praktijk gebracht.
In 2015 zijn de muurschilderingen van Jos ten Horn in de nieuwe apsis van de Goirkese kerk in Tilburg gerestaureerd door Leo Scholten. De kerk is 5 jaar gesloten geweest vanwege een ingrijpende restauratiecampagne en onlangs heropend. Dit werd gevierd met een monografie over de Goirkese kerk van collega Joost van Hest, waaronder ook aandacht is besteed aan het werk van deze kunstenaar. Ten Horn is een van de weinigen onder de monumentale schilders uit de expressionistische hoek met een groot oeuvre op het gebied van de muurschilderkunst en hij heeft veel waardering gekregen. Een van de belangrijkste vernieuwingen die in het interbellum zijn beslag kreeg, was de behandeling van de muur als een vel papier: hierbij werd de kleur van de pleister als achter- of ondergrond gebruikt en kwam er veel ‘wit’ in de voorstellingen voor. Ten Horn heeft de muur in de apsis gebruikt als een blad papier waarop hij ogenschijnlijk met houtskool werkte. Dit werk is enig in zijn soort en dat is een goede reden om een paragraaf uit mijn boek te delen.
Jos ten Horn, De verering van het kruis en Maria door de bekeerde volkeren van de overzeese gebieden (ca. 1938), in de nieuwe apsis van Kees de Bever (1937-1938) in de Dionysiuskerk of Goirkese kerk te Tilburg. Waarschijnlijk is deze aparte voorstelling bedoeld als eerbetoon aan de Tilburgse missionaris Peerke Donders, die in de parochie van het Goirke zijn wortels had en gedurende het interbellum grote verering ondervond in deze plaats. Het werk is in 2015 gerestaureerd doorLeo Scholten. Herkomst Joost van Hest 2015.
Uit paragraaf 7.7 | De muur als een blad papier: Jos ten Horn
Nota bene — De tekst weerspiegelt de stand van zaken eind 2013. De afbeeldingen in de Goirkese kerk zijn afkomstig van de beeldbank van de RCE en gemaakt door Sjaan van der Jagt van Pixelpolder.
Het experiment dat Van Rees in 1931 uitvoerde in de Pietàkapel van de Obrechtkerk, vond, voor zover dat te traceren viel, nauwelijks navolging. De eerste die erop voortborduurde, was de kerkschilder Jos ten Horn (1894-1956) in de nieuwe apsis van de Goirkese kerk te Tilburg, circa 1938 (afb. 370). Ten Horn, die opgeleid was aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid en zijn eerste schreden op het gebied van de muurschilderkunst zette als figurist in het atelier van de firma Cuypers & Co, was een van de ontdekkingen van Clemens Meuleman. De handelaar probeerde vanaf de late jaren twintig belangstelling bij de vakwereld voor Ten Horn te wekken, onder meer door Plasschaert uit te nodigen voor een toer door Twente om enkele kerken te bekijken.[1] De waardering die Ten Horn genoot, blijkt niet alleen uit de vele opdrachten – hij is een van de weinigen onder de expressionisten met een groot oeuvre – maar ook uit zijn deelname aan de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs met een beschilderde altaarretabel voor de Nederlandse kapel in het pauselijk paviljoen. Op zich is dit een bijzonder werk, omdat het aangeeft dat Ten Horn met Collette en Molkenboer tot de weinige stijlpluralisten behoorde die een specifieke interpretatie van de Byzantijnse kunst ontwikkelden. Ook in zijn muurschilderingen [434] zien we hoe de kunstenaar in een gevarieerd idioom werkte, met afwisselend Byzantijnse, romaanse, gotische en barokke vormen. Wat het barokke idioom betreft, zijn de koepelschilderingen die hij met Piet Coppens uitvoerde in de achttiende-eeuwse Luciakerk in Ravenstein ongetwijfeld een hoogtepunt.[2]
Afb. 371 Jos ten Horn, De centrale groep van de inheemse Surinaamse bevolking waartussen de Tilburgse missionaris Peerke Donders werkzaam was als missionaris. Schildering (ca. 1938) in de nieuwe apsis van Kees de Bever (1937-1938) in de Dionysiuskerk of Goirkese kerk te Tilburg. Herkomst Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2011.
Hoewel Engelman Ten Horn in 1934 opnam bij de kunstenaars die de nieuwe barok beoefenden, leerde hij hem pas na de oorlog kennen, als docent glas-in-lood aan de Jan van Eyckacademie te Maastricht. In het artikel dat Engelman bij gelegenheid van de zestigste verjaardag van de kunstenaar publiceerde, schreef hij dit toe aan Ten Horns bescheidenheid. Niettemin was de kunstenaar er blijkens de vakbladen toch verschillende keren in geslaagd om de aandacht te trekken.[3] In het overzicht van de werken die Engelman in zijn verhaal opvoerde, ontbreekt jammer genoeg een van de interessantste, de apsisschilderingen in de Goirkese kerk in Tilburg. Deze zijn alleen al zo bijzonder omdat de aardse zone is gewijd aan een paradijselijke plek in de tropen. Zeer waarschijnlijk is hiermee een eerbetoon bedoeld aan de Tilburgse missionaris Peerke Donders (1809-1887): niet alleen was deze in de Goirkese kerk gedoopt, maar ook had hij er zijn afscheidsmis gecelebreerd voordat hij naar Suriname vertrok. Daar was hij werkzaam in de binnenlanden, waar hij de indianen bekeerde en de leprozen verzorgde. In het interbellum kende Tilburg een ware verering voor Peerke Donders, die onder meer leidde tot de oprichting van een standbeeld in 1926. De herdenking van zijn vijftigste sterfdag van 1937 tot 1938 gaf aanleiding tot een openluchtspel en een toneelstuk over de ‘Apostel van Suriname’, waarin ‘Indianen’ en ‘Boschnegers’ een prominente rol vervulden. Bij de keuze voor het type personages blijkt Ten Horn hier met zijn werk op te hebben ingespeeld (afb. 371).[4]
Jos ten Horn, het centrale mensenpaar als de nieuwe Adam en Eva in het Surinaamse paradijs. Schildering (ca. 1938) in de nieuwe apsis van Kees de Bever (1937-1938) in de Dionysiuskerk of Goirkese kerk te Tilburg.Herkomst Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2011.
Op een dunne pleisterlaag waar de baksteen op verschillende plekken doorheen schemert, heeft Ten Horn de verschillende figuurgroepen op een barokke manier over het concave oppervlak verspreid. Vanuit een stevige voet die bestaat uit een trapeziumachtige opbouw in het centrum klimmen beneden links en rechts ‘Indianen’ en ‘Boschnegers’ naar boven tot ongeveer tweederde van de hoogte. Daar ontmoeten de bewoners van de aarde musicerende engelen, waarvan twee groepen naar het eigenlijke orkest in de kalot leiden: met instrumenten en wierookvaten wordt hulde gebracht aan Maria als apocalyptische vrouw en het kruis dat met enkele lijdenswerktuigen omhoog wordt gedragen door engelen. Ten Horn is vrij onorthodox te werk gegaan door geen van de hemelingen vleugels te geven, een iconografisch fenomeen dat volgens Timmers vroegchristelijk van oorsprong is.[5] Wat echter voor die tijd helemaal opmerkelijk is, is dat de engelen qua huidskleur en gelaatstrekken de tropische figuren weerspiegelen. Zelfs Maria en kind ogen bepaald niet westers.
De aardse zone is één grote hoorn des overvloeds met korven vol met de vruchten van het veld, de oogst van bomen en struiken en een net vol vissen. Dat de jacht geen plaats heeft gekregen in dit paradijs, is niet zonder reden. Ten Horn legde een speciale nadruk op Bijbelse producten als graan, appels, druiven en vissen. Dit roept onder meer associaties op met de wonderbare visvangst die Matthieu Wiegman in de Obrechtkerk weergaf. Tegelijkertijd wordt hiermee de eucharistische betekenis van brood en wijn en de vroegchristelijke symboliek van de vis als letterschrift van Christus benadrukt. Ook de activiteit van de visvangst zelf heeft een bijzondere lading: deze herinnert immers aan de opmerking van Christus dat hij van de vissers onder de apostelen vissers van mensen zou maken. Voor de apostel van Suriname zullen deze woorden een direct toepasselijke boodschap hebben gehad. De paradijselijke weelde wordt nog eens onderstreept door het mensenpaar aan de top van het trapezium, die als een nieuwe Adam en Eva de appels van het geloof mogen plukken. Om het geheel af te maken kunnen ook de vleugelloze engelen worden gepresenteerd als passende entourage voor een volk dat vergelijkenderwijs in de evangelische fase van het vroege christendom verkeerde, toen Peerke Donders hen bekeerde.
Jos ten Horn, Detail met Maria met Kind en het kruis met de lijdenswerktuigen omringd door musicerende engelen. Schildering (ca. 1938) in de nieuwe apsis van Kees de Bever (1937-1938) in de Dionysiuskerk of Goirkese kerk te Tilburg.Herkomst Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2011.
Technisch bezien lijkt wat Ten Horn deed sterk op de werkwijze van Van Rees in de Obrechtkerk. De muur is opgevat als een blad papier, waarbij het gebroken wit van de pleisterlaag niet alleen is gebruikt voor de achtergrond, maar ook voor de lichtpartijen van de donkere lichamen, de wolken en de verschillende [435] overige elementen, als kruis, muziekinstrumenten et cetera. De voorstelling is vrijwel monochroom in donkerbruine schakeringen uitgevoerd, waardoor het effect is ontstaan van een houtskooltekening in het groot. Met behulp van deze tekenachtige techniek heeft Ten Horn zijn figuren een sterk modelé meegegeven, waarvan het plastische effect goed past bij de barokke weelde. Door de vervuiling van de schildering is nog maar moeilijk te zien dat de kunstenaar de compositie op verschillende plekken, met name bij de aureolen en het fruit, heeft verlevendigd met fel gekleurde toetsen en partijen. Wat het af maakt, is de kleurschijn rond de omtrekken van de verschillende groepen die haast geaquarelleerd zijn: vrij fel direct langs de contour vloeien de tinten steeds verder uit totdat ze opgaan in de achtergrond. Zo heeft Ten Horn ook dun opgezette grijs en bruin vervloeiende lagen aangebracht, onder meer bij de subtiele nuances voor de huid en de wolken. Qua compositie schakelde hij via de contrapost de figuren aan elkaar, waardoor een levende, sterk barok aandoende interactie tussen de personages plaatsvindt die als één grote guirlande stijgen en weer afhangen. Jos ten Horn was een groot vakman.
Het werk in Tilburg is niet alleen voor Ten Horn, maar ook voor het gehele interbellum enig in zijn soort. Een tweede werk van de hand van deze kunstenaar in deze uitdrukkingswijze bestaat niet. Hoewel hij haast zeker bij Van Rees inspiratie heeft gevonden, is niet alleen de vorm bijzonder maar ook de iconografie. Het getuigt van moed dat de pastoor in dit concept is meegegaan, want rond 1938 kon men heel wat conservatievere manieren bedenken om Peerke Donders te eren. Ook Ten Horn kan worden gevoegd bij die kunstenaars die in staat waren eigen oplossingen te bedenken binnen de voorgeschreven liturgisch bepaalde beeldtraditie van de kerk.
Afb. 371 Jos ten Horn, Detail met Adam en Eva uit de de centrale groep van de Surinaamse ‘Indianen’ en ‘Boschnegers’ die door de Tilburgse missionaris Peerke Donders waren bekeerd. Schildering (ca. 1938) in de nieuwe apsis van Kees de Bever (1937-1938) in de Dionysiuskerk of Goirkese kerk te Tilburg. Herkomst Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2011.
Naschrift
Tot zover het fragment uit De genade van de steiger. Meer lezen? Dan moet je het boek via de openbare bibliotheek bestellen, want het is uitverkocht!
Wil je dit artikel delen of mailen, ga dan naar het einde van deze pagina en gebruik de hashtag #GvdSteiger
De verkorte link van dit item is: http://bit.ly/GvdS-Jos-ten-Horn-Tilburg
Bernadette van Hellenberg Hubar
Bronnen
Nota bene — In de voetnoten staan verkorte titels die volledig zijn aangehaald in de bibliografie van het boek dat inmiddels uitverkocht is. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft laten weten van plan te zijn om het bij de DBNL.org online te zetten, maar dat is tot dusver niet gebeurd.
* De kleine aanpassingen betreffen twee punten: a) Abusievelijk heeft een van de redacteuren van het boek destijds de aanduiding ‘Indianen’ en ‘Boschnegers’ van aanhalingstekens ontdaan en in hedendaagse spelling omgezet. De herstelde benaming is ontleend aan een van de bronnen, vermeld in noot 4: wat toen werd betiteld als KB Krantenbank kennen we tegenwoordig als Delpher. In casu betreft het dit artikel in de Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant van 14-07-1937. Met dank aan Door Jelsma die me erop attendeerde dat de omschrijving ‘indianen en bosnegers’ vandaag de dag verkeerd begrepen kan worden. b) In noot 2 is bij het werk in Ravenstein het jaartal toegevoegd met de bron.
[1] KB krantenbank, zoektermen: Jos ten Horn schilder (Jan Engelman, De Tijd 11-06-1954). Van Dael e.a., Schoonheid in devotie, p. 41.
[2] KB krantenbank, zoektermen: Jos ten Horn schilder (Jan Engelman, De Tijd 11-06-1954; Limburger Koerier 29-07-1937). Meuleman, Religieuse kunst, plaat 257; andere werken: platen 33-35. De kapel van gesticht Voorburg te Vught is in 1994 afgebroken. De huidige verblijfplaats van dit retabel is niet achterhaald. KB krantenbank, zoektermen: Engelman nieuwe barok (De Tijd 30-09-1936). RCE, Monumentenregister, nr. 32337. Zie voorts de beeldbank van de RCE, zoektermen: Ravenstein, Luciakerk, Jos ten Horn. Uit het spreadsheet van het onderzoek dat nog omgezet zou worden in een database, blijkt dat het werk in Ravenstein dateert uit 1936 (de datum is aangebracht naast het orgel).
[3] W., Jozefkerk Zwolle (1933), p. 129. Van Rooijen, Kerkelijke traditie (1933), p. 11. Apelles, Van opdrachtgever tot kunstenaar (1932), p. 557. Verschuuren, ‘Aesthetische gedachten’ (1931), pp. 372-373.
[4] KB krantenbank, zoektermen: Peerke Donders Apostel (1926, 1937, 1938). Voorts over Goirke en Peerke Donders www.parochiedebrontilburg.nl/cultureelerfgoed.htm.
[5] Timmers, Symboliek en iconographie, p. 345, nr. 690.
Meer lezen?
Hest, Joost van. “O, prachtig huis!”: de Goirkese kerk in Tilburg: geschiedenis, gebouw en inventaris. Onder redactie van Ronald Peeters. Tilburg: Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed. Zie over dit boek verder het item op deze site: http://bit.ly/1NHYcEr
De verkorte link van het item op dit scherm is: http://bit.ly/GvdS-Jos-ten-Horn-Tilburg
De omslag van de rapportpublicatie over de Sacramentskerk in Tilburg. Onderaan dit item wordt uitgelegd hoe je het kunt bestellen.
Inleiding
In 2005 is Res nova gevraagd om een waardenstellend onderzoek naar de Sacramentskerk uit te voeren met als doel dit in te zetten voor het behoud van de kerk. De bisschop van ‘s-Hertogenbosch, mgr A. Hurkmans, had namelijk besloten de Sacramentskerk te verkopen met als doel de hieruit voortkomende opbrengst aan te wenden voor het behoud van andere Tilburgse kerken. Wanneer immers een kerkgebouw haar liturgische functie verliest, zo meende hij, ‘[blijft] er weinig ruimte over […] voor alternatief gebruik van Rooms-katholieke kerkgebouwen’. Verkoop betekende toen sloop, want het gebouw had geen status als rijksmonument noch als gemeentelijk monument. Na jaren procederen, waarbij ik eenmaal bij de rechtbank en eenmaal bij een slopende zitting van de monumentencommissie aanwezig was – die zich volledig had ingegraven – is dat spijtig genoeg niet gelukt.1 Ten onrechte, want uit het onderzoek van Res nova zijn ontegenzeggelijk de waarden van gebouw en inrichting gebleken.
Twaalf jaar later, anno 2017, mag de Sacramentskerk nog heel even haar stempel drukken op het stadsbeeld van Tilburg. In de loop van de zomer zal ze grotendeels gesloopt worden. Het meest actuele plan is om de beeldbepalende gevel van de Sacramentskerk met de toren te behouden en op de plaats van het schip daarachter vijftien woningen te bouwen.2
Anno 2017 blijkt het onderzoek naar de Sacramentskerk een van de meest gewilde titels uit het educatieve fonds dat Vanhellenberghubar.org namens Res nova heeft voortgezet. En terecht, want het blijft een rapport met verrassende vondsten, zoals hierna uit de samenvatting zal blijken.3 Het onderzoek en de hoofdtekst staan op naam Don Rackham die ook tekende voor de vondst van het versneld perspectief. Zelf deed ik de begeleiding, de completering en finetuning van de waardenstelling, en de eindredactie van de tekst.
De Sacramentskerk en de pastorie na de sloop van de spits in 1992. Foto Don Rackham.
Samenvatting
De Sacramentskerk werd gebouwd op een belangrijke locatie, het kruispunt van de pas voltooide Ringbaan-Oost en de Nieuwe Bosscheweg. Vanuit beide wegen doemt de Sacramentskerk op als een fraai visueel baken, en is het geworden tot een belangrijk oriëntatiepunt voor de gemeente Tilburg en een herkenningspunt voor de Armhoefse Akkers, ook wel de Sacramentsparochie genoemd.
De door de Eindhovense architect M. van Beek in 1931 ontworpen Sacramentskerk is niet alleen een gaaf en geslaagd voorbeeld van de wijze waarop een kerk werd gebouwd als het middelpunt van een nieuwe parochiewijk, ook de intrinsieke waarden van de kerk zijn van belang. Geheel volgens de Christocentrische idealen uit het interbellum heeft Van Beek alle middelen aangewend om de aandacht van de parochianen op het koor te vestigen. De gordelbogen en triomfbogen die in versneld perspectief tot achter het altaar doorlopen, de enorme overspanning van het schip, waarbij geen zichtverstorende kolommen zijn geplaatst, het verhogen van het vloerniveau van het koor en de wijze waarop Van Beek gebruik heeft gemaakt van de natuurlijke lichtinval zorgen voor een dramatisch en doeltreffend effect.
Het interieur van de Sacramentskerk. Door de repetitie en de exponentiële verkleining van de spitsboog wordt ons oog naar het altaar geleid. Foto Jack Janssen (2013).4
Ook aan het exterieur heeft hij de aandacht op het priesterkoor weten te vestigen: dit gebeurde door middel van een massief volume dat als een gesloten baldakijn over de locus sanctus staat en deze accentueert. De subtiele manier waarop Van Beek met de bouw van de kerk ruimtelijk op de plek heeft ingespeeld, blijkt uit de symmetrische opzet van de voorgevel. Door een trapsgewijze vergroting van de elkaar opvolgende bouwelementen is een fraai lijnenspel ontstaan. De detaillering versterkt dit: de Sacramentskerk is geheel in baksteen opgetrokken. Niet alleen de opgaande muren en de gewelven zijn hierbij van baksteen, maar ook de decoratieve elementen zoals rollagen, gootlijsten en plint. Door afwijkende tinten te gebruiken ontstond een verfijnde baksteenpolychromie.
Res novae
Omdat de besluitvorming eerder aan de marginale kant is gebleven en er voorheen geen integrale waardenstelling is opgesteld, is het onderhavige rapport geproduceerd. Hieruit blijkt dat de Sacramentskerk zowel cultuurhistorisch, architectonisch als stedenbouwkundig een groot aantal bijzondere waarden kan worden toegekend. Uit grondig onderzoek is een beeld naar boven gekomen, dat in eerder gevoerde discussies helemaal niet of onvoldoende ter sprake is gekomen. Een aantal aspecten daarvan kan als res novae (nieuwe zaken) worden beschouwd. We laten deze hieronder de revue passeren:
Het belangrijkste novum betreft de wijze waarop Van Beek bij de Sacramentskerk gebruik heeft gemaakt van het versneld perspectief, zowel bij het exterieur als aan de binnenzijde. Door dit optische spel dat in de renaissance is ontwikkeld door architecten als Bramante en Michelangelo, ontstaat aan de buitenzijde een nog rijziger en monumentaler gebouw, dat intern aan diepte wint. Deze toepassing is binnen de huidige stand van het onderzoek een unicum: op dit punt zijn er verder geen gebouwen bekend uit de periode 1900-1940, laat staan uit de jaren dertig.
De Sacramentskerk vormt het slotakkoord van een wijk die is opgezet als resultaat van de kruisbestuiving binnen een select netwerk aan stedenbouwkundigen, waartoe behalve ‘locale’ vakmensen als Johan Rückert in Tilburg en Louis Kooken in Eindhoven, grote namen behoren als G.J. de Jongh, H.P. Berlage, K.P.C. de Bazel en Jos.Th.J. Cuypers, naast omstreden figuren als de Delftse hoogleraar administratief recht J.H. Valckenier Kips die juridisch als een van de eerste planologen kan gelden.
Het betreffende netwerk liet zich leiden door met name de ideeën over de natuurlijk gegroeide stad van Camillo Sitte en de Engelse tuindorpgedachte van Ebenezer Howard, waarbij een sterk sociaal gevoel de idealistische ondertoon bepaalde.
Van Beek heeft de ideale – Christocentrische – volkskerk uit het interbellum gerealiseerd, hetgeen vooral blijkt uit de opzet van het ruime schip en de nadruk op het priesterkoor. Hierbij liet hij zich leiden door ideeën van de liturgist A.F. van Beukering, die architect A.J. Kropholler in de Antonius-Abtkerk te Rotterdam als prototype verwerkte.
De manier waarop Van Beek bij het volume van het priesterkoor een gelaagd beeld weet op te roepen, waarbij in- en exterieur zich naar de toeschouwer totaal anders manifesteren, getuigt van een subtiel architectonisch gevoel voor compositie: aan de buitenkant wordt het rijzige, gesloten ‘baldakijn’ getoond dat Van Beek aan Kropholler ontleende. Intern blijkt dit te functioneren als een soort toneeltoren om indirect licht op het priesterkoor te verkrijgen. Dit indirecte licht zorgde voor een ‘theatraal’, mystiek karakter dat er toe bijdroeg alle aandacht naar het altaar te trekken, geheel conform het Christocentrische ideaal.
Het belang van de Sacramentskerk in het oeuvre van een architect, waarvan verschillende werken op de Rijkslijst en onder meer in zijn geboorteplaats en domicilie – Eindhoven – op de gemeentelijke monumentenlijst staan, is pas met dit onderzoek aan het licht gekomen.
De Sacramentskerk gezien vanaf de Bosscheweg voor de oorlog.5
Overige waarden
Andere aspecten die wel bekend waren, maar eerder niet of onvoldoende in het besluitvormingsproces zijn meegenomen, zijn:
De hoge waarde van het kerkgebouw als centrum van de parochiewijk. Zowel visueel als sociaal-cultuurhistorisch neemt de kerk een prominente positie in de Armhoefse Akkers in.
De esthetische werking van de symmetrie van de voorgevel als gevolg van de ligging. Het lijnenspel dat ontstaat door de afgewogen compositie van de opeenvolgende bouwelementen zorgt voor een fraai schouwspel en benadrukt de belevingswaarde.
Het gevoel van detail van Van Beek dat zich vooral manifesteert door de toepassing van baksteen als deels sierend, deels accentuerend en deels geledend element.
Het interieur vormt een prachtig gesamtkunstwerk uit de jaren dertig waaraan namen als Charles Eyck en Joan Collette verbonden zijn.
Ook de wederopbouw is vertegenwoordigd, zoals het glas-in-lood van Jan Dijker laat zien (1951-1954). De herwaardering van kunst uit deze tijd heeft anno 2014 haar weerslag gekregen in de website die aan het oeuvre van deze kunstenaar is gewijd.6 Postcriptum
Naar aanleiding van dit item liet de Amsterdamse architectuurhistoricus Guido Hoogewoud* mij in 2015 het volgende weten: ‘het versneld perspectief is ook toegepast door K.P. Tholens in het koor van de Chassékerk in Amsterdam (1924-1926). In de zich verjongende bogen zijn de namen van de engelenkoren aangebracht’. Maar er blijken er meer te zijn geweest: tijdens de excursie van het Cuypersgenootschap van 4 juni 2016 naar het voormalige kleinseminarie Hageveld, bleek ook architect Jan Stuyt van deze kunstgreep gebruik gemaakt te hebben; niet in de kapel, maar in de kolonnade van de hal van het hoofdgebouw (1925). Het is dus kennelijk iets dat in die tijd weer opgepakt werd in de eigentijdse architectuur en dus wel degelijk van architectuurhistorische waarde is. Maar juist de betekenis van het toepassen van het versneld perspectief is destijds door de monumentencommissie van Tilburg snerend van de tafel geveegd! Zo’n gremium heeft zelf te weinig ervaring met onderzoek om te beseffen dat wanneer eenmaal iets is gesignaleerd – zoals Don Rackham heeft gedaan met het versneld perspectief in de Sacramentskerk – er daarna meer voorbeelden volgen.
Een groot aantal jaren sprak ik op deze plaats de hoop uit dat zich hier niettemin een modelherbestemming zou ontwikkelen. Alle voorwaarden daartoe waren immers aanwezig.
Juli 2017 valt het doek dan toch definitief.7 De waardevolle onderdelen van de kerk worden ‘gered’, zoals de glazen van Jan Dijker en de beelden van Charles Eyck en Frans Mandos, maar over een maand is het silhouet van de Sacramentskerk voorgoed verdwenen. Het zal een vreemde gewaarwording zijn als ik met de trein vanuit het zuiden Eindhoven binnenrijd op weg naar een ander project of naar familie in de stad van mijn jeugd.
De samenvatting is grotendeels ontleend aan de rapportpublicatie, waarover de volgende informatie gaat:
Bibliografische vermelding: Rackham, Don, en Bernadette van Hellenberg Hubar. De Sacramentskerk te Tilburg. Waardenstellend onderzoek. Erfgoed in ontwikkeling. Ohé en Laak: Res nova, 2005. http://bit.ly/2AsiWkc.
De rapportpublicatie over de Sacramentskerk kan besteld worden bij het virtuele loket van Bibliodoc.
Het onderzoek is voor een deel in te zien via Google boeken.
Uit de gegevens op deze site blijkt dat de ramen van Jan Dijker (1913-1993) voor een deel inmiddels verwijderd en opgeslagen zijn: stichtingjandijker.nl.
Voor de voorgeschiedenis van de sloop zie het artikel van Petra Robben. “Erfgoed Tilburg: Behoud erfgoed Sacramentskerk Tilburg”. Erfgoed Tilburg, juli 2017. http://bit.ly/2uMX9kF.
Dit webitem kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg. “Waardenstellend onderzoek Sacramentskerk Tilburg (2005)”. VanHellenbergHubar.org (blog), 2014-2017. http://bit.ly/1QPaAGJ
In de Tilburgse Sacramentskerk bevindt/bevond zich ook naoorlogs glas-in-lood van Jan Dijker. Meer hierover vertelt Judith Kuipéri op de site van de stichtingjandijker.nl.
Verkorte link van dit item: http://wp.me/P4eh3s-T6 | http://bit.ly/1QPaAGJ
Onze website gebruikt cookies voor een optimale ervaring. VanHellenbergHubar.Org vraagt de gebruiker om hiermee akkoord te gaan door op 'Accept' te klikken.AcceptRead More
Privacy en cookies ingevolge de AVG
Privacy Overview
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may affect your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.