Errata en voortschrijdend inzicht boek nieuwe Bavo

Signeren op de Open Monumentendag in de nieuwe Bavo, 10 september 2016. Foto Marij Coenen.

Signeren tijdens de Open Monumentendag in de nieuwe Bavo, 10 september 2016. Foto Marij Coenen.

Errata

‘Waar gehakt wordt vallen spaanders’, luidt een oer-Hollands gezegde. Die spaanders nemen we hier onder de loep onder de noemer van errata (vergissingen). Vroeger bestonden die uit een los briefje in een boek, dat natuurlijk steevast kwijt raakte. Vandaag de dag kunnen we hiervoor het wereldwijde internet gebruiken. Of dat minder vergankelijk is dan zo’n strookje papier is de vraag, maar je bereikt er in eerste instantie wel meer mensen mee.

Loop je even met me mee? Dan zie meteen op welke momenten mijn hoofd tijdens het schrijven en corrigeren overliep.

  • p. 4: niet te geloven, maar bij de inhoudsopgave hebben we er met het hele team overheen gelezen dat bij paragraaf 4.3.6 hét Unvollendete staat. Dat moet natuurlijk zijn de Unvollendete.
  • p. 13: door wijzigingen op het allerlaatste moment zijn in het dankwoord twee namen weggevallen van mensen die me geweldig geholpen hebben. Dat is allereerst Carien van de Boer-van Hoogevest met wie ik archiefonderzoek heb gedaan naar de manier waarop de kathedraal kunstmatig verlicht werd. In het boek komt dat verder niet ter sprake, maar hier is het wel interessant om te vermelden dat dat van meet af met electriciteit gebeurde. Daarnaast drs David Mulder, werkzaam bij de atlas van het gemeentearchief van Amsterdam. Hij attendeerde me op die andere Unvollendete, de Willibrordus buiten de Veste te Amsterdam.
  • p. 27: Wies van Leeuwen attendeerde me er op dat Van Heukelom moet zijn Van Heukelum (op p. 91 staat de naam wel correct).
  • p. 39: Joseph Cuypers studeerde niet van 1878 tot 1882, maar van 1879 tot 1883 aan de Polytechnische School van Delft. Deze correctie heb ik ontleend aan de Joseph Cuypers Collectie op het Gemeentearchief van Roermond (GAR): voorl. nr 38 in combinatie met de ‘Biographie’ van Joseph Cuypers, voorl. nr [volgt]. Wat betreft het startjaar moet het lemma op Wikipedia aangevuld worden. Vreemd genoeg ontbreken deze jaren in het lemma van Arjen Looyenga in het Biografisch Woordenboek van Nederland. De foutieve datering kwam van een item van de archiefsite van het Nai.*
  • p. 43 t.h.v. noot 72: bij de Vioolstruikavond werd de ‘Gentilhomme bourgois’ of parvenu van Molière opgevoerd en niet de Tartuffe. Meer hierover is te vinden in het Spiegelend Venster van Matthijs Sanders of de Thijmbiografie van Michel van der Plas.
  • p. 72: De muurschilderingen van Bernard Meddens in de Willibrorduskapel heb ik verward met die van Jan van Druten in de Mariakapel (met dank aan Letty Muizelaar).
  • p. 269: abusievelijk staat in het bijschrijft de naam van Jan Loots, terwijl dat moet zijn Lambert Lourijsen. Ik heb de twee mozaïekmakers hier door elkaar gehaald (met dank aan Letty Muizelaar).
  • p. 321: bij noot 934 is een deel van de tekst weggevallen: Walle, H.J.,  ‘Verslag der 1057ste Gewone Vergadering, gehouden in het genootschapslokaal Hotel-Americain, Leidscheplein alhier op woensdag 15 sept 1897’, in: Architectura, Orgaan van het Genootschap Architectura et Amicitia Amsterdam 5 (1897), pp. 171-172. | http://bit.ly/ Architectura-Tresor. Deze titel ontbreekt ook in de bibliografie.
  • In de bibliografie ontbreekt volstrekt ten onrechte de prachtige tentoonstellingscatalogus van Gerard van Wezel van Jan Toorop (2016).

Zo zullen vast nog meer correcties en aanvullingen volgen.

Voortschrijdend inzicht en nieuwe vondsten

Behalve errata zijn er ook aanvullingen. Naar mate de tijd voortschrijdt en er meer onderzoek uit deze periode beschikbaar komt, zal het nodige aan het boek toegevoegd kunnen worden. Dat maakt me niet verdrietig, maar trots, omdat ik met dit boek een aantal nieuwe thema’s op het podium heb gezet – zoals het bewust onvoltooide ontwerp van Joseph Cuypers – die ongetwijfeld tot reflectie zullen leiden. Dat hoort allemaal bij het proces van trial and error, waarmee we de wetenschap vooruit helpen.* Om maar een voorbeeld te geven:

  • Door ons onderzoek in de Catharinakerk van Eindhoven in 2020 – samen met Don Rackham van Res Nova Monumenten – kwam ik uit bij een artikel van Rob van Hees over de Servaaskerk in Maastricht. Hij bespreekt daarin de koepel in de keizerzaal in de westbouw, waar zich een opmerkelijke combinatie voordoet van pendentief en tromp, die ieder afzonderlijk bedoeld zijn voor de overgang van een ‘vierkant grondplan naar de ronde basis van de koepel. In de keizerzaal begint dit constructieonderdeel als pendentief om als tromp te eindigen’.* Bij de Servaaskerk is dit vrijwel zeker nodig geweest om de overspanning van circa 8 meter te halen. Wie de afbeeldingen bij deze uitleg bekijkt, ziet dat Joseph Cuypers dit concept overgenomen heeft voor zijn koepel op de viering. Joseph kende beide Maastrichtse romaanse kerken, De O.L. Vrouwekerk en de Servaaskerk, erg goed en heeft bij de ontwikkeling van de bouwplannen voor de KoepelKathedraal ook gekeken naar de opzet van het diepe kannunikenkoor van de Servaaskerk.* 
  • Af en toe is het ontsluiten van archiefcollecties – zoals de Joseph Cuypers Collectie – echt priegelwerk. Zo ben ik (november 2018) een hele ochtend bezig geweest om de juiste datering te achterhalen van de studietijd van Joseph Cuypers aan de Polytechnische School in Delft. Die staat fout op de oude site van het Nai en dus ook in mijn boek over de nieuwe Bavo (op p. 39): de architect volgde niet van 1878 tot 1882, maar van 1879 tot 1883 de opleiding tot ‘civiel-bouwkundig ingenieur’.* Deze correctie heb ik ontleend aan een collegedictaat in de Joseph Cuypers Collectie (voorl. nr 38) in combinatie met de ‘Biographie’ die hij in 1931 schreef (voorl. nr [volgt]). Wat betreft het startjaar moet het lemma op Wikipedia aangevuld worden. Vreemd genoeg ontbreken deze gegevens in het lemma van Arjen Looyenga in het Biografisch Woordenboek van Nederland dat zo langzamerhand integraal herschreven zou moeten worden.*
  • Onlangs (oktober 2017) kreeg ik toegang tot Kerkcollectie digitaal van het Catharijneconvent voor mijn E-boek over de Laurentius-Elisabethkathedraal te Rotterdam. Kerkcollectie digitaal kan sinds december 2015 geraadpleegd worden en omvat onder meer een groot deel van de vroegere inventarisaties van de opgeheven Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland. Zo ontdekte ik dat de vroegste kalligrafie van de eerste strofe van het Te Deum niet in de nieuwe Bavo zit, maar in de kapel van het bisschoppelijk paleis van Utrecht: circa 1901. Het maakt deel uit van het ontwerp van een schildering van de genadestoel (Drie-eenheid) van F.W. Mengelberg (1837-1919), uitgevoerd door zijn medewerker Nicolaas Poland (1862-1949). Niet alleen was Mengelberg in de Haarlemse kathedraal actief, maar ook lid van de katholieke kunstkring De Violier. Hij zat dus zowel in het netwerk van A.J. Callier als van Joseph Cuypers. Het verschil is wel dat de kalligrafie in Utrecht deel uitmaakt van en ondergeschikt is aan de voorstelling. In de KoepelKathedraal gaat het om een tekstband onder de vensters in de lichtbeuk die de hele kerk omvat, op de koortribune in het westen na. De verbijzondering blijft hier vooralsnog zonder weerga.
  • Door het onderzoek naar de schilderingen van Kees Dunselman in de Laurentius-Elisabethkathedraal te Rotterdam belandde ik – samen met Jojanneke Post van Davique Sierschilderwerken – in het Dunselmanarchief dat ligt bij Museum Amstelkring/Ons’ Lieve Heer op Solder. En wat kwam daaruit naar voren! De schilderingen rond het heilig Hartaltaar in de Urbanuskerk van Nes aan de Amstel die ik toeschreef aan architect Joseph Cuypers, blijken van Kees Dunselman te zijn!* Meteen vraag je je dan af of de heren hierover contact hebben gehad. Ze kenden elkaar immers via De Violier, waar Joseph en Jan direct na de oprichting in 1900 in het bestuur zaten. Kees werd pas relatief laat lid in 1906.* Het kleurenschema van het werk in de Urbanuskerk is in ieder geval opvallend Cuyperiaans. De foto toont centraal het heilig hartaltaar met een gesneden beeldengroep van Christus die verschijnt aan Margareta Maria Alacoque, mogelijk uit het atelier van Cuypers. Op zich is de solitaire positie van deze voorstelling al vrij bijzonder. Hierboven houden geschilderde engelen een banderol vast met de tekst: ‘Ziedaar het hart dat u zoozeer bemint’. Links en rechts zijn engelen weergegeven tussen vazen met lelies. Ze zijn geplaatst in een gotische arcade dat rust op een gesjabloneerde lambrisering. Ook op de kopmuur bevinden zich schilderingen, maar daar is geen foto van in het Dunselmanarchief.
    Blijkens de jubileumkrant van de Urbanuskerk van 2016 – die ik spijtig genoeg niet meer heb kunnen raadplegen voor mijn boek – heeft Kees Dunselman hier meer werk verricht, waaronder de schilderingen aan de westkant en in de Antoniuskapel.*
    Dankzij de opdracht voor de Laurentius-Elisabethkathedraal heb ik verder mijn stuk over de gebroeders Dunselman in De genade van de steiger fors aan kunnen vullen en aanpassen. Je kunt het verhaal vinden in het E-boek Tussen Gabriel en Michael (2018) dat gedownload kan worden onder deze link.
  • Dankzij de voornoemde jubileumkrant staat nu vast dat de tegeltableaus van de kruisweg (1904) en de doopkapel (1899) ontworpen zijn door Joseph Cuypers. De bijzondere tegelvloer met het Benedicite is echter naar ontwerp van Theo Molkenboer (1904), eveneens een van de eerste leden van de Violier en betrokken bij de Haarlemse kathedraal.*
  • In het kader van een ander project – #KunstinBreda – kwam ik er achter dat de manier waarop Bekkers en Meijsing in hun boek uit 1923 de kathedraal als gebouw vergelijken met het mystieke lichaam van Christus, waar alle gelovigen deel aan hebben, geïnspireerd is door de liturgische visie van de priester-theoloog R. Guardini.* Dat is in meer opzichten interessant, omdat deze man zich in de voorhoede bevond van de liturgische vernieuwing. Wat zegt dat over de situatie in Haarlem? Wat zegt dat over bouwheer en architect die immers beiden hun goedkeuring aan dit boek hebben gehecht?
  • Van Philip Weijers ontving ik een stuk met interessante feed back die hier op termijn een plaatsje zal krijgen.
  • Verder wees Harrie-Jan Metselaars me op enkele frappante overeenkomsten met de Sacré Coeur in Parijs (1871-1914). Die zijn er zeker, hoewel daar in de primaire teksten over de nieuwe Bavo geen melding van wordt gemaakt. Het lijkt me spannend om dit een keer op een rij te zetten, want Joseph Cuypers heeft de kerk in Parijs ongetwijfeld bezocht. Voorlopig blijft het nog bij deze observatie.

Wie aan dit voortschrijdend inzicht bij wil dragen is van harte welkom, of dit nu op een letterlijk niveau is, of inhoudelijk!

;-) B.

Vragen? Stuur een mailtje naar bernadette@vanhellenberghubar.org!


Bronverwijzingen en bibliografie

Annotatie via de * in bovenstaande tekst

De * verwijst naar de volgende bronnen en annotaties, waarvan de verkorte titels refereren aan de projectbibliografie.

  • Hees, Rob P.J. van. ‘Sint-Servaaskerk te Maastricht. Ontwikkelingen in de restauratievisie.’ In Plafond- en wandschilderingen. Maastricht 26 april 2013, 96. Oosterhout: WTA Nederland-Vlaanderen, 2013. https://bit.ly/3cP1NlA-Cuypers; zoekterm keizerzaal.
  • Voor de verwijzing naar de Maastrichtse kerken zie Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, met name pp. 90, 96, 114, 127.
  • Voor het belang van trial-and-error zie Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 28-31. Het fenomeen wordt op een aantrekkelijke manier over het voetlicht gebracht in dit mooie item: Groot, Corlijn de. “Waarom is fouten maken zo belangrijk?” NPO Focus, 2019. http://bit.ly/2UnBKJ8.
  • Joseph Cuypers, Biographie.
  • Het betreft de volgende titels.
    • Joseph Cuypers, Biographie.
    • Steenberg, “Joseph Cuypers“. Wikipedia.
    • Looyenga, “Cuijpers, Josephus Theodorus Joannes (1861-1949)”.
    • Nai, “Op zoek naar een eigen stijl“.
  • Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, p. 244. Museum Amstelkring/Ons’ Lieve Heer op Solder, Dunselmanarchief, historische foto zonder nummer. Meer informatie over het Dunselmanarchief is te verkrijgen bij conservator Robert Schillemans.
  • Ontleend aan “Kees Dunselman”. Wikipedia, 17 oktober 2016. http://bit.ly/2ulMo8I.
  • Timmermans, Huub, Margaret Timmermans, en Elly van Rooden. “125 jaar Sint Urbanuskerk – Nes aan de Amstel 1891 – 2016 – jubileumkrant”. UrbanusparochieNes.nl, 2016. http://bit.ly/2ukgf1l. In dit document zijn verschillende data opgenomen, ontleend aan het parochiearchief, waaronder werk van Kees Dunselman.
  • Theo Molkenboer: Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 34, 40-41, 64, 176-177; 181.
  • Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 215-219. Melchers, Marisa, Het nieuwe religieuze bouwen, liturgie, kerken en stedenbouw, Amsterdam 2015, p. 59.
Aanvullingen op de bibliografie van het  boek over de nieuwe Bavo

Bij onderstaande literatuur is de verkorte link veranderd. Er komt nog een automatische doorverwijzing, maar voortaan kunnen deze titels als volgt geciteerd worden:

  • Cuypers, Joseph, ‘Van hedendaagsche bouwkunst in ’t algemeen en de kathedraal van Sint Bavo in ’t bijzonder.’, in: Van Onzen Tijd 7 (1906-1907), pp. 1-16; 100-116 (i.h.b. p. 3 en p. 103): http://bit.ly/Bavo2all
  • Leeuwen, A. J. C (Wies) van. Alberdingk Thijm, bouwkunst en symboliek. Ohé en Laak: Cuypers Genootschap, 1989. http://bit.ly/2retpLg-VanLeeuwen.

Werkzaamheden aan het schipdak van de nieuwe Bavo (Foto Marij Coenen, maart 2015).
Werkzaamheden aan het dak van de nieuwe Bavo. Foto Marij Coenen, maart 2014.

Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2eJhLjZ

Pinksteren in de nieuwe Bavo/KoepelKathedraal Haarlem

Pinksteren heb ik altijd het meest aansprekende feest gevonden van de katholieke kerk. Ik weet wel dat het formeel niet de belangrijkste plechtigheid is, maar voor mij is het de ultieme dag van de inspiratie. Dit woord werd al vroeg in het Nederlands vrij letterlijk vertaald als ‘ingheestinge’, de geest die binnentreedt in de mens als gevolg van de ‘uitstorting’.* Niet van zomaar een geest, maar van een goddelijke Geest, een heilige Geest.

Het hoogkoor van de nieuwe Bavo, ontworpen door Joseph Th.J. Cuypers (1893-1898). Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.
Het hoogkoor van de nieuwe Bavo, ontworpen door Joseph Th.J. Cuypers (1893-1898), staat het hele jaar door in het teken van de ‘Creator Spiritus’, de scheppende heilige Geest. Van de Pinksterhymne Veni Creator Spiritus staan dan ook, conform het iconografisch programma van vicaris-generaal en later bisschop A.J. Callier, de eerste regels tussen de arcade en de eerste galerij gekalligrafeerd. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.

Pinksteren — Probeer het je voor te stellen, in het begin van de jaartelling: een ruimte met mensen – onder wie de apostelen – die oprecht hopen, maar toch ook treuren. Zij zijn er samen met de moeder van hun meester en verlosser die op een wel heel dramatische wijze het leven heeft gelaten, terugkeerde uit de dood en vervolgens opnieuw heenging. Natuurlijk heeft hij hen getroost, nog wel met de belofte dat hij Gods Geest zou zenden om hen te helpen, maar wanneer … En dan gebeurt het opeens:

  • Plotseling kwam er uit de hemel een geluid dat leek op een enorme windvlaag en het vulde het hele huis, waar zij zaten. Op hun hoofden vertoonden zich tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, zoals de Geest het hen gaf uit te spreken. — .*

De parakleet wordt deze geest genoemd, de vertrooster. Hoe dat opgevat moet worden, daarover zijn de meningen verdeeld, maar mij spreekt nog het meest de gedachte aan dat de parakleet door Christus is gestuurd als troost en compensatie voor zijn afwezigheid. En wat voor een compensatie! Want als er iets is dat de mens heel dicht bij God brengt, dan is het toch wel de bezieling, de ‘geestdrift’. De schrijver Jozef Alberdingk Thijm wist dat prachtig te verwoorden met zijn ‘steigring van den geest tot boven het hemelgewelf’.* Dat was de vervoering die bezit nam van de mens als hij kunst maakte en daarom was kunst zo belangrijk. Zijn petekind Joseph Cuypers, de architect van de nieuwe Bavo, dacht in soortgelijke termen en dat gold ook voor de bouwheer A.J. Callier die het iconografisch programma samenstelde. Dat de heilige Geest zeer aanwezig is in de kathedraal, heeft echter niet alleen te maken met inspiratie en creativiteit, maar ook met de bijzondere functie van dit type kerk. Alleen hier vindt de priesterwijding plaats, tijdens welk ritueel de heilige Geest zijn zeven gaven uitstort over de wijdelingen die het kerkvolk zullen bijstaan tijdens hun aardse pelgrimage van loutering en strijd. Zoals we kunnen lezen in het eerste boek over de symboliek van de nieuwe Bavo, van Marie Thompson (1898), is het thema van Pinksteren een leidmotief:

  • Geheel de zinnebeeldige voorstelling van het verhevenste en eerbiedwaardigste gedeelte dezer kathedraal wordt beheerscht door slechts ééne grondgedachte, de werking en de mededeeling van den H. Geest, den derden persoon der H. Drievuldigheid, de uitstorting zijner goddelijke liefdegaven over de strijdende Kerk hierbeneden. Gelijk Cherubijnen-vleugelen boven het verzoendeksel der Oud-Testamentische ark, zoo spreiden zich de heilige gewelven en de hoog opschietende bogen over de altaren der Nieuwe Wet, waar Gods Zoon, de eeuwige Liefde, troont […].*

De gewelfknoop met de sluitsteen waar de ribben, of liever de 'vleugels' van het apsisgewelf van de nieuwe Bavo bij elkaar komen. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.
De gewelfknoop met de sluitsteen waar de ribben, of liever de ‘vleugels’ van het apsisgewelf van de nieuwe Bavo bij elkaar komen. Centraal is de zon weergegeven die staat voor Christus als licht der wereld. In combinatie met de uitschietende stralen in goud op de ribben, kan dit motief ook geïnterpreteerd worden als symbool van het Pinkstergebeuren waarbij de heilige Geest zich in vurige tongen uitstortte en Gods bezieling bracht. Foto Beeldbank RCE-Sjaan van der Jagt/Pixelpolder 2015.

Een prachtig beeld van gewelven als engelenvleugels, die je vooral herkent in de apsis. Ook later vinden we deze vergelijking met de vleugels van ‘cherubs’ nog wel eens een enkele keer in de kunstkritiek terug.* Zelf heb ik het vermoeden dat dit niet alleen beïnvloed is door het tweetal op de ark van het verbond, maar ook door een ander verhaal uit het Oude Testament. Wat te denken van de tempel van Salomon die een aparte (achter)zaal – het Heilige der Heilige – liet bouwen voor de ark van het verbond:

  • Voor de achterzaal liet hij van olijfhout twee kerubs maken van tien el hoogte. Elk van de beide vleugels van een kerub was vijf el lang: gerekend van de ene vleugeltip tot de andere was de spanwijdte tien el. Elke kerub was tien el hoog; beiden hadden dezelfde afmetingen en dezelfde vorm. De hoogte van de ene kerub was tien el en die van de andere eveneens. De kerubs liet hij achter in de tempel plaatsen. De vleugels van de kerubs stonden uitgespreid; een vleugel van de ene kerub raakte de ene muur en een vleugel van de andere kerub raakte de andere muur; hun andere vleugels raakten elkaar in het midden van de tempel.*

Keren we terug naar de parakleet die zich op Pinksteren uitstortte over de eerste christenen, dan valt op dat die in de nieuwe Bavo nog tweemaal voorkomt: allereerst letterlijk in de slotregel van het Te Deum, waarvan de eerste strofe eindigt met ‘Sanctum quoque Paraclitum Spiritum’ (‘en ook de Vertrooster, de Heilige Geest’). Deze tekst is onlangs op grond van een ontwerp van Joseph Cuypers uit circa 1929 gekalligrafeerd op de westelijke muur van het noordertransept .

Jojanneke Post brengt het bladgoud aan op de laatste letters van de kalligrafie van het Te Deum aan in de nieuwe Bavo te Haarlem. Het betreft het woord Spiritus van (heilige) Geest. Foto Davique Sierschilderwerken 2016.
Jojanneke Post brengt het bladgoud aan op de laatste letters van de kalligrafie van het Te Deum in de nieuwe Bavo te Haarlem. Het betreft het woord Spiritum van (heilige) Geest. Foto Davique Sierschilderwerken 2016.

Maar dat is niet de enige plaats, want ook in de hymne die gebruikelijk op Pinksteren gezongen wordt, tevens een vast onderdeel is van de priesterwijding en waarvan de eerste regels geschilderd staan in de apsis van de kathedraal, treedt de heilige Geest als parakleet naar voren: Veni Creator Spiritus. Ik weet niet hoe het met jullie staat, maar deze wat onduidelijke figuur uit de heilige Drie-eenheid is als vertrooster, schepper en inspirator voor mij als iconograaf een stuk concreter geworden.

B.


Bronnen

De * in de tekst hierboven over Pinksteren verwijst naar de volgende bronnen:

  • Voor ‘ingheestinge’ zie Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 383-384 (→ Bibliografie).
  • Handelingen 2:1-4, geciteerd naar het lemma Pinksteren op Wikipedia.
  • Timmers, Symboliek en iconographie , p. 353, nr 716 (→ Bibliografie).
  • Hubar, De genade van de steiger, p. 68: het betreft de uitmonstering van Henri Sicking voor de verdwenen kapel van de Zusters van de Sociëteit van Jezus Maria Jozef te Nieuwkoop; Delpher, zoektermen: Sicking, Nieuwkoop (Nieuwe Tilburgsche Courant 1934) (→ Bibliografie).
  • Thompson, De nieuwe kathedrale kerk ‘St. Bavo’ te Haarlem, p. 36 (→ Bibliografie).
  • Willibrordbijbel.nl: 1 Koningen 6, 23-28.
  • Voor Thijm en de neoplatoonse context van de ‘geestdrift’ zie Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 67-70, 256-262, 320 (→ Bibliografie).
  • Voor meer informatie over de parakleet en de kalligrafie in de nieuwe Bavo zie mijn boek over de nieuwe Bavo/KoepelKathedraal Haarlem dat inmiddels is uitverkocht!

De nieuwe Bavo/Koepelkathedraal Haarlem is gerestaureerd door Van Hoogevest Architecten te Amersfoort (http://bit.ly/Hoogevest-Bavo) in opdracht van de Stichting Kathedrale Basiliek Sint Bavo te Haarlem: http://bit.ly/Bavo2Ao.

Dit item maakt deel uit van de serie ‘Kunst met de kleine en de grote K in de nieuwe Bavo’ en is aangemeld op de Facebookpagina van de nieuwe Bavo op 14 mei 2016.
Het is ook geplaatst op ifthenisnow.nl.

Verkorte link: http://bit.ly/1R2tAeY