Dertig jaar later

Nota bene — Deze blog verkeert in statu nascendi. Je mag rustig een kijkje nemen, maar het item is nog niet helemaal af. ((Het woord blog mag mannelijk/vrouwelijk en onzijdig gebruikt worden. Hoewel je de laatste tijd steeds vaker het blog ziet staan, volg ik de voorkeursvorm van het Genootschap Onze Taal door het mannelijke lidwoord de toe te passen.)) Er is zoveel over dit onderwerp te zeggen dat het misschien wel simpelweg onvoltooid moet blijven. Een continuing story?

Kreupele restanten

De Antoniuskapel in Servaaskerk te Maastricht (1874-1900) met een deels wel en deels niet gerestaureerde uitmonstering van Pierre J.H. Cuypers. ((Hubar, Eenheid in het vele, in: http://bit.ly/Themanummer-Servaaskerk-KNOB84, pp. 120, 135, noot 80.)) Foto auteur, 2014.

Zeg niet dat dit mooi is, want dat is het niet, dit kreupele restant van Cuypers’ uitmonstering in de Maastrichtse Servaaskerk (1864-1908). Natuurlijk, het beeld van Antonius onder zijn neogotische baldakijn staat er nog, de geschilderde tapisserie tegen de wand is superbe en de epische schilderingen met scènes uit het leven van de heilige blijven hun verhaal vertellen, maar toch … het klopt niet. Ik heb de kapel nog gekend toen ze helemaal gaaf was: toen waren ook de schalken met de muraalbogen en het gewelf daarboven rijk gesjabloneerd. Op de zware pijlers richting schip zat schijnmetselmerk dat voor een evenwichtige dimensionering zorgde. Decennia verwaarlozing en een zoutuitbloei van jewelste hadden hun tol geëist, maar het gehele polychrome schema in deze ruimte was er nog. Een halfslachtige Cuypers resteerde na de restauratie van de Servaaskerk in 1983-1989.

Waarom ik hier aan denk? Misschien omdat ik er laatst weer eens was. Niet geheel vrijwillig, want ik kom er niet graag. Iedere keer als ik de kerk binnenstap is het een klap in mijn gezicht. Ik mis het geschilderde triforium in het schip, de kloeke blokverbanden van de pijlers en de weelde aan geschilderde tapisserieën die volgens een oeroude iconografische traditie door heel de kerk uit eerbied en pure verering waren aangebracht. Maar soms moet ik er wel naar toe, omdat tussen alle fragmenten bijzonderheden zitten die ik nodig heb voor onderzoek. Neem bijvoorbeeld de litanie van Loreto in de Mariakapel met al die oeroude Mariatitels, waarvan er een aantal op veel oudere culturen dan die van het christendom teruggaat.

Maar ik denk er ook aan, omdat ik laatst mijn eerste artikel over de iconografie van Cuypers, Alberdingk Thijm, De Stuers en hun tijdgenoten onder ogen kreeg. Dat verscheen in 1984 in het themanummer over de Servaaskerk in het Bulletin KNOB. Wies van Leeuwen, met wie ik dat jaar het Cuypersgenootschap heb opgericht, had dit bedacht om een wetenschappelijke bijdrage aan de restauratieproblematiek te kunnen leveren. ((Leeuwen, Wies van, red., ‘Van de redactie’ [themanummer restauratie Servaaskerk Maastricht], in: http://bit.ly/Themanummer-Servaaskerk-KNOB84, pp. 103-104.)) Dat was ook nodig omdat kort ervoor twee publicaties van de restauratiestichting verschenen, waarin Cuypers met vereende krachten naar de verdoemenis was geschreven. Op liturgisch gebied werd dit weerlegd door een helder artikel van Kees Peeters, die dit schreef omdat hij vond dat verantwoording afgelegd moest worden voor het tribunaal van de geschiedenis (een zin die ik nooit meer ben vergeten). Daarna volgden Wies en ik met respectievelijk een evaluatie van wat er in de jaren zestig met de inrichting van Cuypers was gebeurd in de Munsterkerk en het iconografisch programma van de Servaaskerk, en tenslotte het enige artikel dat effect zou sorteren, dat van Jos Koldeweij over het Bergportaal. Toen men daar eenmaal was aangekomen met de werkzaamheden was het kwartje gevallen. Waarschijnlijk heeft men toen al ingezien wat voor een blamage de aanpak van het interieur was gebleken, ook al werd iedere kritiek overstemd door enigszins overspannen jubelgeluiden.

Kapel van het heilig Aanschijn in de Servaaskerk te Maastricht

Een iconografische zeldzaamheid vormt de kapel van het heilig Aanschijn (1893-1894) uit het atelier van Cuypers, waar de doek van Veronica wordt vereerd en de muur bezet is met votiefstenen die qua vorm en kleur passen in het decoratieschema. ((Hubar, Eenheid in het vele, in: http://bit.ly/Themanummer-Servaaskerk-KNOB84, pp. 120, 129-131, 134.)) Rondom het altaar bevonden zich op de muur geschilderde draperieën, niet alleen bedoeld als lambrisering, maar ook om het beeld van gordijnen rondom een heilige plaats op te roepen. Versluiering was een teken van eerbied en paste bij het mysterie. De gordijnen werden verwijderd en geheel tegen de polychrome wetten in vervangen door schijnmetselwerk dat gewoon naar beneden doorgetrokken werd. Hierdoor is ook de dimensionering van de kapel geweld aangedaan. Foto auteur, 2014.

Wies heeft toen doorgezet dat we de restauratie zouden evalueren. En dat gebeurde ook, in het blad van het Cuypersgenootschap, De Sluitsteen. ((Van Leeuwen en Hubar, ‘De beginselloosheid tot adagium verheven’, in: http://bit.ly/Evaluatie-1991-Servaaskerk, pp. 75-97.)) Hierdoor is er een behoorlijk goed gevulde portfolio van deze casus. De opmaat werd gevormd door de publicatie over het symposium van de Jan van Eyckacademie in 1979, geïnitieerd door de latere oprichter van de SRAL, Anne van Grevenstein. Daarna de reeks artikelen van Wies en van mij, waaronder het themanummer van het Bulletin KNOB en de publicaties in Heemschut, en tenslotte onze evaluatie. Het gros van de artikelen kan inmiddels gedownload worden. Zelf ben ik aangenaam verrast dat met name de iconografische artikelen actueel zijn gebleven en nog steeds worden gebruikt.

Ik ben nog altijd trots op wat we toen met die hele groep van het Cuypersgenootschap hebben gedaan, met Jenny Bierenbroodspot die onze artikelen kritisch doorlas en redigeerde, Jules Bonnet die voor foto’s zorgde, Guido Hoogewoud als onvermoeibaar klankbord, Gert van Kleef die z’n eerste schreden op het Cuyperspad zette, wijlen Pieter Singelenberg als onze onbetwiste autoriteit en Ruud van Hövell die ons juridisch advies gaf en leerde hoe we bij de Raad van State moesten optreden. Maar ook al heeft de geschiedenis ons gelijk gegeven – de reconstructie van de uitmonstering van Cuypers in het Rijksmuseum legt daar iedere dag getuigenis van af – de pijn blijft als ik het schip van de Servaaskerk betreed.

Sic erat in fatis, zou De Stuers zeggen.

B. ((Het lag in het lot besloten! Het bovenstaande item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Dertig jaar later’, op: vanhellenberghubar.org, http://bit.ly/1QPcsPN (2014).))

Downloads

Bronnen

Nota bene — In de voetnoten gebruik ik onder meer verkorte titels die volledig aangehaald zijn in de bibliografie van deze site.

Bovendonk van drie generaties Cuypers (2008)

Grootseminarie Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers, Joseph Th.J. Cuypers en Pierre J.J.M. Cuypers (1897-1906; 1922-1923). Collage bvhh.nu 2008.

Seminariecomplex Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers, Joseph Th. J. Cuypers en Pierre J.J.M. Cuypers (1897-1906; 1922-1923).

‘Kwaliteit is het product van een langdurige ontwikkeling, van een samengaan, versmelten, van ‘kunde’ in de dubbele betekenis van technische vaardigheid en beheersing van de stof, een en ander afgerond, tot iets dat de maker individueel eigen is, het stempel van de persoonlijkheid, de originaliteit’ (Hella Haase).*

In de zomer van 2008 vond in opdracht van MAS Architectuur het eerste grote cultuur- en bouwhistorisch onderzoek plaats naar het voormalig seminariecomplex Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers en Joseph Th.J. Cuypers. Het complex werd begin twintigste eeuw gesticht en functioneert tegenwoordig voor een klein deel nog steeds als priesteropleiding en voor het overige als hotel en conferentieoord. In 2007 vond in het kader van het Cuypersjaar een druk bezocht symposium plaats dat in ieder geval liet zien hoe passend deze bestemming voor dit gesamtkunstwerk van de architecten Cuypers is. Voordat we de samenvatting van de cultuur- en bouwhistorische analyse laten volgen, passeren hier eerst de vondsten uit het onderzoek de revue.*

Res novae

— door Bernadette van Hellenberg Hubar

  • Bovendonk is in het werk van Cuypers evenzeer een statement van ontwerptechniek, stijl en iconografie als het Amsterdamse Rijksmuseum.
  • De symboliek is niet beperkt gebleven tot de beelden en reliëfs in de gevel maar strekt zich ook uit tot de gehanteerde bouwstijl van het complex.
  • Bij het ontwerp van het complex heeft Cuypers de aan A.W.N. Pugin ontleende thematiek van de ‘stad in het klein’ gebruikt.
  • Bovendonk is, net als bijvoorbeeld het Rijksmuseum, een voorbeeld van interpretatie en emulatie van een historisch voorbeeld, in dit geval de architectuur van het huis van Maarten van Rossum in Zaltbommel.
  • De geometrische patronen van de tegelvloeren in de gangen van het complex zijn ontleend aan de Dictionnaire raisonnée van Viollet-le-Duc.
  • Bij de bouw van het grootseminarie zijn de marmeren schouwen uit het voormalige zomerverblijf van monseigneur de Nelis hergebruikt in de hoofdvleugel.
  • Het complex is ontworpen op basis van een geometrisch raster dat zijn wortels heeft in de ontwerpleer van de Fransman J.N.L. Durand.
  • De logistieke indeling van Bovendonk is een uitwerking van de beproefde seminarieplattegronden van Haaren en Driebergen-Rijsenburg.
  • Cuypers grijpt in Hoeven terug op de kloostertypologie uit de renaissance en de barok, die gekenmerkt wordt door geometrische rasterplattegronden met vele binnenplaatsen en door kloostergangen ontsloten vleugels.
  • De voorgevel is ontworpen op basis van de gelijkzijdige driehoek, terwijl de verhoudingen van de zijgevels op de minder steile Egyptische driehoek zijn gebaseerd.
  • Het basisschema van de hoofdtrappen gaat terug op het trappenhuis van de directievilla van het Rijksmuseum.
  • Bovendonk is een van de vroegste complexen waar op grote schaal een CV-installatie is ingebouwd.
  • Het gehanteerde kleurschema in Bovendonk vertoont grote overeenkomsten met het ‘Oud-Hollandse’ kleurenschema van het Rijksmuseum, dat is gebaseerd op de kleurenleer van Georg Hirth. In Das deutsche Zimmer der Renaissance uit 1880 bepleitte Hirth de rehabilitatie van de kleur bruin. Cuypers werkt de belangrijkste principes uit dit werk in Bovendonk uit in directe samenhang met de materiaalpolychromie.
  • Het ontwerp van Bovendonk vertoont sterke overeenkomsten met andere late werken uit het oeuvre van P.J.H. Cuypers, in het bijzonder de Roermondse Teekenschool (1902-1904), de Maastrichtse Stichting Ridder Emile de Stuers (1901-1904), de Ursulinenkapel te Hamont (1912-1914), en de Lievevrouwekerk te Venlo (1912-1914).
  • Joseph Cuypers is niet alleen verantwoordelijk geweest voor de uitvoering van de bouw, maar heeft ook grote delen van het complex ontworpen. De refter en recreatiezaal zijn vrijwel zeker van zijn hand.
  • Het ontwerp van de voorgevel van de kapel door Joseph Cuypers vertoont opvallende overeenkomsten met de Amsterdamse Vondelkerk, ontworpen door P.J.H. Cuypers, en kan als eerbetoon aan zijn vader worden opgevat.
  • De iconografie van de kapel is grotendeels een herhaling van de iconografie van de voorgevel, gericht op de verbeelding van de rol van het seminarie bij de opleiding tot het priesterschap.
  • De noordvleugel is nooit van eigen toiletten voorzien geweest. De huidige toiletgroepen zijn pas bij een verbouwing in de jaren vijftig of zestig ingebouwd.
  • Het complex had oorspronkelijk geen badkamers wat opmerkelijk is gezien het feit dat ze wel voorkomen op oudere ontwerpvarianten van het complex.
  • Gelet op zijn aanwezigheid als één van de drie herders bij het Maria-altaar kan geconcludeerd worden dat Pierre Cuypers junior bij het ontwerp van de kapel betrokken is geweest.
 
Grootseminarie Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers, Joseph Th.J. Cuypers en Pierre J.J.M. Cuypers (1897-1906; 1922-1923). Collage bvhh.nu 2008.

In de trappenhuizen beleef je de factor beweging.

Samenvatting onderzoek Bovendonk

— door Wies van Leeuwen

Ruimtelijke schepping

Als grote ruimtelijke schepping in neogotische stijl is Bovendonk een samenballing van de principes die het werk van vader en zoon Cuypers typeren. Het is een kwalitatief hoogstaand gebouw, ontworpen en uitgevoerd door architecten met decennia aan ervaring. En dat is te zien. Wie het gebouw omcirkelt herkent onmiddellijk elementen uit de silhouetten van het Amsterdamse Rijksmuseum, het Centraal Station en de Roermondse Teekenschool. Aan deze gebouwen spelen hoge leien daken, torens, smeedijzeren bekroningen, dakkapellen, trap- en tuitgevels een intrigerend spel, waarbij het silhouet steeds verandert. In weerwil van de bewogen, schilderachtige silhouetten is de opzet van Cuypers’ gebouwen de resultante van de zakelijke eisen die aan het ontwerp worden gesteld. Hij volgt daarin de zienswijze van de door hem bewonderde Engelse architect A.W. Pugin. Die beschrijft in 1841 hoe pittoreske schoonheid voortkomt uit de wijze waarop de bouwers van de middeleeuwen hun plattegronden en ontwerpen opzetten aan de hand van de wensen van de opdrachtgevers en de plaatselijke omstandigheden. Daarbij benadrukken Pugin en de evenzeer door Cuypers bewonderde Eugène Viollet-le-Duc dat ornament alleen mag dienen als verrijking van de hoofdconstructie.

Typologie plattegrond

In samenspraak met de opdrachtgevers gebruiken ze een al sinds decennia voor seminaries beproefde plattegrond. Hoogstwaarschijnlijk is deze voor het eerst ontwikkeld in het bisdom ’s-Hertogenbosch, waar Jacobus Cuyten met de Oisterwijkse architect H. Essens in 1834-1836 het grootseminarie van Haaren ontwerpt. Het wordt een sobere, haast classicistische baksteenbouw met een waardig fronton en torentje. Essens rangschikt drie vleugels rondom een cour die gesloten wordt met een driebeukige kapel. Bovendonk is de schilderachtige variant van deze opzet. Het gebouw vormt een rechthoek, waarvan drie zijden bestaan uit twee- en drielaags vleugels met zadeldaken en de vierde zijde gesloten wordt door de kapel. De plattegrond toont het streng volgehouden grid van vierkanten en rechthoeken. Dat grid is overduidelijk zichtbaar in de lijnen van de gewelven van gangen en zalen, maar ook in de bibliotheek en klaslokalen keert het terug in de ijzeren plafondbalken, die de traveeën aangeven.

Grootseminarie Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers, Joseph Th.J. Cuypers en Pierre J.J.M. Cuypers (1897-1906; 1922-1923). Collage bvhh.nu 2008.

De hallen, de gangen op de begane grond en de refter en recreatiezaal zijn overdekt met kruis- en netgewelven in baksteen.

Constructie, ambachtlijkheid en materiaalgebruik

Bovendonk is een baksteenbouw, deels onderkelderd. De buitenmuren zijn versierd met speklagen, siermetselwerk en ornamenten in kalksteen, de ramen en beeldnissen hebben gebakken profielsteen met subtiele kleurverschillen tussen helderrood en bruinrood. De hallen, de gangen op de begane grond en de refter en recreatiezaal zijn overdekt met kruis- en netgewelven in baksteen, ook weer met gebruik van gebakken profielsteen voor de ribben en kleurverschillen in de steen. Minder representatieve ruimten zijn overdekt met in baksteen gemetseld troggewelfjes, rustend op ijzeren profielen. Zo ontstaan brandvrije constructies. De gangen en kamers zijn veel soberder en hebben gepleisterde muren. Naar boven toe wordt het gebouw soberder, tot de indrukwekkende houten kappen van de immense bergzolders.

De decoraties en raamvormen tonen het onderscheid tussen representatieve gangen en zalen en eenvoudige verblijfsruimten. Vergelijk bijvoorbeeld de getraceerde ramen van de bibliotheek met de schuiframen van de theologantenkamers en de boogramen van de refter met die van de toiletaanbouwen. In de refter vinden we ook de brede bogen, rustend op hardstenen kolommen. Zij geven extra ruimtelijkheid en de gepleisterde aanzetten der gewelven zijn voorzien van gestileerde geschilderde bladmotieven, ter accentuering van de constructie. De muren zijn hier ter bescherming voorzien van een lambrisering van geglazuurde baksteen. Ook de grote variatie in kapitelen tussen de open en gesloten kloostergangen is opvallend: binnen bladkapitelen, buiten eenvoudige lijstkapitelen. De bibliotheek is ook een constructief hoogstandje. Daar rusten de uit grenenhout opgebouwde galerijen op ijzeren profielen met geschilderde geometrische siermotieven. De profielbalk van de twee galerijen is met een smeedijzeren stang opgehangen aan de oorspronkelijk okerkleurig geschilderde moerbalken van het plafond. De kapel door Joseph Cuypers is uitwendig sober gedetailleerd en minder rijzig dan de oudere ontwerpen van Pierre Cuypers. Middenschip en zijbeuken zijn gebaseerd op de gelijkzijdige driehoek en tonen een verzorgde detaillering in baksteen met marmeren kolommen en decoratieve marmeren vloeren.

Grootseminarie Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers, Joseph Th.J. Cuypers en Pierre J.J.M. Cuypers (1897-1906; 1922-1923). Collage bvhh.nu 2008.

De buitenmuren zijn versierd met speklagen, siermetselwerk en ornamenten in kalksteen, de ramen en beeldnissen hebben gebakken profielsteen met subtiele kleurverschillen tussen helderrood en bruinrood.

Cuypers wordt geroemd als de man ‘die alle ambachten kende’, niet in letterlijke zin maar ‘zeker voor zoover hij den aard van het materiaal en de bewerking daarvan moet begrijpen en daarnaar zijn vormen maken.’ Met zijn kennis en ervaring maakt hij Bovendonk tot een ruimtelijke en visuele eenheid. Als constructeur zal hij vanaf het eerste begin van zijn carrière, kort voor 1850, zeer uiteenlopende materialen gaan gebruiken, waarbij hij al vrijwel meteen afrekent met pleister- en stucwerk, dat hij als onwaardig surrogaat veroordeelt. Daarvoor in de plaats grijpt hij terug op de eeuwenoude baksteentraditie van Limburg. Verder past hij waar nodig uiteenlopende natuursteensoorten zoals hardsteen en mergel toe, al snel gecombineerd met ijzer. Ook hier is de Dictionnaire van Viollet-le-Duc een onuitputtelijke bron van inspiratie.

Rationeel door het ontwerpen op systeem

In Bovendonk gebruikt Cuypers baksteen, natuursteen, hout, ijzer en – niet zichtbaar – gewapend beton. Deze materialen stellen Cuypers in staat de inwendige bestemming van zijn gebouwen in het uitwendige uit te drukken, zoals zijn leermeesters het wilden. Die afwisseling van materialen en vormen geeft zijn gebouwen met een logische, rationele plattegrond een schilderachtig karakter. In de tweede helft van de negentiende eeuw vindt de overgang plaats van goeddeels op basis van ervaring en intuïtie geconstrueerde gebouwen, naar de berekening van constructies. Evenals zijn illustere voorbeeld, de Franse architect E. Viollet-le-Duc, is Cuypers van mening dat de stabiliteit van het gebouw wordt gewaarborgd door het gebruik van de juiste geometrische grondvormen. Cuypers senior zal zijn constructies dus waarschijnlijk nog niet berekend hebben, maar zijn zoon Joseph kan al wel tabellen voor draagsterkte gebruikt hebben. Cuypers garandeert de degelijkheid van zijn gebouwen door zijn ruime ervaring en intuïtie.

Hij baseert zijn gebouwen op geometrische grondvormen: het vierkant en de rechthoek. Daarnaast gebruikt hij de ranke gelijkzijdige en de iets minder rijzige Egyptische driehoek, die de basis vormen voor de gevels en de ornamenten. De rijzige voorgevel van Bovendonk is ontworpen op basis van de gelijkzijdige driehoek. In de soberder gevels van de zijvleugels vinden we de iets gedrongener proporties van de Egyptische driehoek.

Symboliek en iconologie

Net als deze gebouwen en in beginsel alle kerken is Bovendonk voor Cuypers de verbeelding van het Hemels Jeruzalem. In navolging van Alberdingk Thijms Heilige Linie vat Cuypers zijn kerken op als de verbeelding van het Hemels Jeruzalem op aarde. Het apocalyptische visioen van de evangelist Johannes inspireert hem levenslang. Zijn profane gebouwen krijgen een vergelijkbare symbolische lading. Ze verbeelden een ideale wereld, een stad-in-het-klein, als beeld van de corporatieve staat op katholieke grondslag. Een moreel verantwoord visioen: ieder kent zijn plaats, ieder heeft zijn rol. Daarnaast vertoont Bovendonk alle kenmerken van de Cuyperiaanse ‘stad-in-het-klein’. De Civitas dei, de Stad Gods van Augustinus is erin verbeeld. Het is daarmee de microkosmos van de in zichzelf besloten samenleving van professoren, priesterstudenten en huispersoneel. Het gebouw heeft net als andere kloosters en het Rijksmuseum een ‘stedelijk’ silhouet gekregen, met een afwisselend en schilderachtig dakenlandschap, topgevels en torens. Het beeld van de stad-in-het-klein is voor de bezoeker die de groene oprijlaan en daarna het voorplein betreedt overduidelijk zichtbaar aan de drie trapgevels van de voorbouw. Ook van opzij en op de binnenplaats is deze symboliek zeer sprekend aanwezig in de vooruitspringende trapgevels van de trappenhuizen van de noord- en zuidvleugel en de voorbouw.

De factor beweging

In de ‘stad’ Bovendonk buiten vader en zoon Cuypers de factor beweging ten volle uit. Door de ramen van de kloostergangen heen veranderen gevel en silhouetten van de vleugels voortdurend. Wie de trappenhuizen betreedt maakt kennis met wisselende ruimten. Door bogen en nissen zijn steeds weer andere gewelfvormen en plafonds te zien. De gangen en zalen functioneren als de ‘straten’ van de stad en bieden met hun op organische bruin- en bronstinten gebaseerde kleurstellingen een steeds wisselend beeld aan de bezoeker. Vooral de tegelvloeren en het glas-in-lood spelen daarin een belangrijke rol.

Grootseminarie Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers, Joseph Th.J. Cuypers en Pierre J.J.M. Cuypers (1897-1906; 1922-1923). Collage bvhh.nu 2008.

De factor beweging komt vooral tot zijn recht in de gangen en zalen met zijn tegelvloeren en glas-in-lood, doordat ze met hun kleurstellingen een steeds wisselend beeld geven aan de bezoeker.

Priesteropleiding

Door het vermengen van de gotiek en de Oud-Hollandse stijl maakt Cuypers in Bovendonk als het ware duidelijk dat ook de priesters die in daar worden opgeleid deel hebben aan de Nederlandse cultuur. Bovendonk draagt ook uit dat het samenlevingsverband van professoren, priesterstudenten en personeel een microkosmos is van de maatschappij op katholieke grondslag. Daarbij is de voorgevel het frontispice van het gebouw, de titelpagina die de functie verklaart. Dat blijkt uit de voorstellingen in de voorgevel en uit het educatieve programma in de kapel. Beide zijn gericht op de verbeelding van de rol van het seminarie bij de opleiding tot het priesterschap.

Vader en zoon Cuypers

Het seminarie is een laat werk van het bureau Cuypers. Het schijnbare gemak waarmee het geheel is opgezet en uitgewerkt verraadt de ervaring van de architect van het Rijksmuseum. Het vertoont echter een combinatie van soberheid en afgewogenheid die het laat passen tussen late werken als het klooster van Keer bij Maastricht, de Ursulinenkapel te Hamont en de Lievevrouwekerk te Venlo. Als we in Bovendonk proberen de hand van vader en zoon te herkennen, dan is dat niet gemakkelijk. De tekeningen zijn getekend door vader Cuypers, de schilderachtige vormentaal van Bovendonk verraadt in de afwisseling van baksteen en lichte natuursteen, de compositie en detaillering overduidelijk de hand van vader en zoon. De rationele opzet van het geheel is ook zichtbaar in het materiaalgebruik en de toegepaste constructies. Daarin verraadt zich ook de hand van de aan de Polytechnische School te Delft geschoolde Joseph Cuypers.

Het ligt voor de hand te veronderstellen dat vader Cuypers zich bij Bovendonk wel heeft bemoeid met de hoofdopzet en veel details – dat kon hij toch niet laten – maar dat ontwerp en detaillering goeddeels van de hand van Joseph zijn. Het seminariegebouw is door vader en zoon zeker opgevat als een typisch product van het bureau Cuypers, waarin Joseph al sinds 1885 nauw samenwerkt met zijn vader en vanaf 1898 de overhand heeft. Ondanks de verschillen in detaillering en de contrasten tussen rijkdom en soberheid vertoont het gebouw een onmiskenbare eenheid en daarmee alle kenmerken van een werk van het bureau Cuypers. Het onderzoek was in handen van David Mulder, Wies van Leeuwen en Bernadette van Hellenberg Hubar. De laatste heeft de verschillende bijdragen aangevuld en in één rapport samengebracht, dat redactioneel getoetst werd door Marij Coenen.*

Grootseminarie Bovendonk te Hoeven van Pierre J.H. Cuypers, Joseph Th.J. Cuypers en Pierre J.J.M. Cuypers (1897-1906; 1922-1923). Collage bvhh.nu 2008.

De architecten Pierre, Joseph en Pierre junior Cuypers als herders bij het Maria-altaar.

Naschrift en downloadlink

— Door VanHH.org

Voortschrijdend inzicht — Ruim 10 jaar na dato is er zeker sprake van kenniswinst als het gaat om grote en langdurige projecten als Bovendonk. Door het onderzoek naar de nieuwe Bavo/Koepelkathedraal in Haarlem en de Joseph Cuypers Collectie in Roermond is het wel duidelijk dat de samenwerking tussen de vaders en zonen Cuypers niet altijd even eenduidig is. Wies van Leeuwen geeft in zijn samenvatting al aan dat Joseph vanaf 1889 de overhand heeft op het bureau in Amsterdam. Cuypers is al overwerkt als in 1892 de vertrouwensbreuk met Stoltzenberg plaatsvindt, waarna hij zich terugtrekt in Valkenburg. Net nadat hij terug verhuisd is naar Roermond (in 1898) overlijdt zijn vrouw, Nenny, waarop een tweede inzinking volgt. Terecht meent Wies (hierboven) dat je je kunt afvragen wat de oude Cuypers nu echt aan het ontwerp van Bovendonk heeft gedaan, behalve het ontwerp van Joseph Cuypers en zijn medewerkers kritisch volgen en tenslotte goedkeuren. De geschiedenis herhaalt zich in 1922, want dan vormen Joseph en zijn zoon Pierre J.J.M. het architectenteam Cuypers. Zo zijn de torens van de nieuwe Bavo die na 1925 zijn ontworpen, van de hand van Pierre J.J.M. die het hele project ook heeft begeleid; dit alles onder de vleugels van zijn vader. Dit is de reden waarom we tegenwoordig van de architecten Cuypers zouden moeten spreken. Vanaf het moment dat Joseph afstudeert, in 1883, en aan de slag gaat in Architectuur, zoals het bureau in de familie genoemd werd, is het afgelopen met de solopositie van zijn vader. Op zijn beurt geeft Joseph na de Eerste Wereldoorlog het estafettestokje door aan zijn zoon die bij Bovendonk zeer waarschijnlijk een positie verdient als co-architect.*

Het rapport en latere publicaties — Het rapport over Bovendonk kan als onderdeel van het educatieve fonds Cuypers4all gratis gedownload worden via http://bit.ly/Cuypers-Bovendonk. Delen ervan zijn inmiddels gebruikt voor de monografie Lindeijer, Marc, Jan Brouwers, David Mulder, en Hans de Jong. Seminarie Bovendonk: reisgids door een monument, 2018. De daaraan opgenomen teksten van David Mulder zijn collegiaal getoetst door Bernadette van Hellenberg Hubar. In de literatuurlijst staat ten onrechte Herman Heuver bij de auteurs, terwijl de inbreng van Bernadette van Hellenberg Hubar en Marij Coenen achterwege is gelaten. Herman van Heuver was opdrachtgever, Bernadette was co-auteur en samensteller van het rapport en Marij eindredacteur.

Eveneens in 2018 is een publicatie van de heemkundevereniging verschenen: Caulil, C.M.M. van, Hans de Jong, P.C Lauwerijssen, A.J.M Vermunt, Rieni Voermans, A.P.F Wouters, en Stichting Priesteropleiding Bovendonk (Hoeven). Uythof Bovendonk: centrum van West-Brabant. Hoeven: Stichting Bovendonk, 2018.

Voor beide publicaties heeft Bea Hoeks – een deel van – de fotografie en/of vormgeving verzorgd. Als lid van de Facebookgroep Nederlands Religieus Erfgoed zorgt ze ervoor dat dit deel van Nederland in de aandacht blijft staan.

In het kader van de Open monumentendagen in 2019 is Bovendonk als locatie opgenomen in de Open Monumenten Special over de Bernardusdagen (25 augustus, 1, 8 en 15 september). Een mooie gelegenheid om meteen dat andere bijzondere werk van Pierre J.H. Cuypers te zien, de Sint Pieter in het klein in Oudenbosch. Klik op onderstaand plaatje voor een vergroting van de route!

Kennis delen — Zoals hiervoor al aangestipt, is VanHH.org op dit moment als schrijverscollectief intensief bezig met de Joseph Cuypers Collectie op het gemeentearchief van Roermond, onderwerp van het volgende e-boek. Dit project komt met grote regelmaat aan de orde op onze Facebookpagina: http://bit.ly/VanHHOrg2FB

Ga eens kijken en ‘like’ de pagina, zodat de berichten als de bovenstaande een nog grotere actieradius bereiken!

In Cuypers4all zijn ook andere onderzoeken en artikelen over de architectenfamilie Cuypers te vinden die tot het publieke domein horen. Delen is ons motto, dus iedereen mag gebruik maken van de gegevens die hier staan, maar wel binnen de termen van de Creative Commons licentie.*

Over delen gesproken, je kunt ons en andere onderzoekers helpen door deze pagina te delen via de knop delen onderaan de pagina.

;-) B&M

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Verwijzingen &

  • Hella S. Haasse, 1987, geciteerd naar: Retour Grenoble. Anthony Mertens in gesprek met Hella S. Haasse, Amsterdam 2003, p. 47.
  • De volledige titel luidt: Hubar, Bernadette van Hellenberg, A. J. C (Wies) van Leeuwen, en David Mulder. Bovendonk te Hoeven, Cultuur- en bouwhistorische analyse van het voormalige seminariecomplex van Pierre J.H. en Joseph Th.J. Cuypers. Onder redactie van Marij Coenen. Erfgoed in ontwikkeling. Ohé en Laak/Horn: Res nova-VanHH.org, 2008. http://bit.ly/Cuypers-Bovendonk. Het project werd uitgevoerd met mijn vorige bedrijf Res nova.
  • Dit zal nog duidelijker worden als Gert van Kleef klaar is met zijn promotieonderzoek naar het kerkelijke oeuvre van Joseph Cuypers.
  • Voor deze site hanteren we de Creative Commons licentie, gespecificeerd onder deze link: http://bit.ly/Copyright-CC-BY-NC-SA-4-0. Dus geen commercieel gebruik en absoluut naamsvermelding, zoals geldt voor al onze teksten en foto’s op onze sites. Hiertoe rekenen we ook onze pagina’s op Facebook en Blogger. Voor de goede orde, alles wat ten dienste komt van kennisverspreiding, beheer en behoud van erfgoed zonderen we uit van commercieel gebruik.

De verkorte link van dit item is http://wp.me/P4eh3s-DR of http://bit.ly/1PHUJEz.

← Naar de hoofdpagina van Cuypers assortiment!

← Naar de hoofdpagina van de Joseph Cuypers Collectie