Tijdens de najaarsexcursie naar Rotterdam bezoekt het Cuypersgenootschap onder meer de Laurentius-Elisabethkathedraal, waar ik samen met Jojanneke Post van Davique.nl een verhaal zal houden over het gebouw, het terugbrengen van de schilderingen en over de beelden.
Maar er valt in Rotterdam nog veel meer te bekijken, zoals je op het Twittermoment hieronder kunt zien:
Over de Laurentius-Elisabethkathedraal geeft het convocaat van het Cuypersgenootschap de volgende informatie:
De kerk vormt een typisch product van de ideeën van de Katholieke Kunstkring De Violier, waarvan Buskens, maar ook de hierna te noemen gebroeders Dunselman lid waren. Bouwpastoor was Alphons Wreesman (1904-1927) die na zijn emeritaat betrokken bleef bij de inrichting van ‘zijn’ kerk. In 1915 trok hij Jan Dunselman aan voor de eerste kruiswegstatie en de beschildering van de Lourdeskapel, waarna deze kunstenaar met zijn team tot circa 1922 het ene na het andere werk voltooide. Waarschijnlijk vanwege ernstige problemen met Jans gezondheid nam Kees Dunselman in 1929 het stokje van zijn broer over. Hij maakte de uitmonstering van de kalot van de apsis die op dit moment teruggebracht wordt door Jojanneke Post van Davique Sierschilderwerken. Aan de basis ligt een gezamenlijk uitgevoerd onderzoek onder leiding van Bernadette van Hellenberg Hubar dat als E-boek* zal verschijnen op de site van het bisdom Rotterdam. Bernadette van Hellenberg Hubar en Jojanneke Post zullen ons in de kathedraal een toelichting geven op het werk van de gebroeders Dunselman en de overige uitmonstering van dit bijzondere gebouw.
Over de ander bezienswaardigheden die 28 oktober bezocht zullen worden, vind je meer in het volledige convocaat onder deze link.
Kijk ook eens op de projectpagina van deze opdracht.
Ik kijk er naar uit om je 28 oktober te ontmoeten!
;-) B.
*Het E-boek is inmiddels in concept opgeleverd en verschijnt onder de titel:
Hubar, Bernadette van Hellenberg, Jojanneke Post (Davique Sierschilderwerken), en Marij Coenen. Tussen Gabriel en Michael. De schilderingen van Kees Dunselman in de Laurentius-Elisabethkathedraal te Rotterdam. Rotterdam: H.H. Laurentius-Elisabethparochie, 2017.
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Wil je met de zoektoets door dit artikel kunnen gaan, surf dan naar het origineel op ifthenisnow.eu.
Dan kun je meteen de aparte website #kerkverhalen van if then is now bekijken, waarop een selectie van interessante artikelen staat van onder meer Wies van leeuwen, André Droogers en Joost van Hest. Vergeet vooral niet te kijken naar de topics en de mirror, waarin then en now bij elkaar komen.
;-) B.
Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2vvhLfJ
Terug naar de hoofdpagina!
BewarenBewaren
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Soms heb je van die ontmoetingen die heel verrassend zijn. Dat overkwam mij toen ik begin dit jaar de Laurentius-Elisabethkathedraal in Rotterdam bezocht voor een gesprek over de schilderingen in de apsis, waar onderzoek voor nodig was. Bij die gelegenheid maakte ik kennis met de bisschop, monseigneur dr Hans J.H. van den Hende. De bisschop verraste me door een vergelijking te trekken tussen het werk van de gebroeders Dunselman en hun collega F.H. Bach, welke laatste zelfs in de kringen van kenners weinig bekendheid geniet. Bach heb ik, net als de gebroeders Dunselman, behandeld in ‘De genade van de steiger‘.* Van den Hende draagt warme herinneringen aan de heilig Hartkerk van zijn jeugd in Groningen die beschilderd was door deze kunstenaar, docent aan Academie Minerva in Groningen. Helaas is dit gebouw van Jan Stuyt uit 1913 in 1994 gesloopt.* Saillant detail: dit gesprek vond hoog boven op de steiger plaats, terwijl we de eerste resultaten van het herstel van de sjabloonschilderingen door Jojanneke Post in de apsis bekeken.
Maandag 17 juli heb ik op weg naar de kathedraal een omweg gemaakt via het bisschopshuis om De genade van de steiger aan de bisschop aan te bieden. Ik voelde me een beetje als Jozef Alberdinkg Thijm toen hij de bisschop van Haarlem De Heilige Linie aanbood; zo spiegel ik me aan een van mijn ‘helden’ uit de negentiende eeuw.* Alleen verging het mij beslist beter dan Thijm, want Van den Hende heeft grote belangstelling voor kerkelijke kunst en is heel geïnteresseerd in de terugkomst van Kees Dunselman in de kathedraal. Wordt dat een letterlijke terugkeer? Nee, zeker niet. Zoals we door de ogen van Kees kijken naar het ontwerp van zijn broer Jan – die dit project niet meer af heeft kunnen maken – zo kijken we straks door de ogen van Jojanneke Post naar de schildering van Kees Dunselman. Dat gaat nog heel spannend worden.
Van de aanbieding van ‘De genade van de steiger‘ is een bericht verschenen op de website van het bisdom, dat je hieronder kunt lezen.
Wil je het verhaal lezen met actieve snelkoppelingen en er met de zoektoets doorheen gaan, surf dan naar de pagina op de site van het bisdom Rotterdam.
Als kunsthistorici willen we wel eens vergeten dat de kunst van schilders als de gebroeders Dunselman niet alleen iconografisch spannend is, maar ook een liturgische functie heeft. Dat is best een ingewikkeld begrip, liturgie, dus het is goed dat Van den Hende er hier nog eens de aandacht op vestigt. Dit past overigens in de eigentijdse context, want het werk van Kees Dunselman in de Lebuïnuskerk van Deventer werd onder meer gunstig beoordeeld vanwege de ‘strengliturgische afwerking‘.* Dat was in 1927, twee jaar voordat hij de Elisabethkerk in Rotterdam van zijn broer overnam.
Hubar, van Hellenberg, Bernadette C.M., Angelique Friedrichs en G. W. C. van Wezel. De genade van de steiger: monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum. Zutphen: Walburg Pers, 2013.
“Franciscus Hermanus Bach”. Wikipedia, 22 juli 2017. http://bit.ly/2vGdXbu.
Thijm, J.A. Alberdingk. De Heilige Linie, proeve over de oostwaardsche richting van kerk en autaer als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst. Sterck, J.F.M., red., J.A. Alberdingk Thijm, werken IV, kunst en oudheidkunde I. Amsterdam/Den Haag: C.L. van Langenhuysen, Martinus Nijhof, 1909. http://bit.ly/Thijm-Heilige-Linie.
“UIT ANDERE PLAATSEN. Polychromie St. Lebuinuskerk te Deventer.” De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad. 30 augustus 1927, Dag druk. Delpher Koninklijke Bibliotheek. http://bit.ly/2tAKYIB.
Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2ul3rrz
Terug naar de hoofdpagina!
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
BewarenBewaren
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Een interessant artikel in het blad van het bisdom Rotterdam Tussenbeide met een interview met projectleider Hans Beijersbergen. Het geeft een aardige indruk van hoe dit initiatief zich ontwikkelde en waar we op dit moment staan. Mooi om het werk van Kees (C.A.) Dunselman uit de vergetelheid te mogen halen.
Op de steigers met de bisschop van Rotterdam, mgr dr Hans van den Hende (1964), samen met Peer Houben (links), Jojanneke Post van Davique Sierschilderwerken (rode jas) en Hans Beijersbergen (rechts). Het was in meer opzichten een verrassende bijeenkomst, zoals je onder deze link kunt lezen. Het leidde ertoe dat ik 17 juli 2017 de bisschop ‘De genade van de steiger‘ ben gaan aanbieden, om daarna vol inspiratie verder te gaan met mijn onderzoek in de kathedraal.
Op deze projectpagina komt de inhoudsopgave van de items te staan over het herstel van de schilderingen van Jan en Kees Dunselman (1915-1929) in de Laurentius & Elisabeth Kathedraal van Rotterdam. Niet alleen mag ik weer op de steigers staan, ook is dit het onderwerp van mijn volgende boek: Tussen Gabriel en Michael. Vergelijkbaar met de collectie 4all in Bibliodoc, gaat het om een E-boek dat ik in opdracht van de parochie schrijf. Tijdens het onderzoek is heel wat nieuwe informatie boven water gekomen. Bijna niemand in Rotterdam wist nog dat het werk in de kalot niet van Jan Dunselman (1863-1931) was, maar van zijn 14 jaar jongere broer, Kees (1877-1937). Dat roept natuurlijk de nodige vragen op.
Of ik die allemaal in mijn boek heb kunnen beantwoorden? Dat kun je beoordelen door het E-boek te downloaden en – natuurlijk – te lezen!
Het werk van Jojanneke Post en haar team – van Davique Sierschilderwerken – was eind december 2017 helemaal klaar. Ze heeft aan de hand van ons onderzoek nieuwe schilderingen ontworpen op basis van het oorspronkelijke oeuvre van Kees Dunselman. Beetje bij beetje heb ik van dichtbij op de steiger en van veraf via foto’s het werk gevolgd. Het is heel fascinerend om zo’n proces mee te maken, want hoe vaak maak je nu mee jouw onderzoek uitmondt in een nieuw kunstwerk? En het resultaat is verbluffend.
Ga maar eens kijken naar het filmpje onder deze link.
Wordt vervolgd!
B.
Meer informatie
…
Verkorte link van dit item: http://bit.ly/LauElKat-inh
Het boek kan gedownload worden via de website van de kathedraal, het bisdom en deze site. De volledige titel luidt
Bernadette van Hellenberg Hubar, met medewerking van Jojanneke Post (Davique Sierschilderwerken) en Marij Coenen. Tussen Gabriel en Michael. De schilderingen naar Kees Dunselman in de Laurentius & Elisabeth Kathedraal te Rotterdam. Rotterdam: HH. Laurentius & Elisabethparochie, 2018.
Ben je in Rotterdam, ga de kathedraal dan eens bezoeken:
Het parochiecentrum is vrijwel iedere dag geopend tot 13:00 uur: op werkdagen vanaf 10:00 uur en zondags na de mis.
Bezoekadres: Robert Fruinstraat 36 (achterzijde kathedraal)
Voor verdere contactgegevens en bereikbaarheid met openbaar vervoer surf naar de site van de kathedraal.
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Tijdens het onderzoek naar de Paterskerk ontdekte ik deze muurschildering van Charles Eyck in de refter van het augustijnerklooster Marienburg bij de Paterskerk te Eindhoven (circa 1933). Het werk is dubbel onbekend: in het klooster wist men niet meer dat het van Charles Eyck is en in zijn tot 2014 bekende oeuvrelijst komt het niet voor. Vergelijkbaar met wat Eyck in de kapel van de kweekschool te Zeist heeft gedaan, past hij een vorm van het historisch presens toe door de de gekruisigde Verlosser te omringen met augustijnen (links) en augustinessen (rechts) in de jaren dertig. Het opschrift op de banderol luidt: Ante omnia fratres carissimi, diligatur Deus, deinde proximus (Voor alles, zeer beminde broeders, wordt God bemind en vervolgens uw naaste). Liefde is het sleutelwoord van Augustinus, zoals prachtig verwoord op de site van de orde, waar deze schildering eveneens staat afgebeeld. Aan het monumentale werk van Charles Eyck heb ik overigens veel aandacht besteed in De genade van de steiger.
Verkorte link van dit item: http://bit.ly/3kXNEYB-VanHHOrg
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Signeren tijdens de Open Monumentendag in de nieuwe Bavo, 10 september 2016. Foto Marij Coenen.
Errata
‘Waar gehakt wordt vallen spaanders’, luidt een oer-Hollands gezegde. Die spaanders nemen we hier onder de loep onder de noemer van errata (vergissingen). Vroeger bestonden die uit een los briefje in een boek, dat natuurlijk steevast kwijt raakte. Vandaag de dag kunnen we hiervoor het wereldwijde internet gebruiken. Of dat minder vergankelijk is dan zo’n strookje papier is de vraag, maar je bereikt er in eerste instantie wel meer mensen mee.
Loop je even met me mee? Dan zie meteen op welke momenten mijn hoofd tijdens het schrijven en corrigeren overliep.
p. 4: niet te geloven, maar bij de inhoudsopgave hebben we er met het hele team overheen gelezen dat bij paragraaf 4.3.6 hét Unvollendete staat. Dat moet natuurlijk zijn de Unvollendete.
p. 13: door wijzigingen op het allerlaatste moment zijn in het dankwoord twee namen weggevallen van mensen die me geweldig geholpen hebben. Dat is allereerst Carien van de Boer-van Hoogevest met wie ik archiefonderzoek heb gedaan naar de manier waarop de kathedraal kunstmatig verlicht werd. In het boek komt dat verder niet ter sprake, maar hier is het wel interessant om te vermelden dat dat van meet af met electriciteit gebeurde. Daarnaast drs David Mulder, werkzaam bij de atlas van het gemeentearchief van Amsterdam. Hij attendeerde me op die andere Unvollendete, de Willibrordus buiten de Veste te Amsterdam.
p. 27: Wies van Leeuwen attendeerde me er op dat Van Heukelom moet zijn Van Heukelum (op p. 91 staat de naam wel correct).
p. 39: Joseph Cuypers studeerde niet van 1878 tot 1882, maar van 1879 tot 1883 aan de Polytechnische School van Delft. Deze correctie heb ik ontleend aan de Joseph Cuypers Collectie op het Gemeentearchief van Roermond (GAR): voorl. nr 38 in combinatie met de ‘Biographie’ van Joseph Cuypers, voorl. nr [volgt]. Wat betreft het startjaar moet het lemma op Wikipedia aangevuld worden. Vreemd genoeg ontbreken deze jaren in het lemma van Arjen Looyenga in het Biografisch Woordenboek van Nederland. De foutieve datering kwam van een item van de archiefsite van het Nai.*
p. 43 t.h.v. noot 72: bij de Vioolstruikavond werd de ‘Gentilhomme bourgois’ of parvenu van Molière opgevoerd en niet de Tartuffe. Meer hierover is te vinden in het Spiegelend Venster van Matthijs Sanders of de Thijmbiografie van Michel van der Plas.
p. 72: De muurschilderingen van Bernard Meddens in de Willibrorduskapel heb ik verward met die van Jan van Druten in de Mariakapel (met dank aan Letty Muizelaar).
p. 269: abusievelijk staat in het bijschrijft de naam van Jan Loots, terwijl dat moet zijn Lambert Lourijsen. Ik heb de twee mozaïekmakers hier door elkaar gehaald (met dank aan Letty Muizelaar).
p. 321: bij noot 934 is een deel van de tekst weggevallen: Walle, H.J., ‘Verslag der 1057ste Gewone Vergadering, gehouden in het genootschapslokaal Hotel-Americain, Leidscheplein alhier op woensdag 15 sept 1897’, in: Architectura, Orgaan van het Genootschap Architectura et Amicitia Amsterdam 5 (1897), pp. 171-172. | http://bit.ly/ Architectura-Tresor. Deze titel ontbreekt ook in de bibliografie.
In de bibliografie ontbreekt volstrekt ten onrechte de prachtige tentoonstellingscatalogus van Gerard van Wezel van Jan Toorop (2016).
Zo zullen vast nog meer correcties en aanvullingen volgen.
Voortschrijdend inzicht en nieuwe vondsten
Behalve errata zijn er ook aanvullingen. Naar mate de tijd voortschrijdt en er meer onderzoek uit deze periode beschikbaar komt, zal het nodige aan het boek toegevoegd kunnen worden. Dat maakt me niet verdrietig, maar trots, omdat ik met dit boek een aantal nieuwe thema’s op het podium heb gezet – zoals het bewust onvoltooide ontwerp van Joseph Cuypers – die ongetwijfeld tot reflectie zullen leiden. Dat hoort allemaal bij het proces van trial and error, waarmee we de wetenschap vooruit helpen.* Om maar een voorbeeld te geven:
Door ons onderzoek in de Catharinakerk van Eindhoven in 2020 – samen met Don Rackham van Res Nova Monumenten – kwam ik uit bij een artikel van Rob van Hees over de Servaaskerk in Maastricht. Hij bespreekt daarin de koepel in de keizerzaal in de westbouw, waar zich een opmerkelijke combinatie voordoet van pendentief en tromp, die ieder afzonderlijk bedoeld zijn voor de overgang van een ‘vierkant grondplan naar de ronde basis van de koepel. In de keizerzaal begint dit constructieonderdeel als pendentief om als tromp te eindigen’.* Bij de Servaaskerk is dit vrijwel zeker nodig geweest om de overspanning van circa 8 meter te halen. Wie de afbeeldingen bij deze uitleg bekijkt, ziet dat Joseph Cuypers dit concept overgenomen heeft voor zijn koepel op de viering. Joseph kende beide Maastrichtse romaanse kerken, De O.L. Vrouwekerk en de Servaaskerk, erg goed en heeft bij de ontwikkeling van de bouwplannen voor de KoepelKathedraal ook gekeken naar de opzet van het diepe kannunikenkoor van de Servaaskerk.*
Af en toe is het ontsluiten van archiefcollecties – zoals de Joseph Cuypers Collectie – echt priegelwerk. Zo ben ik (november 2018) een hele ochtend bezig geweest om de juiste datering te achterhalen van de studietijd van Joseph Cuypers aan de Polytechnische School in Delft. Die staat fout op de oude site van het Nai en dus ook in mijn boek over de nieuwe Bavo (op p. 39): de architect volgde niet van 1878 tot 1882, maar van 1879 tot 1883 de opleiding tot ‘civiel-bouwkundig ingenieur’.* Deze correctie heb ik ontleend aan een collegedictaat in de Joseph Cuypers Collectie (voorl. nr 38) in combinatie met de ‘Biographie’ die hij in 1931 schreef (voorl. nr [volgt]). Wat betreft het startjaar moet het lemma op Wikipedia aangevuld worden. Vreemd genoeg ontbreken deze gegevens in het lemma van Arjen Looyenga in het Biografisch Woordenboek van Nederland dat zo langzamerhand integraal herschreven zou moeten worden.*
Onlangs (oktober 2017) kreeg ik toegang tot Kerkcollectie digitaal van het Catharijneconvent voor mijn E-boek over de Laurentius-Elisabethkathedraal te Rotterdam. Kerkcollectie digitaal kan sinds december 2015 geraadpleegd worden en omvat onder meer een groot deel van de vroegere inventarisaties van de opgeheven Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland. Zo ontdekte ik dat de vroegste kalligrafie van de eerste strofe van het Te Deum niet in de nieuwe Bavo zit, maar in de kapel van het bisschoppelijk paleis van Utrecht: circa 1901. Het maakt deel uit van het ontwerp van een schildering van de genadestoel (Drie-eenheid) van F.W. Mengelberg (1837-1919), uitgevoerd door zijn medewerker Nicolaas Poland (1862-1949). Niet alleen was Mengelberg in de Haarlemse kathedraal actief, maar ook lid van de katholieke kunstkring De Violier. Hij zat dus zowel in het netwerk van A.J. Callier als van Joseph Cuypers. Het verschil is wel dat de kalligrafie in Utrecht deel uitmaakt van en ondergeschikt is aan de voorstelling. In de KoepelKathedraal gaat het om een tekstband onder de vensters in de lichtbeuk die de hele kerk omvat, op de koortribune in het westen na. De verbijzondering blijft hier vooralsnog zonder weerga.
Door het onderzoek naar de schilderingen van Kees Dunselman in de Laurentius-Elisabethkathedraal te Rotterdam belandde ik – samen met Jojanneke Post van Davique Sierschilderwerken – in het Dunselmanarchief dat ligt bij Museum Amstelkring/Ons’ Lieve Heer op Solder. En wat kwam daaruit naar voren! De schilderingen rond het heilig Hartaltaar in de Urbanuskerk van Nes aan de Amstel die ik toeschreef aan architect Joseph Cuypers, blijken van Kees Dunselman te zijn!* Meteen vraag je je dan af of de heren hierover contact hebben gehad. Ze kenden elkaar immers via De Violier, waar Joseph en Jan direct na de oprichting in 1900 in het bestuur zaten. Kees werd pas relatief laat lid in 1906.* Het kleurenschema van het werk in de Urbanuskerk is in ieder geval opvallend Cuyperiaans. De foto toont centraal het heilig hartaltaar met een gesneden beeldengroep van Christus die verschijnt aan Margareta Maria Alacoque, mogelijk uit het atelier van Cuypers. Op zich is de solitaire positie van deze voorstelling al vrij bijzonder. Hierboven houden geschilderde engelen een banderol vast met de tekst: ‘Ziedaar het hart dat u zoozeer bemint’. Links en rechts zijn engelen weergegeven tussen vazen met lelies. Ze zijn geplaatst in een gotische arcade dat rust op een gesjabloneerde lambrisering. Ook op de kopmuur bevinden zich schilderingen, maar daar is geen foto van in het Dunselmanarchief.
Blijkens de jubileumkrant van de Urbanuskerk van 2016 – die ik spijtig genoeg niet meer heb kunnen raadplegen voor mijn boek – heeft Kees Dunselman hier meer werk verricht, waaronder de schilderingen aan de westkant en in de Antoniuskapel.*
Dankzij de opdracht voor de Laurentius-Elisabethkathedraal heb ik verder mijn stuk over de gebroeders Dunselman in De genade van de steiger fors aan kunnen vullen en aanpassen. Je kunt het verhaal vinden in het E-boek Tussen Gabriel en Michael (2018) dat gedownload kan worden onder deze link.
Dankzij de voornoemde jubileumkrant staat nu vast dat de tegeltableaus van de kruisweg (1904) en de doopkapel (1899) ontworpen zijn door Joseph Cuypers. De bijzondere tegelvloer met het Benedicite is echter naar ontwerp van Theo Molkenboer (1904), eveneens een van de eerste leden van de Violier en betrokken bij de Haarlemse kathedraal.*
In het kader van een ander project – #KunstinBreda – kwam ik er achter dat de manier waarop Bekkers en Meijsing in hun boek uit 1923 de kathedraal als gebouw vergelijken met het mystieke lichaam van Christus, waar alle gelovigen deel aan hebben, geïnspireerd is door de liturgische visie van de priester-theoloog R. Guardini.* Dat is in meer opzichten interessant, omdat deze man zich in de voorhoede bevond van de liturgische vernieuwing. Wat zegt dat over de situatie in Haarlem? Wat zegt dat over bouwheer en architect die immers beiden hun goedkeuring aan dit boek hebben gehecht?
Van Philip Weijers ontving ik een stuk met interessante feed back die hier op termijn een plaatsje zal krijgen.
Verder wees Harrie-Jan Metselaars me op enkele frappante overeenkomsten met de Sacré Coeur in Parijs (1871-1914). Die zijn er zeker, hoewel daar in de primaire teksten over de nieuwe Bavo geen melding van wordt gemaakt. Het lijkt me spannend om dit een keer op een rij te zetten, want Joseph Cuypers heeft de kerk in Parijs ongetwijfeld bezocht. Voorlopig blijft het nog bij deze observatie.
Wie aan dit voortschrijdend inzicht bij wil dragen is van harte welkom, of dit nu op een letterlijk niveau is, of inhoudelijk!
;-) B.
Bronverwijzingen en bibliografie
Annotatie via de * in bovenstaande tekst
De * verwijst naar de volgende bronnen en annotaties, waarvan de verkorte titels refereren aan de projectbibliografie.
Hees, Rob P.J. van. ‘Sint-Servaaskerk te Maastricht. Ontwikkelingen in de restauratievisie.’ In Plafond- en wandschilderingen. Maastricht 26 april 2013, 96. Oosterhout: WTA Nederland-Vlaanderen, 2013. https://bit.ly/3cP1NlA-Cuypers; zoekterm keizerzaal.
Voor de verwijzing naar de Maastrichtse kerken zie Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, met name pp. 90, 96, 114, 127.
Voor het belang van trial-and-error zie Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 28-31. Het fenomeen wordt op een aantrekkelijke manier over het voetlicht gebracht in dit mooie item: Groot, Corlijn de. “Waarom is fouten maken zo belangrijk?” NPO Focus, 2019. http://bit.ly/2UnBKJ8.
Joseph Cuypers, Biographie.
Het betreft de volgende titels.
Joseph Cuypers, Biographie.
Steenberg, “Joseph Cuypers“. Wikipedia.
Looyenga, “Cuijpers, Josephus Theodorus Joannes (1861-1949)”.
Nai, “Op zoek naar een eigen stijl“.
Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, p. 244. Museum Amstelkring/Ons’ Lieve Heer op Solder, Dunselmanarchief, historische foto zonder nummer. Meer informatie over het Dunselmanarchief is te verkrijgen bij conservator Robert Schillemans.
Ontleend aan “Kees Dunselman”. Wikipedia, 17 oktober 2016. http://bit.ly/2ulMo8I.
Timmermans, Huub, Margaret Timmermans, en Elly van Rooden. “125 jaar Sint Urbanuskerk – Nes aan de Amstel 1891 – 2016 – jubileumkrant”. UrbanusparochieNes.nl, 2016. http://bit.ly/2ukgf1l. In dit document zijn verschillende data opgenomen, ontleend aan het parochiearchief, waaronder werk van Kees Dunselman.
Theo Molkenboer: Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 34, 40-41, 64, 176-177; 181.
Hubar, De nieuwe Bavo te Haarlem, pp. 215-219. Melchers, Marisa, Het nieuwe religieuze bouwen, liturgie, kerken en stedenbouw, Amsterdam 2015, p. 59.
Aanvullingen op de bibliografie van het boek over de nieuwe Bavo
Bij onderstaande literatuur is de verkorte link veranderd. Er komt nog een automatische doorverwijzing, maar voortaan kunnen deze titels als volgt geciteerd worden:
Cuypers, Joseph, ‘Van hedendaagsche bouwkunst in ’t algemeen en de kathedraal van Sint Bavo in ’t bijzonder.’, in: Van Onzen Tijd 7 (1906-1907), pp. 1-16; 100-116 (i.h.b. p. 3 en p. 103): http://bit.ly/Bavo2all
Leeuwen, A. J. C (Wies) van. Alberdingk Thijm, bouwkunst en symboliek. Ohé en Laak: Cuypers Genootschap, 1989. http://bit.ly/2retpLg-VanLeeuwen.
Werkzaamheden aan het dak van de nieuwe Bavo. Foto Marij Coenen, maart 2014.
Verkorte link van dit item: http://bit.ly/2eJhLjZ
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Jan Schoonhoven (1914-1994), Leda en de zwaan (1952), Museum Prinsenhof Delft. Voor wie het verhaal niet kent, is dit item handig. Herkomst: site Museumkijker van Françoise Ledeboer (2015). Screenshot collage bvhh.nu 2018.
Een tijdje terug (in 2015) viel mijn oog op dit berichtje dat me via @ArtFollowers bereikte:
Soms zijn er van die werken die je de adem benemen, zo mooi van vorm en zo puur, dat het een genot is om naar te kijken. Zo’n werk is Leda en de Zwaan van de Delftse kunstenaar Jan Schoonhoven. ((José van der Wegen op kunst.blog.nl))
Dat maakte me erg nieuwsgierig, vooral omdat het hartverwarmend is als critici weer eens ongegeneerd hun enthousiasme durven te uiten. En het is ook een fantastisch werk, alleen al uit het oogpunt van compositie en kleurgebruik. Waar eindigt de zwaan en begint de vrouw en wie bevrucht wie in deze interactie tussen uitwaaierende stroken en centrale cirkel/hoekige vorm? Zien we hier spermatozoïden tot de eicel doordringen in een kosmische setting waarin alles om de cyclus van leven en dood draait? Het zou fascinerend zijn om daar meer over te weten, vooral omdat het werk een buitenbeentje lijkt in het oeuvre van deze kunstenaar. ((Vergelijk de mooie blog hierover van Françoise Ledeboer van Museumkijker. Voorts het betreffende lemma op Wikipedia. Onderzoek via Delpher leverde geen treffers op van dit werk van Schoonhoven.)) Nu viel me in de blog van José van der Wegen nog iets anders op: dit bijzondere werk is namelijk van linoleum gemaakt.
Wat typisch dat Jan Schoonhoven hiervoor koos ((Voor Jan Schoonhoven zie ook de database van RKD)). Je zou haast denken dat dat op dat moment een nieuw medium was, maar niets is minder waar. Bij het onderzoek voor De genade van de steiger kwamen Angelique Friedrichs van de SRAL en ik erachter dat de beroemde Bossche Wanden van Antoon Derkinderen uit de late negentiende eeuw in Nederland tot de vroegste experimenten behoren met deze nieuwe drager. ((Hubar, Bernadette van Hellenberg, Angelique Friedrichs en Gerard van Wezel, De genade van de steiger, monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, Amersfoort-Zutphen 2013, pp. 51; 100; 104. Dit boek kwam tot stand in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).)) Wat Leda en de zwaan echter héél anders maakt, is dat linoleum hier niet de drager is, maar het artistieke uitdrukkingsmiddel. Restaurator Evelyne Snyders, die het werk heeft hersteld, vertelde me dat Schoonhoven koos voor ‘een collage van verschillende kleuren linoleum (‘marmoleum’ om precies te zijn) verlijmd op een multiplex drager’. ((Mail van Evelyne Snyders d.d. 21 juli 2014.))
Dit ongewone gebruik heeft Schoonhoven in zekere zin gemeen met de monumentale kunstenaars van rond 1900. Men kampte toen met het probleem dat direct op de muur schilderen in het Nederlandse klimaat veel risico’s met zich meebracht. Was dat nog niet zo’n ramp voor de gesjabloneerde decoraties – die waren immers eenvoudig reproduceerbaar – voor de figuratieve unica lag het heel anders. Vandaar dat men met allerlei soorten doek experimenteerde, maar ook met hard- en zachtboard, eterniet en linoleum. Vooral Jan Dunselman, voor wiens technische vaardigheid Derkinderen grote bewondering had, heeft van die laatste drager veel gebruik gemaakt. Wie kent niet zijn prachtige kruisweg in de Nicolaaskerk van Amsterdam. ((Hubar, De genade van de steiger, pp. 184-186.)) Als je zijn fijne penseel vergelijkt met de collage van Schoonhoven had het verschil haast niet groter kunnen zijn. Bien étonnés de se trouver ensemble lijkt de moraal.
Jan Dunselman schilderde onder meer de kruisweg van de Nicolaaskerk te Amsterdam op linoleum (1891-1898). Herkomst: Genade van de steiger, detail van p. 188 (Voor een groter beeld klik op de afbeelding). ((Hubar, De genade van de steiger, p. 188. Voor een groter beeld klik op de afbeelding.))
Nu is het werken met linoleum één ding, maar het instandhouden weer iets heel anders. Dat geldt sowieso voor al die nieuwe materialen en technieken waarmee men vanaf circa 1900 aan de slag ging. Vandaar dat Angelique Friedrichs hierover een speciaal hoofdstuk heeft geschreven voor De genade van de steiger. Het accent hierin ligt vooral op het onderzoek naar technieken als fresco en keim, waarin baanbrekende vondsten zijn gedaan. Wat betreft de problematiek van het linoleum zijn er al wel veel praktijkervaringen, maar is nog niet zoveel publiek vastgelegd. ((Wat betreft het werk op linoleum van Dunselman in de Agathakerk te Lisse heb ik bij De genade van de steiger mogen profiteren van het restauratieverslag van Rob Bremer en Wil Werkman.)) Op dat punt is de casus van de restauratie van Leda en de zwaan een welkome aanvulling. ((Schoonhoven’s Leda en de Zwaan is weer terug | Blog Museum Prinsenhof.)) Nu dit oeuvre duurzaam behouden is, lijkt de tijd rijp om het toe te voegen aan de indrukwekkende canon van kunstwerken – variërend van de klassieke oudheid tot Leonardo da Vinci en van de barok tot Gustav Klimt en Jan Sluijters – die Leda en de zwaan tot onderwerp hebben. ((Voor een overzicht zie tijdruimte.nl.)) De versie van Schoonhoven is te bezichtigen in Museum Prinsenhof.
B. ((Met dank aan Evelyne Snijders, die me feedback geef op de eerst versie van dit bericht. Hierdoor was het mogelijk om enkele omissies te corrigeren. Dit item kan geciteerd worden als: Hubar, Bernadette van Hellenberg, ‘Schoonhoven’s Leda en de zwaan’, op: Vanhellenberghubar.org: http://wp.me/p4eh3s-HT | http://bit.ly/1Ot7F5S (2014-2018).))
Om te printen, te delen of te mailen, klik hieronder op 'Delen'.
Onze website gebruikt cookies voor een optimale ervaring. VanHellenbergHubar.Org vraagt de gebruiker om hiermee akkoord te gaan door op 'Accept' te klikken.AcceptRead More
Privacy en cookies ingevolge de AVG
Privacy Overview
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may affect your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.